40	
thema	
Parametrische 
beoordeling
Parametrische en statistische benadering voor 
bepalen veiligheidsniveau gebouwen
Hoe kun je een uitspraak doen over de veiligheid van een 
bouwwerk als je niet alle informatie hebt? Welke bouwwerken 
krijgen de hoogste prioriteit? Heeft het zin meer onderzoek uit 
te voeren of meer berekeningen te maken? Vragen die 
opdrachtgevers regelmatig stellen. Een combinatie van para	-	
metrisch ontwerpen en statistiek brengt uitkomst.
 	
In opdracht van Centrum Veilig Wonen (CVW) hebben ABT 
en BAM onder de naam BORG samen met het Italiaanse inge	-	
nieursbureau Studio Calvi en het Nederlandse bureau 
Dijkoraad een onderzoek gedaan naar een aantal typologische 
gebouwen in Groningen. Het doel van het onderzoek was een 
uitspraak te doen over de veiligheid van deze gebouwen in 
relatie tot het veiligheidsniveau in de NPR en de gebouwen 
hierin te prioriteren.
 	
bron: NAM
thema	
Parametrische beoordeling	7 2018
41	
1 Berekening op drie niveaus	
Dit artikel toont hoe eerdergenoemde veiligheidsvragen voor 
deze gebouwen zijn beantwoord. Het onderzoek is uitgevoerd 
met de NPR 9998 uit 2015 [1]. Inmiddels is er een nieuwe 
ontwerpversie (2017) en is bekend dat de aardbevingsdreiging 
af zal nemen door de dalende gasproductie. Dat is niet in de 
studie meegenomen. Om privacyredenen zijn de resultaten van 
de studie niet een-op-een overgenomen, maar worden aange	-	
paste resultaten getoond. Het artikel is vooral bedoeld om de 
methode te beschrijven.
Multi Level methodiek
De basis van de methode is dat het resultaat niet in één keer, 
maar in meerdere stappen moet worden bereikt. De eerste 
stappen zijn grof en eenvoudig. Latere stappen kosten meer tijd 
en energie, maar leveren ook nauwkeuriger resultaten op. Met 
behulp van statistiek wordt bepaald of vervolgstappen zinvol 
zijn of niet.
Het berekenen van de gebouwen gebeurt in drie stappen (fig. 1):
? Level 1: in de eerste stap wordt een heel eenvoudige analyse 
gedaan, bestaande uit een toetsing van de stabiliteit van alle 
wanden ín het vlak en alle wanden úit het vlak. Voor deze 
toets wordt een typische 'equivalente' penant van elke wand 
getoetst.
? Level 2: in de tweede stap wordt een Niet-Lineaire PushOver-
berekening uitgevoerd (NLPO) op een 3D-model van het 
gebouw. Tevens worden alle wanden uit het vlak getoetst met 
een Niet-Lineair Kinematische Aanpak (NLKA).
? Level 3: de derde stap bestaat uit de berekening van een 
3D-model in een Niet-Lineaire Tijdsdomein Analyse 
(NLTH).
 
In dit artikel worden met name de levels 1 en 2 beschouwd.
 
 
Level 1-analyse
Vóór het uitvoeren van de berekening wordt eerst bureauon	-	
derzoek gedaan, gecombineerd met een inspectie ter plaatse. In 
deze fase wordt zoveel mogelijk informatie van het gebouw 
opgehaald. De hoofdgeometrie wordt vastgelegd en de 
constructieprincipes worden in beeld gebracht.
 
Level 1, invoer
Lang niet alle benodigde gegevens worden in deze fase achter	-	
haald. Zo is het lastig alle materiaalkwaliteiten vast te leggen. 
Soms is hiervoor (destructief ) onderzoek noodzakelijk, wat 
niet altijd gewenst is voor een eerste analyse. Ook de fundering 
blijft vaak onbekend. De dikten van de wanden zijn meestal wel 
redelijk in te schatten, maar met name bij oudere gebouwen 
blijven de afmetingen enigszins onnauwkeurig.
 	
