6
66
66
6
66
6
666
666
666666
666 666
6 6666
6666666
666666
6666
6 6 6666
6666
666666
6666666
6666666
6666666
66
6
6
6
6
666666
6666 6666
6
6 6666??
partners
CEMENT 6 2025 ?1
Inhoud
Vakblad over betonconstructies 2?CEMENT?6 2025
48 Grote vriendelijke
reuzenvilla
Door de facetvormen en het licht-
grijze beton gaat villa Sleeping
Giant in Killiney, Ierland, mooi op
in het omliggende landschap.
54 Plafond- en koploper-
waarden voor duurzaam
beton
De constructeur speelt een cruciale
rol bij de toepassing van de plafond-
en koploperwaarden ter beperking
van de milieu-impact van beton.
58 Twee werelden, één leerpad
Al bijna twntig jaar samenwerking
Betonvereniging en Bouwen met
Staal op het gebied van opleidingen.
Artikelen
6 Circulaire en modulaire
boogbrug
Een studie naar modulaire boog-
bruggen uit gerecyclede en lage-
emissiematerialen voor fiets- en
voetgangersverkeer.
22 Waarom onderwaterbeton-
vloeren (soms) scheuren
Opgelegde vervormingen ten gevolge
van temperatuurveranderingen in
onderwaterbetonvloeren.
34 Dwarskrachtcapaciteit van
beton met basaltbeugels
Experimenteel onderzoek naar de
bijdrage van beugels van basalt-
vezelcomposiet aan de dwarskracht-
capaciteit.
6 18
Foto voorpagina:?Proefstuk in onderzoek naar dwarskrachtcapaciteit beton met basaltbeugels
COLOFON
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel
van het kennisplatform Cement, een uitgave
van Aeneas Media bv in opdracht van het
Cement&BetonCentrum.
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8,
Ruimte 4125, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie prof.dr.ir. Max Hendriks (hoofd-
redacteur), ir. Maartje Dijk, ir. Paul Lagendijk,
ir. Jacques Linssen, ir. Cindy Vissering, ing. Henk
Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),
ing. Dick Bezemer, ir. Geoffrey van Bolderen,
prof.dr.ir. Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf,
ir. Tom Diks, ir. Maikel Jagroep, ir. Lise Jansen,
ir. Hans Kooijman, ing. Michael van Nielen PMSE,
ir. Paul Oomen, ir. Dirk Peters, ir. Ruud van der
Rakt, ir. Paul Rijpstra, ir. Dick Schaafsma,
ing. Roel Schop, dr.ir. Raphaël Steenbergen,
prof.dr.ir. Kim van Tittelboom, ir. Rob Vergoossen,
dr.ir. Rutger Vrijdaghs, prof.ir. Simon Wijte
Uitgever/vakredacteur ir. Jacques Linssen
j.linssen@aeneas.nl, T 06 10333180
Planning, coördinatie & eindredacteur
Hanneke Schaap, h.schaap@aeneas.nl,
T 073 205 10 19
Ontwerp daily creative agency,
Miranda van Agthoven
Vormgeving daily creative agency,
Maarten Bosch
Community manager & media-advies
Martine Geeratz, m.geeratz@aeneas.nl,
073 2051010
Klantenservice klantenservice@aeneas.nl
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke
toestemming.
Lidmaatschappen 2025 Kijk voor meer
informatie over onze lidmaatschappen op
www.cementonline.nl/lidworden of neem
contact op via klantenserice@aeneas.nl of
073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van
het blad, zijn redactie en uitgever van Cement
niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke
aard ook, van handelingen en/of beslissingen
gebaseerd op de informatie in deze uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang
hebbenden kunnen contact opnemen met de
uitgever.
ISSN 0008-8811
CEMENT 6 2025 ?3
Curriculum vitae betekent
letterlijk levensloop. Ieder mens
is uniek en loopt een eigen
levenspad. Zo ook de con-
structeur; we zijn gelukkig net
mensen. Hoe verloopt het leven
van een constructeur? Laat ik
op deze manier eens naar de
inhoud van deze Cement kijken.
Allereerst, we hebben iets
nieuws, de eerste aflevering van
'De toekomstige constructeur'.
Als spin-off van de rubriek 'De
jonge constructeur' maken
we in deze rubriek kennis met
studenten Civiele Techniek,
Bouwkunde of Built Environ-
ment. In levenslooptermen: we
zijn getuigen van de geboorte
van een constructeur.
Stefan Teeuwen is al enkele
maanden student af en trak-
teert ons in deze Cement op
zijn afstudeeronderzoek over
de dwarskrachtcapaciteit van
beton met basaltbeugels. Voor
deze jonge constructeur zal
een leven lang leren centraal
staan. Over leren gesproken,
De CV van een
constructeur
we besteden aandacht aan de
samenwerking tussen de Be-
tonvereniging en Bouwen met
Staal op het gebied van op-
leidingen. Al bijna twintig jaar
bundelen deze organisaties hun
krachten in een reeks praktijk-
gerichte opleidingen voor (aan-
komende) constructeurs. En
dan Johan Bolhuis, de lijst met
projecten waar hij bij betrokken
is geweest is indrukwekkend. Hij
illustreert in de nieuwe rubriek
'Weer wat geleerd' dat je echt
nooit uitgeleerd raakt. Al dat
leren leidt tot ontwikkeling.
Niet iedereen hoeft Construc-
teur van het Jaar of Koploper
Duurzaamheid te worden. Toch
is het mooi om juist van hen te
lezen over het belang en de rol
van een coördinerend con-
structeur of over de rol van de
constructeur bij beperken van
de milieu-impact.
Op woensdag 10 september
is René Sterken overleden. De
redactie van Cement verliest
in hem een kundig en geliefd
persoon, een gangmaker tij-
dens de redactievergaderingen.
Het is hem helaas niet gege-
ven ons ook na zijn pensioen
te verblijden met zijn kennis,
creativiteit en scherpte. Terwijl
je dat laatste iedere construc-
teur zou toewensen, René in het
bijzonder.
Max Hendriks
Voor reacties: cement@aeneas.nl
34
En verder
16 Goede normen: kiezen of
delen
Column Maurice Hermens.
18 Variatie thermische
uitzettingscoëfficiënt
Weer wat geleerd (1).
46 Bewakers van constructieve
veiligheid
Constructeur van het Jaar Rob
Doomen over het belang en de rol
van een coördinerend constructeur.
62 Gelezen in Structural
Concrete 26/4
Een samenvatting van de meest
aansprekende papers, met als thema
ultradunne schaalconstructies van
prefab voorgespannen UHSB.
66 De toekomstig constructeur
Cas van den Biggelaar van Hoge-
school Rotterdam vertelt over zijn
afstudeerproject en zijn toekomst-
verwachtingen.
68 Betonnen sandwich gevel-
elementen berekend
Rekenen in de praktijk (29).
4?CEMENT?6 2025 Aan dit nummer van Cement werkten mee:
auteurs
ing. Cas van den Biggelaar
Student Hogeschool
Rotterdam
p. 66 ? 67
dr.ir. Gustaaf Bouquet
p. 22 ? 32
ir. Friso Janssen
Goldbeck Nederland
p. 68 ? 72
ir. Maurice Hermens
Haskoning
p. 16 ? 17
ir. Peter Eigenraam
TU Delft / ENS Engineers,
Glass & Swinging Structures
p. 6 ? 15
em.prof.ir. Rob Nijsse
TU Delft / ENS Engineers,
Glass & Swinging Structures
p. 6 ? 15
ir. Ate Snijder
TU Delft / ENS Engineers,
Glass & Swinging Structures
p. 6 ? 15
ir. Nick Vervoort
Heijmans
p. 54 ? 57
ir. Johan Bolhuis RO
Besix Nederland
p. 18 ? 21
ir. Rob Doomen RO
Pieters
p. 46 ? 47
ing. Niki Loonen
TBI
p. 54 ? 57
ir. Kirsten Hannema
Freelance architectuurjournalist
p. 48 ? 53
ir. Pieter Schoutens
Witteveen+Bos
p. 34 ? 44
ir. Stefan Teeuwen
Witteveen+Bos
p. 34 ? 44
In Memoriam
René Sterken
Op woensdag 10 september is
René Sterken, na een lange en
vervelende ziekte, overleden.
Constructief Nederland verliest
in hem een kundig en bovenal
zeer geliefd persoon. René werd
65 jaar.
