Waarom onderwater
betonvloeren
(soms) scheuren
Opgelegde vervormingen ten gevolge van
temperatuurveranderingen in een onderwaterbetonvloer
1 Onderwaterbetonvloer Marnixgarage onder de Singelgracht in Amsterdam (foto: Mobilis/Gitte Spinder)
1
22?CEMENT?6 2025
Als tijdelijke waterdichte bodem
van een bouwput of als fundering
wordt soms een onderwaterbe-
tonvloer (OWB-vloer) toegepast.
De vloer wordt onder water gestort, waarna,
na enige tijd verharding, de bouwput wordt
leeggepompt. De opwaartse waterdruk wordt
gedeeltelijk opgevangen door het eigen ge-
wicht van de OWB-vloer en verder door de
vooraf aangebrachte trekelementen en keer-
wanden.
In de literatuur [1 t/m 11] ligt de nadruk
op de dimensionering van de vloer direct na
het droogzetten van de bouwput. De (uitwen-
dige) belasting op de vloer bestaat dan uit
opwaartse waterdruk (en mogelijke grond-
zwelling), trekkrachten door de trekelemen-
ten en keerwanden, en stempeldruk van de
grondkerende wand (fig. 2). Het belasting-
geval 'verhinderde opgelegde vervormingen',
ten gevolge van temperatuurveranderingen
en krimp, wordt veelal onderbelicht of blijft
zelfs buiten beschouwing.
Onderzoek
Om een betrouwbare inschatting te kunnen
maken van de optredende spanningen in
een OWB-vloer is informatie onontbeerlijk
over de betonsamenstelling, betondruk-
sterkte op verschillende tijdstippen en een
adiabaat van het beton. Voor dit artikel is
een betonsamenstelling beschouwd die ook
is onderzocht door de CROW-werkgroep
'Definitieve staalvezelversterkte onderwa-
terbetonvloeren' (tabel 1). Van die samen-
stelling is de warmtecapaciteit C
c
en de
warmtegeleidingscoëfficiënt
?
c0
bepaald. De
druksterkten zijn gemeten en gebruikt voor
de bepaling van de stijfheid en treksterkte
van het beton.
Dit artikel is geschreven op persoon-
lijke titel van de auteur. Hierbij is gebruik-
gemaakt van de door de CROW-werkgroep
ter beschikking gestelde informatie.
Bouwfasen
Het beton in een onderwaterbetonvloer
wordt belast door opgelegde vervormingen
door temperatuurveranderingen, krimp en
waterdruk. De opgelegde vervormingen
worden gedeeltelijk verhinderd, wat in een
vroeg stadium kan leiden tot scheurvor-
ming. Hierbij zijn er twee fases te onder-
scheiden: de fase waarin de vloer nog onder
water staat en de fase waarin het water is
weggepompt (fig. 2).
Fase 1: vloer onder water?Nadat de OWB-
vloer is gestort, volgt de verharding van het
beton onder betrekkelijk koude omstandig-
heden aan de onder- en bovenzijde (10 ? 14 °C).
In deze fase ontstaat er een niet-lineaire
DR.IR. GUSTAAF
BOUQUET
auteur
In onderwaterbetonvloeren bestaat een risico op scheurvorming, die kan leiden tot
ongewenste lekkages. Een van de oorzaken van die scheurvorming is verhinderde
vervorming door temperatuurveranderingen en krimp. Om meer zicht te krijgen
op de invloed daarvan is een betonmengsel onderzocht, is de adiabatische
temperatuurontwikkeling gemeten en zijn de spanningen berekend.
CEMENT 6 2025 ?23
Figuur 2. Schematische weergave van de OWB-vloer onder water (fase 1: links) en boven water na
droogzetten van de bouwkuip (fase 2: rechts)
Figuur 3. Adiabatische temperatuurontwikkeling (zwarte lijn) met T
a(t0) = 20,6 °C en ? T a,max = 44,2 °C
en de gemodelleerde curve (rode lijn) met a = -2,5; b = -5,1 en t
k = 13,5 h volgens vergelijking 1
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Temperatuur [gr.C]
Tijd [uren]
Adiabatische meting
Model adiabaat
waterdruk
stempeldruk
ankerkracht
water
OWB - vloer
GW GW
verdeling van de opgelegde rek over de dikte
van de OWB-vloer, door het sneller afvloeien
van de hydratatiewarmte aan de bovenzijde
van de vloer dan de onderzijde. Behalve
door de afkoeling van beton ontstaan er ook
spanningen in de OWB-vloer als gevolg van
de autogene krimp. Door de indringing van
water in het beton zal er ook zwelling optre-
den aan de boven- en onderzijde van de
OWB-vloer. Dit fenomeen wordt in dit artikel
niet nader beschouwd.
Fase 2: vloer boven water?In de tweede fase
is de bovenzijde van de OWB-vloer in contact
met de buitenlucht waardoor opwarming en
afkoeling zal ontstaan onder invloed van het
plaatselijke klimaat. Behalve de autogene
krimp in het totale betonvolume, zal aan de
bovenzijde van de OWB-vloer ook uitdrogings-
krimp optreden. De spanningen in fase 2 als
gevolg van de waterdruk en stempeldruk op
de OWB-vloer, door de grondkerende con-
structie tijdens en na het leegpompen van
de bouwput, blijven in dit artikel buiten
beschouwing.
In het artikel is ervoor gekozen om uitslui-
tend de in fase 1 optredende temperatuur-
spanningen te beschouwen. Dit onder meer
omdat dat de genoemde CROW-werkgroep
nog niet klaar is met haar onderzoek. Waar-
om de optredende krimpspanningen buiten
beschouwing zijn gelaten, wordt verderop in
het artikel ook nog toegelicht.