Figuur 2 toont een voorbeeld van de variabelen bij het bereke	-	
nen van de eerdergenoemde equivalente penant. Het betreft 
onder andere de hoogte, dikte en materiaal van de penant. Van 
deze variabelen wordt aangenomen dat ze enigszins kunnen 
afwijken van de gemeten waarde volgens de getoonde stan	-	
daardnormale of lognormale verdelingen. De x-as toont de 
aangenomen waarde, de y-as toont hoe groot de kans is dat de 
betreffende waarde wordt gehaald. Het combineren hiervan in 
een Monte Carlo-analyse gebeurt met scripts die het rekenhart 
van seismische software aansturen. Dit levert tienduizenden 
hypothetische modellen van één gebouw op.
 
De toetsing van de wanden ín het vlak (in plane, IP) is afhanke	-	
lijk van véél variabelen. Figuur 3 toont de versnelling-vervor	-	
mingsdiagrammen van vele variaties van één wand. Elke 
variant wordt weergegeven als één lijn in de grafiek. Het figuur 
toont een grote spreiding van resultaten, mede omdat bijna alle 
genoemde variabelen de uitkomsten beïnvloeden. De toetsing 
van de wanden úit het vlak (out of plane, OOP) is bijna uitslui	-	
tend afhankelijk van de slankheid van de wand en de bovenbe	-	
lasting. Andere variabelen hebben hierbij minder invloed op 
het eindresultaat. Dit is zichtbaar in de kleine bandbreedte van 
de resultaten in de grafiek in figuur 4. De bandbreedte van de 
resultaten is erg groot bij de controle in het vlak, maar erg klein 
bij de controle uit het vlak.
 
Level 1, weerstandsratio
Van elke wand is de weerstandsratio bepaald. Deze geeft aan of 
de wand voldoet. Bij de weerstandsratio wordt de weerstand 
(W) gedeeld door de belasting (	B), waarbij:	
? een 	W/B groter of gelijk aan 1,0 betekent dat een gebouw 	
voldoet;
? een 	W/B kleiner dan 1,0 betekent dat een gebouw niet 	
voldoet.	
ir. Rudi Roijakkers
ABT
prof. Gian Michele Calvi, 	 	
eng. Sara Martini
Studi Calvi	
ir. Mark Spanenburg
BAM Advies & Engineering	
resultaat
level 1
level 3
level 2	
1
Parametrische beoordeling	7 2018
42	
 
Maar er is niet één weerstandsratio per wand berekend, er zijn 
tienduizenden ratio's berekend voor elk hypothetisch model 
van de betreffende wand. Van elke wand is de weerstand vast	-	
gesteld die door 5%, 50% en 95% van de hypothetische model	-	
len wordt gehaald. Hierbij wordt aangegeven door:
? de 5%-waarde: de weerstandsratio die door de slechtste 5% 
van de wandvariaties wordt gehaald;
? de mediaan: de maximale weerstandsratio die door de slecht	-	
ste 50% van de wandvariaties wordt gehaald;
? de 95%-waarde: de maximale weerstandsratio die door de 
slechtste 95% van de wandvariaties wordt gehaald (dit is 
gelijk aan de minimale weerstandsratio die door de beste 5% 
van de wandvariaties wordt gehaald).
 
Een voorbeeld wordt getoond in tabel 1.
De ondergrens (5%) en bovengrens (95%) van de resultaten 
van de weerstandsratio staan in figuur 5 voor de wanden ín het 
vlak en in figuur 6 voor de wanden úit het vlak. De resultaten 
van alle gebouwen zijn gesorteerd op de mediaanwaarde (van 
laag naar hoog). De volgende zaken vallen op:
? De spreiding van resultaten per gebouw ín het vlak is erg 
groot. De resultaten van de wanden úit het vlak kennen 
minder spreiding.
? Bij de resultaten úit het vlak zijn er vele gebouwen te onder	-	
scheiden aan de linkerzijde van de grafiek, waar de wanden 
waarschijnlijk níet voldoen. Tegelijkertijd zijn er aan de rech	-	
terzijde vele gebouwen te onderscheiden waar de wanden 
waarschijnlijk wél voldoen.
? Bij de resultaten van de wanden ín het vlak is dit onderscheid 
niet zo duidelijk te maken. Het gebied tussen de onder- en de 
bovengrens zit bij veel gebouwen rond de weerstandsratio 
van 1.
 	
