2
april
2021
Nieuwe Sluis Terneuzen Cooltoren
Albert Cuypgarage
II? CEMENT 2 2021
GROUP
Cement is een kennisplatform van
én voor constructeurs.
Het platform
legt kennis vast over construeren met be-
ton en verspreidt deze onder vakgenoten.
Om deze kennisdeling te ondersteunen
en het belang ervan te onderstrepen, kan
een bedrijf partner worden. Een partner
geniet een aantal aantrekkelijke voorde-
len, zoals zichtbaarheid, flinke korting op
lidmaatschappen, gratis plaatsing van
vacatures en de mogelijkheid mee te
praten over de inhoud van het platform.
Heb je ook interesse om partner te wor-
den, neem dan contact op met Marjolein
Heijmans, m.heijmans@aeneas.nl.
Onze
partners
CEMENTONLINE
Meer informatie over deze bedrijven en over het partner schap staat op
www.cementonline.nl/partners.
Cement wordt mede mogelijk gemaakt door:
partners
CEMENT 2 2021 ?1
2? CEMENT 2 2021
38 Krachten en vervormingen
in betonverhardingen
Krachten en vervormingen in
doorgaand gewapend beton als
gevolg van afkoeling en grond-
wrijving.
48 Interview Carla Mulder
"Zolang je doet wat je leuk vindt en
weet wat je wilt, kun je een eind
komen."
62 De Nieuwe Sluis Terneuzen (1)
Ontwerp, fasering en bouwmethode
van de een-na-grootste sluis in
Nederland.
Artikelen
6 Grensverleggende parkeer-
garage
De Albert Cuypgarage, gebouwd
onder een bestaande watergang
met geïntegreerde keldervloer.
16 KU Leuven bestudeert
breedplaten en?.
De resultaten vergeleken met de
Nederlandse situatie.
24 Bijzondere constructies
voor de Cooltoren
Draagconstructie met outrigger,
overdrachtsconstructie en
uitkragende vleugels.
24 48
Foto voorpagina:?Albert Cuypgarage , foto: Nico Alsemgeest
COLOFON
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel
van het kennisplatform Cement, een uitgave
van Aeneas Media bv in opdracht van het
Cement&BetonCentrum.
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8,
Ruimte 4121, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie dr.ir. Dick Hordijk (hoofdredacteur),
ir. Paul Lagendijk, ir. Marloes van Loenhout,
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),
ir. Paul Berendsen, ing. Dick Bezemer, prof.dr.ir.
Jos Brouwers, ir. Henco Burggraaf, ir. Maikel
Jagroep, ir. Ad van Leest, dr.ir. Mantijn van
Leeuwen, ing. Michael van Nielen PMSE, ir. Paul
Oomen, ir. Dirk Peters, ir. Ton Pielken rood, ir.
Kees Quartel, ir. Hans Ramler, ir. Luc Rens, ir.
Paul Rijpstra, ir. Dick Schaafsma, ing. Roel
Schop, dr.ir. Raphaël Steenbergen, prof.dr.ir. Kim
van Tittelboom, dr.ir. Rutger Vrijdaghs, ing. Henk
ter Welle, ing. Jan van der Windt
Uitgever / vakredacteur ir. Jacques Linssen
j.linssen@aeneas.nl, T 073 205 10 22
Planning en coördinatie Hanneke Schaap
h.schaap@aeneas.nl, T 073 205 10 19
Eindredactie Hanneke Schaap
Ontwerp Twin Media bv, Miranda van Agthoven
Vormgeving Twin Media bv, Maarten Bosch
Media-advies Leo Nijs, l.nijs@aeneas.nl,
T 073 205 10 23
Klantenservice abonnementen@aeneas.nl,
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke
toestemming.
Lidmaatschappen 2021 Kijk voor meer
informatie over onze lidmaatschappen op
www.cementonline.nl/lidworden of neem contact
op via abonnementen@aeneas.nl of 073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud
van het blad, zijn redactie en uitgever van
Cement niet aansprakelijk voor de gevolgen,
van welke aard ook, van handelingen en/of
beslissingen gebaseerd op de informatie in deze
uitgave.
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang-
hebbenden kunnen contact opnemen met de
uitgever.
ISSN 0008-8811
Inhoud
Vakblad over betonconstructies
CEMENT 2 2021 ?3
Het is 17 maart als ik dit
voorwoord schrijf, de dag van
de Tweede Kamerverkiezingen.
Vandaag mogen we weer kiezen.
Ik zou graag kunnen zeggen
'moeten we kiezen', maar helaas
is dat niet zo. In de constructie-
praktijk is het wel zo dat er
dagelijks moet worden gekozen.
Ik zeg altijd: "Het maakt niet uit
wat je kiest, als je er maar goed
over hebt nagedacht!". Daarmee
wil ik zeggen dat het belangrijk
is dat je bewust kiest, maar ook
dat, als later op basis van dan
voor jou nieuwe informatie de
keuze niet de beste blijkt te zijn,
dat dan maar zo is.
Feitelijk staan de edities van
Cement altijd vol met keuzes.
Vaak wordt gerapporteerd over
de uiteindelijke keuzes die zijn
gemaakt. Als redactie stimuleren
we auteurs om ook te laten zien
hoe het keuzeproces was en
waarom andere opties het niet
zijn geworden. Daar is namelijk
veel van te leren. In deze Cement
zijn ook weer genoeg keuzes ge-
toond. Zo is bij de Nieuwe Sluis
Terneuzen niet gekozen voor
pneumatisch afzinken of invaren
en afzinken, maar om in den
droge te bouwen in een bouw-
Kiezen
kuip. Bij de Albert Cuypgarage is
gekozen voor een integrale vloer
in plaats van een afzonderlijke
OWB-vloer en constructievloer,
en bij de Cooltoren is gekozen
voor een stabiliteitssysteem met
outrigger. En wat te denken van
de keuze van Carla Mulder om,
in een tijd dat dat uitzonderlijk
was voor vrouwen, te kiezen om
constructeur te worden.