2 Schematische weergave van de OWB-vloer onder water (fase 1: links) en boven water na droogzetten van de bouwkuip (fase 2: rechts)
CROW-CUR AANBEVELING
Momenteel werkt een CROW-werkgroep
aan een nieuwe CROW-CUR Aanbeveling
over definitieve staalvezelversterkte
onderwaterbetonvloeren. Deze Aanbe-
veling komt naar verwachting in 2026 uit.
2
Tabel 1?Betonsamenstelling
Materiaal
Hoeveelheid
[kg/m³]
Soortelijke warmte
c [J/kgK]
Warmtegeleidings-
coëfficiënt ? [J/mhK]
Portlandcement CEM I 52,5 N 35 1140 4450
Hoogovencement CEM III/B 42,5 N 285 1140 4450
Vliegas (maasvlakte) 50 840 4375
Zand 0-4 (nat) 788,5 1100 9000
Graniet 2-8 & 8-16 (nat) 1005,6 820 9000
Hulpstoffen 3,4 - -
Water 137 4186 2168
Warmtecapaciteit beton C
c
= ? c
x
m
x
C
c
= 2678 kJ/m³K
Warmtegeleidingscoëffient beton
?
c0
= ? ?
x
m
x
/ ? m
x
?
c0
= 9360 J/mhK
Luchtgehalte: 3,1%
24?CEMENT?6 2025
Figuur 2. Schematische weergave van de OWB-vloer onder water (fase 1: links) en boven water na
droogzetten van de bouwkuip (fase 2: rechts)
Figuur 3. Adiabatische temperatuurontwikkeling (zwarte lijn) met T
a(t0) = 20,6 °C en ? T a,max = 44,2 °C
en de gemodelleerde curve (rode lijn) met a = -2,5; b = -5,1 en t
k = 13,5 h volgens vergelijking 1
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Temperatuur [gr.C]
Tijd [uren]
Adiabatische meting
Model adiabaat
waterdruk
stempeldruk
ankerkracht
water
OWB - vloer
GW GW
Betonmengsel
Het onderzochte beton is een colloïdaal be-
tonmengsel (beton waarvan de samenhang
is verbeterd door toevoeging van een water-
retentiemiddel) en bevat 35 kg/m³ portland-
cement (CEM I 52,5 N), 285 kg/m³ hoogoven-
cement CEM III/B 42,5 N en 50 kg/m³ vliegas
(tabel 1). De water-cementfactor is 0,43. De
gemeten kubusdruksterktes na 1, 7 en 28
dagen bedroegen respectievelijk 4,5 MPa,
27,0 MPa en 50,7 MPa.
De warmtecapaciteit van het beton C
c
is berekend uit de hoeveelheden en soorte-
lijke warmte van de samenstellende grond-
stoffen in het betonmengsel (tabel 1). Ook de
grootte van de warmtegeleidingscoëfficiënt
?
c0
(bij aanvang in het jonge beton) is bere-
kend uit de warmtegeleidingscoëfficiënten
van de afzonderlijke componenten (zie ta-
bel 1). Hierbij moet wel worden opgemerkt
dat de berekende
?
c0
tijdens de voortschrij-
dende hydratatie kleiner wordt, tot circa
70-80% van de beginwaarde. Dit effect is in
de berekening buiten beschouwing gelaten.
Adiabatische temperatuur
ontwikkeling
Om het daadwerkelijke temperatuurverloop
in de constructie te kunnen berekenen, is
de adiabatische temperatuurontwikkeling
nodig. De genoemde CROW-werkgroep heeft
de temperatuurverhoging in het betonmeng-
sel door de vrijkomende hydratatiewarmte
onder adiabatische condities gemeten, met
een gestandaardiseerde proef, volgens CUR
Aanbeveling 67. Het resultaat is weergegeven
in figuur 3 met de zwarte lijn. Voor de toe-
passing in de temperatuurberekening is de
temperatuurstijging gemodelleerd met een
functie die de gemeten waarden nauwkeurig
kan simuleren (rode lijn):
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(1)
Waarin
a = -2,5
b = -5,1
t
k
= 13,5h
Bepaling tijdstip begin sterkteontwikkeling?
Zoals te zien in figuur 2, heeft de adiabatische
curve een s-vormig verloop. De aanvankelijk
trage temperatuurstijging wordt veroorzaakt
door de ettringietlaag om de cementkorrels,
waardoor het contact met het aanmaakwater
wordt belemmerd in het hydratatieproces.
Na deze zogenoemde dormante periode ont-
staat de bindingsfase. Het tijdstip van 'einde
binding' is het moment waarop het beton
sterkte begint te ontwikkelen. Uit onderzoek
[12,13] is gebleken dat op het tijdstip van
'einde binding' (t = t
s
) de snelheid van de ont-
wikkeling van de hydratatiewarmte (dQ
c
/dt)
een maximale waarde bereikt. Onder adia-
batische condities geldt:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(2)
3 Adiabatische temperatuurontwikkeling (zwarte lijn) met T
a
(t
0
) = 20,6 °C en ?T
a,max
= 44,2 °C en de gemodelleerde
curve (rode lijn) met a = -2,5; b = -5,1 en t
k
= 13,5h volgens vergelijking 1
Alleen de fase
met de vloer
onder water is
beschouwd
3
CEMENT 6 2025 ?25
Figuur 4. Snelheid van de adiabatische temperatuurontwikkeling dT
a/dt met een maximale waarde op
het tijdstip 'einde binding' t = t
s = 14,25 uur
Figuur 5. Schematisering van de OWB-vloer in zeven lagen met aan de boven- en onderkant een
fictieve laag met dezelfde dikte
?x, welke nodig is om de temperatuur in de buitenste lagen in de vloer
numeriek te kunnen berekenen
0
10
20
30
40
50
60
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Snelheid dTa/dt [gr.C/h]
Tijd [uren]
Afgeleide dTa/dt
fictieve randlaag
fictieve randlaag
7 lagen
????
x
????x
????x
Uit vergelijking 2 volgt dat als dQ
c
/dt de
grootste waarde bereikt dat ook de snelheid
van de adiabatische temperatuurstijging
dT
a
(t)/dt een maximale waarde bereikt. De
eerste afgeleide dT
a
/dt van de modelcurve
(vergelijking 1) bereikt een maximale waar-
de op t = t
s
= 14,25h (fig. 4).
