2
april
2022	
Belasting stadions Interview Johan Bolhuis
Vancouver House
II?	CEMENT	 2 20	22	
Cement is een kennisplatform van 
én voor constructeurs.	
 Het platform 
legt kennis vast over construeren met be-
ton en verspreidt deze onder vakgenoten. 
Om deze kennisdeling te ondersteunen 
en het belang ervan te onderstrepen, kan 
een bedrijf partner worden. Een partner 
geniet een aantal aantrekkelijke voorde-
len, zoals zichtbaarheid, flinke korting op 
lidmaatschappen, gratis plaatsing van 
vacatures en de mogelijkheid mee te 
praten over de inhoud van het platform. 
Heb je ook interesse om partner te wor-
den, neem dan contact op met Marjolein 
Heijmans,  m.heijmans@aeneas.nl. 	
 	
Onze 
partners	
CEMENTONLINE
  Meer informatie over deze bedrijven  en over het partner
 	
schap st	
 aat op  
 www.cementonline.nl/partners.	
Cement  wordt mede mogelijk gemaakt door: 
partners	
CEMENT 2 2022	?1
2?	CEMENT	 2 20	22	
48	 	Dynamische belast	 ing op    
  tribunes 
 	Belastinge	 n op tribunes door syn  	-	  
 	
chr	
 oon springende mensen.
57	 	Implement	 atie coördinerend 	 
 	 constructeur 
 	D	eel 2 uit de serie 'Borgen van     
 	
constructie	
 ve veiligheid'.
64	 	Int	erview Johan Bolhuis 
 	D	e lijst met projecten waar hij bij  
 	betr	
okken is of is geweest is indruk-  
 	
wekk	
end. In gesprek met Johan     
 	
Bolhuis o	
ver zijn motivaties.
72	 	Beschermend bét	 on brut 
 	H	et rode beton van het INES inno-  
 	
vat	
 iecentrum in Concepción speelt   
 	
ee	
n dubbelrol. 	
Artikelen 
 
  6	 	V	ancouver House prikkelt    
 	
de v	
 erbeelding 
 	Bijzonde	 r ontwerp vereist creativi-  
 	
t	
 eit en innovaties.
18 	R	ubberblokken voorkomen   
  trillingshinder 
 	Appart	 ementencomplex op ENKA- 
 	t	
errein in Ede dicht tegen het spoor 	
 
 	
aangebouwd.
31 	T	esten voor toegang  
 	Construct	eur van het Jaar Mathew   
 	
V	
 ola geeft zijn visie op ontwikkelin-  
 	
g	
en in het constructeursvak.
36	 	Onderz	 oek instorting van     
 	
t	
 ribune-element Goffertstadion  
 	H	oe een springende menigte een   
 	
pr	
 efab element liet bezwijken.	
18 48	
Voorpagina:?Vancouver House, Canada, foto: Pierre Mazeau
COLOFON	
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét 
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt 
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel 
van het kennisplatform Cement, een uitgave  
van Aeneas Media bv in opdracht van het 
Cement&BetonCentrum. 
 
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, 
Ruimte 4121, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie prof.dr.ir. Max Hendriks (hoofdredac-
teur), ir. Paul Lagendijk, ir. Marloes van Loenhout, 
 
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy 
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),  
ir. Paul Berendsen, ing. Dick Bezemer, prof.dr.ir. 
Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf, ir. Maikel 
Jagroep, ir. Hans Kooijman, ir. Ad van Leest,  
ing. Michael van Nielen PMSE, ir. Paul Oomen,  
ir. Dirk Peters, ir. Kees Quartel, ir. Ruud van der 
Rakt, ir. Hans Ramler, ir. Paul Rijpstra, ir. Dick 
Schaafsma, ing. Roel Schop, dr.ir. Raphaël 
Steenbergen, prof.dr.ir. Kim van Tittelboom,  
dr.ir. Rutger Vrijdaghs, ing. Jan van der Windt, 
prof.ir. Simon Wijte
Uitgever / vakredacteur ir. Jacques Linssen   
j.linssen@aeneas.nl, T 073 205 10 22
Planning en coördinatie Hanneke Schaap   
h.schaap@aeneas.nl, T 073 205 10 19    
Eindredactie Hanneke Schaap
Ontwerp Twin Media bv, Miranda van Agthoven
Vormgeving Twin Media bv, Maarten Bosch
Media-advies Leo Nijs, l.nijs@aeneas.nl,  
T 073  205 10 23
Klantenservice abonnementen@aeneas.nl,   
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en 
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke 
toestemming.
Lidmaatschappen 2022  Kijk voor meer  
informatie over onze lidmaatschappen op   
www.cementonline.nl/lidworden of neem contact 
op via abonnementen@aeneas.nl of 073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-  
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst   
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud 
van het blad, zijn redactie en uitgever van 
Cement niet aansprakelijk voor de gevolgen,  
van welke aard ook, van handelingen en/of  
beslissingen gebaseerd op de informatie in deze 
uitgave.    
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt 
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang
-
hebbenden kunnen cont
act opnemen met de 
uitgever.
    
ISSN 0008-8811
Inhoud
Vakblad over betonconstructies
CEMENT 2 2022	?3	
Stel dat over x jaar al het beton 
cementvrij is, moet vakblad 
Cement dan nog wel Cement 
heten??Die vraag kwam voorbij 
toen ik onlangs op bezoek was 
bij Havenbedrijf Rotterdam en 
waar we over een cementarme 
moot van een kademuur spraken.  
Een veilig interval voor die x lijkt 
mij tussen 28 jaar en + oneindig;  
daar kan ik me geen buil aan 
vallen. Wie het beter weet, mag 
het zeggen! Dit is echter niet 
waar het om gaat. Cement staat 
niet voor dat hydraulische bind -
middel, maar voor de verbinder 
van kennis en dus van mensen. 
'Ik ben een echte verbinder', 
las je vroeger in sollicitatie-
brieven. Nu lees je op LinkedIn: 
'constructeur | betonspecialist | 
verbinder'. 
 
De Afsluitdijk is de verbinder 
tussen Fryslân en Noord-Holland, 
en daar kwam de redactieraad 
van Cement bijeen voor de jaar-
lijkse redactieraadsvergadering. 
Op een herinneringsplaat op 
de Lorentzsluizen staat 'in 5 
jaren totstand gebracht door 	
Verbinder 	
het vernuft en den arbeid van 
de Nederlandsche ingenieurs, 
aannemers en werklieden', aldus 
toenmalig koningin Wilhelmina. 
Het is mooi om te zien hoe 
dit waterbouwkundig project 
ook nu de betonconstructeurs 
verbindt. In woord en gebaar 
wordt kennis gedeeld over cul- 
tuurhistorie, veiligheid, water-
afvoer, ecologie, constructieve 
uitdagingen en vernuftige 
oplossingen.
 
Ook dit nummer van Cement 
staat weer vol verbinding. 
Twee artikelen gaan over 
Vitesse-supporters die hun 
verbondenheid uitten door in 
het NEC-stadion synchroon te 
springen. Verder verbinden we 
jong en oud: Gerben van der 
Meijde is de jonge constructeur 
en Johan wat-heeft-hij-niet-ge-
bouwd Bolhuis is geïnterviewd. 
En er is nog veel meer. Cement 
blijft Cement voor tenminste y 
jaar, y 	
? [1000, ?); daar kan ik 
me geen buil aan vallen.
Max Hendriks	
Voor reacties:  
cement@aeneas.nl	
64	
En verder
  5	 	Closing the Loop	  
 	W	erkt aan hergebruik viaduct A76.
  5	 	Consort	ium Liggers2.0 
 	M	aakt viaducten circulair door     
 	
he	
 rgebruik prefab liggers.
14 	Hee	ft beton nog wel 
 
toekomst? 
 	Column Sande	 r den Blanken. 
16 	De jonge const	 ructeur 
 	Ge	rben van der Meijde deelt zijn   
 	
e	
 rvaring als constructeur van het   
 	
iconische pr	
oject Sluishuis.  
35	 	V	an bron tot zee - Bruggen   
 	
o	
 ver de Maas 
 	Boekbespr	 eking.  
47	 	OKU House	  
 	P	aal en perk aan schaarse ruimte.
78	 	St	ructural Concrete 22/6 
 	Same	nvatting van een selectie  papers 	 
 	