compressive strenght [N/cm	2]	
0,20
0,15
0,10
0,05
0,00	
shear strenght [N/cm	2]	elastic and shear modulus [N/mm	2]	
slenderness [m]	thickness [m]	height [m]	
total wall height [m] ? normalized	wall thickness [m] ? lognormal normalized	slenderness ? lognormal normalized	
probability	probability	probability
probability	probability	probability
0,0025
0,0020
0,0015
0,0010
0,0005
0,0000
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0,0	
5
4
3
2
1
0	
0,140,120,100,080,060,040,020,00	
0,00400,00350,00300,00250,00200,00150,00100,00050,0000	
E e G	 [N/mm	2]	fm [N/cm	2]	? [N/cm	2]	
? = 500, 	? = 122,5	?G= 825, 	?G = 187,5	
?E= 2475, 	?e = 562,5	
?= 12.2, 	? = 3,1	
2     3     4     5     6     7     8      9   10    11 12	0.2       0.4       0.6       0.8       1.0       1.2	0          5        10        15        20        25       30
0            5           10          15          20          25	0       200      400     600      80     1000   1200	0    500   1000 1500  2000 2500 3000 3500 4000 4500	
? = 7, 	? = 1	? = 0,37, 	? = 0.006	
wall IP	5% char	50% mean	95% char	wall OOP	5% char	50% mean	95% char	
wand 1	0,60	1,26	2,65	wand 1	3,10	3,56	4,08	
wand 2	0,60	1,26	2,65	wand 2	3,10	3,56	4,08	
wand 3	0,60	1,26	2,66	wand 3	3,15	3,64	4,15	
wand 4	0,61	1,25	2,54	wand 4	1,64	1,90	2,17	
wand 5	0,61	1,25	2,54	wand 5	1,64	1,90	2,17	
wand 6	0,61	1,25	2,54	wand 6	1,64	1,90	2,17	
wand 7	0,61	1,26	2,64	wand 7	2,75	3,17	3,62	
wand 8	0,78	1,82	4,27	wand 8	1,33	1,54	1,78	
wand 9	0,78	1,83	4,30	wand 9	1,40	1,62	1,87	
wand 10	0,78	1,83	4,30	wand 10	1,40	1,62	1,87	
wand 11	0,60	1,26	2,64	wand 11	2,75	3,17	3,62	
maatgevende waarden	
IP	0,6	1,25	2,54  	OOP	1,33	1,54	1,78	
constraint	
P
L	
H	
t	
displacement [m]	
acceleration [g]	
0,00      0,01      0,02     0,03      0,04     0,05     0,06     0,07
0,9
0,8
0,7
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0,0	
E	fm	?	fm	?	EG
G	
2
3
thema	
Parametrische beoordeling	7 2018
43	
0,0 1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0	2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
46
48
50
52
54
56
58
60
62
64
66
68
70
72
74
76
78
80
82
84
86
88
90
92
94
96
98
100 weerstandsratio [-]	
gebouw-ID	
ondergrensmediaanwaardebovengrens	
0,0 1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0	2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
42
44
46
48
50
52
54
56
58
60
62
64
66
68
70
72
74
76
78
80
82
84
86
88
90
92
94
96
98
100 weerstandsratio [-]
gebouw-ID	
ondergrensmediaanwaardebovengrens	
of een gebouw het gewenste veiligheidsniveau haalt. Eigenlijk wil 
je dan weten welk percentage van de beschouwde variaties van 
een gebouw een weerstandsverhouding heeft van meer dan 1,0. 
 	
Figuur 5 en 6 geven weliswaar inzicht in de spreiding van de 
resultaten van de wanden en de gebouwen. Echter, de grafieken 
zijn niet echt inzichtelijk als je wilt beschouwen hoe zeker het is 	
2 Diverse variabelen (wand	-	hoogte, dikte, slankheid, materiaal) waarvan de eigenschappen standaard	-	normaal of lognormaal verdeeld worden aange	-	nomen3 Variaties bij wanden ín het vlak belast (IP)4 Variaties bij wanden uít het vlak belast (OOP)5 Karakteristieke waarde van de weerstandsverhouding ín het vlak6 Karakteristieke waarde van de weerstandsverhouding uít het vlak	displacement [m]	
0,0                    0,1                    0,2                     0,\
3                    0,4                    0,5	
0,12
0,10
0,08
0,06
0,04
0,02
0,00
acceleration [g]	
Hg
H	
L	t	
seismic           action	
cylindrical hinge	
rolatation of block
4a	4b	
5
6
Parametrische beoordeling	7 2018
44	
7 Probability of Acceptance8 Gesorteerd overzicht: kans op acceptatie ín het vlak (driehoek) en úit het vlak (vierkant)
Het overzicht van de wanden úit het vlak (vierkanten) toont 
aan dat:
? bij een groot aantal gebouwen er een 95%-kans is dat de 
maatgevende wanden voldoen (groen);
? bij een klein aantal gebouwen het 95% zeker is dat de maatge	-	
vende wanden níet voldoen (rood);
? bij alle andere gebouwen de zekerheid dat (de maatgevende 
wand van) het gebouw voldoet tussen de 5% en de 95% ligt 
(geel).
 