Equivalente ouderdom beton
De ontwikkeling van de sterkte en stijfheid
van een beton is sterk afhankelijk van de
betontemperatuur. In Eurocode 2 (NEN-EN
1992-1-1) zijn formules opgenomen die de
ontwikkeling van sterkte en stijfheid be-
schrijven bij een constante temperatuur
van 20 °C (de referentietemperatuur). Om
nu de optredende sterkte en stijfheid van
een beton met een willekeurige temperatuur
bij een bepaalde ouderdom te kunnen bere-
kenen, wordt de werkelijke ouderdom van
het beton 'vertaald' naar een equivalente
ouderdom bij de referentietemperatuur van
20 °C.
In de Eurocode 2 (NEN-EN 1992-1-1)
wordt de ontwikkeling van de betonsterkte
en stijfheid beschreven met de functie
?
cc
(t)
op basis van de activeringstemperatuur
(activeringsenergie in de hydratatiereactie
gedeeld door de gasconstante, ofwel E
a
/R)
van het toegepaste cement en de equivalente
ouderdom van het beton vanaf het tijdstip
van aanvang sterkte (t = t
0
). De grootte van
de activeringstemperatuur bepaalt de snel-
heid van de chemische reactie. Naarmate de
4
Om het tempe-
ratuurverloop
in de constructie
te kunnen
berekenen is de
adiabatische
temperatuur-
ontwikkeling
nodig
4 Snelheid van de adiabatische temperatuurontwikkeling dT
a
/dt met een maximale waarde op het tijdstip 'einde binding' t = t
s
= 14,25 uur
activeringstemperatuur lager is, verloopt de
reactie sneller. Omdat de activeringstempe-
ratuur van portlandcement (CEM I) en
hoogovencement (CEM III) aanzienlijk ver-
schillen, is door de Nederlandse cementin-
dustrie ooit de CEMIJ-formule ontwikkeld
waarmee de activeringstemperatuur van
cementen kan worden berekend [14]:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(3)
Waarin:
C = een maat voor de temperatuur-
gevoeligheid van cement in relatie
tot sterkteontwikkeling
In de Betonpocket 2012 (par. 5.14.2) [15] zijn
de C-waarden van verschillende ENCI-ce-
menten opgenomen. Voor CEM III/B 42,5 N
is C = 1,55 en voor de CEM I is C = 1,15. Hier-
mee is naar ratio van de hoeveelheden
cement in het beschouwde betonmengsel
C = 1,51, waarmee met vergelijking 3 de active-
ringstemperatuur is berekend: E
a
/R = 5491 K.
Op basis hiervan kan de equivalente
ouderdom t
e
(met als referentie 293 K, ofwel
20 °C) van beton bij een bepaalde ouderdom
worden berekend met de rijpheidsfunctie
van Arrhenius / Freiesleben:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(4)
Waarin:
T
c
= de betontemperatuur
26?CEMENT?6 2025
Met f
ck
= 32,6 MPa volgt uit vergelijking 6 de
gemiddelde betontreksterkte f
ctm
= 3,06 Mpa.
De formulering van de treksterkte volgens
vergelijking 6 is bedoeld voor de berekening
van de scheurwijdte in constructief gewa-
pend beton. Voor het dimensioneren van
ongewapende betonconstructies, zoals beton-
wegen, is het gebruikelijk om voor de beton-
treksterkte uit te gaan van de formulering
zoals omschreven door Braam en Bouquet
[16] die in dit geval een waarde geeft van
f
ctm
= 3,23 MPa. Deze waarde is hier ook
aangehouden voor de ongewapende OWB-
vloer.
Afhankelijk van het type cement dat is
toegepast, ontwikkelen de sterkte en stijf-
heid van beton zich in de jonge fase meer of
minder snel. Met de parameter s in vergelij-
king 5 en 7 is dit instelbaar. Op basis van de
resultaten van onderzoek [17] is uitgegaan
van s = 0,23 voor CEM I 52,5 en s = 0,40 voor
CEM III/B 42,5. Hieruit volgt voor de CEM I /
CEM III-combinatie in het betonmengsel:
s = 0,38, waarmee de treksterkte bij scheu-
ren (vergelijking 5) en de stijfheid (vergelij-
king 7) als functie van de (equivalente)
ouderdom kunnen worden berekend.
Elasticiteitsmodulus?Voor de ontwikkeling
van de stijfheid van beton als functie van de
equivalente ouderdom geldt:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(7)
met de 28-daagse waarde
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??
=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(8)
Met toeslagmateriaal op basis van kwarts
(
?
E
= 1,0) volgt met f
cm
= 40,6 MPa de elastici-
teitsmodulus E
cm
= 35097 MPa. Volgens de
Bodemrichtlijn [23] is de elasticiteitsmodu-
lus van colloïdaal beton lager dan die van
'normaal' beton. Uitgegaan is van: E
cm;red
=
0,9 × 35097 ? 31600 MPa.
In tabel 2 zijn de uitgangspunten van
de berekening samengevat.