uit Structur	
 al Concrete Vol. 22/6.
82	 	Bet	onvloer in een brand-
 
situatie 
 	R	ekenen in de praktijk (18).
83	 	Dw	arskrachtcapaciteit     
  betondoorsnede 
 	N	aschrift Rekenen in de praktijk (17).
4?	CEMENT	 2 20	22	
auteurs	
ir. Sander den Blanken
BAM Infraconsult
p. 14 - 15, p. 57 - 63
ir. Jacques Linssen Redactie Cement /  Aeneas Media p. 64 - 71
drs. Wybo Gardien
Movaresp. 18 - 30 ir. Gerben van der Meijde
Van Rossum 
Raadgevende Ingenieurs p. 16 - 17
ing. Jorrit van 
Ingen MSEng RC
WSP
p. 82 - 87
ing. Henk Hazelaar RC
BAM Advies en Engineering p. 18 - 30 ir. Erik Middelkoop RO
Royal HaskoningDHV p. 48 - 56
ir. Mark Slotboom BAM Advies en Engineering p. 18 - 30
ing. Henk Wapperom Betonvereniging /  redactie Cement p. 34 - 35
ir. Mathew Vola
Arup
p. 31 - 33
ir. Johan Bolhuis RO CEng
HOCHTIEF Infrastructure 
GmbH Nederland
p. 64 - 71
ir. Kirsten Hannema
Freelance 
architectuurjournalist
p. 72 - 77
ir. Wouter Meijers
Royal HaskoningDHV
p. 48 - 56
ir. Paul Lagendijk
Aronsohn Constructies / 
redactie Cement
p. 6 - 13 ir. Joris Hesselink PMSE
BAM Advies & 
Engineering
p. 31 - 33 ir. Rudi Roijakkers
ABT
p. 57 - 63
ir. Mark Spanenburg RO
BAM Advies & 
Engineering
p. 36 - 46
Prof.dr.ir. Joost Walraven
TU Delft
p. 88 
Aan dit nummer van Cement werkten mee:
CEMENT 2 2022	?5	
gesponsorde berichten	
Eén van de geselecteerden van de  
SBIR-uitvraag van Rijkswaterstaat  
is het consortium Liggers2.0, be-
staande uit Royal HaskoningDHV,  
Dura Vermeer Urban Miner, Vlas-
man Beton- en sloopwerken en  
Haitsma Prefab Beton. 	
Tijdens het 
haalbaarheidsonderzoek (fase 1) heeft 
de combinatie al enkele liggers uit het 
voormalige viaduct Kromwijkdreef in de 
A9 geoogst. Tijdens de prototype-fase 
is een methode ontwikkeld om de druk - 
laag te verwijderen met behoud van de 
aansluitw	
 apening. Ook is aangetoond  dat liggers in te korten zijn tot circa 
80% van hun originele lengte. Hierbij is 
het eveneens mogelijk de kruisingshoek 
aan te passen. In dit stadium zijn van 
het viaduct over de Europaweg in de 
A7 Zuidelijke Ringweg Groningen nog 
eens 26 liggers geoogst, deels voor 
 
toepassing in een tijdelijke brug in   
Appingedam, deels voor toepassing in 
een nieuw viaduct v	
 an Rijkswaterstaat 
over een Rijksweg. In twee volgende 
nummers van Cement wordt uitgebreid   
aandacht besteed aan de technische 
aspect
 en van deze innovatie. 	
Consortium Liggers2.0
Maakt viaducten circulair door 
hergebruik prefab liggers	
Het consortium Closing the Loop 
(bestaande uit Nebest, Antea 
Group, GBN Groep en Strukton 
Civiel) is een van de drie partij-
en die een prototype van een 
circulaire viaduct mogen ont -
wikkelen, in het kader van SBIR.	
  
SBIR is een initiatief van Rijkswater-
staat waarin ondernemers worden 
uitgedaagd om circulaire oplossin-
gen voor viaducten te ontwikkelen.  
Binnen Closing the Loop wordt ieders 
specialisme benut om de cirkel voor 
hoogwaardig hergebruik te sluiten. Als 
gastproject gebruikt het consortium 
de ongelijkvloerse kruising van de  Daelderweg over de A76 bij Nuth.
 
Deze kruising bestaat uit twee via-
ducten, die worden vervangen door  
één nieuw viaduct. Met een haalbaar-
heidsonderzoek, waarbij zowel de   
impact, haalbaarheid als het econo-
misch perspectief zijn onderzocht, 
toonde het consortium de potentie 
aan voor het hergebruiken van de 
onderdelen uit deze objecten. Het   
resultaat is een nieuw viaduct dat 
wordt gebouwd met onderdelen uit 
drie bestaande viaducten, en zo-
doende voor meer dan 65% uit 
hoogwaardig hergebruikte object	
-	
onder	
delen bestaat. 	
Closing the Loop 
Werkt aan hergebruik viaduct A76 	
WWW.CEMENTONLINE.NL  
/CLOSINGTHELOOPA76
 
Meer over de aanpak van Closing the Loop bij 
hun SBIR-project staat in het artikel 'Closing 
the Loop over circulaire viaducten' van Nebest 
op  www.cementonline.nl/closingtheloopA76 .	
WWW.CEMENTONLINE.NL 
/LIGGERS2_0
 
Meer over de aanpak van consortium  
Liggers2.0 staat in het artikel van RHDHV  
op www.cementonline.nl/liggers2_0 .	
Impressie van het nieuwe viaduct 
over de A76 bij Nuth
Het 'oogsten' van liggers van het 
viaduct over de Europaweg in de  A7 Zuidelijke Ringweg Groningen
1 Vancouver House vanuit noordelijke en zuidelijke richting kort voor oplevering	
1
6?	CEMENT	 2 20	22
Het Vancouver House in de gelijknamige stad in Canada is een bijzondere verschijning. Met name de aanblik vanaf één zijde 
spreekt tot de verbeelding: een 156 m hoog gebouw dat onderin 
even breed is als jezelf lang bent. Naar boven toe wordt de toren  naar één kant toe geleidelijk aan breder, zonder zichtbare 
kolommen die de toren ondersteunen. Aan één zijde van de 
plattegrond neemt de breedte maar liefst met een factor zestien toe,  waardoor de vloeroppervlakte bijna verdubbelt. Vanzelfsprekend stelde dit alles ook de nodige eisen aan het constructief ontwerp.
Vancouver House  prikkelt de 
verbeelding	
Bijzonder ontwerp vereist creativiteit en innovaties	
CEMENT  2 2022	?7
Het Vancouver House bestaat uit 
een zestig verdiepingen hoge woon- 
toren, direct naast de Granville 
Street Bridge.	
 Op maaiveldniveau wordt 
de toren omzoomd door een plint van meer-
dere bouwlagen met een hellend dakvlak. 
Onder het complex is een zevenlaagse kelder 
aanwezig (foto 2). De onderste vloer van de 
kelder vormt ook direct de fundering.  Het idee voor het ontwerp van de toren 
is ontstaan vanuit het vereiste profiel van 
vrije ruimte ten opzichte van de Granville 
Street Bridge. De architecten van Bjarke  
Ingels Group moesten rekening houden met 
een minimale afstand van 30 m ten opzichte  van de brug. De vorm die is ontstaan wordt 
door de architect omschreven als een opzij 
geschoven gordijn.
Aan de top heeft het gebouw een 
rechthoekige plattegrond van circa 30,5 m 
bij circa 40,2 m en een vloeroppervlak van 
1226 m² (fig. 3) Naar beneden toe worden de 
vloeren kleiner en transformeren ze naar 
een driehoekige plattegrond van 725 m² die 
aan de noordzijde nog maar 1,80 m breed is.  Het ontwerpteam van Vancouver 
House stond voor de uitdaging dit te realise-
ren. Nu het gebouw gereed is, trekt de speelse 
curve van het gebouw de aandacht van  
iedereen die er langs komt.	
2 Stort van onderste keldervloer	
PROJECTGEGEVENS 
project 
Vancouver House ontwikkelaar Westbank
ontwerpend architect 
BIG (Bjarke Ingels Group) uitwerkend architect  DIALOG
adviseur constructies  Glotman Simpson 
Consulting Engineers
landschapsarchitect  PFS Studio
adviseur W-installaties  Integral Group
adviseur E-installaties  Nemetz (S/A) & Associates Ltd. geveladviseur  
Morrison Hershfield hoofdaannemer 
ICON West Construction
BRON
Dit artikel is een vertaalde bewerking 
van een artikel van Geoff Poh P.Eng van 
Glotman Simpson Consulting Engineers, 
dat in januari 2020 verscheen in het 
Amerikaanse vakblad STRUCTURE 
Magazine. STRUCTURE Magazine heeft 
ingestemd met een herduk van het  
artikel, maar geeft geen garantie met 
betrekking tot de juistheid van de  
vertaling ervan.  
Projectingenieur Geoff Poh is project-
manager en een van de constructief 
ontwerpers van het Vancouver House. 
De Nederlandse bewerking is gedaan 
door ir. Paul Lagendijk (Aronsohn  
Constructies / redactie Cement).	2	
8?	CEMENT	 2 20	 22
Constructieve eisen veroorzaakt 
door de geometrie
Alle 60 verdiepingen zijn uitgevoerd als vlak-
ke betonnen vloeren met een combinatie 
van traditionele wapening en voorspanning 
met nagerekt staal. De vloeren worden on-
dersteund door verticale kolommen en in 
afmeting variërende, rechthoekige kolom-
schijven in de oostgevel. Deze laatsten vol-
gen het gebogen silhouet van de gevel. Daar 
waar de verticale kolommen van bovenaf de 
curve van het gebouw raken, vloeien deze 
samen met de gevelkolom (fig. 4).De over de hoogte van het gebouw wij-
zigende kolomposities in de oostgevel en de 
verticale belastingen die door deze kolommen 
worden gedragen, leiden tot horizontale 
krachten op de vloerschijven: over het bo-
venste gedeelte van het gebouw trekken 
deze krachten het gebouw naar de brug toe 
(in oostelijke richting), terwijl in het lagere 
gedeelte juist krachten in de andere (weste-
lijke) richting ontstaan (fig. 5). Doordat alle 
zeven oostgevelkolommen een ander ver-
loop over de hoogte hebben, is de verdeling 
van de horizontale krachten op ieder stra-
mien en op iedere verdieping anders. Als de rechthoekige plattegrond van 
de bovenste verdieping over de min of meer 
driehoekige plattegrond van de onderste 
verdieping wordt gelegd, wordt duidelijk 
waarom de kern met liften en trappenhuis  excentrisch in de plattegrond ligt in de zuid-
westelijke hoek van het gebouw (fig. 3). Door 
de 'wandelende kolommen' en de excentrisch 
geplaatste kern, wordt de toren door de 
zwaartekracht niet alleen aan horizontale 
krachten maar ook aan torsiemomenten 
blootgesteld, en ontstaan horizontale ver-
plaatsingen over de hoogte van het gebouw. 	
Seismische belasting
Om de constructieve uitdaging nog groter te 
maken, moest ook rekening worden gehou-
den met de hoge seismiciteit die langs de 
westkust van Noord-Amerika voorkomt. De 
combinatie van zwaartekracht en seismi-
sche krachten op de constructie vereist een 
verticale ruggengraat die zowel buigstijfheid 
als wringstijfheid verzorgt. Vancouver 
House heeft een kern van in het werk ge-
stort, gewapend beton die is uitgevoerd met 
innovatieve systemen die niet eerder zijn 
toegepast in hoogbouw voor woningen in die 
omgeving. 
Door de aanwezige deursparingen in 
de rechthoekige kern ontstaan twee C-vor-
mige kerndelen. In de betonnen lateien die 
de delen onderling verbinden, zijn zware 
stalen breedflensbalken ingestort, tot 1,5 m 
in de aangrenzende wanden. Hierdoor wor-
den de twee delen van de kern verbonden 
tot een wringstijve, kokervormige doorsnede 
(foto 6). Anders dan de gebruikelijke tot 	
De combinatie 
van zwaarte-
kracht en   
seismische 
krachten vereist 
een verticale 
ruggengraat   
die zowel buig-
stijfheid als 
wringstijfheid 
verzorgt	
3 Plattegrond	
west
outriggerwand kern (twee  
c-vormige delen
outriggerwand oost	
3	
CEMENT 
2 2022	?9
LEVEL 9 FLOOR PLATE
	ROOF FLOOR PLATE
4a	
4b	
4 3D-modellen: complete constructie (a), constructie opgesplitst in doorsnedes (b)	10?	CEMENT	 2 20	22
vloeien belaste lateien, is er hier bewust voor 
gekozen het gedrag van deze staalprofielen 
elastisch te houden bij de combinatie van 
zwaartekracht en cyclische, seismische  
belasting. In de noordwestelijke en zuidwestelijke 
hoek is de kern voorzien van outriggerwan-
den. Per vloerniveau is in één van de twee 
wanden om en om een deuropening aanwe-
zig. Aan de uiteinden van deze outrigger-
wanden zijn 11 hoge sterkte voorspanstaven 
(Dywidag) opgenomen, waarmee een tegen-
belasting wordt gecreëerd die de toren weer 
bijna volledig verticaal trekt (foto 7).
Beperken scheurvorming 
Scheurvorming is inherent aan het materiaal 
beton als het verhardt en op spanning komt. 
Hoewel krimp- en buigscheuren normaal 
zijn voor gewapend beton, is het heel belang -
rijk om het gedrag van een toren met deze 
comple
 xiteit op detailniveau te begrijpen. 	
De expertise van Glotman Simpson op 
het gebied van niet-lineair performace based 
ontwerpen van betonnen hoogbouwconstruc-
ties aan de westkust van Noord-Amerika, 
kwam van pas bij het bepalen van de vereis-
te voorzieningen in de constructie. Er zijn 
constructiemodellen gemaakt met het niet-  lineaire rekenpakket PERFORM3D, die reke-
ning houden met de materiaaleigenschappen 
na vloeien. Hierbij is gerekend met grondbe-
wegingen die gelden voor deze bouwlocatie 
(éénmaal de maximale te verwachten aard-
beving: 1,0 MCE (MCE = Maximum Credible 
Earthquake)). Bij de bijbehorende belastingen 
zijn rekken en spanningen van de kritieke 
elementen gecontroleerd. Vervolgens is ge-
keken naar een tweemaal zo zware aardbe-
ving (2,0 MCE). 
Het is essentieel om een totaalbeeld te 
hebben van de resulterende scheurwijdtes 
in de kernwanden en de voorgespannen 
vloerschijven omdat de som daarvan mede 
de horizontale verplaatsing van het gebouw 
bepaalt. Het ontwerp was erop gericht om 
de scheuren in de kritieke elementen zoveel 
mogelijk te beperken. Uiteindelijk is het ont-
werp zo uitgewerkt dat bij 1,0 MCE het ge-
drag elastisch blijft en dat bij 2,0 MCE de 
verticale stabiliteit en veiligheid zijn gewaar-
borgd. Zowel bij zwaartekrachtbelastingen 
als bij seismische belastingen is de bruik-
baarheidsgrenstoestand beoordeeld.	
Flexibiliteit installaties
'Elk onderdeel is uniek.' Deze uitspraak was 
voor dit project geen marketing, naar 	
5	6	
5 Voorbeeld van optredende horizontale belastingen
6 Lateien met ingestorte staalprofielen tijdens de uitvoering	CEMENT  2 2022	?11
gold letterlijk. Minstens zo complex als de 
constructieve uitdagingen waren de coördi-
natie van het gevelontwerp en alle installa-
ties in een tijdens de bouw vervormende 
constructie. Van de E- en W-installaties werd 
een enorme flexibiliteit verwacht. Vanuit 
één centraal punt op de begane grond aan 
de noordzijde, net buiten de kern, versprei-
den alle installaties zich als takken van een 
boom over de verschillende plattegronden.De optredende spanningen in de voor-
gespannen en zwaar gewapende betonvloe-
ren resulteerden in flinke beperkingen voor 
de in het beton in te storten leidingen. De 
leidingen en kanalen voor verwarming, ven -tilatie, airconditioning en elektra zijn niet 
ingestort in de vloeren maar boven verlaagde 
plafonds aangebracht; alleen een beperkt 
aantal verlichtingselementen en installaties 
konden na uitvoerige coördinatie in de ver-
diepingsvloeren worden ingestort. 
 