René was hoofd Ontwerp &
Engineering bij BAM Advies &
Engineering. Sinds 2005 was hij
lid van de redactie van Cement.
In die tijd heeft hij nauwelijks
een vergadering gemist, hij deed
er altijd alles aan om erbij te
kunnen zijn. Door zijn grote vak
-
kennis, uitgebreide netwerk en
creatieve ideeën was zijn rol in
de redactie onmiskenbaar.
Moeiteloos lardeerde hij zijn
scherpe meningen met goed
getimede humor en relativisme.
We herinneren zijn betrokken
-
heid, enthousiasme en optimis-
me, tot de laatste momenten
van zijn leven.
Cement was bij lange na niet de
enige activiteit van René buiten
BAM. Zo was hij een van de
initiatiefnemers en drijvende
krachten achter het Kennispor
-
taal Constructieve Veiligheid
(KPCV). Zijn gedrevenheid om
de constructieve veiligheid in
Nederland naar een hoger plan
te brengen was groot. René was
jarenlang docent Uitvoerings
-
techniek in de Masteropleiding
Constructief Ontwerpen en was
actief bij het Constructeursregister.
Wij zullen René blijvend missen
en koesteren de mooie herinne
-
ringen aan hem als mens, zo fijn
en dierbaar. Wij wensen zijn
nabestaanden veel sterkte toe
bij het verwerken van dit grote
verlies.
Redactie van Cement
Met een lidmaatschap kun je inloggen
op de website en heb je toegang tot alle
beschikbare CROW-CUR Aanbevelingen.
Interesse?
Vraag een lidmaatschap aan via www.cur-aanbevelingen.nl
of neem contact op met onze klantenservice 073-205 10 10
Maak jij regelmatig
gebruik van
CUR?Aanbevelingen?
Circulaire en
modulaire boogbrug
Studie naar modulaire boogbruggen uit gerecyclede en
lage-emissiematerialen voor fiets- en voetgangersverkeer
1 Gerealiseerde Circular Arch Bridge op de campus van de TU Delft. Aan de uiteinden zijn geprinte elementen zichtbaar,
die de 'Menhirs' zijn gaan heten. Ze brengen de balustradekabels op hoogte en vormen minikeerwanden
aan weerszijden van het pad naar de brug (foto: Robert Kroonen)
1
6?CEMENT?6 2025
Bogen
De ingenieurs van de Klassieke Oudheid, de
Romeinen, bouwden het liefst bogen. De
honderden boogbruggen en aquaducten ge-
tuigen daarvan. De reden? Een boog draagt
vrijwel alleen op drukspanningen. Steen-
achtige materialen kunnen uitstekend hoge
drukspanningen aan.
Een balk of vloer neemt weliswaar
weinig ruimte in, maar moet belastingen op
de vloer/balk via een ingewikkeld samenspel
van druk-, schuif- en trekspanningen naar
de oplegpunten leiden. Dit is een weinig eco-
nomische bouwwijze. Mits goed gedimensio-
neerd en uit een goede kwaliteit materiaal
opgebouwd, kan een boog tot in lengte van
jaren goed blijven functioneren, zonder al
te veel onderhoud. De vele, nog aanwezige
Romeinse boogbruggen en aquaducten ge-
tuigen hier al 2000 jaar van (foto 2). Over
duurzaam bouwen gesproken!
Figuur 3 illustreert het effect van
boogwerking op het materiaalgebruik. Bij
een booghoogte (pijl) van 1/5 van de over-
spanning is de boogwerking optimaal. Het
materiaalgebruik daalt met een factor 4 ten
opzichte van een zuivere buigligger.
Er zit echter een addertje onder het
gras: een boog leidt tot zogenoemde spat-
krachten (zijdelingse krachten) op de opleg-
gingen. Deze spatkrachten hebben een hori-
zontale component die bij niet-plaatsvaste
oplegpunten kunnen zorgen voor vervelen-
de bewegingen van de oplegpunten en uit-
eindelijk zelfs het instorten van de boog.
Ook is het lopen of fietsen over de ideale
boog (verhouding 1 op 5) niet makkelijk.
Praktisch gezien is een verhouding van
maximaal 1 op 10 nodig, wat leidt tot grotere
spatkrachten dan bij een verhouding van 1
op 5. Dit alles betekent dat boogbruggen
voor fiets- en voetgangersverkeer grote hori-
zontale krachten op de opleggingen zullen
uitoefenen.
Idealiter zou een trekstangverbinding
tussen de twee oplegpunten de beste con-
structieve oplossing zijn, maar dat is in veel
gevallen praktisch niet mogelijk. Een rotsbo-
dem voor het opnemen van de grote funde-
ringskrachten zou ook welkom zijn, maar is
in Nederland niet aanwezig. Daarom zijn er
in de Nederlandse (moeras)bodem schoor-
palen nodig om de horizontale krachten te
kunnen opnemen. Dit leidt tot horizontale
verplaatsing van de funderingsblokken, een
belangrijk punt van onderzoek naar de
boogbrug. Hierover later meer.
Modulaire en circulaire bruggen
Deze voor- en nadelen van een boogbrug
waren een belangrijk vertrekpunt in de stu-
die naar een innovatief concept voor fiets-
en voetgangersbruggen, die de TU Delft en
ENS engineers samen hebben uitgevoerd.
Bewust van deze voor- en nadelen is geko-
zen voor een boog als basisvorm. Ook circu-
lair bouwen was een doelstelling. Dit bete-
kent: bouwen met zo min mogelijk afval,
constructies die eenvoudig te demonteren
zijn en 100% hergebruik van het materiaal.
EM.PROF.IR. ROB
NIJSSE
TU Delft /
ENS Engineers, Glass &
Swinging Structures
IR. PETER
EIGENRAAM
TU Delft /
ENS Engineers, Glass &
Swinging Structures
IR. ATE SNIJDER
TU Delft /
ENS Engineers, Glass &
Swinging Structures
auteurs
Op The Green Village, het fieldlab voor duurzame innovatie van de TU Delft, is een
studie uitgevoerd naar een innovatief concept voor fiets- en voetgangersbruggen.
De studie heeft geresulteerd in een duurzame boogbrug, de Circular Arch Bridge,
opgebouwd uit modulaire, herbruikbare betonnen blokken.
CEMENT 6 2025 ?7
Een andere belangrijke onderliggende ge-
dachte is dat we moeten proberen voor de
'eeuwigheid' te bouwen, dus geen roestvor-
ming, rot, vermoeiing, kruip en andere as-
pecten die de levensduur negatief beïnvloe-
den. Deze uitgangspunten hebben geleid tot
de Circular Arch Bridge, opgebouwd uit
modulaire, herbruikbare blokken (fig. 4).
Beton is in feite een ideaal materiaal
om voor de 'eeuwigheid' te bouwen. Een be-
langrijke randvoorwaarde: geen wapening
in de blokken en zeer goed toezicht op de
uitvoering. Zo wordt beton het nieuwe na-
tuursteen. Probleem blijft de CO
2
-productie
tijdens het vervaardigen van cement. Maar
wat betekent dat als we bruggen maken die
2000 jaar mee kunnen gaan? Een ander
belangrijk gegeven: gedegen uitgevoerd
beton behoeft vrijwel geen onderhoud. Hier-
mee zal de totale som kosten van bouwen en
onderhoud over 2000 jaar zeer positief uit-
vallen.
Duurzaam, modulair, circulair
Voor de brug waren drie aspecten van be-
lang: duurzame materialen in een modulaire
vorm voor een circulaire toepassing.
Duurzaam: De bouwblokken zijn van
duurzame (rest)materialen gemaakt. Door
het constructieve principe van de boog toe
te passen zijn de blokken onderhevig aan
relatief lage drukspanningen. Dit betekent
dat de blokken niet gewapend hoeven te
worden.
2 Brug van Alcántara, een Romeinse boogbrug, zo'n 2000 jaar oud
3 Materiaalgebruik bij boogbruggen met verschillende hoogte (bron: dictaat Draagconstructies II van de TU Delft Bouwkunde)
4 Concept Circular Arch Bridge
THE GREEN VILLAGE
The Green Village is een regelluw 'open-
lucht-laboratorium' van de TU Delft met
een focus op de gebouwde omgeving,
waar getest kan worden op wijk-, straat-
en gebouwniveau. Onderzoekers,
studenten, start-ups, ondernemers en
overheden werken er aan diverse inno-
vatieopgaven op het gebied van drie
thema's: Duurzaam bouwen en renove-
ren, Toekomstig energiesysteem en
Klimaatadaptieve stad. The Green
Village helpt innovatieve partijen te
versnellen van theorie naar praktijk.