Berekening temperatuur
Afhankelijk van de aanvangstemperatuur
van het beton en de temperaturen aan de
KRIMP IN EEN OWB-VLOER
Tijdens de verharding van het
beton zal autogene krimp optre-
den. Uit onderzoek door Feldmann
(1968) en later ook door Klug (1973)
[20] is gebleken dat de (autogene)
krimp van beton bij benadering
een lineaire functie is van de ver-
andering van de relatieve vochtig-
heid in de hydraterende cement-
steen. Tegelijkertijd ontstaat er
aan de boven- en onderzijde van
de OWB-vloer, onder invloed van
de waterdruk, indringing van water
in het beton. Gevolg hiervan is dat
in de randzones van de OWB-vloer
de inwendige relatieve vochtigheid
weer zal toenemen, en daarmee
de autogene krimp plaatselijk zal
verminderen of zelfs geheel teniet
doen. Hoe dit fenomeen in reke-
ning moet worden gebracht bij
OWB-vloeren, wordt nog door de
CROW-werkgroep onderzocht en
is daarom in dit artikel buiten
beschouwing gelaten.
Uit de adiabaat is de (actuele) ouderdom
bij 'einde binding' bepaald: t
s
= 14,25h . Met
de daarbij optredende gemiddelde tempe-
ratuurverhoging (t.o.v. 20 °C) gedurende
14,25 uur volgt hieruit een equivalente ouder-
dom bij aanvang van sterkteontwikkeling
t
0
= 15,9 uur.
Sterkte en stijfheid beton
Om op basis van de temperatuur de span-
ning in het beton en het risico op scheurvor-
ming te kunnen bepalen, zijn de sterkte en
de stijfheid van het beton op verschillende
momenten nodig. De gemeten gemiddelde
kubusdruksterkte is f
cm,cube
= 50,7 MPa. De
cilinderdruksterkte is 0,8× de kubusdruk-
sterkte. Dus de gemiddelde cilinderdruk-
sterkte is f
cm
= 0,8 × 50,7 = 40,6 MPa. Voor de
karakteristieke cilinderdruksterkte volgt
hieruit: f
ck
= 40,6 ? 8 = 32,6 MPa.
Treksterkte bij scheuren?Bij langzaam op-
tredende langdurig aanwezige spanningen
ten gevolge van verhinderde opgelegde ver-
vormingen, zal scheurvorming optreden bij
een betontrekspanning ter grootte van 60%
[22] van de gemiddelde treksterkte. Omdat
de grootste trekspanning in dit geval al be-
trekkelijk snel optreedt, wordt een veron-
derstelde scheurvorming bij 75% van de
treksterkte redelijk geacht. De gemiddelde
treksterkte bij scheuren van het beton, als
functie van de equivalente ouderdom, kan
hiermee worden geschreven als:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(5)
met daarin de gemiddelde betontreksterkte:
f
ctm
= 0,30 (f
ck
)
2/3
(6)
Waarin:
f
ctm
= gemiddelde 28-daagse betontrek-
sterkte [MPa]
f
ck
= karakteristieke cilinderdruk-
sterkte [MPa]
s = parameter afhankelijk van het
type cement [-]
t
e
= equivalente ouderdom beton
[dagen]
t
0
= equivalente ouderdom beton bij
aanvang sterkteontwikkeling [dagen]
CEMENT 6 2025 ?27
Figuur 4. Snelheid van de adiabatische temperatuurontwikkeling dT
a/dt met een maximale waarde op
het tijdstip 'einde binding' t = t
s = 14,25 uur
Figuur 5. Schematisering van de OWB-vloer in zeven lagen met aan de boven- en onderkant een
fictieve laag met dezelfde dikte
?x, welke nodig is om de temperatuur in de buitenste lagen in de vloer
numeriek te kunnen berekenen
0
10
20
30
40
50
60
70
0 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168
Snelheid dTa/dt [gr.C/h]
Tijd [uren]
Afgeleide dTa/dt
fictieve randlaag
fictieve randlaag
7 lagen
????
x
????x
????x
boven- en onderzijde van de OWB-vloer zal
het beton in meer of mindere mate opwar-
men. De warmtecapaciteit (C
c
) en de warmte-
geleidingscoëfficiënt (
?
c0
) van het beton zijn
in dit verband belangrijke parameters, die
zoals eerder gezegd zijn berekend (tabel 1).
Opwarming en afkoeling in de OWB-
vloer treedt vrijwel uitsluitend op door
warmtestromen loodrecht op de betonop-
pervlakken aan de boven- en onderkant van
de OWB-vloer (behoudens bij de plaatran-
den). Voor de berekening van de tempera-
tuurverdelingen over de dikte (0 ? x ? h) van
de OWB-vloer, met de differentiaalvergelijking
op basis van de wet van Fourier, is daarom
de eendimensionale numerieke finite layer
method (FLM) toegepast [18], waarmee de
betontemperatuur T is berekend met:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(9)
De tweede term in de vergelijking bevat de
hydratatiewarmte Q
c
als functie van de adia-
batische temperatuurverhoging ?T
a
:
Q
c
= C
c
?T
a
???(10)
Waarin:
Q
c
= hydratatiewarmte [kJ/m³]
a
c
= temperatuurvereffeningscoëffi-
ciënt [m²/h]
C
c
= warmtecapaciteit van het beton
[kJ/m³K]
?T
a
= adiabatische temperatuurverho-
ging [K]
Voor de numerieke FLM-berekening is de
vloer verdeeld in zeven lagen met aan de
onder- en bovenzijde een fictieve laag om de
randcondities in de berekening te kunnen
meenemen (fig. 5). Omdat de OWB-vloer is
gestort op een enigszins onregelmatige
bodem en de afwerking aan de bovenzijde
onder water ook enigszins onregelmatig is,
zijn de optredende temperaturen, rekken en
spanningen niet aan de boven- en onderzijde
berekend, maar in het hart van de bovenste
en onderste laag op circa 6 cm (= ?x/2) van -
af de boven- en onderzijde van de OWB-vloer.