In de bouwwereld die gewend is te werken 
met constructies die zich statisch gedragen 
bij verticale belastingen, vroeg Vancouver 
House om een andere benadering. Alle se-
cundaire elementen, die zorgen voor de  
architectonisch uitstraling van het gebouw, 
zijn ontworpen rekening houdend met extra 
vervormingstoleranties en aanpasbaarheid 	
In de betonnen 
lateien van 
 
de kern zijn 
zware stalen 
breedflensbalken   
ingestort   
waardoor een 
kokervormige, 
wringstijve 
doorsnede   
ontstaat
ONDERSCHEIDINGEN
Vancouver House is in 2021 
door The Council of Tall Buil-
dings and Urban Habitat 
(CTBUH) verkozen tot 'Best Tall 
Building Worldwide' in 2021 en 
beloond met de 'Structural 
engineering award of excellence'. 	
7	
7 Voorspanning met verticale voorspanstaven tijdens de uitvoering	12?	CEMENT	 2 20	 22
op de te verwachten horizontale en rotatie-
beweging in loop van de tijd.
Monitoring van constructief  
gedrag
Als dit gebouw op een traditionele manier 
was ontworpen en gebouwd, zou de con-
structie, op het moment van op hoogte  
komen, een horizontale verplaatsing ten  
opzichte van de fundering naar het oosten 
laten zien van ongeveer 250 mm. Om de to-
ren min of meer verticaal te krijgen en in te 
spelen op langetermijnkruipgedrag, is de 
draagconstructie met opzet uit het lood  
gebouwd, tegengesteld aan de verwachte 
vervorming. De bovenste vloeren zijn op af-
schot gemaakt om de helling veroorzaakt 
door de rotatie van de kern en de verschillen 
in kolomverkorting te compenseren. De ingenieurs van Glotman Simpson 
werkten nauw samen met de hoofdaanne-
mer, ICON West Construction, zowel tijdens 
de werkvoorbereiding als bij de daadwerke-
lijke uitvoering. De vervormingen van het 
gebouw per gerealiseerde verdieping werden 
gemonitord. Om de verdieping werden controle- 
metingen verricht tijdens de bouw, tot een 
jaar na het bereiken van het hoogste punt. 
De meetresultaten volgden nauwkeurig de 
berekende vervormingen: geen betere ma-
nier om de berekende prestaties van het ge-
bouw te bevestigen voor de levensduur van 
dit bijzondere gebouw.
Een icoon voor de westkust van 
Noord Amerika
Creativiteit, innovaties, zeer gedetailleerd ont -
werpen en coördinatie vormden het succes 
v
 an dit bijzondere project. Prestatiegericht 
ontwerp in combinatie met het gebruik van 
de nieuwste technologie met niet -lineaire 
analyses, maken het ontwerp van een gebouw 
als dit mogelijk. Samenwerking, met als doel 
onder meer een juiste fasering van uitvoering, 
zorgden ervoor dat het papieren ontwerp 
werkelijkheid is geworden. Alleen de veel 
meer dan gebruikelijke aandacht voor details 
zorgde voor een praktisch en uitvoerbaar ont -
werp. Vancouver House is in 2020 in gebruik 
g
 enomen en zal altijd een inspiratie blijven 
voor creatieve architecten en ingenieurs.
 	