Ik krijg het gevoel dat de
laatste tijd er bij het maken van
keuzes wel een extra compo-
nent bij is gekomen. Dat betreft
de betrouwbaarheid van de
informatie die wordt gebruikt
bij het maken van keuzes. Met
het opkomen van fake news en
complottheorieën moet je voor-
zichtig zijn met de informatie.
Delen van alleen betrouwbare
informatie voelen wij als redactie
als een belangrijke verantwoor-
delijkheid. Als bijvoorbeeld erg
positief wordt gerapporteerd
over een nieuw product of een
nieuwe toepassing, proberen we
zelf een beeld te krijgen van de
mate waarin dat is aangetoond.
Dat is niet altijd eenvoudig,
maar we doen ons best.
Nu u misschien toch al een
beetje in de stemming bent van
kiezen, doe dan ook nog even
mee met de verkiezing beste
Cement-artikel en mooiste cover
van 2020.
Veel wijsheid bij al uw keuzes
gewenst.
Dick Hordijk
Voor reacties:
d.hordijk@cementonline.nl
62
En verder
5 Gesponsord bericht
Wijcon en Jansen Wesselink samen
verder als Van Wijnen Engineering.
14 De weg naar 30%
CO?-reductie
Column Sander den Blanken.
20 Constructeur van het Jaar (1)
Talent van het Jaar Marijn Bruurs
interviewt Constructeur van het
Jaar Arjan Habraken.
34 Structural Concrete
Samenvatting van een selectie papers
uit Structural Concrete Vol. 21/6.
46 De jonge constructeur
Lisa Swaalf vertelt over haar vak en
een van haar eerste projecten, het
Platform Stalen Bruggen.
56 Sculptuur aan de skyline
One Thousand Museum in Miami,
een wolkenkrabber met een
uitwendig skelet van beton.
4? CEMENT 2 2021
auteurs
ir. Ruud Arkesteijn
Mobilis TBI p. 6 - 13
ir. Alexandros Glias
Van Rossum
Raadgevende Ingenieursp. 24 - 33
ir. Marc Bool
Sassevaart / BAM Infraconsultp. 62 - 72 ir. Kirsten
Hannema
Architectuur- journalistp. 56 - 61
ir. Emile van Doorn
Sassevaart / BAM Infraconsultp. 62 - 72
ir. Marijn Bruurs
Witteveen+Bos p. 20 - 23 dr.ir. Tom Molkens
KU Leuven /
Sweco Belgium bv p. 16 - 19
ir. Maurice Prumpeler Van Rossum
Raadgevende Ingenieursp. 24 - 33
ir. Paul Wernsen
Sassevaart / BAM Infraconsultp. 62 - 72
Stephan van Tilburg
MSc
Ingenieursbureau Amsterdamp. 6 - 13
ir.ing. Sander den
Blanken
BAM Infra Nederland
p. 14 - 15
ir. Arjan Habraken
SIDstudio
p. 20 - 23
dr.ir. Gustaaf
Bouquet
p. 38 - 45 ir. Jacques Linssen
Redactie Cement /
Aeneas Media
p. 48 - 55
ing. Tommy
Erdtsieck MSEng
Sassevaart / Royal
HaskoningDHV
p. 62 - 72
ir. Gerrie Dieteren
TNO
p. 16 - 19 ing. Carla Mulder
Royal
HaskoningDHV
p. 48 - 55
ir. Lisa Swaalf
TNO
p. 46 - 47
ir. Caroline
Wagner
Max Bögl
Nederland BV
p. 6 - 13
prof.ir. Simon
Wijte
Adviesbureau
Hageman / TU/e
p. 16 - 19
Aan dit nummer van Cement werkten mee:
CEMENT 2 2021 ?5
gesponsord bericht
HRC Europe NL BV
8211 AD Lelystad
+31 320 727030
info@hrc-europe.com
www.hrc-europe.com
HRC T-headed reinforcement
??robust and flexible design
??shortest anchorage of
ultimate capacity
??faster construction
??BIM tools
Supplying high performance products
and service since 1985
Wijcon uit Dordrecht en
Jansen Wesselink uit Drach-
ten zijn vanaf 1 januari ver-
der gegaan als Van Wijnen
Engineering.
Met de overname
van Jansen Wesselink en de
samensmelting met Wijcon
streeft Van Wijnen strategische
groeiambities en een landelijke
dekking na. Van Wijnen en
Jansen Wesselink werkten al een
aantal jaar samen aan diverse
opdrachten. De projecten van het Friese constructiebureau in
onder meer woningbouw, onder-
wijs, zorg en utiliteitsbouw sluiten
nauw aan bij die van Van Wijnen.
Bovendien opereert Jansen
Wesselink vooral in de noordelijke
helft van Nederland. Een mooie
aanvulling op de diensten van
dochterbedrijf Wijcon, waardoor
Van Wijnen met de overname
de gewenste landelijke dekking
voor onstructeursactiviteiten kan
realiseren.
Wijcon en Jansen Wesselink samen verder als
Van Wijnen Engineering
WWW.CEMENT ONLINE.NL
/VANWIJNENENGINEERING
Meer over de overname en Van Wijnen
Engineering staat in een gesponsord artikel op
www.cementonline.nl/vanwijnenengineering .
Agnieten College in Zwartsluis,
een gezamenlijk project van
Janssen Wesselink en Van
Wijnen Gorredijk
1 Bouw parkeergarage, foto: Max Bögl Nederland BV
1
6? CEMENT 2 2021
De Albert Cuypgarage is een
tweelaagse parkeergarage (fig. 2)
van 260 m lang en 30 m breed,
die plek biedt aan 600 auto's en
60 fietsen.