Voor de warmteovergangscoëfficiënt van
beton in contact met water is uit figuur 6 in
[19] de volgende relatie afgeleid:
Voor de
berekening van
de temperatuur-
verdelingen
over de dikte
van de OWB-
vloer is een
eendimensionale
numerieke
finite layer
method
toegepast
5 Schematisering van de OWB-vloer in zeven lagen met aan de boven- en onderkant een fictieve laag met dezelfde
dikte ?x, welke nodig is om de temperatuur in de buitenste lagen in de vloer numeriek te kunnen berekenen
5
Tabel 2?Uitgangspunten berekeningen
Algemene parameters Symbool Waarde Opmerking
Nominale dikte SVOWB-vloer h 0,80 m
Sterkteklasse beton C30/37
Equivalente ouderdom aanvang sterkteontwikkeling t
0
15,9 uur
Gemiddelde 28-daagse kubusdruksterkte f
cm,cube
50,7 MPa gemeten waarde
Elasticiteitsmodulus beton E
cm;red
31600 MPa ?
E
= 1,0
Activeringstemperatuur CEM III/B 42,5N + CEM I 52,5 NE
a
/R 5491 [K] C = 1,51
Lineaire uitzettingscoëfficiënt (staalvezel)beton ?
cT
12 × 10?? m/mK
Volumieke massa beton ?
c
2340 kg/m³
28?CEMENT?6 2025
Figuur 6. Verdeling van de betontemperatuur op een paar markante momenten. De
nulspanningstemperatuur T
0 bij de equivalente ouderdom t0 = 15,9 uur bij aanvang sterkteontwikkeling;
de maximale temperatuur (rode lijn) en de temperatuur na 21 dagen
Figuur 7. De optredende opgelegde vervormingen door de hydratatiewarmte aan de bovenzijde (ca. 6
cm onder betonoppervlak, blauwe lijn) en aan de onderzijde (ca. 6 cm boven betonoppervlak, rode
lijn)
0,00
0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70
0,80
10 15 20 25 30 35 40
Hoogte [m]
Temperatuur [gr.C]
T0 t0 = 15,9 uur
Tc,max t = 1,75 dag
Tc t = 21 dagen
-125,00
-100,00
-75,00
-50,00
-25,00
0,00
25,00
50,00
75,00
100,00
125,00
0 3 6 9 12 15 18 21
Rek x 10-6 [m/m]
Tijd [dagen]
Temp.rek - bovenzijde
Temp.rek - onderzijde
?
se
= 1440 + 8640 v
water
???(11)
Waarin:
?
se
= warmteovergangscoëfficiënt
[kJ/m²hK]
v
water
= stroomsnelheid water [m/s]
De uitgangspunten voor de berekening van
de temperatuurverdeling in de OWB-vloer
zijn samengevat in tabel 3. De berekende
temperatuurverdeling over de dikte van de
vloer is voor drie markante tijdstippen
weergegeven in figuur 6.
Bij temperatuurberekeningen is het resultaat
in sterke mate afhankelijk van de invoerpara-
meters zoals vermeldt in tabel 3. Controle of
de berekende temperaturen ongeveer over
-
eenkomen met de in werkelijkheid optreden-
de temperaturen is alleen mogelijk door het
daadwerkelijk meten. In de berekening is
uitgegaan van het betonmengsel zoals toege
-
past bij de OWB-vloer van de Marnixgarage
onder de Singelgracht in Amsterdam (foto 1).
Hierbij is een maximale betontemperatuur
(op 250 mm boven onderkant vloer) gemeten
van circa 32 °C. In de berekening bereikt de
betontemperatuur een maximale waarde
van circa 35 °C. Dit verschil wordt mogelijk
veroorzaakt door iets afwijkende uitgangs
-
punten in de berekening.
Zoals kan worden gezien in figuur 6 loopt de
betontemperatuur aan de onderzijde van de
vloer hoger op (rode lijn) in vergelijking tot
de bovenzijde, waar meer afkoeling plaats-
vindt. Gevolg hiervan is dat ook de nulspan-
ningstemperatuur (T
0
zwarte lijn) aan de
onderzijde hoger is dan aan de boven zijde.
Bij afkoeling van de vloer ontstaat na
6 Verdeling van de betontemperatuur op een paar markante momenten. De nulspanningstemperatuur T
0
bij de equivalente
ouderdom t
0
= 15,9 uur bij aanvang sterkteontwikkeling; de maximale temperatuur (rode lijn) en de temperatuur na 21 dagen
6
Tabel 3?Uitgangspunten voor de temperatuurberekening
Algemene parameters Symbool Waarde Opmerking
warmtecapaciteit (staalvezel)beton C
c
2678 kJ/m³K
warmtegeleidingscoëfficiënt beton (bij aanvang) ?
c0
9,36 kJ/mhK
temperatuur betonspecie bij storten T
con,0
15 °C
warmtedoorgangscoëfficiënt bovenzijde vloer k = ?
se
1440 kJ/m²hK
fase 1 (t ? 21 d);
stroomsnelheid water
wordt als 0 verondersteld
warmtegeleidingscoëfficiënt ondergrond ?
gr
9,0 kJ/mhK
warmtedoorgangscoëfficiënt onderzijde vloer k = ?