    	
8
9	
8 Vancouver House tijdens de uitvoering
9 Overzicht van het project en de omgeving	CEMENT 2 2022	?13
14?	CEMENT	 2 20	22	
column	
Een aantal bouwbedrijven, waaronder BAM, hebben 
stappen gezet om een deel van hun huizenproductie uit  te voeren in hout, met als reden dat hout voordelen heeft 
zowel op constructief vlak als op het vlak van CO?-opslag.
Bovendien is duurzaam hout in Europa in voldoende mate beschik -
baar en is er ruimte voor duurzame groei van houtproductie. De 
vraag doet zich dus voor: heeft beton nog wel een toekomst? 
Innovatie of marginalisatie  
Door recente ontwikkelingen is de kans reëel dat beton marktaan-
deel gaat verliezen. Wil de betonsector dat voorkomen, dan moeten  hoge duurzaamheidsambities worden waargemaakt. Er zijn investe-
ringen in disruptieve innovaties nodig om grotere sprongen in ver-
duurzaming te maken. Maar van oudsher is de betonsector operatio- neel ingericht en ontbreekt het aan innovatiekracht, zo is mijn 
observatie. Gelukkig laat het Betonakkoord zien dat koplopers in de  betonsector bereid zijn te innoveren, de leiding nemen en investeren. 
Dat is maar goed ook, want als deze innovaties er niet komen, dan  treedt er verdere marginalisatie op.    
Beste combinatie
Het is te eenvoudig enkel de discussie te voeren of beton beter of 
slechter is dan hout (of een ander materiaal). Bij het ontwerpen en  bouwen van huizen, bruggen en tunnels is het van belang dat het 
materiaal zo efficiënt en gunstig mogelijk wordt toegepast. Immers,   
inefficiënt gebruik van materialen is niet duurzaam. Het komt zelden  tot nooit voor dat een bouwwerk voor 100% uit één materiaal wordt 
gemaakt. In bijna alle gevallen gaat het om de beste combinatie.
Veel is al mogelijk Het streven naar de beste combinatie geldt niet alleen voor hout, 
staal en beton, maar ook in beton zelf. Vertrouwde betonsamenstel- lingen maken door duurzaamheidsdoelen en schaarste van grond-
stoffen plaats voor nieuwe samenstellingen. Het beste wat we daarbij  kunnen bereiken is een betonsamenstelling met 'zero impact'. Bijna 
de helft van de gestreefde reductie van de CO?-uitstoot met beton, is 
al haalbaar met middelen die nu bekend zijn. Denk hierbij aan CO? 
afvangen bij de productie, alternatieve bindmiddelen, cementsteen- recycling, klinkervervanging, slimmere bouwplanning en nog veel 
meer. Maar er zijn meer mogelijkheden voor CO?-reductie dan alleen in relatie tot cement. Bijna 80% van de mogelijke reductie wordt be-
paald voordat de bouw start. Dus het is voor opdrachtgevers, ontwik -
kelaars, ontwerpers en constructeurs cruciaal om vooraf kennis te 
vergaren over de mogelijkheden. Helaas is dat kennisniveau binnen 
de gehele bouwsector anno 2022 nog ver onder de maat. Gelukkig 	
Heeft 
beton nog  wel een 
toekomst? 	
Ir.ing. S.M. (Sander)
den Blanken RO?(48) 
studeerde Civiele 
Techniek aan de TU 
Delft. Hij heeft meer dan 
twintig jaar ervaring bij 
diverse ingenieursbureaus, 
waaronder Arcadis, 
Ingenieursbureau 
Gemeente Amsterdam 
en Arup. Sinds maart 
2019 is Den Blanken 
werkzaam bij BAM Infra 
Nederland. In maart 
2019 werd hij Managing 
Director van BAM 
Infraconsult. Nu is hij 
Statutair Directeur van 
BAM Infra Asset- 
management (sinds 
augustus 2020) en 
Director Commercial 
Business Development 
BAM Infra Nederland 
(sinds maart 2022). 
 
Samen met Dorien Staal, 
statutair directeur van 
Voorbij Prefab, neemt 
Den Blanken gedurende 
twee jaar de column in 
Cement voor zijn rekening.
Wil je reageren op  
deze column, stuur  
dan een email naar 
cement@aeneas.nl.
CEMENT 2 2022	?15	
worden er, o.a. door de Betonvereniging, trainingen en opleidingen 
aangeboden om deze kennisleemte te vullen. Maak daar gebruik van!
De concurrentieslag winnen of verliezen?
Cementproducenten hebben CO?-rechten, maar die worden jaarlijks  verminderd. Bij gelijkblijvende productie moeten emissierechten wor-
den bijgekocht. Je zou kunnen beweren dat dit een tijdelijk karakter  heeft, maar feit is dat de prijs voor CO?-rechten in de tussentijd flink 
is gestegen. Het gevolg is dat ook de materiaalkosten van beton snel 
en waarschijnlijk blijvend omhoog zijn gegaan. Deze kosten worden  doorbelast aan de markt en uiteindelijk aan de consument, maar dit  heeft nog niet geleid tot verwachte innovatie: lagere CO?-uitstoot en 
dus ook minder behoefte aan CO?-rechten. Als we deze opwaartse  trend willen doorbreken, moet er een fundamentele verandering 
plaatsvinden in de markt. Bijvoorbeeld door nieuwe toetreders die 
daadwerkelijk hun CO?-emissie verlagen en concurrerend zijn op milieu-  
impact. Een lage MKI wordt als inkoopcriterium steeds belangrijker. 
Het wordt het verschil tussen wel of niet een project winnen. Beton 
met minder of geen CO?-uitstoot is straks een must have en cruciaal  in de concurrentiestrijd. Kennis van de reductie van CO?-uitstoot is 
dan essentieel voor het voortbestaan van bedrijven.
Hoge restwaarde
Er is nog een andere manier om naar duurzaamheid te kijken. Zowel  in de woningbouw als in de infrastructuur zien wij dat bestaande be-tonnen constructies met een aantal ingrepen een geheel nieuwe toe-
passing krijgen of dat de levensduur ervan kan worden verlengd.  Denk aan kantoorpanden die worden omgebouwd naar woningen, 
waarbij het betonnen skelet een nieuwe bestemming krijgt. En beton- nen bruggen waarvan de levensduur wordt verlengd door monitoring, 
zelfhelende reparatiemortels en/of kunstvezelversterking. Deze moge- lijkheden zijn grotendeels nog onbenut terwijl hier beton ze juist meer 
kansen biedt in vergelijking met andere materialen. Bestaande beton-  
constructies hebben namelijk een hoge restwaarde, die door de functie-  
verandering of levensduurverlenging kan worden verzilverd. 
 
Toekomst in eigen hand De noodzaak tot het verminderen van de CO?-uitstoot leidt tot een 
verschuiving in toepassing van materialen. Er moet continu worden 
gezocht naar de optimale combinatie van materialen en optimale  betonsamenstellingen. Als er grotere innovatieve stappen worden ge-
zet, kan de concurrentiestrijd worden gewonnen en blijft er toekomst  voor beton. Die toekomst wordt bepaald door het lerend vermogen 
van de sector zelf en de innovatiekracht van koplopers en nieuwe  toetreders.  	
  	