De grafiek in figuur 8 heeft een 'Z-vorm'. De vlakke stukken in 
de grafiek (linksonder en rechtsboven) betreffen de zones waar 
de methode discriminerend is. Hier is met voldoende zeker	-	
heid te zeggen dat een gebouw wél of níet voldoet. In de 
schuine tak in het midden werkt de methode niet discrimine	-	
rend. Hier is niet met voldoende zekerheid een uitspraak te 
doen. Maar hier zijn de resultaten wel prioriterend. Ze leggen 
de volgorde van de weerbaarheid van de gebouwen vast. 
Daarmee kan in de vervolgaanpak geprioriteerd worden: de 
meest risicovolle panden worden als éérste opgepakt. De 
gebouwen worden op volgorde van vermoedelijke weerstand 
getoond.
 
Er is duidelijk te zien dat de gevolgde methode voor de wanden 
úit het vlak veel meer discriminerend is tussen de uitspraken 
'waarschijnlijk voldoen' en 'waarschijnlijk niet voldoen'. Het 
prioriterende gedeelte (steile tak in de grafiek) is bij de wanden 
úit het vlak veel kleiner dan bij de wanden ín het vlak.
 
Level 1, discrimineren en prioriteren
In figuur 9 tonen we een schematische weergave van de relatie 
tussen de eerder getoonde grafieken. Aan de bovenzijde is de 
grafiek te zien met de spreiding in resultaten met de 5%-onder	-	
grens en de 95%-bovengrens. Zowel voor de wanden ín het 
vlak (IP, driehoekjes) als de wanden uít het vlak (OOP, vier	-	
Level 1, kansverdeling
De grafiek in figuur 7 toont een schematische weergave van de 
kansverdeling die zou kunnen behoren bij één gebouw uit 
figuur 5, bijvoorbeeld gebouw 24. De oppervlakte onder de 
gehele grafiek is gelijk aan één. We zijn echter enkel geïnteres	-	
seerd in de kans dat de weerstandsratio groter is dan 1,0. Dit 
wordt gerepresenteerd door het gearceerde deel in de grafiek, 
waarbij de 	W/B	-waarde groter is dan 1,0. Het gearceerde gebied 	
representeert de 'Kans op Acceptatie' (Probability of Accep	-	
tance; PoA). De figuur toont een lognormale kansverdeling. 
Figuur 8 toont een grafiek met deze kans op overschrijding 
voor álle gebouwen, zowel voor de wanden ín en úit het vlak. 
Het is een andere weergave van de gegevens die ook al in figuur 
5 en figuur 6 te zien waren. De waarden ín het vlak zijn 
getoond met driehoeken, de waarden úit het vlak zijn getoond 
met vierkanten.
 	
0,0 0,1 0,2 0,3
0,4 0,5 0,6 0,7
0,8 0,9 1,0	0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100	
kans op acceptatie (PoA) [-]	
gebouw-ID	
?n het vlak (IP)
?it het vlak (OOP)	
8	
95%
5%
50%	
PoA	
WIB 	= 1,0	
7
thema	
Parametrische beoordeling	7 2018
45	
0,0 1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,00 10 2030 405060708090100
weerstandsratio 
W/B
0,0 0,1
0,2 0,3 0,4 0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1,0
0 10 2030405060708090100
kans op acceptatie (PoA)
0,0 1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
0 10 2030 405060708090100
weerstandsratio 
W/B
0,0 0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1,0
0 10 2030405060708090100
kans op acceptatie (PoA)	
  9 	Relatie tussen spreiding en discriminerend vermogen voor ín en uít het vlak	10 	Relatie tussen spreiding en discriminerend vermogen bij verkleinen van bandbreedte	
voor het gebouw aan de rechterzijde. Als op voorhand is afge	-	
sproken dat de zekerheidsgrens op 95% ligt, moeten alle gebou	-	
wen ónder de 95% alsnog nader worden beschouwd.
 