2
3
4
8?CEMENT?6 2025
Modulair: Met een beperkt aantal ver-
schillende standaardvormen van de blokken
kunnen bruggen van verschillende afmetin-
gen worden gebouwd. Voor deze studie zijn
overspanningslengtes tussen 5 en 24 m mo-
gelijk. Dit dekt het gros van de fiets- en voet-
gangersbruggen in Nederland.
Circulair: Met de blokken wordt een brug
opgebouwd met de techniek van het droog-
stapelen (dry assembly). Deze techniek ge-
bruikt geen lijm of cement; de speciale vorm
van de blokken en de boogwerking in de
constructie maakt dit mogelijk. Droog gesta-
pelde constructies zijn geschikt om herhaal-
delijk te assembleren en de-assembleren.
Door deze mogelijkheid tot direct hergebruik
is het bouwsysteem circulair.
Uitwerking
De grootte van de modulaire bouwblokken
is gebaseerd op het uitgangspunt dat ze met
een eenvoudig heftoestel kunnen worden
verplaatst. De eis van circulariteit leidt ertoe
dat er geen lijm of specie tussen de blokken
kan worden gebruikt. Immers bij het weer
uit elkaar halen van de boogbrug mag er
geen belemmering worden ondervonden of
schade aan de blokken ontstaan. Dankzij de
constructieve boogwerking is dit geen pro-
bleem. Alles wordt door de drukkracht in de
boog tegen elkaar aangedrukt. De breedte
van de boogbruggen is in feite onbeperkt.
De modulaire bouwblokken moeten
voor de stabiliteit wel in verband worden
gelegd. Daarom moeten er voor de randen
halve modulaire blokken worden gemaakt
(fig. 5). Het ontwikkelde concept gaat uit van
een breedte van 1,6 m tot 6,4 m.
Vanwege de maattoleranties van de
blokken moeten ze vanaf de buitenkant
naar het midden worden gestapeld. Zo ont-
staat er in het midden een voeg die wel met
specie wordt opgevuld (fig. 6). Op deze wijze
kan elke maatafwijking worden opgevangen.
Gebruikte materialen
Door de boogwerking en het feit dat de brug
vooral op druk wordt belast, kan een
5 Stapeling van een circulaire boogbrug (in de huidige opzet) met in de breedte verspringende voegen voor de stabiliteit
Bij een
booghoogte van
1/5 van de
overspanning is
de boogwerking
optimaal
5
CEMENT 6 2025 ?9
relatief laagwaardig materiaal worden toe-
gepast. In de studie ging aandacht uit naar
het gebruik van secundair materiaal voor de
blokken. De volgende materialen kwamen in
aanmerking:
1?Circuton (beton met gemalen hergebruikt
beton)
2?Geopolymeerbeton
3?Gerecycled glas
4?Baggerspecie verwerkt met cement
7
6
6 Opzet modulaire boogbruggen met overspanningen variërend van minimaal 5 tot maximaal 24 m
7 Experimentele glazen boogbrug beproefd tot bezwijken in het Stevin lab. De boogbrug vertoont na bezwijken een
duidelijk robuust karakter (foto: Mike Aurik)
5?Hergebruik van hoogwaardige kunststof
6?Hergebruik van keramische materialen
zoals bakstenen, dakpannen en sanitair
7?Natuursteen
Na bestudering en beproevingen vielen
baggerspecie en kunststof af. Dit vanwege de
vorstbestendigheid en drukspanningscrite-
ria. Gerecycled glas voldeed wel aan deze
criteria. Dit materiaal is dan ook verder
10?CEMENT?6 2025
Vorm van de blokken
Behalve drukkrachten ten gevolge van de
boogwerking krijgen de blokken ook te ma-
ken met dwarskrachten, die leiden tot het
gevaar van afschuiving. Daarom is een
S-vormige voeg ontwikkeld. Deze vorm voeg
roept passingsproblemen op. De diverse
blokken zullen nooit allemaal goed in elkaar
passen. Daarom is ervoor gekozen de rechte
delen van de S-vormige voeg zo vlak moge-
lijk te maken en de tolerantie te vinden in de
S-vorm. Ter voorkoming van piekspannin-
gen was het nodig een relatief zacht en Vanwege de
schuif-/dwars-
krachten is een
S-vormige voeg
ontwikkeld
8 Afschuiving in de voeg is voorkomen door voor een S-vormige voeg te kiezen. Maatafwijkingen zijn opgevangen
met los vulmateriaal in de voeg
BIJDRAGEN
Voor de daadwerkelijke bouw van de brug
is naast subsidie vanuit het Campus Inno-
vation Fund mogelijk gemaakt door bijdra-
gen van een aantal organisaties (tabel 1).
onderzocht. Met gerecycled glas zijn S-vor-
mige blokken gemaakt op de TU Delft (foto 7).
Hiervan is een kleine boogbrug vervaardigd
en door masterstudent Mike Aurik voor zijn
afstuderen beproefd. De glazen boogbrug
voldeed uitstekend aan alle eisen maar viel
uiteindelijk om financiële redenen toch ook
af. Uiteindelijk is voor de blokken aan de uit-
einden geoplymeerbeton toegepast. Voor het
volgende gedeelte is Circuton toegepast en
in het midden bakstenen van gerecyclede
keramische materialen.
Tabel 1?Verschillende bijdragen binnen de samenwerking
Organisatie Bijdrage Contactpersoon
ENS engineers Constructief ontwerp en berekeningenAte Snijder
Restruct TU Delft Onderzoek en concept ontwikkeling Rob Nijsse
CRE TU Delft Financiering en projectbegeleiding Sem Boersma
The Green Village Onderzoekslocatie en eindgebruiker Tim Jonathan
SQAPE Leveren geopolymeerbeton Jordi van Heerikhuizen
A Jansen Storten geopolymeer blokken Bert Busgen
C2CA en GBN Leveren Circuton materiaal Frank Rens
Strukton Prefab Gieten Circuton blokken Enis Memic
Zilverschoon Randwijk Productie keramische blokken André Bleumer
BAM Projectmanagement Bas de Jong
GKB Uitvoering Jaco van Herk
4Risk Meetsensoren Dennis de Kruif
Beamix 3D-printen 'Menhirs' (foto 1) Pieter Bakker
8
CEMENT 6 2025 ?11
elastisch materiaal tussen de blokken te
leggen, als een 'demontabel' voegmateriaal
(fig. 8). In de contactvlakken is voor een ma-
teriaal met een duidelijk hogere elasticiteits-
modulus gekozen. Hierdoor wordt de nor-
maalkracht in de boog doorgegeven in de
rechte contactvlakken aan de boven- en
onderkant van de boog en niet via de 'buik'.
Berekening
De boogconstructie is berekend met het ein-
dige-elementenprogramma DIANA FEA. Het
was noodzakelijk om een fysisch- en geome-
trisch niet-lineaire analyse uit te voeren. De
fysische niet-lineairiteit was vereist om de
krachtswerking in de voegen tussen de blok-
ken correct te kunnen modelleren. In de
voegen moeten drukspanningen en in be-
perkte mate ook schuifspanningen worden
doorgegeven, maar geen trekspanningen.
Het geometrisch niet-lineaire aspect
heeft betrekking op het tweede-orde-effect
dat opspeelt in een vlakke boog waarin grote
drukkrachten optreden. In figuur 9 is een
sterk overdreven vervorming getoond, zodat
het openen van de voeg goed te zien is. Ook
zijn de spanningsdiagrammen in de voegen
interessant, omdat daaruit afgelezen kan
worden hoe de druklijn door de boog loopt.
Door het relatief hoge eigen gewicht
van de constructie blijft de druklijn van de
boog niet alleen bij een symmetrisch belas-
ting, maar ook bij een asymmetrische belas-
ting binnen de hoogte van de blokken. Zo-
doende blijft er altijd inwendig evenwicht in
de doorsnede.