"Gelukkig laat het  Betonakkoord 
zien dat koplopers  in de betonsector  bereid zijn te innoveren"
"Beton met minder 
of geen CO?-uitstoot 
is straks een  
must have en 
cruciaal in de 
concurrentiestrijd"
16?	CEMENT	 2 20	22	
Wat zeg je als je op feestjes 
wordt gevraagd wat voor 
werk je doet?
In tegenstelling tot sommige   
andere landen is in Nederland 
het beroep constructeur niet   
algemeen bekend. Zo hoefde ik 
een Oostenrijkse berggids geen 
verdere toelichting te geven dan 
dat mijn beroep Statiker is. Hij 
begreep direct dat de veiligheid 
van de gebouwen er sterk van 
afhankelijk is of de constructeur 
van het gebouw zijn werk goed 
doet. Veel mensen zijn zich niet 
bewust van de veiligheid van 
gebouwen. Men heeft er zelf 
geen aandeel in, anders dan   
bijvoorbeeld in het verkeer. Dat 
die veiligheid niet vanzelf komt, 
en dat er nauwelijks doden te 
betreuren zijn door falende ge-
bouwen, is te danken aan de 
zorgen van constructeurs en 
bouwers. Constructeurs zijn 
daarin de ontwerpende, advise-
rende en ook vaak controleren-
de partij. Wij gebruiken onze 
kennis van mechanica, materia-
len, vormen en bouwmethoden 
om gebouwen veilig te ontwer-
pen en tot in detail uit te reke-
nen. Als wij ons werk níet goed 
doen en het gaat fout, is dat 
vaak groot in het nieuws en 
weet men ons wel te vinden.	
Zou je jezelf liever als  
specialist of allrounder 
willen doorontwikkelen?
De constructieve bouw is een 
breed vakgebied met veel din-
gen om te ontdekken. Het past 
meer bij mij om van veel van die 
gebieden wat te weten en zo als 
allrounder te kunnen bijdragen 
aan een project. Per onderdeel 
wil ik kennis opdoen tot aan de 
uitvoering, omdat ervaring met 
die laatste fase van meerwaar-
de is om goed te kunnen bijdra-
gen in een vroege fase. De eer-
ste jaren bij Van Rossum heb ik 
vooral ervaring opgedaan met 
constructies van in situ beton, 
prefab beton en staalconstruc -
ties, en met combinaties daar-
van. Bijvoorbeeld bij de projec -
ten Sluishuis in Amsterdam en 
Wonderwoods in Utrecht. De 
route ligt nu richting houtcon-
structies en herbestemmingen, 
zo wordt mijn kennispalet stukje 
bij beetje uitgebreid.
"Als wij ons werk níet 
goed doen en het gaat fout, 
is dat vaak groot in het 
nieuws en weet men ons 
wel te vinden"	
In deze rubriek maken we kennis met Gerben van der 
Meijde. Hij deelt zijn ervaring als constructeur van het 
iconische project Sluishuis in Amsterdam.	
Hoe kunnen we als  
constructeurs leren van 
andere disciplines?
De gemiddelde constructeur 
is een nuchter type. Doe maar 
normaal, dan doe je al gek 
genoeg. En dan is het gebouw 
veel veiliger. Die instelling is 
ook te merken aan de be-
perkte promotie voor ons vak -
gebied. Constructeurs vervul-
len een belangrijke taak, daar 
mogen we best wat trotser   
op zijn en dat ook uitdragen 
zodat de maatschappij een 
beter beeld krijgt van ons 
vakgebied.	
IR. GERBEN VAN  DER MEIJDE
leeftijd  29 jaar
opleiding 
TU Eindhoven, 
Master Structural  Design 
afstudeerproject 
Accelerating early 
strength and stiffness  development of a portland cement- based mortar for   3D printing werkgever 
Van Rossum 
Raadgevende  Ingenieurs,  
vestiging Rotterdam  functie 
constructeur
werkzaam sinds  2019
baan gekregen door  sollicitatie 
belangrijk in 
ontwikkeling  ir. Steven 
Schoenmakers en  alle collega's  
bij Van Rossum eerste project  Sluishuis 
rol bij eerste project  constructeur	
Mijn mening
de jonge constructeur 
Deze rubriek is tot stand gekomen in 
samenwerking met  YouCon, de 
vereniging van en  voor jonge 
constructeurs.
CEMENT 2 2022	?17	
Mijn 
project Mijn rol
Iconisch woongebouw aan 
het IJ
Sluishuis is een appartementen-
complex bij IJburg in Amster-
dam. Het 40 m hoge gebouw 
staat op een plot van 85 x 85 m2 
en bevat en mix van huur- en 
koopappartementen met eron-
der een tweelaagse parkeerkel-
der. Het iconische gebouwont
-
werp door BIG en Barcode 
architects kenmerkt zich door 
de grote uitkraging over het   
water, met een constructie van 
in het werk gestorte betonnen 
wanden en vloeren. De uitvoe-
ring is inmiddels vergevorderd. Door de sterk ontwikkelde 
rekensoftware kunnen complexe 
geometrieën zoals die van het 
Sluishuis steeds makkelijker wor-
den gemodelleerd en berekend. 
Dit maakt het echter niet mak -
kelijker om de resultaten te   interpreteren en te controleren. 
Het vertalen van een complex 
ontwerp naar een overzichtelijk 
schema is essentieel om goed te 
kunnen beoordelen of de uit
-
komsten van het 3D-rekenmodel 
correct zijn.  Het constructief ontwerp 
van Sluishuis is hier een goed 
voorbeeld van. De constructie 
die de uitkraging ondersteunt 
kan worden omschreven als een 
taps toelopend H-profiel met 
dubbel lijf en verstijvingsschot -
ten. Het dak is de bovenflens,   
de schuine vloer de onderflens, 
de corridorwanden de dubbele 
lijven. De woningscheidende 
wanden zijn de tussenschotten 
die de vloerbelasting naar de 
corridorwanden brengen.  Met dit duidelijke ontwerp 
zijn de krachten uit het 3D 
SCIA-model goed te interprete-
ren, en dat maakte het voor   
mij als beginnend constructeur 
mogelijk om bij zo'n complex 
project in een latere fase goed 
aan te kunnen haken. 	
UO-uitwerking en  
begeleiding bouw
De onderste flens van de uitkra -
gende constructie is door de 
gr
 ote krachten zwaar gewapend. 
In combinatie met de flauwe 
hoek gaf dit de nodige uitdagin -
gen voor het storten van het   
beton. Bij een van de onderste 
delen v
 an de onderflens is tijdens 
de bouw besloten de beton-  
kwaliteit en homogeniteit te   
verifiëren met proeven. Met onze 
bet
 onspecialisten, ervaren colle -
ga's en mijn studieboeken als 
vr
 aagbaak, heb ik in overleg met 
de aannemer een plan opgesteld 
voor het beproeven van het be -
ton en het verbeteren van de 
st
 ortprocedure. Hiermee zijn 
hoge herstelkosten voorkomen 
en werd de bouw zo min moge -
lijk vertraagd.  Hoger
 op komen de onder -
flensen v
an de uitkragende delen 
bij elkaar, samen met aansluiten -
de vloeren en wanden vanuit ver-
schillende hoeken. De detaillering 
v
 an de wapening op deze punten, 
rekening houdend met stortvolg -
ordes en de forse krachten, was 
ook een flink
 e uitdaging. Uitein -
delijk zijn we tot een oplossing 
gek
 omen die voor de betonbou -
wer goed maakbaar was. 	
Ik ben trots op de bijdrage 
die wij als Van Rossum en ook ik 
persoonlijk heb kunnen leveren 
aan de realisatie van dit prach-
tige project, en zie het als een 
waardevolle ervaring. Door de 
complexe vormen in het gebouw 
heb ik veel ervaring opgedaan 
met het vinden van simpele en 
uitvoerbare oplossingen, die me 
nu nog dagelijks goed van pas 
komt. 	
PROJECTGEGEVENS 
project 
Sluishuis
opdrachtgever en  bouwer 
Besix / Vorm architect 
BIG en Barcode  Architects
constructeur  Van Rossum 
Raadgevende  Ingenieurs
Wapening bij de aansluitingen tussen vloeren en wanden vanuit verschillende hoeken , foto: M. van Arragon, Besix
de jonge constructeur
Rubberblokken voorkomen 
trillingshinder	
Appartementencomplex op ENKA-terrein in Ede dicht tegen 
het spoor aangebouwd	
1 Blokken waarmee de bovenbouw is ontkoppeld van de fundering	
1
18?	CEMENT	 2 20	22
Op het ENKA-terrein wordt een 
appartementencomplex gebouwd 
met 201 sociale huurwoningen.
De oude fabriek op het terrein is voor het 
project grotendeels gesloopt. Wel zijn enkele 
kenmerkende gebouwen bewaard gebleven, 
waaronder de oude hoofdingang en de di-
rect daaraan gelegen fabriekshallen, inclu-
sief de karakteristieke sheddaken (zaag-
tanddaken). De vorm van deze daken komt 
terug in de architectuur van de nieuwbouw.Het appartementencomplex bestaat 
uit twee blokken, H2 en H4. Deze zijn weer 
zijn onderverdeeld in de delen H2A, H2B, 
H2C, H4D, H4E en H4F. Deze delen zijn on-
derling gedilateerd en op zichzelf stabiel. De 
gebouwen zijn zes of zeven lagen hoog en 
deels onderkelderd..
Ontwerpproces met betrekking 
tot trillingen
Bij het realiseren van een prettig woon- en 
leefklimaat in gebouwen hoort het beperken 
van trillingshinder voor bewoners en ge-
bruikers. ProRail volgt de laatste jaren de 
bouwplannen van gemeenten waar dicht bij 
het spoor wordt gebouwd. Als er geen aan-
dacht voor het beperken van trillingshinder 
is, dient ProRail zienswijzen in bij bestem-
mingsplanprocedures. Om vervelende ver-
rassingen in late fasen van het ontwerppro-
ces te voorkomen, is het van belang bij 
bouwprojecten nabij het spoor in een vroeg 
stadium trillingsonderzoek uit te voeren. Vanwege de nabijheid van de spoorlijn 
Ede-Arnhem, is met een quickscan inge- schat dat trillingshinder in de woningen op 
het ENKA-terrein op voorhand niet is uit te 
sluiten.	
Trillingsonderzoek?	In 2018 heeft Movares 
voor een ander, eerder gebouwd apparte-
mentenblok op het terrein, blok H5, een  
trillingsprognose afgegeven met een advies 
voor het bevorderen van het wooncomfort. 
Dit gebouw is nagenoeg vierkant en negen 
lagen hoog en staat op ongeveer eenzelfde 
afstand van de spoorlijn als de woonblokken 
H2 en H4. De draagstructuur van H5 bestaat 
uit haaks op elkaar staande, in het werk ge-
storte betonwanden en betonvloeren. Hier-
mee is een stijve en stabiele structuur gerea-
liseerd. De extra voorzieningen die nodig 
waren voor dit gebouw bleven daarmee be-
perkt tot het verzwaren van de begane-
grondvloer. Voor het eerste ontwerp van de woon-
blokken H2 en H4 is dit onderzoek in eerste 
instantie als uitgangspunt genomen. In een 
later stadium is voor de gebouwen H2 en H4 
aan Movares een aanvullend beperkt advies 
gevraagd.	
Toetsingskader?	In Nederland wordt voor
het meten en beoordelen van trillingen het 
meest gebruikgemaakt van de SBR-richtlijn 
'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor tril-
lingen'. Deze richtlijn is gebaseerd op de 
Duitse DIN 4150-norm. De SBR-richtlijn 
heeft geen wettelijke status, maar vergun-
ningsverleners verwijzen er wel regelmatig 
naar. De richtlijn bestaat uit 3 delen: 	
ING. HENK 
HAZELAAR RC
Projectleider / Adviseur BAM Advies en Engineering
IR. MARK 
SLOTBOOM
Projectconstructeur BAM Advies en Engineering
DRS. WYBO  GARDIEN
Adviseur Dynamica Movaresauteurs 	
Op het voormalig bedrijfsterrein van de ENKA-fabriek in Ede, tegen de spoorlijn Utrecht-
Arnhem, wordt een nieuwe woonwijk gebouwd. Twee woonblokken staan erg dicht op het spoor:  de kortste afstand tussen de gebouwen en het hart van het hoofdspoor bedraagt circa 39 m (fig. 2).  Om trillingsoverlast door het treinverkeer te voorkomen, worden de woonlagen van de 
bovenbouw met behulp van rubberblokken ontkoppeld van de fundering en de onderbouw (foto 1).	
CEMENT  2 2022	?19
Deel A: Schade aan gebouwen 
 Deel B: Hinder voor personen in  
gebouwen 
 Deel C: Verstoring van apparatuur
Op basis van langdurige ervaring met trillin-
gen langs het spoor, is schade als gevolg van 
passerende treinen onwaarschijnlijk op een 
afstand van meer dan 30 m tot het spoor en 
is ook verstoring van apparatuur niet aan de 
orde. Omdat de afstand in dit project 39 m 
bedraagt, is het project in dit onderzoek al-
leen beoordeeld aan de hand van de SBR-B-
richtlijn. Gedurende de looptijd van het project is de 
Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen 
van het ministerie van Infrastructuur en 
Waterstaat verschenen. Deze handreiking 
helpt gemeenten, projectinitiatiefnemers en 
andere stakeholders om bij nieuwbouw 
naast het spoor tijdig en concreet rekening 
te houden met trillingen van het spoor als 
gevolg van treinverkeer. De handreiking 
biedt houvast en handvatten om trillings-
hinder voor bewoners en gebruikers zo veel 
mogelijk te voorkomen. Het is echter geen 
beoordelingskader; hiervoor wordt verwe-
zen naar de SBR-richtlijnen. 	
2 Situatie blok H2 / H4 t.o.v. het spoor
3 Visualisaties blok H2 / H4	
PROJECTGEGEVENS 
project 
OP ENKA Ede
opdrachtgever 
AM/Woonstede architect 
MIX Architecten constructeur  
BAM Advies &  Engineering
adviseur trillingen  Movares
aannemer 
BAM Wonen  
Bouwen op Maat leverancier 
rubberblokken  Vilton/CDM	
2
3	
20?	CEMENT	 2 20	 22
De handreiking maakt, afhankelijk van de 
toepassing, onderscheid in verschillende de-
tailniveaus voor de toe te passen rekenmo-
dellen. Het rekenmodel dat is toegepast voor 
de eerste prognose is van detailniveau II 
conform de handreiking (empirische omre-
kenfactoren met frequentie-afhankelijkheid). 
Voor de uitgebreide trillingsprognose is ge-
bruikgemaakt van een rekenmodel met het 
hoogste detailniveau IV (driedimensionaal 
eindige-elementenmodel).
Eerste trillingsprognose?	De trillingsprognese 
voor de nieuwbouw op het ENKA-terrein is  in eerste instantie gebaseerd op een combi-
natie van trillingsmetingen en empirische 
frequentie-afhankelijke overdrachtsrelaties 
(detailniveau II conform de handreiking). De 
metingen zijn uitgevoerd op verschillende 
posities op het maaiveld (fig. 4, foto 5). Hier-
mee is zowel de spreiding in de langsrichting 
van het spoor, als de afname van trillingen 
loodrecht op het spoor bepaald. Deze metin-
gen hebben ruim een week geduurd en dat 
heeft geresulteerd in een representatief beeld 
van de trillingen over een looptijd van een 
week. Dit is vooral belangrijk voor de variatie 
in trillingen van goederentreinen.	
4 Maaiveldmeetpunten in onderzoeksgebied
5 Straatkast voor maaiveldmeting met cameraregistratie
Het is van belang 
om bij bouw-
 