Het zo optimaal mogelijk
benutten van de beperkte vrije ruimte in de
Oude Pijp stond in het project voorop; de
komst van de garage heeft de leefkwaliteit
bovengronds aanzienlijk verbeterd doordat
de parkeerdruk is verlaagd én er boven -
gronds meer ruimte is ontstaan voor groen,
speelplaatsen en voetgangers en fietsers. De
2,5 m diepe gracht boven het garagedak is in
ere hersteld (foto 3).
Ontwerpfilosofie
Het referentieontwerp van de gemeente
Amsterdam voorzag in een drielaags garage
die volledig tussen de bestaande kademuren
inlag. Al tijdens de aanbesteding werd de
eerste optimalisatie doorgevoerd. Vanuit de
gedachte dat een minder diepe bouwkuip
zou leidden tot het reduceren van onder
andere het risico op schade aan de omrin -gende gebouwen én tot een enorme bespa
-
ring op materiaal en af te voeren grond, is
het na enig puzzelen gelukt om het geëiste
aantal parkeerplekken over twee parkeer-
lagen te verdelen.
Na gunning van dit Design, Construct &
Maintain project heeft opdrachtnemer Max
Bögl een bouwteam gevormd met alle be-
drijven die betrokken waren bij de totstand -
koming van de bouwkuip. In gezamenlijk -
heid is een ontwerpfilosofie opgesteld met
'best for project' als uitgangspunt. Door in
samenspraak tot een ontwerp te komen,
kon worden voorgesorteerd op het minima -
liseren van hinder en risico's voor de omge-
ving. Dit leidde tot een 'slanke' constructie
die gerealiseerd kon worden met de inzet
van relatief licht materieel.
Draagconstructie
De constructie van de garage is bestaat uit
prefab kolommen, permanente damwan -
den, dragende prefab voorzetwanden en
Grensverleggende parkeergarage
In de Amsterdamse wijk de Oude Pijp, pal naast het Museumplein, is onder de
Boerenwetering de Albert Cuypgarage gebouwd. Een uniek project, want niet eerder werd in
Amsterdam een parkeergarage aangelegd onder een bestaande watergang (foto 1). Een van de innovaties was een geïntegreerde keldervloer, waarbij staalvezelversterkt onderwaterbeton in de eindfase samenwerkt met de daaroverheen gestorte constructievloer.
Albert Cuypgarage gebouwd onder bestaande watergang met geïntegreerde keldervloer
CEMENT 2 2021 ?7
een geïntegreerde keldervloer. De tussen-
vloer is gemaakt van breedplaatvloeren met
daaroverheen een druklaag. Deze is zo ont-
worpen dat het, zij het met aanpassingen,
mogelijk is om grote vloerdelen te verwijde-
ren waardoor een dubbele hoogte ontstaat.
Hierdoor is het mogelijk om de garage een
geheel andere bestemming te geven. Er is in het ontwerp voor gekozen om
de parkeerdekken zo ruim en overzichtelijk
mogelijk te houden door alleen over de
langsrichting van de garage één enkele rij
kolommen toe te passen. Hierdoor krijgt
de parkeerder het gevoel 'kolomloos' te
parkeren. In de parkeerbeleving spelen de
kolommen ? die in de eigen prefab-beton-
fabriek van Max Bögl zijn gefabriceerd ?
een grote rol. De kolommen, die elliptisch
zijn uitgevoerd, zijn een mooi voorbeeld van
samensmelting van esthetica, constructieve
functionaliteit en de bijdrage aan het sociale
veiligheidsgevoel (foto 4).
Bouwkuip met geïntegreerde
keldervloer
De permanente damwanden zijn grond- en
waterkerend en hebben tevens een construc- tieve functie in de fundering. Tijdens de bouw
zijn ze gestabiliseerd met een stempelraam.
De damwandsloten zijn dichtgelast om wa -
terdichtheid in de gebruiksfase te kunnen
garanderen. Een gebruikelijke oplossing voor de
tijdelijke onderafdichting van een dergelijke
diepe bouwkuip is de toepassing van een
ongewapende onderwaterbetonvloer (OWB-
vloer). Voor de eindfase wordt hier normaal
gesproken een geheel nieuwe constructie-
vloer overheen gestort, die is voorzien van
traditionele wapening. Een probleem van
deze oplossing is het risico op scheurvorming
in zowel de OWB-vloer als de constructieve
vloer, onder meer doordat de vervorming
van de constructieve vloer wordt verhinderd
door de OWB-vloer.
Het is ook mogelijk de constructievloer te
laten samenwerken met het onderwaterbe-
ton. In dat geval kan de OWB-vloer worden
uitgevoerd met staalvezelversterkt beton
(SVOWB-vloer) (fig. 5). Dit principe is voor het
eerst op grote schaal toegepast bij de Albert
Cuypgarage. Hier werd een SVOWB-vloer van
900 mm dik met een op te storten construc-
tievloer van 300 mm dik gecombineerd.
2 Impressie van de parkeergarage, bron: ZJA
2
STEPHAN VAN
TILBURG MSC
Technisch manager parkeergarages
(o.a. van de Albert Cuypgarage)
Ingenieursbureau Amsterdam
IR. RUUD
ARKESTEIJN
Specialist ondergronds bouwen
Mobilis TBI (destijds
werkzaam bij ABT bv)
IR. CAROLINE WAGNER
Contractmanager
(o.a. van de Albert Cuypgarage)
Max Bögl Nederland BV auteurs
8? CEMENT
2 2021
Een dergelijk geïntegreerd concept maakt
de keldervloer slanker waardoor er minder
diep ontgraven hoeft te worden. Construc-
tief gezien maakt deze toepassing een grote
spreiding van de belastingen uit de bovenge-
legen gracht mogelijk. De geïntegreerde
vloer is namelijk circa 20 keer (buig)stijver
dan een traditionele keldervloer van 400
mm dik en ongeveer drie keer sterker ten
aanzien van buigende momenten en dwars -
krachten. De totale constructie
gedraagt zich als het ware als een stijve plaat. Hierdoor ontstaat evenwicht tussen de op-
waartse waterdruk onder de keldervloer
en de neerwaartse belastingen vanuit de
kelderconstructie en het water in de gracht
[6]. Het resultaat: een beperkte belasting op
palen, wat het gebruik van slanke GEWI-
palen mogelijk maakt die zowel op trek als
op druk optimaal worden benut. Overigens kan er ook voor worden
gekozen om in de traditionele bouwwijze
lokaal poeren/korven te integreren in de
OWB-vloer. Ook dan kan de totale ontgra -
Toepassing van
een geïntegreer-
de keldervloer
beperkt de belas-
ting op palen,
wat het gebruik
van slanke
GEWI-palen
mogelijk maakt
PROJECTGEGEVENS
project
Albert Cuypgarage opdrachtgever
Gemeente Amsterdam (Stadsdeel Zuid)IPM-team
opdrachtgever
Ingenieursbureau Amsterdam
opdrachtnemer
Max Bögl Nederland BV architect ZJA
constructeur Van Rossum
Raadgevende Ingenieurs B .V.