Hoewel het van beide gebouwen onzeker is of ze wel of niet 
voldoen, maakt het wel een verschil of het gebouw in gebied I 
of in gebied II van de grafiek ligt.
? Bij een gebouw in gebied I is er een grote kans dat een nadere 
berekening uitwijst dat het gebouw voldoet. Er is geen 100% 
zekerheid, maar wellicht is de huidige zekerheid voldoende.	
kantjes). Waar de 5%- en 95%-waarden de lijn 	W/B = 1,0 	
kruisen, is een grijs vierkant geplaatst.
 
Figuur 9b toont de grafiek met de kans op acceptatie. Hierin 
komen de grijze overgangspunten terug. Zij markeren de over	-	
gang tussen de gebieden waar de methode discriminerend is en 
waar ze prioriterend is.
Het blijkt dat hoe kleiner de spreiding in de weerstandsverhou	-	
dingen is, hoe kleiner het gebied is waarover enkel kan worden 
geprioriteerd en hoe groter het gebied is waarover de methode 
discriminerend werkt.
 
Level 2-analyse
Hoewel er voor veel gebouwen niet direct een oordeel kan 
worden gegeven of ze voldoen of niet, kan wel een prioriteit 
worden opgesteld aan de hand van de berekening. Dit betekent 
dat duidelijk wordt welke gebouwen als eerste nader moeten 
worden beschouwd met een nauwkeuriger level 2-analyse.
 
Figuur 10 lijkt erg op figuur 9, alleen wordt er nu geen vergelij	-	
king gemaakt tussen twee soorten gedrag. Er wordt nu gekeken 
naar het verschil in resultaten bij de vergelijking van een grove 
level 1-berekening met de meer nauwkeuriger resultaten van 
een level 2-aanpak. Figuur 10 toont wat het gevolg is van de 
nauwkeuriger methode. De bandbreedte van de resultaten 
daalt. Deze kleinere bandbreedte resulteert in een beter discri	-	
minerend vermogen.
 
Een nauwkeuriger rekenmethode kost vaak wel meer tijd en 
geld. Het is de vraag of het in alle gevallen de moeite loont een 
nauwkeuriger berekening te maken. Een beslismodel kan 
helpen bij de keuze of het verstandig is om verder te onderzoe	-	
ken.
 
Beslismodel
Voor het model is een reflectie gemaakt van de uitkomsten van 
het level 1-onderzoek van de gebouwen. Nu kijken we vooruit 
naar wat de mogelijkheden zijn voor het vervolg van het onder	-	
zoek. Hierbij wordt gekeken of in alle gevallen een level 
2-analyse is aan te bevelen.
 
Nadere beschouwing van de Z-grafiek
De grafiek in figuur 11 toont aan wat er met een gebouw kan 
gebeuren als deze in een vervolgonderzoek nader wordt 
beschouwd. Het linkergebouw heeft een kans op acceptatie van 
25%. Dit betekent níet dat in een volgende ronde zal blijken dat 
het gebouw niet voldoet. Het betekent dat de kans 75% is dat 
zal blijken dat het gebouw niet voldoet en 25% kans dat zal 
blijken dat het gebouw wel voldoet. Het tegenovergestelde geldt 	
level 1	
level 1	
level 2
level 2	
level 2	
level 1	
resultaat
level 1
level 3
level 2	
10a
9a
9b
10b
Parametrische beoordeling	7 2018
46	
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7
0,8
0,9 1,00 10 2030405060708090100
kans op acceptatie (PoA)	
11 	Onzekerheden in de Z-grafiek; gele stippen betreffen één willekeurig (fictief ) gebouw	12 	Parallel coordinate plot voor spouwmuur
vies (engineering en bouwkosten) en de kostprijs van een 
level 2-analyse (nader onderzoek);
? ? = de verhouding tussen de geschatte bandbreedte van de 
level 2-analyse en de geschatte bandbreedte van de level 
1-analyse.
 