projecten nabij 
het spoor in een 
vroeg stadium 
trillingsonder-
zoek uit te voeren	4
5	
CEMENT  2 2022	?21
6 Dynamisch 3D eindige-elementenmodel gebouw H2A
7 Trillingsspectrum voor vloer op bovenste verdieping van gebouw H2B
8 Blok H2 (a) en H4 (b) met de verschillende minimaal benodigde afveerfrequenties	
6	
7	
8a	8b	
22?	CEMENT	 2 20	 22
Ontwerpproces met betrekking tot trillingen 
op basis van de eerste trillingsprognose?	
Uit 
de eerste trillingsprognose kwam naar voren 
dat de gebouwen H2 en H4 gevoeliger zijn 
dan het gebouw H5 en dat in de woonblok-
ken H2 en H4 kans bestond op overschrij-
ding van de SBR-B-streefwaarden. Dit is het 
gevolg van het ontbreken van langsstabili-
teitswanden, die in blok H5 wel aanwezig 
zijn. Om de overlast door trillingen te be-
perken, zijn verschillende scenario's beke-
ken, zoals een blijvende damwand tussen  
de woonblokken en de spoorlijn en het toe-
passen van langsstabiliteitswanden (dwars-
wanden) in de bovenbouw. De blijvende 
damwand is afgevallen vanwege de kosten 
en gaf niet het gewenste effect; er moesten 
nog steeds aanvullende voorzieningen wor-
den getroffen. Met het toepassen van langs-
stabiliteitswanden in de bovenbouw zou het 
project niet meer uitvoerbaar zijn met tun-
nelgietbouw en daarmee te duur worden. 
Bovendien moesten ook dan nog aanvullen-
de voorzieningen getroffen worden.	
Uitgebreide trillingsprognose?	Voor het goed 
en juist beoordelen van de invloed van het 
trillen op het wooncomfort in de blokken  
H2 en H4 was dus een uitgebreide trillings-
prognose noodzakelijk. Bij deze uitgebreide 
trillingsprognose zijn de gebouwen met dy-
namische 3D FEM-modellen gesimuleerd. 
Movares gebruikt hiervoor een model dat 
parametrisch is opgezet, waarbij op basis 
van de constructieve tekeningen in relatief 
korte tijd een efficiënt 3D FEM-model van de 
gebouwen wordt opgezet. Door de parame-
trische opzet zijn constructieve maatregelen 
eenvoudig aan het model toe te voegen. Een 
voorbeeld van een dergelijk FEM-model is 
weergegeven in figuur 6. Het model berekent de frequentie- 
afhankelijke overdracht van trillingen op de 
fundering naar alle vloeren in het frequen-
tiegebied van 1 ? 100 Hz. Met het resultaat 
van de al tijdsafhankelijke trillingssignalen 
en deze berekende overdracht, worden de 
trillingssignalen op de vloeren voor alle trei-
nen voorspeld. Zo ontstaat voor het hele ge-
bouw een beeld van de trillingen gedurende 
een week. Vervolgens zijn uit de trillingssig- nalen de waarden 
V	
max (waarde van de maxi-
male trillingssterkte) V
per (trillingssterkte 
over de beoordelingsperiode) berekend en 
getoetst aan de streefwaarden uit de SBR-B-
richtlijn. De uitgebreide trillingsprognose be-
vestigde het beeld van overschrijding van de 
SBR-B-streefwaarden. De grootste trillingen 
traden op in de bouwblokken H2A en H4F, 
die het dichtst bij het spoor liggen. Verder 
was bij de beoordeling de trillingssterkte 
V	
max in de verticale richting maatgevend. De 
verticale trillingen overschreden de streef-
waarden in alle gebouwen. Voor de horizon-
tale trillingen was er alleen een enkele over-
schrijding op de begane grond van blok 
H2B/H2E.	
Aanvullende maatregelen in  
verband met trillingen
Vanwege de voorspelde overschrijding van 
de SBR-B-streefwaarden, is onderzocht met 
welke maatregelen de trillingen tot een aan-
vaardbaar niveau terug te brengen zijn. Op 
de vloeren bleek de grootste bijdrage te komen 
van trillingen tussen 10 en 20 Hz (fig. 7). 
Maatregelen moeten de trillingen vooral in 
dit frequentiegebied reduceren. In de horizontale richting leveren fre-
quenties tussen 3 en 8 Hz een bijdrage aan 
het trillingsniveau. Maatregelen om trillin-
gen in de verticale richting te reduceren, 
mogen deze laagfrequente horizontale tril-
lingen niet te veel versterken. In eerste in-
stantie is een kwalitatieve inschatting ge-
maakt van de maatregelen die het meest 
kansrijk zijn. Vervolgens is het effect van 
deze maatregelen met het 3D dynamisch 
FEM-model doorgerekend.
Voor bouwblok H2A ging het om de volgende 
maatregelen: 
 verwijderen van het zand en de 'kelder' 
dicht maken met een extra wand; 
 eén bouwlaag minder; 
 afveren van het gebouw met rubber;
Voor de overige blokken (H2B, H4E, H2C, 
H4D en H4F): 
 afveren van het gebouw met rubber.
Voor alle gebouwen zijn rubberblokken met 
verticale afveerfrequenties van 7 en 8 Hz 	
Voor een uitge-
breide trillings-
prognose zijn de 
gebouwen met 
dynamische 3D 
FEM-modellen 
gesimuleerd	
CEMENT  2 2022	?23
beschouwd (lager dan 7 Hz is economisch 
gezien niet haalbaar). Deze afveerfrequentie 
is afgestemd op het voorspelde trillingsspec-
trum van de vloeren. De stijfheid van de 
rubberblokken is vervolgens gebaseerd op 
de afveerfrequentie. Van belang is dat rub-
berblokken in de horizontale richting een 
aanmerkelijk lagere stijfheid hebben dan in 
de verticale richting. De leverancier van de 
rubberblokken heeft geholpen met de bepa-
ling van de horizontale veerstijfheid.
Constructieve uitwerking
In blok H2A zit een commerciële plint (in  
de 'kelderlaag') met daarboven een berging-
slaag en vijf woonlagen. De bergingslaag en 
de vijf woonlagen worden uitgevoerd met 
een tunnelbekisting, de commerciële laag 
met een kolommenstructuur (de ruimten 
vallen buiten de gebruiksfuncties waarvoor 
de SBR-B van toepassing is).Aan de bovenzijde van de kolommen 
is een balk aangebracht voor het plaatsen 
van de rubberblokken. De ontkoppeling in 
H2A zit dus niet in de fundering, maar tus-
sen de kelder en de beganegrondvloer. De vloer van de bergingslaag is een 
breedplaatvloer van 290 mm dik. Samen 
met de bovenbouw is dit een gesloten struc-
tuur die in zijn geheel op veren staat. De 
knoop van de bergingswand met de ber-
gingsvloer is één geheel en daarom is er  geen dubbele balk nodig voor het ontkoppe-
len.
In de commerciële laag leveren de 
grondkerende wanden de stabiliteit. Onder 
de eerste verdieping is een extra horizontaal 
stabiliteitsframe aangebracht om de boven-
bouw stabiel op de commerciële laag te kun-
nen plaatsen (fig. 9). 
 