gr
/ d 18,0 kJ/m²hK d = 0,5 m
temperatuur ondergrond T
grond
14 °C
temperatuur water bouwput T
water
14 °C fase 1
CEMENT 6 2025 ?29
Figuur 6. Verdeling van de betontemperatuur op een paar markante momenten. De
nulspanningstemperatuur T
0 bij de equivalente ouderdom t0 = 15,9 uur bij aanvang sterkteontwikkeling;
de maximale temperatuur (rode lijn) en de temperatuur na 21 dagen
Figuur 7. De optredende opgelegde vervormingen door de hydratatiewarmte aan de bovenzijde (ca. 6
cm onder betonoppervlak, blauwe lijn) en aan de onderzijde (ca. 6 cm boven betonoppervlak, rode
lijn)
0,00
0,10
0,20
0,30
0,40
0,50
0,60
0,70
0,80
10 15 20 25 30 35 40
Hoogte [m]
Temperatuur [gr.C]
T0 t0 = 15,9 uur
Tc,max t = 1,75 dag
Tc t = 21 dagen
-125,00
-100,00
-75,00
-50,00
-25,00
0,00
25,00
50,00
75,00
100,00
125,00
0 3 6 9 12 15 18 21
Rek x 10-6 [m/m]
Tijd [dagen]
Temp.rek - bovenzijde
Temp.rek - onderzijde
21 dagen een evenwicht met een tempera-
tuurverdeling (blauwe lijn) die lager is dan
de nulspanningstemperatuur, met als gevolg
de optredende trekrekken zoals weergege-
ven in figuur 7.
Spanningen door temperatuur-
veranderingen
Door de opwarming en afkoeling van het be-
ton ontstaan er zogenoemde opgelegde ver-
vormingen in de OWB-vloer. In figuur 7 zijn
de (horizontale) vervormingen weergegeven.
In geval van verhindering van de opgelegde
vervormingen ontstaan er spanningen. Voor
de berekening van de spanningen is ervan
uitgegaan dat alle opgelegde vervormingen
(translatie en rotatie) in de OWB-vloer volle-
dig worden verhinderd. Op basis van deze
veronderstelling ontstaan er temperatuur-
spanningen vanaf het moment dat het beton
sterkte en stijfheid gaat ontwikkelen, het
tijdstip van 'einde binding'. De optredende
betontemperatuur op het tijdstip 'einde bin-
ding' is de nulspanningstemperatuur T
0
. Bij
een betontemperatuur T
c
? T
0
ontstaat de
(niet gerelaxeerde) betonspanning:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
???
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
??
???
?
????,?
?
?
(13)
(12)
Waarin:
?
cT
= lineaire uitzettingscoëfficiënt
beton [m/mK];
?
cT
= 12 · 10
-6
m/mK
T
0
= nulspanningstemperatuur [°C]
T
c
= betontemperatuur [°C]
? = dwarscontractiecoëfficiënt beton
[-];
? = 0,2
Vergelijking 12 geeft de spanningen in geval
van de volledige verhindering van de opge
-
legde vervormingen. De werkelijke verhinde-
ringsgraad is afhankelijk van de schuifweer-
stand van de bedding en de horizontale
stijfheid van de trekelementen en keerwan
-
den. De OWB-vloer zal hierdoor beperkte
translatievervormingen kunnen ondergaan
waardoor trekspanningen worden geredu
-
ceerd. De hier uitgevoerde beschouwing met
volledige verhindering is conservatief.
In figuur 8 zijn de door afkoeling ver
-
oorzaakte trekspanningen afzonderlijk weer-
gegeven, berekend met vergelijking 12. Omdat
aan de onderzijde van de OWB-vloer de groot
-
ste opgelegde vervorming optreedt (fig. 7), ont-
staat hierdoor ook de grootste trekspanning.
Relaxatie van spanningen
Spanningen als gevolg van verhinderde op-
gelegde vervormingen worden altijd geredu-
ceerd door relaxatie. In de berekening is ge-
bruikgemaakt van de relaxatiecoëfficiënt als
functie van de kruipcoëfficiënt en de tempe-
ratuurfactor:
Formules artikel 330
?
????=?
???
??+ ??
?,??? exp ?? ln ?2 +
?
?
?
?
?
? (1)
?
?
?
?
?
??
???
??
=
???
???
??
(2)
??
?
= 5060? ? 2150 (3)
?
?=?exp ?
??
?
?
?
???
?
?
?
?
??
?
?
?? (4)
?
?,?????= 0,75 ?
??? exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
?? (5)
?
?????=?
???exp ?? ?1 ? ?
??
?
????
?
?,?
???
?
?
?
(7)
?
??=22000?
??
???
??
?
?
?
?
(8)
??
??
=?
?
?
?
?
??
?
+
?
?
?
???
??
(9)
?
????=?
???
??
????
?
??
?
??
????? (12)
???, ?
??=
???,??
?
???
?
?
=
?
?????
?
????,?
?
?