ontwerp keldervloer ABT
geotechnisch adviseur CRUX
duikbedrijf
DCN Diving
ontgravings-
werzaamheden
de Vries en v/d Wiel damwanden-
werkzaamheden Beens
GEWI-palen VSF
opening 2018
3
4
3 De 2,5 m diepe gracht bovenop de garage is na het gereedkomen in ere hersteld, foto: Jeroen Musch
4 Bouw prefab kolommen en vloerdelen, foto: Max Bögl Nederland B.V. CEMENT 2 2021 ?9
5a 5b
5 Visualisatie verschil in bouwprincipes voor een traditionele bouwwijze met een volledig ongewapende OWB-vloer,
ook ter plaatse van de kolomposities (a), t.o.v. de geïntegreerde keldervloer (b)
vingsdiepte en constructiehoogte worden
gereduceerd. De vloerdelen buiten de geïn -
tegreerde poeren blijven dan echter geschei -
den zoals eerder beschreven; de eerder
genoemde verschillen ten aanzien van stijf -
heid, sterkte, paalreacties en waterdichtheid
blijven daardoor van kracht.
Ontwerpmethodiek
Het ontwerpproces van een geïntegreerde
keldervloer is vergelijkbaar met die voor een
traditioneel ontwerp; zeker voor de be-
schouwing van de eindfase. Een belangrijk
verschil is dat de SVOWB-vloer niet alleen
een tijdelijke functie heeft, maar ook een
bijdrage levert aan de krachtsafdracht in
de eindfase. Ten aanzien van de levensduur
(milieuklasse) en betonsterkteklasse zal die
eindfase maatgevend zijn. Bovendien wordt
een traditionele (ongewapende) OWB-vloer,
conform de herziene versie van CUR-Aanbe-
veling 77 [1], niet expliciet ontworpen op
waterdichtheid [3]. Om een droog stortvlak te garanderen
en voor een goede kwaliteit van de aanhech -
ting, is beheersing van lekkage een aan -
dachtspunt. Dat is de primaire reden om
staalvezelbeton toe te voegen; de staalvezels
zorgen voor een taai buigscheurgedrag [7].
Dit resulteert in scheurwijdtebeperking, wat weer zorgt voor een beheersing van het risico
op lekkages. Dit geldt ook voor het risico op
krimpscheurvorming, dat vooral bij lang -
werpige bouwkuipen realistisch is. De SVOWB-vloer is ontworpen volgens
de ontwerpmethodiek zoals beschreven in
[8] met extra aandacht voor scheurwijdte-
beheersing. Verdeuveling? Het is belangrijk dat de
SVOWB-vloer en de constructieve vloer
constructief worden gekoppeld. De GEWI-
staven steken daarom door tot in de con -
structievloer. Dit is echter niet voldoende
voor een garantie van samenwerking over
de horizontale stortnaad. Om schuifkracht
over te brengen is de SVOWB-vloer opge-
ruwd en zijn deuvels aangebracht. Dit zijn
gebogen wapeningstaven Ø14 mm die in een
stramien van 1 x 1 m² in de SVOWB-vloeren
zijn geboord (foto 6). Deze deuvels hebben
een dubbele functie. Naast de verdeuveling
zijn ze ook ontworpen op een beschouwing
van een onvoorziene opbouw van waterdruk
over de horizontale stortnaad voor als er
lokaal toch delaminatie zou optreden (extra
robuustheidscheck). Daarnaast kan de
bovenzijde van de deuvels ('wandelstokjes')
worden gebruikt om de bovenwapening af
te stellen.
BETONPRIJS
De Albert Cuypgarage won diverse
prijzen, waaronder de Betonprijs in
2019, de Award of Excellence voor
Architectural Achievement, de
Architizer A+Awards en de ESPA Gold
Award 2018 (van de European Parking
Association).
Traditionele bouwwijze Geïntegreerde keldervloer
10? CEMENT 2 2021
GEWI-palen? Alle GEWI-palen zijn voorzien
van minimaal twee schotels. Eén schotel zit
bovenin de SVOWB-vloer ten behoeve van de
trekbelasting in de bouwfase. Voor de veld
-
palen, die ook in de eindfase vooral op trek
worden belast, zit een tweede schotel in het
op te storten vloerdeel. Deze schotels vol
-
doen met een kleine diameter, omdat deze in
basis dezelfde functie hebben als de deuvels.
Ter plaatse van wanden en kolommen (met
resulterende drukkrachten in de palen) zit
een tweede schotel onderin de SVOWB-vloer
(fig. 5). De ervaringen opgedaan tijdens de
realisatie van de Albert Cuypgarage hebben
geleid tot een aanvulling van de CUR-richtlij
-
nen voor het toepassen van GEWI-palen.