Behalve blok H2A, worden ook de blokken 
H2C, H4D en gedeeltelijk H2B en H4D on-
derkelderd. De ontkoppeling bij de kelders 
zit hier aan de bovenzijde van de kelderwan-
den en bij de overige gedeelten van de blok-
ken en blok H4F boven op de funderingsbal-
ken. Doordat de kelderwanden bovenin door 
de ontkoppeling niet meer horizontaal zijn 
gesteund, zijn er dwarswanden in de kelder 
gerealiseerd voor het opvangen van de hori-
zontale gronddruk.	
Door het toepassen van een wanden-
structuur en een vlakke beganegrondvloer in 
deze blokk	
 en, die samen één geheel vormen, 
is er geen dubbele funderingsbalk nodig. Met 
andere woorden, de gehele bovenbouw is 
een gesloten structuur die op veren staat.	
De verdiepingsvloeren zijn 290 mm 
dik en de wanden 250 mm. De momentvaste 
knopen van de wanden-vloerenstructuur le-
veren de stabiliteit in de langsrichting. De 
dwarswanden leveren de stabiliteit in de 
dwarsrichting. 	
Rubberblokken 
zijn aangebracht 
boven de kelder-
laag of boven de 
funderingsbalken	
9 Stabiliteitsframe onder de beganegrondvloer, met in groen schematisch de locatie van de rubberblokken
9	
24?	CEMENT	 2 20	 22
Het gevelmetselwerk zit vast aan de boven-
bouw en mag niet op de fundering worden 
geplaatst. Trillingen zouden dan via het met-
selwerk kunnen worden doorgegeven aan 
de woonlagen. Het gevelmetselwerk wordt 
daarom op beganegrondniveau opgevangen 
met een geveldrager.Alle blokken zijn onderling gedilateerd 
en gefundeerd op mortelschroefpalen van 
rond 500 mm.
Modellering
Met de ontwerpnota's en de resultaten uit 
het trillingsonderzoek van Movares is de 
constructie verder uitgewerkt. Bij de ge-
wicht- en stabiliteitsberekening werd al snel 
de impact duidelijk van de interactie tussen 
de rubberblokken en de palen. Er is een sys-
teem ontstaan met twee 'veren' (de rubber-
blokken en de palen) die beide zo veel moge-
lijk gelijkmatig zijn belast en uitgenut, 
uiteraard met inachtneming van de mini-
male onderlinge afstand van de palen. De 
onderlinge afstand van de rubberblokken 
was een variabele en deze blokken kunnen 
zelfs 'mannetje-mannetje' (zonder tussen-
ruimte) worden gepositioneerd. Hiervoor is voor alle unieke wanden 
(in de zin van geometrie, bovenbouwbelas-
ting, met of zonder kelder) een raamwerk-
model gemaakt waarin zowel de palen als de 
rubberblokken zijn gemodelleerd als veren  (fig. 11, 12). De rubberblokken zijn gemodel-
leerd met een vaste onderlinge afstand. De 
in werkelijkheid variërende onderlinge af-
stand van de blokken wordt in rekening ge-
bracht door de stijfheid van de veren aan  
te passen. Door iteratief de posities van de 
palen en de stijfheid van de blokken aan te 
passen, is een optimaal resultaat gegene-
reerd.
Op deze manier werd de belasting op 
zowel de blokken als de palen zo duidelijk 
mogelijk inzichtelijk gemaakt voor alle ver-
schillende belastingssituaties (fig. 13). Dit 
had als bijkomend voordeel dat de raam-
werken direct konden worden gebruikt in 
de fase Uitvoeringsgereed Ontwerp om de 
wapening van de fundering, de kelder en de 
wanden te bepalen. De horizontale belasting gaat via de-
zelfde blokken en wordt door de boven-
bouwwanden gelijkmatig verdeeld, waar-
door de belasting per rubberblok laag 
genoeg is. De horizontale veerstijfheid van 
de onderbouw en rubberblokken hadden 
hier een niet-merkbare invloed op. Door de 
hoeveelheid blokken / lengte stabiliteitswan-
den en de zo veel mogelijk gelijkmatige ver-
deling zijn de krachten/vervormingen ook 
gelijkmatig. Voor bouwdeel H2A is ervoor gekozen 
een 3D EEM-model toe te passen in verband 
met de overgang van wonen (wanden-
10 Constructie blok H2 en H4; grijs: in-situbeton, geel: prefab-betonwanden, oranje: prefab kolommen, blauw: prefab balkons
10	
CEMENT  2 2022	?25
11	
12	
13	
11 Stijfheid van 7 Hz-rubberblokken met 4 en 5 lagen rubber, die als input voor de raamwerkmodellen geldt12 Voorbeeld van een gebruikt raamwerkmodel
13 Resultaat van de belastingen op de rubberblokken	26?	CEMENT	 2 20	 22
structuur) naar de commerciële ruimte (ko-
lomstructuur) met het bijbehorend excen-
trisch stabiliteitsprincipe (fig. 14). Voor de 
bepaling 
van de belasting op de rubberblok -
ken en de palen is hetzelfde systeem (met  
de vaste onderlinge afstand van de veren, 
fig. 15) g
 ebruikt als in de raamwerkmodellen.	
In de voorgevel van bouwdelen H2B 
en H4E zijn enkele kolommen naast de dub-
bele balkons aanwezig die op de begane 
grond uitkomen. Door middel van een stalen 
HEM280 ter plaatse van de kelders of een 
prefab-betonbalk ter plaatse van de funde-
ring onder de begane grond, wordt de belas-
ting naar de bouwmuren overgebracht en is 
een minimale belasting op de oplegblokken 
gerealiseerd (fig. 16, foto 17, foto 18).	
Overige aandachtspunten
Overige aandachtspunten vanuit de ont-
werpfase als gevolg van de toepassing van de 
trillingsisolatie waren de minimale opleg-
breedten van de rubberblokken (zowel bo-
ven als onder de vloer), het hoogteverschil 
tussen de 7 Hz (VHS-150)- en de 8 Hz 
(SEB-UHR80)-rubberblokken, de brandwe-
rende afwerking ter plaatse van de rubber-
blokken en de opvang van het metselwerk 
en de trappen uit de kelder op beganegrond-
niveau.
In de eerste ontwerpen was de begane-
grondvloer overal een massieve plaat van 
290 mm dik (met waar mogelijk de toepas-
sing van breedplaten). Omdat de vloeren 	
14
15
14 EEM-model H2A
15 Resulterende belasting op de ontkoppeling	CEMENT  2 2022	?27
16	
17
18	
16 Locatie stalen HEM (groen), THQ-liggers (oranje), prefab balk (blauw), kolommen (rode cirkel) en de afdracht op de akoestische ontkoppeling (paarse rechthoek)  17 Uitvoering prefab randbalk, THQ-ligger en HEM-ligger 18 Oplegging HEM-profiel op de 7 Hz-blokken	28?	CEMENT	 2 20	22
19
20
19 Detaillering van de oplegging kanaalplaat (incl. prefab-betonplaatje) / breedplaat op de 8 Hz-rubberblokken
20 De oplegging van de 8 Hz-blokken op de vlakke funderingsbalk met daarop het prefab-betonplaatje	CEMENT 2 2022	?29
geen blijvende ondersteuning kunnen heb-
ben (en dus niet op een werkvloer kunnen 
worden gestort), is er vrij snel in het proces 
voor gekozen om op de locaties waar geen 
kelder aanwezig is, kanaalplaten toe te pas-
sen met een dikke druklaag. Om te blijven 
voldoen aan het trillingsonderzoek is de dik-
te van de druklaag zodanig gekozen, dat de 
begane grond zowel bij de massieve bekis-
tingsplaatvloer als de kanaalplaat met dru-
klaag dezelfde massa heeft.Om de kanaalplaten te kunnen leggen 
(en direct aan de vlakheidseis van de opleg-
ging op de rubberblokken te voldoen), wordt 
eerst in de richting van de bouwmuur een 
prefab-betonplaatje op de rubberblokken 
gelegd, waar de kanaalplaat kan worden op-
gelegd (fig. 19, foto 20). Om er in de bouwfase 
voor te zorgen dat de kanaalplaten niet weg-
draaien van de oplegging, of de rubberblok-
ken kantelen, worden de blokken versprin-
gend toegepast, met een onderlinge afstand 
van de breedte van de dragende wand erbo-
ven. De blokken hebben dan 'meer breedte' 
en staan dan deels direct onder de kanaal-
platen in plaats van enkel centrisch onder 
de wand (foto 21).  De bovenzijde van de funderingsbalken/kel-
derwanden wordt afgewerkt met een giet-
mortel om de vlakheid onder de rubber-
blokken te garanderen.
De rubberblokken zullen door de uit-
gezochte gelijkmatige belasting allemaal, op 
1 à 2 mm onderling verschil, in de eindsitua-
tie 20 mm indrukken ten opzichte van de 
onbelaste situatie. De indrukking verloopt 
echter niet lineair in relatie tot de belasting. 
Voor de uitvoering is per bouwlaag de in-
drukking van de rubberblokken bepaald, 
zodat dit buiten kon worden gemonitord.	
Economische oplossing
Uiteindelijk was de ontkoppeling met rub-
berblokken de enige economische oplossing 
om trillingen veroorzaakt door treinverkeer 
te neutraliseren. De kosten zijn daarbij het 
hoogst voor de rubberblokken met de laag-
ste afveerfrequenties (7 Hz). De kosten voor 
de rubberblokken inclusief de overige aan-
passingen in de constructie zijn uiteindelijk 
uitgekomen op 5% van de totale bouwsom.
Er zullen steeds vaker woongebouwen dicht 
tegen het spoor worden gerealiseerd. Daar-
bij moet rekening worden gehouden met 
trillingen uit treinverkeer. Hier zijn steeds 
meer gemeenten en ProRail zich al bewust 
van. Door zo vroeg mogelijk in het ontwerp-
proces de trillingsonderzoeken uit te voe-
ren, kunnen de kosten zo laag mogelijk wor-
den gehouden. Het later inpassen van 
oplossingen in een ontwerp kan namelijk 
erg ingrijpend en kostbaar zijn. Bovendien 
zijn niet alle oplossingen geschikt voor alle 
typen gebouwen en constructies. Bij de toe-
passing van verticale trillingsisolatie is het 
belangrijk dat in een vroeg stadium de inter-
actie tussen fundering, blokken en de boven-  
bouw inzichtelijk wordt gemaakt in het con-
structieve ontwerp. Als vanaf het begin van een bouwplan 
rekening met trillingen wordt gehouden, is 
comfortabel wonen vlak naast het spoor op 
een economisch verantwoorde manier mo-
gelijk.
 	