Landhoofden?Een ander kritisch bezwijk-
mechanisme is het te veel wijken van de
landhoofden door de spatkrachten. Ook dit
is in de berekeningen gesimuleerd. Hieruit
kon worden geconcludeerd dat een maxi-
male horizontale verplaatsing van 10 mm
per landhoofd kan worden toegestaan. Bij
overschrijden van deze waarde zijn maat-
regelen nodig, zoals het aanbrengen van
trekstangen. Voor de experimentele brug op
de TU Delft wordt daarom anderhalf jaar
lang continu gemeten hoe groot de horizon-
tale afstand tussen de landhoofden is, zodat
tijdig kan worden ingegrepen. Met de meet-
gegevens worden de gebruikte modellen zo
nodig bijgesteld.
Druklijn?Door de horizontale verplaatsing
van de landhoofden zal de druklijn een
nieuw evenwicht maken in een lagere posi-
tie. In het rekenprogramma DIANA is dit
geanalyseerd door het openen van de kieren
tussen de blokken toe te staan. In figuur 9
is dit goed te zien. De figuur toont de drie
eerste blokken en de vier eerste voegen bij
de linker oplegging. Een opgelegde verplaat-
sing van de oplegging naar links (negatieve
x-richting) laat de (denkbeeldige) druklijn
zakken en er ontstaat een zichtbare kier
De boogcon-
structie is
berekend met
DIANA FEA
9
9 Resultaat van een analyse waarin het 'kieren' van een voeg te zien is en het spanningsdiagram in de voeg 12?CEMENT?6 2025
tussen de oplegging en de eerste steen. In de
voegen tussen de blokken is het spannings-
diagram getekend. Hier is uiteraard alleen
druk mogelijk. Het verloop van de (denk-
beeldige) druklijn kan gevonden worden
door in gedachten een lijn te trekken, die
steeds door het zwaartepunt van de span-
ningsdriehoek in de voegovergang loopt.
Realisatie
Voor een groot deel van de blokken is rest-
beton gebruikt. Betonwagens terugkerend
van een grote stort met geopolymeerbeton
in de haven van Rotterdam, hadden veelal
nog een restant beton in de molen zitten.
Voor het storten van de blokken zijn mallen
klaargezet bij de betoncentrale (fig. 10).
Voor de montage van een boog, opge-
bouwd uit losse blokken, zijn er twee moge-
lijkheden. De eerste is het bouwen van een
tijdelijke ondersteuningsconstructie (een
zogenoemd formeel), waarop de boog wordt
gestapeld. Als de boog 'gesloten' is kan de
hulpconstructie worden verwijderd (en later
hergebruikt). De tweede methode is bouwen
op het land, dichtbij de beoogde locatie. Als
de boog 'gesloten' is, worden tijdelijke
trekstangen aangebracht. De boog met
trekstangen is zodoende stabiel en kan op
zijn plaats worden gehesen (fig. 11). Bij The
Green Village in Delft is gekozen voor de
laatste variant. Echter voor iedere bouwlo-
catie zal hier een nieuwe afweging voor
moeten worden gemaakt.
Voor demontage en hergebruik wordt
een tijdelijke steunconstructie aangebracht,
waarna de modulaire blokken kunnen wor-
den losgehaald. De blokken kunnen tijdelijk
worden opgeslagen of naar een andere loca-
tie worden gebracht voor directe toepassing
(fig. 12). De brug in Delft zal in ieder geval
5 jaar blijven staan.
11
10
10 Restbeton wordt tot nieuwe blokken voor de circulaire boogbrug verwerkt
11 Assemblage en inhijsen van de boog
CEMENT 6 2025 ?13
Toepassingen
Het concept is in feite toepasbaar voor iedere
opdrachtgever die een circulaire, modulaire
boogbrug wil. Op basis van gegevens van de
ondergrond op de beoogde bouwlocatie en
de aansluitende wegen, kan de juiste boog-
vorm en uitvoeringswijze worden bepaald.
Met een speciaal voor dit traject ontwikkelde
configurator kan worden berekend hoeveel
en welke vormen blokken nodig zijn. Op
basis van deze opbouw wordt meteen een
constructieve berekening conform alle
geldende normen gemaakt. De uitgekozen
blokken worden van het opslagterrein naar
de bouwlocatie getransporteerd. Daar wordt
de boogbrug op een van de twee eerder aan-
gegeven bouwwijzen opgebouwd. Tussen
opdracht en bouwen hoeft slechts één week
te zitten. De werkelijkheid zal wel wat weer-
barstiger zijn.?
12 Direct hergebruik van de blokken in een nieuwe brug
13 Bouw van de Circular Arch Bridge (foto: Robèrt Kroonen)
12
13
VIDEO
Bekijk ook de video over
de circulaire en modulaire
boogbrug.
14?CEMENT?6 2025
14 Brug vol mensen (foto: Tim Jonathan)
15 Team van de Cirular Arch Bridge na ontvangst van de Cobouw Innovatie Award 2024
AWARD
De hier gepresenteerde studie
is een mooie methode om cir-
culaire, modulaire en duurzame
boogbruggen te bouwen. De
jury van Cobouw Innovatie
Award dacht er ook zo over. Op
26 november 2024 ontving het
concept van de Circular Arch
Bridge de Cobouw Innovatie
Award (foto 15).
14
15
CEMENT 6 2025 ?15
16?CEMENT?6 2025
column
Ik hoor in de constructeurswereld regelmatig kritiek op de
Eurocodes.
Dat de normen veel te ingewikkeld zijn. Dat ze te conser-
vatief zijn. Of dat ze innovatie in de weg staan. Het roept de vraag op:
Wat zijn goede normen?
Voor mij zijn dat normen waarmee veilige én efficiënte con-
structies ontworpen kunnen worden. Ze zorgen voor een gelijk speel-
veld. Ook de ease-of-use is belangrijk. En juist daar zit een spannings-
veld. Als het genormeerde probleem eenvoudig is, kan ook de norm
eenvoudig zijn. Maar als een complexe werkelijkheid te simpel wordt
voorgesteld, kan die vereenvoudiging nooit alle mogelijke gevallen
precies benaderen. Dan moet een insteek gekozen worden waarbij
ook het maatgevende geval gedekt wordt. Maar dat leidt tot zwaar-
dere constructies dan voor de meeste andere situaties strikt noodza-
kelijk. En anderzijds: als je alles heel nauwkeurig wilt beschrijven, dan
moet je alle situaties en randvoorwaarden meenemen. En dat maakt
de norm per definitie complexer. Het is simpelweg niet mogelijk om
'1/8q l
2
'-niveau normbepalingen te hanteren en tegelijkertijd niet-con-
servatief te zijn voor veel typen balken met verschillende randvoor-
waarden.
Neem de nieuwe generatie Eurocodes. Daar is ease-of-use een
belangrijk speerpunt geweest. Tegelijkertijd zijn de normen in omvang
gegroeid. Logisch, want er zijn meer situaties in opgenomen en er
worden genuanceerdere rekenmethodes geboden. Meer toepassings-
mogelijkheden, maar ook meer pagina's. Dus de vraag is of de nor-
men ingewikkelder zijn dan nodig. En 'nodig' moeten we dan bezien
in het kader van de veilige én efficiënte constructies.
Normen en innovaties
Nog zo'n kritiekpunt: normen belemmeren innovaties. Een norm be-
schrijft een bekende werkwijze. Innovatie is per definitie iets nieuws.
Dat lijkt inderdaad lastig te combineren. Toch sluit de Nederlandse
bouwregelgeving innovaties niet uit. In het Besluit bouwwerken leef-
omgeving (Bbl) zijn de Eurocodes weliswaar aangewezen als bepa-
lingsmethode, maar er staat óók dat andere methoden zijn toege-
staan, zolang de basis van NEN-EN 1990 wordt gerespecteerd. Met
andere woorden: de Eurocodes zijn niet dwingend verplicht. Je mag
je eigen pad kiezen ? maar dan moet je ook je 'eigen norm' schrijven.
Het is kiezen of delen.
Dat klinkt misschien ondoenlijk, maar bij belangrijke onderwer-
pen is het prima te doen. En eigenlijk begint daar het échte ingenieurs-
werk. Bij de Markthal in Rotterdam bijvoorbeeld ontwierpen we ge-
wapend onderwaterbeton en een glazen kabelnetgevel. Beide vielen
buiten de norm. Voor die onderdelen hebben we een projectspecifiek
document opgesteld ? een soort CUR-Aanbeveling ? waarin ontwerp,
berekening en uitvoering werden vastgelegd, gebaseerd op literatuur,
risicoanalyses en eerdere ervaringen. Voor acceptatie door het be-
voegd gezag lieten we een onafhankelijke review uitvoeren door een
Goede
normen
Kiezen of delen
ir. Maurice Hermens?is
Leading Professional
Structural Design en
Senior Consultant
Advanced Technology &
Research bij Haskoning.