Constructievloer? De wapening in het op te
storten deel van de constructievloer is ont-
worpen op basis van scheurwijdtebeheer-
sing conform waterdichtheidsklasse TC1 van
NEN-EN 1992-3. Vanuit het ontwerp zorgt dit
vloerdeel primair voor de waterdichtheid. In
de SVOWB-vloer is weliswaar nog een per-
manente normaaldrukkracht aanwezig van -
uit stempelwerking (deze zou hiermee zelfs
voldoen aan een waterdichtheidsklasse
TC2), maar die is alleen te garanderen in de
dwarsrichting van de garage en niet in de
langsrichting. Door de totale dikte van 1200 mm van
de geïntegreerde vloer ontstaat een grote
effectieve hoogte waardoor de buigcapaciteit
van de vloer voor opbollende momenten voldoende is voor UGT-toetsingen zonder
bijlegwapening. Ter plaatse van de steun -
puntsmomenten onder de kolommen zijn
in de SVOWB-vloer en de constructieve
vloer extra wapeningskorven toegepast.
Hierdoor ontstaat lokaal een hybride con -
structie met staalvezels en wapening. Ter
plaatse van de wanden waren de momenten
beperkt en konden geïntegreerde korven
achterwege blijven (doordat de wanden
alleen dragend waren en niet waterkerend).
Wapening
De wapeningskorven in de SVOWB-vloer
onder de kolommen vormen een geïnte-
greerde 5-paals-poer op verzwaarde GEWI-
palen (fig. 7, 8, 9). De middenpaal zit direct
onder de kolom waardoor de ponskracht
wordt gereduceerd en er geen dwarskracht-
wapening nodig is in de korven. Hierdoor
was het tijdens de onderwaterbetonstort
mogelijk om ook binnen de korven beton te
storten met de betondobber.
Vanwege het regelmatige bouwstramien
zit er veel repetitie in de bouwwijze. De 47 wa
-
peningskorven onder de kolommen zijn op
twee uitzonderingen na volledig identiek (fig.
7a en 8). De korven zijn over de GEWI-staven
geplaatst en zijn onder water (door de duikers)
op de vier hoekpalen vastgelast aan de onder
-
ste schotels met behulp van vooraf aange -
brachte strips (fig. 7b). Vastlassen is een ver -
eiste om te kunnen garanderen dat de korven
niet verplaatsen/roteren tijdens de stort
Om schuifkracht
over te brengen,
steken de GEWI-
staven door tot
in de constructie-
vloer, is de
SVOWB- vloer
opgeruwd en
zijn deuvels aan -
gebracht
6 Onderwaterbetonvloer met bovenkant van de GEWI's en ingeboorde 'wandelstokken', foto: Nico Alsemgeest
6
CEMENT 2 2021 ?11
van het beton. Voor een vloeiende doostroom
van het beton, is de hoofdwapening in dwars-
richting gebundeld zodat er maaswijdtes van
minimaal 250 mm ontstonden. Mede hier
-
door waren geen sparingen in de wapening
of lokale aanpassing van maaswijdtes nodig
om de korven over de GEWI-staven te kunnen
plaatsen. Na fixatie van de korf is de bovenste
schotel op de palen geplaatst.
De wapeningskorven zijn in 3D gemo-
delleerd met Revit. Het traject van ontwerp,
via afstemming met duikers en pompbe-
drijf, tot aan de bestelling en logistiek kon
hierdoor in één vloeiende procesgang wor-
den doorlopen. De wapeningskorven, inclu -
sief hijsogen en lasstrips, zijn op de bouw -
plaats geleverd.
Uitvoering
Een innovatieve en slanke keldervloer
brengt uiteraard risico's met zich mee in de uitvoering. Een belangrijke uitdaging was
het garanderen van de aangehouden tole-
ranties voor de wapeningskorven. In het
verleden is vaak gebleken dat geïntegreerde
korven in OWB-vloeren werden meegeno-
men of opgeduwd door het stortfront. Dit
risico is beheerst door de eerdergenoemde
fixatie op de schotels van de GEWI-palen
door middel van lasverbindingen. De hoog -
teligging is geborgd door grondige controles
op de hoogteligging van de diepe schotels. Een andere zorg betrof de verdeling
van vezels in de SVOWB-vloer en het vinden
van de juiste vloeimaat van het betonmeng -
sel, zodat het beton zich tijdens de stort
gelijkmatig zou verdelen en vezels zich niet
zouden ophopen. Hiervoor is vooraf onder
leiding van de betontechnoloog van Max
Bögl een pomp- en stortproef gedaan: er is
onder water een sleuf volgestort met het be-
oogde betonmengsel. Hierin waren ook twee
Een belangrijke
uitdaging was
het garanderen
van de aan -
gehouden
toleran ties voor
de wapenings-
korven
7a 7b
8
7 3D-model van (a) standaard wapeningskorven en (b) de opgelaste strip (groen)
8 Doorsnede wapeningskorven onder kolommen 12? CEMENT 2 2021
vergelijkbare wapeningskorven geplaatst.
De doorstroom van de beton bleek goed, ook
door de korven heen. Kernboringen wezen
uit dat de vezelverdeling varieerde van circa
25 tot 35 kg/m³; acceptabel voor dit type
(massa)beton in relatie tot de ontwerpme-
thodiek. Tijdens de stort zelf is de vezeldose-
ring gecontroleerd door monstername van -
uit de betonmixers op de bouwlocatie. Mede
door de proeven en integrale aandacht voor
risicobeheersing in de werkplannen, is de
uitvoering van de werkzaamheden naar
tevredenheid verlopen. De stort verliep soe-
pel en de (ingemeten) plaatsingsonnauw -
keurigheden van korven en palen vielen
ruim binnen de acceptabele marges vanuit
het ontwerp. Waterdichtheid
De waterdichtheid van de geïntegreerde
keldervloer was goed, zeker in vergelijking
tot vergelijkbare projecten met traditionele
keldervloeren. De scheurvorming aan het
oppervlak bleek lokaal wel groter dan bere-
kend. Een deel van deze scheuren gaf ook
meer lekkage dan de volgens TC1 acceptabele
'vochtplekken'. Deze plekken zijn geïnjec-
teerd. Dat een deel van de relatief grote
scheurwijdtes aan de bovenzijde van de
vloer geen lekkage vertoonde, is te verklaren
doordat de kans op watervoerende scheuren
in de beide vloerdelen die met elkaar in ver-
binding staan zeer klein is, en doordat de
vloer is 'voorgespannen' door de stempel -
druk vanuit de permanente damwanden.