 	
21	
21 De 7 Hz-blokken worden verspringend toegepast op de fundering van H4F	30?	CEMENT	 2 20	 22
CEMENT 2 2022	?31	
De enige constante in de wereld is dat alles 
steeds sneller verandert.	
 De bouw is echter een 
bedrijfstak waarin verandering nog steeds langzaam 
gaat. Zo is de groei in productiviteit per arbeidskracht 
historisch een stuk lager dan die van veel andere be-
drijfstakken. De laatste twintig jaar dat ik werkzaam 
ben in deze sector is dat niet anders. Toch lijkt er nu sprake van een kentering. Het  
gebruik van software in euro's per werknemer is de 
laatste jaren fenomenaal gestegen en gelet op de ont-	
Constructeur  van het Jaar	Begin november 2021 werden Mathew Vola (Arup) en 
Joris Hesselink (BAM) door een onafhankelijke jury uitge-
roepen tot respectievelijk Constructeur van het Jaar en 
Talent van het Jaar. Deze jaarlijkse verkiezing wordt 
georganiseerd door VNconstructeurs. In een serie columns, 
die  Cement in samenwerking met VNconstructeurs 
publiceert, geven beiden hun visie op een aantal 
belangrijke ontwikkelingen in het constructeursvak. In 
deze eerste aflevering trapt Mathew Vola af.	
Testen voor toegang	
wikkeling in andere industrieën, is dit een voorbode 
van een toenemende industrialisatie. Het gebruik van 
machines per werknemer is in de bouw daarentegen 
nog altijd relatief laag en dat geldt ook voor het ge-
bruik van robots. We zien echter steeds meer partijen 
die een geïndustrialiseerd bouwproces omarmen, bij-
voorbeeld in de prefab bouw waar steeds meer kant-
en-klare halffabricaten met behulp van technologie 
worden geproduceerd. Dat is om meerdere redenen 
goed nieuws. Dankzij geavanceerde materiaalkunde 
en digitale mogelijkheden staan we aan de vooravond 
van een revolutie. Zo wordt er in toenemende mate 
met nieuwe materialen geëxperimenteerd. Ultra-hoge-
sterktebeton, natuurlijke of gerecyclede toeslagmateri-
alen, zeer-hogesterktestaal, hergebruikt staal of beton, 
kruislaags gelamineerd hout (CLT), bamboe, hooi, 
koolstofvezel: ontwerpend constructeurs proberen het 
allemaal. We passen deze materialen ook op nieuwe 
manieren toe. Het 3D-printen van plastic, beton, staal 
en zelfs houtachtige producten is geen uitzondering 
meer en lijkt aan momentum te winnen. Door de  
"Het gebruik van software in euro's  per werknemer is de laatste jaren  fenomenaal gestegen"	
constructeur van het jaar (1) 	
Constructeur van het Jaar  
Mathew Vola	
IR. MATHEW VOLA
 	47 jaar
WERK
2001 ? 2006 
constructeur bij DHV  2007 ? heden 
achtereenvolgens  constructeur, 
projectleider en 
(project)directeur bij 
Arup, gespecialiseerd  in vastgoed   
betrokken bij diverse 
iconische bouwwerken  in Europa, Australië en  Azië; duurzaamheid,  innovatie en 
digitalisering staan  daarbij centraal
OPLEIDING1994 ? 2001 
Bouwkunde,  
TU Eindhoven 2010 
Chartered engineer,  Engineers Australia
32?	CEMENT	 2 20	22	
Volgende keer geeft 
Talent van het Jaar  
Joris Hesselink zijn visie 
op ontwikkelingen in 
het constructeursvak 	
industrialisatie van de bouw zal implementatie van 
deze nieuwe materialen en technieken steeds eenvou-
diger schaalbaar worden.
?????Maar hoe zit het met de constructieve veiligheid 
van deze producten? Hoe kunnen we zeker zijn dat 
deze is geborgd als we meer en meer nieuwe materia -
len, productiewijzen of halffabricaten gaan toepassen? 
V
 oor beton en staal kunnen we terugvallen op de Euro -
code. Die heeft er, samen met een schat aan ervaring 
in de k
 eten, voor gezorgd dat er in Nederland maar 
zeer zelden bouwwerken naar beneden komen als   
gevolg van falende materialen. Dit is overigens precies 
h
 et voorbeeld dat ik geef op feestjes als vrienden wil -
len weten wat een constructeur eigenlijk voor werk 
doet
 . 	
Hoe kunnen we een vergelijkbaar veiligheids-  
niveau borgen voor nieuwe materialen en productie-
wijzen? Voor staalvezelbeton heeft het meer dan twintig 
jaar geduurd voordat er een norm kwam. Ook de norm 
voor CLT is nog volop in ontwikkeling hoewel er toch al 
veel met dit materiaal wordt gebouwd.  Ondertussen stapelen de uitdagingen voor de 
bouw zich op: nieuwe gebouwen moeten duurzaam 
worden gerealiseerd en tegelijkertijd moet de produc -
tie omhoog. En dat tegen een achtergrond van 
schaarste op de arbeidsmarkt. Hebben we eigenlijk 
wel tijd om te wachten op nieuwe normen?  Gelukkig geeft de Eurocode een uitweg. Anders dan 
sommige andere normenstelsels hebben we de 
 
NEN-EN 1990 Bijlage D: 'Door proeven ondersteund 
ontwerp'. Hiermee mag door middel van testen worden 
aangetoond dat constructies voldoen. 
In de afgelopen periode hebben we dit op een aantal 
innovatieve projecten toegepast, waaronder de 
3D-geprinte MX3D-brug en de hybride hout-beton 
woontoren HAUT, beiden in Amsterdam. Als je een brug gaat printen in roestvrij staal, 
zoals bij de MX3D-brug, zijn er nauwelijks normen   
beschikbaar en is testen de enige manier om de   
veiligheid van het eindproduct te kunnen aantonen. 
Zowel voorafgaand aan het ontwerp, als voor het uit -
eindelijke aantonen van de constructieve veiligheid is 
een uitgebreid testprogramma doorlopen: van testen 
op materiaalniveau ? denk hierbij aan trekproeven, 
vermoeiingstesten en ductiliteitsonderzoek, ? via testen 
op componentniveau, druk- en buigproeven op geprinte 
onderdelen, tot aan full-scale belastingproeven op 
het eindproduct. Bij de 70 m hoge hybride woontoren HAUT zijn 
speciaal ontwikkelde timber concrete composite (TCC)-  
vloeren toegepast en ook hier was uitgebreid testen 
de sleutel tot succes. Zo is de inbrandsnelheid van het 
CLT vastgesteld aan de hand van uitgebreide brand-	
Full-scale belastingproef 
van de MX3D-brug,   
foto: Universiteit Twente
CEMENT 2 2022	?33	
"Kleuters beginnen meestal meteen met bouwen, 
testen gaandeweg hun ontwerp en passen dit 
waar nodig aan. En dat leidt regelmatig tot hele 
verrassende en ook betere resultaten"	proeven. Daarnaast is de stijfheid van de vloer gecon-
troleerd met een in situ belastingtest. Beide testen 
speelden een doorslaggevende rol in het project, zowel 
in de ontwerpfase als bij het verkrijgen van goedkeuring 
door het bevoegd gezag.
Testen blijkt dus hét medium om de constructieve   
veiligheid te borgen bij innovatieve constructies. Maar 
het is tegelijk een inspirerende en speelse manier om 
met constructief ontwerpen om te gaan. De marsh-
mallow challenge is een bekende ontwerpoefening 
voor kleine groepen. Het doel is om een binnen een 
bepaalde tijd een zo goed mogelijke constructie te 
bouwen met wat spaghetti, schilderstape, een stuk 
touw en een marshmallow (voor in de top). Studenten 
storten zich tijdens de oefening vaak eerst op een 
dichtgetimmerd constructief plan, waardoor ze niet 
genoeg tijd overhouden voor de uitvoering en prakti- sche tests om hun ideeën te vervolmaken. Hoe anders 
gaan kleuters te werk: zij beginnen meestal meteen 
met bouwen, testen gaandeweg hun ontwerp en pas-
sen dit waar nodig aan. En dat leidt regelmatig tot 
hele verrassende en ook betere resultaten.
Door testen de norm te maken kunnen we de 
constructieve veiligheid in de bouw blijven borgen   
en tegelijkertijd de innovatie in de bouw versnellen. 
Testen voor toegang dus.?
Hybride woont                  
                 
              
Reacties