Samen met Rico Zweers
verzorgt hij gedurende
een jaar de column van
Cement.
Wil je reageren op
deze column, stuur
dan een email naar
cement@aeneas.nl.
CEMENT 6 2025 ?17
kennisinstituut. Zo'n document werd daarmee de 'norm' voor het pro-
ject. Indien wenselijk kan het ook het startpunt zijn voor de ontwikke-
ling van nieuwe normen. Want als een innovatie er rijp voor is, kan een
opname ervan in de normen de marktacceptatie vergroten.
Terug naar de basis?
In mijn kast staat een herdruk van de allereerste Gewapend-Beton-
Voorschriften uit 1912. Slechts 33 pagina's A6, waarvan een derde
toelichting. Plus 21 pagina's advertenties. In die norm staan erg kwali-
tatieve en subjectieve bepalingen zoals "Het cement moet afkomstig zijn
uit eene gunstig bekende fabriek". (Super handig dat er in hetzelfde
document ook reclames van 'Prima-Kunst-Portland-Cement' te vin-
den waren!) Een tabel met momenten in balken en platen besloeg
slechts twee pagina's, terwijl de GTB er zo'n driehonderd beslaat. De
constructeur van 1912 moest dus als een echte ingenieur al die zaken
zelf uitwerken.
Overigens werd toen al nagedacht over innovatie en normen.
Het Bouwkundig Weekblad schreef in 1905 over de toekomstige GBV
1912: "Gezorgd moet echter worden, dat de bepalingen elastisch zijn, opdat
zij de industrie, waarin zich dagelijks nieuwe gezichtspunten voordoen, niet
knelle en aan nieuwere constructiewijzen kan aanpassen."
Wie terug wil naar eenvoudiger normen, moet dus beseffen dat
je dan genoegen moet nemen met het bijbehorende conservatisme.
Of waar dat niet wenselijk is zélf een genuanceerde aanpak formule-
ren en onderbouwen.
Vooruitkijken
Hoe gaat het werken met de Eurocodes zich verder ontwikkelen en
hoe gaat dat samen met ontwikkeling en innovatie? Artificial Intelli-
gence en Machine Learning gaan steeds meer een rol spelen bij het
ontwerpen en optimaliseren van constructies. De normcontrole van
die ontwerpen kan ook sterk geautomatiseerd worden. Bij Haskoning
hebben we bijvoorbeeld een gevalideerd script, dat voor alle wanden
en vloeren de unity check uitvoert voor de wapening én daarbij aan-
geeft welke belastingcombinatie maatgevend is. Het ontwikkelen en
goed toepassen van die tools is het echte ingenieurswerk. Náást het
ontwikkelen en innoveren en de daarbij behorende beoordelingsme-
thoden onderbouwen en uitwerken als opzet voor nieuwe normen. De
constructeur moet dus een echte ingenieur willen zijn, die niet bang is
voor een beetje denkwerk als dat nodig is.
Tot slot: ik ben voorzitter van de NEN-commissie Basiseisen en Belas-
tingen, verantwoordelijk voor de NEN-EN 1990-, 1991- en 1998-series.
Misschien maakt dat me niet helemaal onbevooroordeeld. Maar ik
hoor het graag als ik ernaast zit ? en vooral ook ideeën voor verbete-
ring. En overigens ook als je graag meewerkt aan de verdere ontwik-
keling van de Eurocodes.
"Het is simpelweg
niet mogelijk om
'1/8q l
2
'-niveau
normbepalingen
te hanteren en
tegelijkertijd
niet-conservatief
te zijn"
"De constructeur
moet een echte
ingenieur willen
zijn"
18?CEMENT?6 2025
RUBRIEK WEER WAT GELEERD
In de bouw worden helaas nog wel eens fouten
gemaakt. Nou is fouten maken menselijk, de kunst is
ervan te leren en zo te voorkomen dat ze vaker optre-
den. Cement start in dit nummer een nieuwe rubriek
'Weer wat geleerd', waarin Cement-lezers laten zien
waar zij het in hun praktijk vaker fout zien gaan. De
artikelen stippen de fouten aan en schetsen de
gevolgen, oorzaken en mogelijke oplossingen. Diep-
gravende achtergrondinformatie blijft achterwege.
Met deze nieuwe rubriek dragen we bij aan het
lerend vermogen van de bouw en kunnen we herha-
ling voorkomen.
Heb je zelf ook een voorbeeld dat je wil delen, geef
dat door aan Jacques Linssen (j.linssen@aeneas.nl).
De thermische uitzettingscoëfficiënt van beton is een
belangrijke eigenschap in het ontwerp. De grootte van die
coëfficiënt kan flink variëren, afhankelijk van de samenstelling
van beton. Als niet de juiste waarden worden aangehouden,
kan dit vervelende consequenties hebben.
Variatie
thermische
uitzettings
coëfficiënt
IR. JOHAN BOLHUIS
RO
Directeur Engineering
Besix Nederland
auteur
CEMENT 6 2025 ?19
weer wat geleerd (1)
Materialen zoals beton en staal reageren op tempera-
tuurveranderingen. Bij hogere temperaturen zetten ze
uit en bij lagere krimpen ze. Deze thermische vervor-
ming (?) is afhankelijk van de temperatuurverandering
(?T) en van de thermische uitzettingscoëfficiënt van
het materiaal (?): ? = ? ?T. De eenheid van de thermi-
sche uitzettingscoëfficiënt is m/m per °C.
Thermische uitzettingscoëfficiënt
Vraag een constructeur wat de thermische uitzet-
tingscoëfficiënt is en hij of zij zal de waarde geven uit
Eurocode 2 (EC2): 10 ? 10?? K?¹ (art. 3.1.3 (4)). De bijbe-
horende normtekst geeft wel stof tot nadenken: "Tenzij
nauwkeuriger informatie beschikbaar is, mag de thermische
uitzettingscoëfficiënt zijn gelijk genomen aan 10 ? 10?? K?¹".
In de Ontwerpvoorschriften van ProRail (OVS) wordt een
andere waarde voorgeschreven, namelijk 12 ? 10?? K?¹,
met als reden dit het beste past bij het grindbeton dat
in Nederland wordt toegepast.
Het lijkt er dus op dat er verschillende waarden voor
de thermische uitzettingscoëfficiënt in omloop zijn.
Voordat we hier verder op ingaan, zetten we eerst op
een rij waar thermische uitzettingscoëfficiënt in het
ontwerp een rol speelt.
Thermische vervorming en
constructieontwerp
Het is vooral van belang rekening te houden met
thermische vervorming bij bouwwerken waar sprake is
van temperatuurvariaties. Denk aan constructies in de
open lucht, met seizoenswisselingen en zonbestraling
(fig. 1). Met name bij langere constructies kan er bij een
beperkte temperatuurverandering al een behoorlijke
lengteverandering optreden. Een brug van 800 m
bijvoorbeeld zal bij een temperatuursverandering van
50 °C 400 mm verplaatsen (bij thermische uitzettings
coëfficiënt ? = 10 ? 10?? en ?T = 50 ºC).
Met die 400 mm moet bijvoorbeeld rekening worden
gehouden bij het ontwerp van de voegen en opleg-
blokken. Maar de invloed gaat verder. Wat als de con-
structie zelf niet kan vervormen? In dat geval spreken
we over verhinderde vervorming en ontstaan spannin-
gen in het materiaal.
Om deze spanningen te berekenen is niet alleen de
fig. 1 Project ViA15 GelreGroen, een constructie onderhevig aan temperatuurveranderingen (bron: Ney & Partners/BMD3D/Gelregroen)
20?CEMENT?6 2025
typische waarden tussen 7 ? 10?? en 13 ? 10?? per °C
(tabel 2). De waarde in EC2 ligt mooi in het midden.
Het gaat te ver om voor elke betonsamenstelling
een eigen waarde te bepalen. Gebruikelijker is om
richtwaarden aan te houden afhankelijk van het type
toeslagmateriaal. Zo wordt bij gebruik van graniet als
toeslagmateriaal een CTE van 10 ? 10?? aangehouden,
bij kalksteen 8 ? 10?? , en bij grindbeton (gravel) 12 ? 10??.