9
10
9 Uit SVOWB-vloer stekende wapeningskorven, foto: Nico Alsemgeest
10 Verplaatsbaar ponton en betonpompen tijdens de vier dagen en nachten durende stort van de SVOWB-vloer, foto: Jeroen Musch
LITERATUUR
1?CUR-Aanbeveling 77:2014 -
Rekenregels voor ongewapende
onderwaterbetonvloeren.
2?Hagenaars, P., Galjaard, J., Veen, C.
van der, Herziening CUR-Aanbeveling
77 (1) ? Corrigeren onvolkomenheden
en aansluiting op Eurocode. Cement
2013/3.
3?Hagenaars, P., Winter, E., Galjaard, J.,
Veen, C. van der, Herziening
CUR-Aanbeveling 77 (2) ? Inhoud en
achtergronden van herziene
rekenregels ongewapende
onderwaterbetonvloeren. Cement
2015/3.
4?Arkesteijn, R., Hagenaars, P., Winter,
E., Veen, C. van der, Herziening
CUR-Aanbeveling 77 (3) ? Enkele
aspecten aanbeveling over
onderwaterbetonvloeren nader
beschouwd. Cement 2015/8.
5?Winter, E., Arkesteijn, R., Barten, P.,
Herziening CUR-Aanbeveling 77 (4) ?
Rekenvoorbeelden over
onderwaterbetonvloeren. Cement
2017/4.
6?Arkesteijn, R., Albert Cuypgarage -
Water funderen op water. Civiele
Techniek 7-2017.
7?Arkesteijn, R., Menting, M.,
Staalvezelversterkt onderwaterbeton.
Cement 2013/3.
8?Arkesteijn, R., Rekenen aan
onderwaterbeton met staalvezels.
Cement 2014/2.
CEMENT 2 2021 ?13
14? CEMENT 2 2021
column
Het Betonakkoord streeft naar 30% CO 2-reductie in 2030.
De vele experts en betrokkenen die ik de afgelopen periode heb ge-
sproken, vermoeden dat er voldoende urgentiebesef is. Maar toch
laten de cijfers zien dat we moeten opschalen, dat we keuzes moeten
maken en het innovatietempo omhoog moet. Op basis van alle ge-
sprekken ben ik van mening dat als we op dezelfde voet verdergaan,
we de structurele verbetering niet gaan halen.
In mijn zoektocht de afgelopen maanden kwamen de volgende vra-
gen naar boven. Welke impact maken we eigenlijk? In welk speelveld
begeven we ons? Welke hordes moeten we met elkaar nemen? Welke
partijen zijn aan zet? Zijn wij ons daar bewust van? Hoe kunnen we
dit proces versnellen? In mijn voorlopig laatste column probeer ik te
schetsen welke reis wij met elkaar nog af te leggen hebben en daarbij
jou als lezer aan te zetten tot initiatief.
Welke impact maken wij?
Het Nederlandse betongebruik leidt tot een CO
2-uitstoot van circa
3,5 Mt per jaar. Dit is 1,7% van de jaarlijkse CO
2-emissie in Nederland.
Voor de betonproductie zijn grote hoeveelheden cement nodig: 80%
van de emissie van beton is gerelateerd aan de productie van cement.
Het Betonakkoord streeft naar minimaal 30% CO
2-reductie in 2030
ten opzichte van 1990, waarbij wordt gekeken naar de totale emissie
van het geproduceerde beton. De zorg is dat de relatieve verbetering
per m
3 geproduceerd beton achterblijft. Tussen 1990 en 2017 hebben
we per m 3 slechts een reductie van 13% gerealiseerd. Om een structu-
rele verbetering door te voeren, moet het innovatietempo omhoog.
Het speelveld
In Nederland zijn zand, grind en kalksteen (nog) geen schaarse grond-
stoffen. De voorspelling is dat andere ingrediënten van beton zoals
hoogovenslakken en vliegas in beschikbaarheid af zullen nemen, door
de verduurzaming van de staalindustrie en de sluiting van kolencen-
trales. Hiermee neemt, bij gelijkblijvende productie, de afhankelijkheid
van kalksteen toe. Het nadelige effect hiervan is dat de CO
2-emissie
stijgt! Het ontbreekt aan voldoende concurrerende alternatieve klinker-
en cementsoorten, waardoor ook de import toeneemt. Het speelveld
tussen beschikbaarheid van grondstoffen, import en de ontwikkeling
van alternatieve bindmiddelen moet worden gereguleerd. Hier is werk
aan de winkel voor beleidsmakers.
Welke (on)zichtbare hordes zijn er?
De meeste betonconstructies vereisen een lange levensduur, soms zelfs
meer dan 100 jaar. Dat maakt experimenteren niet eenvoudig. Onze
normen zijn robuust en gebaseerd op vele jaren ervaring. Voor nieuwe
materialen is deze ervaring nog niet opgedaan. Voor vernieuwing is
zowel theoretische kennis van constructieleer, materiaaltechnologie,
De reis naar
30% CO
2
-
reductie
Ir.ing. S.M. (Sander)
den Blanken RO?(47)
studeerde Civiele
Techniek aan de TU Delft.
Hij heeft meer dan twintig
jaar ervaring bij diverse
ingenieursbureaus,
waaronder Arcadis,
Ingenieursbureau
Gemeente Amsterdam
en Arup. Sinds maart
2019 is Den Blanken
managing director van
BAM Infraconsult en sinds
augustus 2020 statutair
directeur van BAM Infra
Assetmanagement,
beide onderdeel van
BAM Infra Nederland.