(13)
(13)
Waarin:
?(T
c
) = factor waarmee de invloed van
temperatuur op de kruip mee in
rekening wordt gebracht
?(t,t
0
) = kruipcoëfficiënt
Om het effect van de betontemperatuur op de
grootte van de kruipcoëfficiënt in rekening te
7 De optredende opgelegde vervormingen door de hydratatiewarmte aan de bovenzijde (ca. 6 cm onder
betonoppervlak, blauwe lijn) en aan de onderzijde (ca. 6 cm boven betonoppervlak, rode lijn)
7
30?CEMENT?6 2025
Figuur 8. Ontwikkeling van niet gerelaxeerde spanningen door de verandering van de
betontemperatuur aan de bovenzijde (blauwe lijn) en aan de onderzijde (rode lijn)
Figuur 9. De door afkoeling veroorzaakte spanning aan de onderzijde van de OWB-vloer zonder
relaxatie (rode lijn) en met relaxatie volgens Model Code 2020 (blauwe lijn)
-0,75
-0,50
-0,25
0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
0 3 6 9 12 15 18 21
Spanningen zonder relaxatie [MPa]
Tijd [dagen]
Temp.span - bovenzijde
Temp.span - onderzijde
-0,75
-0,50
-0,25
0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
2,50
0 3 6 9 12 15 18 21
Spanning [MPa]
Tijd [dagen]
Temp. span - onderzijde - zonder relaxatie
Temp. span - onderzijde - relaxatie MC2020
Scheurspanning
brengen, is gebruikgemaakt van de in Model
Code 2020, lid 14.11-29 [21] gegeven tempera-
tuurfactor:
?(T
c
) = exp (0,015(T
c
? 20)) ???(14)
Waarin:
T
c
= betontemperatuur in °C
De relaxatie van de spanning, veroorzaakt
door afkoeling van de beton, aan de onder-
kant van de OWB-vloer is berekend. De re-
laxatie is berekend met de kruipcoëfficiënt
volgens de Model Code 2020 [21], waarbij is
uitgegaan van een veronderstelde constante
relatieve vochtigheid RH = 90%. In de Model
Code 2020 bestaat de kruipcoëfficiënt uit de
basiskruip en de uitdrogingskruip:
?(t,t
0
) = ?
bc
(t,t
0
) + ?
dc
(t,t
0
) ???(15)
De coëfficiënt basiskruip is gedefinieerd als:
?
bc
(t,t
0
) = ?
bc
(f
cm
) ?
bc
(t,t
0
) ???(16)
Waarin:
?
bc
(f
cm
) = factor waarvan de grootte
afhankelijk is van de gemiddelde
28-daagse cilinderdruksterkte f
cm
?
bc
(t,t
0
) = tijdfunctie
De coëfficiënt uitdrogingskruip is gedefinieerd
als:
?
dc
(t,t
0
) = ?
dc
(f
cm
) ?(RH) ?
dc
(t
0
) ?
bc
(t,t
0
) ???(17)
Waarin:
?
dc
(f
cm
) = een factor waarvan de grootte
afhankelijk is van de gemiddelde
28-daagse cilinderdruksterkte f
cm
?(RH) = een factor afhankelijk van de
relatieve vochtigheid van de beton
?
dc
(t
0
) = een factor waarmee de invloed
van de ouderdom van het beton op
het tijdstip van aanvang uitdroging
in rekening wordt gebracht en een
tijdfunctie ?
bc
(t,t
0
) die ook een
functie is van de sterkte f
cm
en het
tijdstip van aanvang uitdroging.
Als er geen uitdroging is (RH = 100%) dan is
factor ?(RH) = 0. Zoals al eerder aangegeven,
is voor de zekerheid toch de uitdrogings-
kruip in beperkte mate meegenomen in de
berekening met RH = 90%. In figuur 9 is de
ontwikkeling van de gerelaxeerde spanning
weergegeven met de blauwe lijn. De grootte
van de relaxatie wordt voornamelijk veroor-
zaakt door de basiskruip. De bijdrage van de
uitdrogingskruip aan de relaxatie is verwaar-
loosbaar klein. Zoals blijkt uit figuur 9 is er
na 21 dagen een ruime marge tussen de ge-
relaxeerde spanning en de scheurspanning
van circa 1,6 MPa.
Hierbij moet wel worden bedacht dat
er in werkelijkheid aan de onderzijde van de
OWB-vloer ook trekspanningen ontstaan
door de autogene krimp, verminderd door
zwelling, en in fase 2 ook door de geconcen-
treerde krachten van de trekelementen en
keerwanden en de stempeldruk.
8 Ontwikkeling van niet-gerelaxeerde spanningen door de verandering van de betontemperatuur aan de bovenzijde (blauwe lijn)
en aan de onderzijde (rode lijn)
8
BETROKKENEN
De auteur is dank verschuldigd
aan dr.ir. Lex van der Meer,
trekker van de subgroep Krimp-
scheurvorming van de CROW-
werkgroep SVOWB, voor het
verstrekken van de nodige
informatie. Tevens aan de voor-
zitter van de CROW-werkgroep
prof.ir. Cees Kleinman, ing. Eelco
de Winter, ing. Ab van den Bos,
ir. Ruud Arkesteijn en de CROW-
coördinator ir. Ad van Leest voor
de review van het concept-
artikel.
CEMENT 6 2025 ?31
Figuur 8. Ontwikkeling van niet gerelaxeerde spanningen door de verandering van de
betontemperatuur aan de bovenzijde (blauwe lijn) en aan de onderzijde (rode lijn)
Figuur 9. De door afkoeling veroorzaakte spanning aan de onderzijde van de OWB-vloer zonder
relaxatie (rode lijn) en met relaxatie volgens Model Code 2020 (blauwe lijn)
-0,75
-0,50
-0,25
0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
0 3 6 9 12 15 18 21
Spanningen zonder relaxatie [MPa]
Tijd [dagen]
Temp.span - bovenzijde
Temp.span - onderzijde
-0,75
-0,50
-0,25
0,00
0,25
0,50
0,75
1,00
1,25
1,50
1,75
2,00
2,25
2,50
0 3 6 9 12 15 18 21
Spanning [MPa]
Tijd [dagen]
Temp. span - onderzijde - zonder relaxatie
Temp. span - onderzijde - relaxatie MC2020
Scheurspanning
Tot slot
In dit artikel is een berekeningswijze gege-
ven die als doel heeft om meer inzicht te
geven in het risico op scheurvorming in een
OWB-vloer. Het artikel beschouwt hierbij
'fase 1', waarbij de vloer nog onder water
staat. Het belang van het bepalen van be-
langrijke thermische invoerparameters voor
de adiabatische curve, warmtecapaciteit en
warmtegeleidingscoëfficiënt is benadrukt.