Dit zijn richtwaarden, natuurlijk zijn verschillen moge-
lijk. Bij een groot belang kan dan ook besloten worden
de CTE van de betonsamenstelling in een test te bepa-
len (zie verderop).
Tabel 1?Thermische uitzettingscoëfficiënt toeslagmateriaal [1]
Steensoort 10?? per ºC
Granite 1,8 - 11,9
Diorite, andesite 4,1 - 10,3
Gabbro, basalt, diabase 3,6 - 9,7
Sandstone 4,3 - 13,9
Dolomite 6,7 - 8,6
Limestone 0,9 - 12,2
Chert 7,3 - 13,1
Marble 1,1 - 16,0
Tabel 2?Thermische uitzettingscoëfficiënt beton met verschillende
toeslagmaterialen [1]
Toeslagmateriaal 10?? per ºC
Gravel 12,2
Granite 8,6
Quartzite 12,2
Dolerite 8,5
Sandstone 10,1
Limestone 6,1
Portland stone 6,1
Blastfurnace slag 9,2
Expanded slag 9,2
Impact verschil thermische
uitzettingscoëfficiënt
Om een gevoel te krijgen van de impact van deze
verschillende waarden van de thermische uitzettings-
coëfficiënt op het ontwerp, gaan we terug naar de
brug van 800 m die een temperatuursverandering van
50 ºC ondergaat. Bij een betonsamenstelling met
graniet bedraagt de lengteverandering 400 mm
(? = 10 ? 10??), bij een betonsamenstelling met kalksteen
(? = 8 ? 10??) is de lengteverandering slechts 320 mm.
Een beton samenstelling met grind (? = 12 ? 10??) daar-
thermische uitzetting van belang, maar ook de
stijfheid (E-modulus). Laten we als voorbeeld uitgaan
van C40/50 met een E-modulus volgens EC2 van
35.000 MPa. Bij een volledig verhinderde vervorming
zal een temperatuursverandering van 10 °C leiden tot
een spanning van 3,5 MPa (? = ? ? E). Als dit een druk-
spanning (opwarming) is, is dit nog wel op te nemen
door het beton. Is het echter een trekspanning (afkoe-
ling), dan kan dit leiden tot scheurvorming. En wanneer
de afkoeling over de gehele doorsnede plaatsvindt,
is het een zuivere trekspanning met als gevolg door-
gaande scheuren. Vanuit de ULS zal dit niet direct
dominant zijn maar voor de SLS des te meer.
Waarde thermische uitzettingscoëfficiënt
Nu we gezien hebben waar de thermische uitzetting
een rol speelt in het ontwerp, is de volgende stap de
waarde bepalen van de thermische uitzettingscoëffici-
ënt (voor het gemak korten we deze af met de Engelse
term: CTE, coefficient of linear thermal expansion). Het is
hierbij goed te beseffen dat beton een composietma-
teriaal is, bestaande uit (met name) toeslagmateriaal
en gehydrateerd cement(pasta). De thermische uit-
zettingscoëfficiënt van beton is dan ook opgebouwd
uit de thermische uitzettingscoëfficiënten van deze
componenten.
Het toeslagmateriaal levert de grootste bijdrage, om-
dat toeslagmateriaal het grootste volumeaandeel van
beton vormt. In tabel 1 zijn de waarden van de CTE
voor verschillende typen toeslagmateriaal gegeven.
Duidelijk is dat er grote verschillen kunnen zitten in
deze waarden.
Naast het toeslagmateriaal levert ook de cement pasta
een bijdrage. De CTE van gehydrateerd cement varieert
met waarden tussen ongeveer 11 ? 10?? en 20 ? 10?? per
°C, en ligt daarmee hoger dan die van de gebruikelijke
toeslagmaterialen. Interessant is dat ook de vochttoe-
stand invloed heeft op de CTE van de cementpasta
(fig. 2). Uitgedroogde en verzadigde cementpasta
geeft de laagste CTE, de aanwezigheid van vocht in
het poriesysteem (niet-verzadigde cementpasta) zorgt
voor een hogere CTE (bij niet-verzadigde cementpasta
zorgt de verandering van temperatuur voor een wij-
ziging van de waterspanning in de capillaire poriën,
waardoor een zweldruk ontstaat). Voor de praktijk is
de laatste situatie (niet-verzadigd) van toepassing.
De CTE van beton wordt dus bepaald door deze twee
componenten, toeslagmateriaal en cementpasta,
waarbij zoals gezegd toeslagmateriaal het grootste
aandeel heeft. Afhankelijk van de samenstelling van
het beton en vochtgehalte zal de CTE variëren, met
CEMENT 6 2025 ?21
weer wat geleerd (1)
0
8
10
12
14
16
18
20
604020 80 100
Thermische uitzettingscoëffciënt
[10
-6
per ºC]
Relatieve vochtigheid [%]
entegen geeft een lengteverandering van 480 mm. Dit
is dus een verschil van 80 mm ofwel 20%. Dit is van
wezenlijke invloed op de voegen en de oplegblokken.
Wat als dit effect in een laat stadium van het ontwerp-
proces wordt onderkend? Dan is de keuze of het ont-
werp opnieuw te berekenen of wanneer dit een gepas-
seerd station is, beton gaan inkopen op CTE-waarde.
Duidelijk is dat beide opties geld en tijd kosten.
Ook bij constructies waar de vervorming wordt ver-
hinderd, is de invloed van de CTE op de spanningen
wezenlijk. Ook hierbij gaan we terug naar het eerdere
voorbeeld: C40/50 met een E-modulus volgens EC2
van 35.000 MPa. Bij een volledig verhinderde vervor-
ming leidt een temperatuursverandering van 10 °C bij
een betonsamenstelling met graniet tot een spanning
van 3,5 MPa. Bij een betonsamenstelling met kalksteen
is de spanning 2,8 MPa, terwijl bij een betonsamenstel-
ling met grind een spanning van 4,2 MPa ontstaat. Ook
weer een verschil van 20%. En 0,7 MPa lijkt niet veel,
maar op de treksterkte kan dit het verschil zijn tussen
wel of geen scheuren in het beton. Hierbij moet wel
een kanttekening worden geplaatst: ook de E-modulus
en in beperkte mate de treksterkte zijn afhankelijk van
het toeslagmateriaal.
Testen thermische uitzettingscoëfficiënt
Wanneer het belang groot is, kan worden besloten de
thermische uitzettingscoëfficiënt voor de betonsamen-
stelling te bepalen op basis van metingen. Een gestan-
daardiseerde norm is hiervoor echter niet beschikbaar.
Er zijn wel richtlijnen, zoals TI-B 101 in Denemarken [2]
of werkmethodes binnen laboratoria. In alle gevallen
komt de test erop neer dat de lengte van de balk bij
verschillende temperaturen wordt gemeten (bijvoor-
beeld bij 5, 20 en 35 °C). Hieruit kan de thermische
uitzettingscoëfficiënt worden afgeleid.
Het is goed om te beseffen dat de thermische uit-
zettingscoëfficiënt mogelijk niet zo lineair is als we
denken: om een representatieve waarde te bepalen, is
het goed om het testbereik aan te passen aan de te
verwachten temperatuurvariatie.
Implicaties
De thermische uitzettingscoëfficiënt is geen vaste
waarde, zoals de EC2 suggereert, maar gerelateerd
aan de betonsamenstelling. Hierbij speelt het type toe-
slagmateriaal een belangrijke rol. Typen toeslagmate-
riaal, beschikbaar in Nederland, laten zien dat zowel
vervormingen als spanningen met 20% kunnen toe-
nemen of afnemen, afhankelijk van de keuze van het
toeslagmateriaal. De thermische uitzetting van beton
is daarmee een parameter die aanzienlijke implicaties
kan hebben voor het ontwerp. Door inzicht te hebben
in hoe de betonsamenstelling de CTE kan beïnvloeden,
kunnen materialen en methoden gekozen worden die
bijdragen aan de langetermijnprestaties van de beton-
constructie.
Anders gezegd: ga niet klakkeloos uit van de CTE uit
de norm maar ben je bewust van de invloed op de
constructie als het gaat om scheurvorming, voegen en
oplegblokken en de eventuele gevolgen van de keuze
van de betonsamenstelling. 'The devil is in the details'.