Samen met Dorien Staal,
statutair directeur van
Voorbij Prefab, heeft
hij gedurende een jaar
de column in Cement
geschreven.
Wil je reageren op deze
column, stuur dan
een email naar
cement@aeneas.nl.
CEMENT 2 2021 ?15
chemische samenstelling, als die van de praktijk noodzakelijk. Evenals
het lef om op te schalen naar de bovenliggende veiligheidsfilosofie.
Hier liggen de echte mogelijkheden tot vernieuwing. Het is zowel de
opgave van de Betonvereniging, als ook die van ingenieursbureaus en
opleidingsinstituten om holistisch te ontwerpen en op te leiden.
?
Bewust slopen en hergebruiken
De ontwikkeling van het Beton Bewust Certificaat naar het CSC Certi-
ficaat is een mooi voorbeeld waaruit blijkt dat de betonsector zijn
goede wil toont. Inzetten op circulariteit is bij veel van de cementleve-
ranciers zelfs onderdeel van hun nieuwe bedrijfsvoering. Daarbij is
financieel gezien het toepassen van bijvoorbeeld betongranulaat erg
interessant. Het niet-circulair slopen en scheiden belemmert het toe-
passen van secundaire toeslagmaterialen ernstig. Bouwbedrijven zou-
den hierbij de mogelijkheden beter in kaart moeten brengen. Samen
optrekken met de recycle- & reuse-bedrijven is cruciaal. Ter inspiratie
zouden wij een voorbeeld kunnen nemen aan New Horizon, een speci-
alist in 'urban mining'. Dit kan de markt in principe helemaal zelf rege-
len en organiseren.
Bewust innoveren en experimenteren
Rijkswaterstaat en ProRail promoten het experimenteren met 'groenere'
betonsoorten. De start van het Innovatieloket Rijkswaterstaat is een
goed voorbeeld. Omdat regelgeving achterblijft bij ontwikkelingen en
innovaties, kan een innovatie via dit loket worden ingebracht. In zoge-
noemde proeftuinen worden innovaties getest, zoals op de Afsluitdijk.
De focus is tweeledig: ten eerste vermindering van CO
2-uitstoot door
de inzet van alternatieve bindmiddelen, in de vorm van alternatieve
cementtypes of alkali-geactiveerde materialen (geopolymeren). Ten
tweede gebruik van nieuwe recyclingtechnieken en optimaliseren van
de inzet van betongranulaat. Er blijft dus een belangrijke rol liggen bij
de vragende partijen, zoals ontwikkelaars en overheden. Zij kunnen de
lat voor duurzaam en circulair beton ieder keer op de juiste hoogte
leggen en blijven oefenen, totdat we klaar zijn om het volgende reis-
doel te bepalen.
Waar kunnen we sneller impact maken?
Als keten moeten we blijven experimenteren. Zoals met beton zonder
cement maar met geopolymeren, bijvoorbeeld toegepast bij de spoor-
wegonderdoorgang in Heiloo. We maken met elkaar sneller impact
als wij op minder risicovolle onderdelen duurzaam beton toepassen.
Bij een risicogestuurde aanpak en segmentering, waar BAM voor staat,
passen we duurzamer beton toe waar de risico's het kleinst zijn en
hoogwaardige kwaliteit waar de levensduureisen hoog zijn. Dit vereist
dus keuzes maken. Dit is dé manier om én duurzaam beton toe te
passen én te leren én op de lange duur ervaring op te doen.?
"Er is werk aan de winkel voor
beleidsmakers"
"Als keten moeten
we blijven
experimenteren"
Alvorens nader in te gaan op het
artikel is het goed om eerst aan
te geven dat op de KU Leuven
reeds voor het gedeeltelijk be-
zwijken van de constructie van
de parkeergarage bij Eindhoven
Airport, onderzoek is gestart
naar de eigenschappen van het
zogenoemde kritische detail.
Daarnaast is het nuttig te vermelden dat in
de Belgische richtlijn TV223, uitgegeven
door WTCB [3] al sinds 2002 aanwijzingen
zijn opgenomen over de wijze waarop het
kritische detail bij essentiële afdracht over
de langsvoeg moet worden uitgevoerd. Daar-
bij is aangegeven dat de tralieliggers op een
niet grotere afstand dan 125 mm vanaf de
langsvoeg moeten zijn geplaatst (fig. 1). Dit is
wezenlijk afwijkend van wat in Nederland
gebruikelijk was, namelijk een tralieligger
op 400 mm vanaf de naad en koppelwape-
ning direct op de breedplaat geplaatst.
Belgische experimentele
resultaten
Het artikel op www.architectura.be is een
beknopte samenvatting van een publicatie van Molkens en Van Gijssel in Applied Science
[4]. In dat artikel worden de resultaten van
vier series van proeven beschreven. Het be-
treffen series A t/m D, waarbij onder andere
variaties in hoogte, breedte, hoeveelheid
koppelwapening, het wel of niet toepassen
van gewichtsbesparende elementen, wel of
niet nabewerken bovenzijde breedplaten en
de positie tralieligger zijn aangebracht. De
proeven van serie A, C en D zijn uitgevoerd
met een vierpuntsbuigproef, zoals dat ook in
het in [5] beschreven onderzoek is gedaan.
De proefstukken van serie B, die een kleine-
re lengte hebben, zijn beproefd met een
driepuntsbuigproef. Hierna wordt in detail
ingegaan op serie A, C en D.
Serie A? Bij de proefstukken van serie A is
relatief gezien de grootste hoeveelheid kop-
pelwapening aangebracht, 6Ø16 over een
breedte van 900 mm. De lengte van deze
koppelstaven is redelijk overeenkomstig wat
voorheen in Nederland gebruikelijk was.