Voor de praktijk is het aan te bevelen dat
optredende temperaturen op enkele punten
over de dikte aan de onderzijde van de vloer
worden gemeten.
Voor wat betreft krimp en kruip, is het
van belang om te weten dat de krimp in een
OWB-vloer zich in fase 1 beperkt tot autogene
krimp, die aan de betonoppervlakken gedeel-
telijk of volledig teniet wordt gedaan door de
indringing van water onder druk. Dit is nog
in onderzoek bij de CROW-werkgroep en is
in dit artikel buiten beschouwing gelaten.
Het berekenen van spanningen als gevolg
van optredende krimp is daarom ook buiten
beschouwing gelaten.
Het algemene beeld is dat, als wordt
uitgegaan van volledige verhindering van de
temperatuurvervormingen, aan de onderzijde
van de OWB-vloer de grootste trekspanning
ontstaat. Voor het ontwerp en de berekening
in de praktijk wordt aanbevolen om voor de
OWB-vloer een numeriek plaatmodel te han-
teren, waarbij de trekelementen en keer-
wanden verend zijn ingevoerd.?
LITERATUUR
1?Arkesteijn, R. T. (2012), Dimensionering
van onderwaterbetonvloeren.
Afstudeerrapport TU Delft.
2?Arkesteijn, R., Menting, M. (2013),
Staalvezelversterkt onderwaterbeton.
Cement 2013/3, pp. 44-51.
3?Arkesteijn, R. (2014), Rekenen aan
onderwaterbeton met vezels. Cement
2014/2, pp. 52-58.
4?Bouwmeester ? van den Bos, J.,
Galjaard, H. (2013), Balanceren voor
gevorderden. Cement 2013/3, pp. 4-9.
5?CUR-Aanbeveling 77:2014 ?
Rekenregels voor ongewapende
onderwaterbetonvloeren, SBRCURnet,
Gouda.
6?Hagenaars, P.A., Galjaard, J., Veen,
C. van der (2013), Herziening CUR-
Aanbeveling 77 (1) ? Corrigeren
onvolkomenheden en aansluiten op
Eurocode. Cement 2013/3, pp. 10-13.
7?Hagenaars, P.A., Galjaard, J., Veen,
C. van der, Winter, E.P.J. de (2015),
Herziening CUR-Aanbeveling 77 (2).
Cement 2015/3.
8?Hagenaars, P.A., Galjaard, J., Veen, C.
van der, Winter, E.P.J. de (2015),
Herziening CUR-Aanbeveling 77 (3).
Cement 2015/8.
9?Huisman, K. (2013), Bijzondere
belastingen op onderwaterbeton.
Cement 2013/3, pp. 28-35.
10?Winter, E.P.J de, Arkesteijn, R.,
Barten, P., Herziening CUR-Aanbeveling
77 (4). Cement 2017/4, pp. 42-52.
11?Bos, F.A. (1991), Gewapend- en
ongewapend onderwaterbeton hij de
afritten van de Blankenburg Tunnel,
Afstudeerrapport TU Delft, p. 122.
12?Rohling, S., Zwangsspannungen
infolge Hydratationswarme, Verlag
Bau+Technik GmbH, Dusseldorf, 2005,
p. 308.
13?Koo, K-M., Kim, G-Y., Yoo, J.K., Lee,
E-B. (2014), Properties of adiabatic
temperature rise on concrete
considering cement content and
setting time. Indian journal of Engineering
& Material Sciences Vol. 21 October 2014,
pp. 527-535.
14?Vree, R.T. de, Tegelaar, R.A. (1998),
Gewichtete Reife des Betons, Beton
Heft 11, 1998, pp. 674-678.
15?Betonpocket 2012, Uitgave ENCI
B.V., 's-Hertogenbosch, p. 302.
16?Braam, C.R.; Bouquet, G.Chr. (2003),
De treksterkten van beton nader
beschouwd. Cement 2003/7, p. 72-75.
17?Blaere, B. de (2006),
Betontechnologie, hst. VIII 'Controle en
certificatie van beton' ? par.8,
Belgische BetonGroepering, 4e
herziene druk, Brussel, pp. 337-354.
18?Bouquet, G.Chr. (2019), Effect of
relaxation on eigenstresses and
microcracking in concrete under
imposed deformation, Doctoral Thesis
TU Delft, p. 135.
19?CUR-VB rapport 84-3 (1984),
Thermische coëfficiënten en relaxatie
van beton in het temperatuurgebied
van -5 tot 80 °C ? Literatuurstudie,
Zoetermeer, p. 71.
20?Roelfstra, P.E. (1989), A numerical
approach to investigate the properties
of concrete ? Numerical Concrete,
Doctoral Thesis No. 788, EPFL,
Lausanne, p. 199.
21?Model Code 2020, fib Model Code
for Concrete Structures 2020 ?
International Federation for Structural
Concrete (fib), v1.2, Lausanne,
Switzerland.
22?Al-Kubaisy, M.A.; Young, A.G. (1975),
Failure of concrete under sustained
tension. Magazine of Concrete Research
Vol.27, No.92, pp. 171-178.
23?Nederlandse Richtlijn
Bodembescherming (NRB 2012),
Agentschap NL, p. 108.
9
9 De door afkoeling veroorzaakte spanning aan de onderzijde van de OWB-vloer
zonder relaxatie (rode lijn) en met relaxatie volgens Model Code 2020 (blauwe lijn)
32?CEMENT?6 2025
Reacties