LITERATUUR
1?Neville, A.M., Properties of Concrete.
2?TI-B 101 (94) Test Method Expansion Coefficient of Concrete.
fig. 2 Relatie tussen de relatieve vochtigheid en de thermische uitzettingscoëfficiënt (gebaseerd op [1])
Waarom onderwater
betonvloeren
(soms) scheuren
Opgelegde vervormingen ten gevolge van
temperatuurveranderingen in een onderwaterbetonvloer
1 Onderwaterbetonvloer Marnixgarage onder de Singelgracht in Amsterdam (foto: Mobilis/Gitte Spinder)
1
22?CEMENT?6 2025
Als tijdelijke waterdichte bodem
van een bouwput of als fundering
wordt soms een onderwaterbe-
tonvloer (OWB-vloer) toegepast.
De vloer wordt onder water gestort, waarna,
na enige tijd verharding, de bouwput wordt
leeggepompt. De opwaartse waterdruk wordt
gedeeltelijk opgevangen door het eigen ge-
wicht van de OWB-vloer en verder door de
vooraf aangebrachte trekelementen en keer-
wanden.
In de literatuur [1 t/m 11] ligt de nadruk
op de dimensionering van de vloer direct na
het droogzetten van de bouwput. De (uitwen-
dige) belasting op de vloer bestaat dan uit
opwaartse waterdruk (en mogelijke grond-
zwelling), trekkrachten door de trekelemen-
ten en keerwanden, en stempeldruk van de
grondkerende wand (fig. 2). Het belasting-
geval 'verhinderde opgelegde vervormingen',
ten gevolge van temperatuurveranderingen
en krimp, wordt veelal onderbelicht of blijft
zelfs buiten beschouwing.
Onderzoek
Om een betrouwbare inschatting te kunnen
maken van de optredende spanningen in
een OWB-vloer is informatie onontbeerlijk
over de betonsamenstelling, betondruk-
sterkte op verschillende tijdstippen en een
adiabaat van het beton. Voor dit artikel is
een betonsamenstelling beschouwd die ook
is onderzocht door de CROW-werkgroep
'Definitieve staalvezelversterkte onderwa-
terbetonvloeren' (tabel 1). Van die samen-
stelling is de warmtecapaciteit C
c
en de
warmtegeleidingscoëfficiënt
?
c0
bepaald. De
druksterkten zijn gemeten en gebruikt voor
de bepaling van de stijfheid en treksterkte
van het beton.
Dit artikel is geschreven op persoon-
lijke titel van de auteur. Hierbij is gebruik-
gemaakt van de door de CROW-werkgroep
ter beschikking gestelde informatie.
Bouwfasen
Het beton in een onderwaterbetonvloer
wordt belast door opgelegde vervormingen
door temperatuurveranderingen, krimp en
waterdruk. De opgelegde vervormingen
worden gedeeltelijk verhinderd, wat in een
vroeg stadium kan leiden tot scheurvor-
ming. Hierbij zijn er twee fases te onder-
scheiden: de fase waarin de vloer nog onder
water staat en de fase waarin het water is
weggepompt (fig. 2).
Fase 1: vloer onder water?Nadat de OWB-
vloer is gestort, volgt de verharding van het
beton onder betrekkelijk koude omstandig-
heden aan de onder- en bovenzijde (10 ? 14 °C).
In deze fase ontstaat er een niet-lineaire
DR.IR. GUSTAAF
BOUQUET
auteur
In onderwaterbetonvloeren bestaat een risico op scheurvorming, die kan leiden tot
ongewenste lekkages. Een van de oorzaken van die scheurvorming is verhinderde
vervorming door temperatuurveranderingen en krimp. Om meer zicht te krijgen
op de invloed daarvan is een betonmengsel onderzocht, is de adiabatische
temperatuurontwikkeling gemeten en zijn de spanningen berekend.
CEMENT 6 2025 ?23
Figuur 2. Schematische weergave van de OWB-vloer onder water (fase 1: links) en boven water na
droogzetten van de bouwkuip (fase 2: rechts)
Figuur 3. Adiabatische temperatuurontwikkeling (zwarte lijn) met T
a(t0) = 20,6 °C en ? T a,max = 44,2 °C
en de gemodelleerde curve (rode lijn) met a = -2,5; b = -5,1 en t
k = 13,5 h volgens vergelijking 1
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Temperatuur [gr.C]
Tijd [uren]
Adiabatische meting
Model adiabaat
waterdruk
stempeldruk
ankerkracht
water
OWB - vloer
GW GW
verdeling van de opgelegde rek over de dikte
van de OWB-vloer, door het sneller afvloeien
van de hydratatiewarmte aan de bovenzijde
van de vloer dan de onderzijde. Behalve
door de afkoeling van beton ontstaan er ook
spanningen in de OWB-vloer als gevolg van
de autogene krimp. Door de indringing van
water in het beton zal er ook zwelling optre-
den aan de boven- en onderzijde van de
OWB-vloer. Dit fenomeen wordt in dit artikel
niet nader beschouwd.
Fase 2: vloer boven water?In de tweede fase
is de bovenzijde van de OWB-vloer in contact
met de buitenlucht waardoor opwarming en
afkoeling zal ontstaan onder invloed van het
plaatselijke klimaat. Behalve de autogene
krimp in het totale betonvolume, zal aan de
bovenzijde van de OWB-vloer ook uitdrogings-
krimp optreden. De spanningen in fase 2 als
gevolg van de waterdruk en stempeldruk op
de OWB-vloer, door de grondkerende con-
structie tijdens en na het leegpompen van
de bouwput, blijven in dit artikel buiten
beschouwing.
In het artikel is ervoor gekozen om uitslui-
tend de in fase 1 optredende temperatuur-
spanningen te beschouwen. Dit onder meer
omdat dat de genoemde CROW-werkgroep
nog niet klaar is met haar onderzoek. Waar-
om de optredende krimpspanningen buiten
beschouwing zijn gelaten, wordt verderop in
het artikel ook nog toegelicht.
2 Schematische weergave van de OWB-vloer onder water (fase 1: links) en boven water na droogzetten van de bouwkuip (fase 2: rechts)
CROW-CUR AANBEVELING
Momenteel werkt een CROW-werkgroep
aan een nieuwe CROW-CUR Aanbeveling
over definitieve staalvezelversterkte
onderwaterbetonvloeren. Deze Aanbe-
veling komt naar verwachting in 2026 uit.
2
Tabel 1?Betonsamenstelling
Materiaal
Hoeveelheid
[kg/m³]
Soortelijke warmte
c [J/kgK]
Warmtegeleidings-
coëfficiënt ? [J/mhK]
Portlandcement CEM I 52,5 N 35 1140 4450
Hoogovencement CEM III/B 42,5 N 285 1140 4450
Vliegas (maasvlakte) 50 840 4375
Zand 0-4 (nat) 788,5 1100 9000
Graniet 2-8 & 8-16 (nat) 1005,6 820 9000
Hulpstoffen 3,4 - -
Water 137 4186 2168
Warmtecapaciteit beton C
c
= ? c
x
m
x
C
c
= 2678 kJ/m³K
Warmtegeleidingscoëffient beton
?
c0
= ? ?
x
m
x
/ ? m
x
?
c0
= 9360 J/mhK
Luchtgehalte: 3,1%
24?CEMENT?6 2025
Figuur 2. Schematische weergave van de OWB-vloer onder water (fase 1: links) en boven water na
droogzetten van de bouwkuip (fase 2: rechts)
Figuur 3. Adiabatische temperatuurontwikkeling (zwarte lijn) met T
a(t0) = 20,6 °C en ? T a,max = 44,2 °C
en de gemodelleerde curve (rode lijn) met a = -2,5; b = -5,1 en t
k = 13,5 h volgens vergelijking 1
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Temperatuur [gr.C]
Tijd [uren]
Adiabatische meting
Model adiabaat
waterdruk
stempeldruk
ankerkracht
water
OWB - vloer
GW GW
Betonmengsel
Het onderzochte beton is een colloïdaal be-
tonmengsel (beton waarvan de samenhang
is verbeterd door toevoeging van een water-
retentiemiddel) en bevat 35 kg/m³ portland-
cement (CEM I 52,5 N), 285 kg/m³ hoogoven-
cement CEM III/B 42,5 N en 50 kg/m³ vliegas
(tabel 1). De water-cementfactor is 0,43. De
gemeten kubusdruksterktes na 1, 7 en 28
dagen bedroegen respectievelijk 4,5 MPa,
27,0 MPa en 50,7 MPa.