Het omslagpunt tussen gebied II en III ligt op:
 
Met deze zeer eenvoudige formule kan worden bepaald of 
verder onderzoek zin heeft.
? Als nader onderzoek relatief goedkoop is ten opzichte van 
versterkingsmaatregelen (	? is hoog), ligt het omslagpunt laag. 	
Voor veel gebouwen loont het om nog een slag te rekenen. En 
vice versa als nader onderzoek relatief duur is.
? Als de verhouding tussen de geschatte bandbreedte van de 
level 2- en de level 1-analyse laag is (	? is laag), levert een 	
? Bij een gebouw in gebied II is de kans groot dat zal blijken 
dat het gebouw níet voldoet. In plaats van geld uit te geven 
om dit definitief aan te tonen, kan ook al worden gekeken 
naar wat de mogelijke consequenties van versterken kunnen 
zijn.
? Bij een gebouw in gebied III is de kans aanwezig dat een 
diepgaandere controle nog steeds geen eensluidend eindoor	-	
deel geeft.
Bepaling van de grens tussen gebied II en III
Er is een aantal variabelen dat bepaalt of nader onderzoek naar 
het gebouw wenselijk is, of dat het budget beter al direct in de 
versterking van het gebouw kan worden gestoken. We zijn 
geïnteresseerd in de kans, waarbij het loont géén aanvullend 
level 2-onderzoek te doen, maar direct over te stappen op een 
versterkingsadvies. Dit omslagpunt blijkt af te hangen van twee 
variabelen:
? ? = de verhouding tussen de kostprijs van het versterkingsad	-	
25% kans dat het gebouw toch blijkt te voldoen75% kans dat het gebouw niet blijkt te voldoen	75% kans dat het gebouw blijkt te voldoen25% kans dat het gebouw toch niet blijkt te voldoen	
gebied I	
gebied II	
Pom	
gebied III	
halfsteens buitenblad	dikte binnenblad	spouwbreedte	Lx	Lx/Ly	pga	
bakstenen vóór 1945
bakstenen ná 1945	0,500
0,480
0,460
0,440
0,420
0,400
0,380
0,360
0,340
0,320
0,300	
2,000
1,850
1,700
1,550
1,400
1,250
1,100
0,950
0,800
0,650
0,500	
0,420
0,382
0,344
0,306
0,268
0,230
0,192
0,154
0,116
0,078
0,040	
200,000
187,500
175,00
162,500
150,000
137,500
125,000
112,500
100,000
87,500
75,00	
214,000
207,800
201,200
194,800
188,400
182,000
175,600
169,200
162,800
158,400
150,000	
11	
12
thema	
Parametrische beoordeling	7 2018
47	
vervolgonderzoek veel nauwkeuriger resultaten op. Dit doet 
het omslagpunt eveneens dalen. Voor veel gebouwen loont 
het om nog een slag te rekenen. En vice versa als de band	-	
breedte van de level 2-analyse niet veel lager uitvalt dan van 
de level 1-analyse. Het heeft dan niet altijd zin een level 
2-analyse uit te voeren.
 
Het is interessant dat het aantal te versterken gebouwen ook 
van invloed is. Stel dat er een groep van gebouwen kan worden 
geïsoleerd, waarbij één studie 50 gebouwen representeert. Een 
level 1-analyse zou kunnen uitwijzen dat een gebouw moet 
worden versterkt. Als een level 2-analyse voor de gehele groep 
van 50 gebouwen gaat gelden, levert dit ook een relatief hoge 
waarde van 	?. Een mogelijke versterking van al deze gebouwen 	
zou immers veel duurder zijn dan voor één gebouw. De waarde 
van 	? wordt 50x zo groot. Het omslagpunt daalt, wat betekent 	
dat het ook voor gebouwen met een lagere slagingskans interes	-	
sant blijft extra rekenwerk te doen.
Dit is een goede basis voor een typologische benadering van de 
versterkingsopgave waarbij gebouwen in groepen worden 
beschouwd, rekening houdend met de onderlinge verschillen 
door een gevoeligheidsanalyse. Tegelijkertijd het voordeel 
nemend van de grotere groep van gebouwen waarvoor men 
mogelijk een versterking uitspaart.
 