De warmtecapaciteit van het beton C
c
is berekend uit de hoeveelheden en soorte-
lijke warmte van de samenstellende grond-
stoffen in het betonmengsel (tabel 1). Ook de
grootte van de warmtegeleidingscoëfficiënt
?
c0
(bij aanvang in het jonge beton) is bere-
kend uit de warmtegeleidingscoëfficiënten
van de afzonderlijke componenten (zie ta-
bel 1). Hierbij moet wel worden opgemerkt
dat de berekende
?
c0
tijdens de voortschrij-
dende hydratatie kleiner wordt, tot circa
70-80% van de beginwaarde. Dit effect is in
de berekening buiten beschouwing gelaten.
Adiabatische temperatuur
ontwikkeling
Om het daadwerkelijke temperatuurverloop
in de constructie te kunnen berekenen, is
de adiabatische temperatuurontwikkeling
nodig. De genoemde CROW-werkgroep heeft
de temperatuurverhoging in het betonmeng-
sel door de vrijkomende hydratatiewarmte
onder adiabatische condities gemeten, met
een gestandaardiseerde proef, volgens CUR
Aanbeveling 67. Het resultaat is weergegeven
in figuur 3 met de zwarte lijn. Voor de toe-
passing in de temperatuurberekening is de
temperatuurstijging gemodelleerd met een
functie die de gemeten waarden nauwkeurig
kan simuleren (rode lijn):
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(1)
Waarin
a = -2,5
b = -5,1
t
k
= 13,5h
Bepaling tijdstip begin sterkteontwikkeling?
Zoals te zien in figuur 2, heeft de adiabatische
curve een s-vormig verloop. De aanvankelijk
trage temperatuurstijging wordt veroorzaakt
door de ettringietlaag om de cementkorrels,
waardoor het contact met het aanmaakwater
wordt belemmerd in het hydratatieproces.
Na deze zogenoemde dormante periode ont-
staat de bindingsfase. Het tijdstip van 'einde
binding' is het moment waarop het beton
sterkte begint te ontwikkelen. Uit onderzoek
[12,13] is gebleken dat op het tijdstip van
'einde binding' (t = t
s
) de snelheid van de ont-
wikkeling van de hydratatiewarmte (dQ
c
/dt)
een maximale waarde bereikt. Onder adia-
batische condities geldt:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(2)
3 Adiabatische temperatuurontwikkeling (zwarte lijn) met T
a
(t
0
) = 20,6 °C en ?T
a,max
= 44,2 °C en de gemodelleerde
curve (rode lijn) met a = -2,5; b = -5,1 en t
k
= 13,5h volgens vergelijking 1
Alleen de fase
met de vloer
onder water is
beschouwd
3
CEMENT 6 2025 ?25
Figuur 4. Snelheid van de adiabatische temperatuurontwikkeling dT
a/dt met een maximale waarde op
het tijdstip 'einde binding' t = t
s = 14,25 uur
Figuur 5. Schematisering van de OWB-vloer in zeven lagen met aan de boven- en onderkant een
fictieve laag met dezelfde dikte
?x, welke nodig is om de temperatuur in de buitenste lagen in de vloer
numeriek te kunnen berekenen
0
10
20
30
40
50
60
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Snelheid dTa/dt [gr.C/h]
Tijd [uren]
Afgeleide dTa/dt
fictieve randlaag
fictieve randlaag
7 lagen
????
x
????x
????x
Uit vergelijking 2 volgt dat als dQ
c
/dt de
grootste waarde bereikt dat ook de snelheid
van de adiabatische temperatuurstijging
dT
a
(t)/dt een maximale waarde bereikt. De
eerste afgeleide dT
a
/dt van de modelcurve
(vergelijking 1) bereikt een maximale waar-
de op t = t
s
= 14,25h (fig. 4).
Equivalente ouderdom beton
De ontwikkeling van de sterkte en stijfheid
van een beton is sterk afhankelijk van de
betontemperatuur. In Eurocode 2 (NEN-EN
1992-1-1) zijn formules opgenomen die de
ontwikkeling van sterkte en stijfheid be-
schrijven bij een constante temperatuur
van 20 °C (de referentietemperatuur). Om
nu de optredende sterkte en stijfheid van
een beton met een willekeurige temperatuur
bij een bepaalde ouderdom te kunnen bere-
kenen, wordt de werkelijke ouderdom van
het beton 'vertaald' naar een equivalente
ouderdom bij de referentietemperatuur van
20 °C.
In de Eurocode 2 (NEN-EN 1992-1-1)
wordt de ontwikkeling van de betonsterkte
en stijfheid beschreven met de functie
?
cc
(t)
op basis van de activeringstemperatuur
(activeringsenergie in de hydratatiereactie
gedeeld door de gasconstante, ofwel E
a
/R)
van het toegepaste cement en de equivalente
ouderdom van het beton vanaf het tijdstip
van aanvang sterkte (t = t
0
). De grootte van
de activeringstemperatuur bepaalt de snel-
heid van de chemische reactie. Naarmate de
4
Om het tempe-
ratuurverloop
in de constructie
te kunnen
berekenen is de
adiabatische
temperatuur-
ontwikkeling
nodig
4 Snelheid van de adiabatische temperatuurontwikkeling dT
a
/dt met een maximale waarde op het tijdstip 'einde binding' t = t
s
= 14,25 uur
activeringstemperatuur lager is, verloopt de
reactie sneller. Omdat de activeringstempe-
ratuur van portlandcement (CEM I) en
hoogovencement (CEM III) aanzienlijk ver-
schillen, is door de Nederlandse cementin-
dustrie ooit de CEMIJ-formule ontwikkeld
waarmee de activeringstemperatuur van
cementen kan worden berekend [14]:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(3)
Waarin:
C = een maat voor de temperatuur-
gevoeligheid van cement in relatie
tot sterkteontwikkeling
In de Betonpocket 2012 (par. 5.14.2) [15] zijn
de C-waarden van verschillende ENCI-ce-
menten opgenomen. Voor CEM III/B 42,5 N
is C = 1,55 en voor de CEM I is C = 1,15. Hier-
mee is naar ratio van de hoeveelheden
cement in het beschouwde betonmengsel
C = 1,51, waarmee met vergelijking 3 de active-
ringstemperatuur is berekend: E
a
/R = 5491 K.
Op basis hiervan kan de equivalente
ouderdom t
e
(met als referentie 293 K, ofwel
20 °C) van beton bij een bepaalde ouderdom
worden berekend met de rijpheidsfunctie
van Arrhenius / Freiesleben:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(4)
Waarin:
T
c
= de betontemperatuur
26?CEMENT?6 2025
Met f
ck
= 32,6 MPa volgt uit vergelijking 6 de
gemiddelde betontreksterkte f
ctm
= 3,06 Mpa.
De formulering van de treksterkte volgens
vergelijking 6 is bedoeld voor de berekening
van de scheurwijdte in constructief gewa-
pend beton. Voor het dimensioneren van
ongewapende betonconstructies, zoals beton-
wegen, is het gebruikelijk om voor de beton-
treksterkte uit te gaan van de formulering
zoals omschreven door Braam en Bouquet
[16] die in dit geval een waarde geeft van
f
ctm
= 3,23 MPa. Deze waarde is hier ook
aangehouden voor de ongewapende OWB-
vloer.
Afhankelijk van het type cement dat is
toegepast, ontwikkelen de sterkte en stijf-
heid van beton zich in de jonge fase meer of
minder snel. Met de parameter s in vergelij-
king 5 en 7 is dit instelbaar. Op basis van de
resultaten van onderzoek [17] is uitgegaan
van s = 0,23 voor CEM I 52,5 en s = 0,40 voor
CEM III/B 42,5. Hieruit volgt voor de CEM I /
CEM III-combinatie in het betonmengsel:
s = 0,38, waarmee de treksterkte bij scheu-
ren (vergelijking 5) en de stijfheid (vergelij-
king 7) als functie van de (equivalente)
ouderdom kunnen worden berekend.
Elasticiteitsmodulus?Voor de ontwikkeling
van de stijfheid van beton als functie van de
equivalente ouderdom geldt:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(7)
met de 28-daagse waarde
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??
=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
?????
Reacties