Gevoeligheidsanalyse
De duizenden berekeningen die zijn gemaakt, worden niet 
alleen ingezet om te bepalen of nader onderzoek lonend is. Ze 
kunnen ook worden gebruikt om te bepalen welke invoervaria	-	
belen het meeste invloed hebben op de uitkomst. Eén van de 
mogelijkheden is het tonen van de resultaten in een 'parallel 
coordinate plot'. Hierbij worden alle mogelijke varianten van 
berekeningen die leiden tot een positieve uitkomst als lijntjes 
weergegeven. Stel dat uit een dergelijke plot blijkt dat de 
wanden in de gebouwen alleen voldoen als ze een bepaalde 
minimale metselwerkkwaliteit hebben, is direct duidelijk wélk 
vervolgonderzoek (in dit geval naar de materiaalkwaliteit van 
het metselwerk) moet worden uitgevoerd.
 
De parallel coordinate plot in figuur 12 toont bijvoorbeeld de 
gevoeligheid van een bepaalde wand voor de onderlinge 
afstand tussen spouwankers (Lx/Ly). Andere parameters zoals 
de spouwbreedte of de dikte van het binnenblad blijken in dit 
betreffende voorbeeld niet relevant. Dit is te zien doordat alle 
lijnen bij de linkervariabelen over elkaar lopen. Aan de rechter	-	
zijde splitsen de lijnen zich bij de variabele van Lx/Ly. De 
blauwe lijnen behorend bij een Lx/Ly van 1 reiken tot een 
maximaal opneembare PGA (Peak Ground Accelaration = 
piekgrondversnelling) van 0,4 g. De groene en gele lijnen van 
een Lx/Ly van respectievelijk 0,67 en 0,5 reiken niet verder dan 
een opneembare PGA van 0,26 g en 0,20 g. Met deze kennis 	
kan het vervolgonderzoek zich beperken tot een bepaling van 
de afstand tussen de spouwankers. Hiermee is het vervolgon	-	
derzoek efficiënt in te richten.
 
 
Andere mogelijkheden
De combinatie van parametrische modellen in combinatie met 
een statistische verwerking van standaardberekeningen biedt 
interessante mogelijkheden bij het beoordelen van veiligheid 
van gebouwen in aardbevingsgebieden. Zeker nu de focus bij 
een dalende gasproductie verschuift van een gebiedsgerichte 
aanpak naar een typologische aanpak. Maar ook op andere 
plekken is de methode inzetbaar. Vooral bij complexe vraag	-	
stukken waar vooraf niet alle gegevens bekend zijn, kan deze 
methode een uitkomst bieden (zie kader 'Voorbeeld oplegnok	-	
ken'). 	?	
 
 
? LITERATUUR
1 NPR 9998:2015 nl ? Beoordeling van de constructieve veiligheid van 
een gebouw bij nieuwbouw, verbouw en afkeuren ? Grondslagen 
voor aardbevingsbelastingen: geïnduceerde aardbevingen.	
Voorbeeld oplegnokken
Een voorbeeld van zo'n complexe vraagstuk is de berekening van 
onderdelen in infrakunstwerken, zoals de oplegnokken van 
viaducten, waarvan niet alle gegevens meer bekend zijn. Met 
een parametrisch model kan worden vastgesteld hoe groot de 
kans is dat een gegeven oplegnok voldoet.
 
Prioritering
De oplegnokken waar de grootste twijfel over bestaat, kunnen 
als eerste worden aangepakt.
 
Analyse
Als de uitkomst niet eensluidend is, kan worden beschouwd of 
het zin heeft geld te steken in een vervolganalyse.
 
Gericht onderzoek
De eerste analyse geeft aan welke onderdelen het meest kritisch 
zijn. Vervolginspecties kunnen hier met name aandacht aan 
geven.
 
Engineering judgement
Vaak is het niet mogelijk met engineering judgement aan te 
geven of een constructie wel of niet voldoet. Maar door het 
inzichtelijk maken van de belangrijke factoren die de sterkte van 
een oplegnok bepalen, kan de specialist worden geholpen bij de 
kwalitatieve beoordeling.
Parametrische beoordeling	7 2018                  
                 
                                
Reacties