Maar deze laat volgens de Belgische regelge-
ving slechts een staafkracht toe tot ongeveer
75% van de vloeikracht van deze wapening.
Deze proefstukken vertonen zowel wat be-
KU Leuven bestudeert breedplaten en?.
Op 7 januari is op de site www.architectura.be een bericht verschenen, getiteld
'KU Leuven bestudeert breedplaten ? Getest en (zeer) goed bevonden' [1]. Gegeven de breedplaatvloerenproblematiek in Nederland [2] trekt deze titel in Nederland zeker
de aandacht van geïnteresseerde constructeurs. In dit artikel worden de resultaten
van dit onderzoek vergeleken met de Nederlandse situatie.
16? CEMENT 2 2021
IR. GERRIE DIETEREN
TNO
DR.IR.ING. TOM MOLKENS
KU Leuven en Sweco Belgium bv
PROF.IR SIMON WIJTE
Adviesbureau Hageman en TU/eauteurs
1 Afbeelding kritische detail uit [3]
treft geometrie als wat betreft bezwijklast
een redelijke overeenkomst met de proef -
stukken 26 t/m 31 en 38 t/m 43 die in [6] zijn
beschreven.
Als het last-vervormingsgedrag van de
proefstukken in serie A wordt bekeken,
blijkt dat de proefstukken het belastingsni -
veau waarbij vloei van de koppelwapening
op zou gaan treden, niet halen. De bezwijk -
waarde ligt lager dan de waarde die bij vloei
zou worden bereikt F
calc,y . Deze proefstukken
bezwijken volgens de onderzoekers door slip
van de wapening bij een lagere waarde dan
dat in Nederland tot voor kort bij het ontwerp
van het kritische detail werd aangenomen.
Door Molkens is de draagkracht van de
proefstukken van de serie A ook bestudeerd
door de aanwezige verankering van de kop-
pelwapening te beschouwen. Hierbij wordt,
afwijkend van zoals in Nederland gebruike-
lijk was, de verankeringslengte beschouwd
vanaf de eerste tralieligger. Als met dit aspect
rekening wordt gehouden, presteren de
proefstukken zoals verwacht en ook in lijn
met de Belgische regelgeving waar de kracht
in de wapening ten gevolge van de beperkte
verankering moet worden gereduceerd. Meer
achtergrond met de betekenis van F
calc,lap,max
en F
calc,lap,min is terug te vinden in [4] en [5].
Als de resultaten van proefserie A worden
vergeleken met in Nederland afgeleide ge-
middelde waarden voor de beschouwde me-
chanismen, zoals beschreven in paragraaf 5.5
van [7] door Dieteren en Wijte, blijkt dat deze
mechanismen een weerstand voorspellen van een gelijke orde van grootte als bij deze proef
-
stukken is waargenomen. Met andere woor -
den: de in België uitgevoerde experimenten
onderschrijven de constatering dat de wijze
waarop het kritische detail in het verleden in
Nederland ontworpen werd, niet juist is.
Serie C en D? Uit het last-vervormingsgedrag
van de proefstukken van de series C en D
blijkt dat bij deze proefstukken in alle geval -
len vloei van de koppelwapening wordt be-
reikt (voor serie C zie fig. 3). Bij de meeste
van deze proeven is de tralieligger op 95 mm
van de naad geplaatst. Bij één proefstuk
(C04) is deze afstand groter. Bij het betreffen -
de proefstuk staat een equivalente tralielig -
ger (draadstangen met gelijke doorsnede
sectie) op 400 mm vanaf de naad en is de
koppelwapening Ø16 over een lengte van
520 mm voorbij deze tralieligger doorgezet,
waarna deze nog eens voorzien werd van
een haak. De andere zijde van de voeg werd
voorzien van twee achter elkaar geplaatste
tralieliggers, met de eerste op 95 mm van de
voeg om aan die zijde delaminatie te vermij-
den. De lengte van de koppelwapening Ø16 is
920 mm vanaf de naad. Dit is beduidend gro-
ter dan in Nederland gebruikelijk was.
Als de proefstukken uit de series C en D, dus
ook proefstuk C04, analytisch worden be-
schouwd volgens de in Nederland beschreven
mechanismen [7], wordt ook gevonden dat
het optreden van vloeien van de koppelwa -
pening het bepalende bezwijkmechanisme
is. De belangrijkste reden hiervoor is dat bij
de betreffende proefstukken de hoeveelheid
koppelwapening relatief beperkt is en dat
1
Vanuit
een 'oud'
Nederlands
perspectief
presteren
de proef stukken
niet naar
verwachting
CEMENT 2 2021 ?17
deze koppelwapening over een voldoende
lengte voorbij de tralieligger is doorgezet en/
of bijkomend voorzien werd van
haken.
België - Nederland
Vanuit een Belgisch perspectief, waarbij al
gedurende meerdere jaren rekening wordt
gehouden met de effecten van een beperkte
verankering, presteren de proefstukken van
de KU Leuven dus naar verwachting. Vanuit
een 'oud' Nederlands perspectief, waarbij de
verankeringslengte van de koppelwapening
vanaf de naad tussen de breedplaten werd
bedacht en bij voldoende lengte vloeien van
deze wapening werd aangenomen, preste-
ren deze proefstukken niet naar verwach -
ting en bevestigen de proefstukken dat wat
in [2] en [6] reeds is beschreven. Op dit moment wordt zowel in België als in
Nederland onderzoek uitgevoerd naar de
weerstand van breedplaatvloeren bij het
kritische detail. In België wordt hierbij voor-
al gekeken naar de verankering van de kop-
pelwapening en bijdrage van de tralieligger,
terwijl in Nederland met name de weerstand
van het aansluitvlak wordt beschouwd. Uit
een vergelijking van beide methoden op basis
van de in [4] en [7] beschreven proefstukken
blijkt dat de verschillen in resultaten tussen
beide benaderingen niet groot zijn en dat er
vooralsnog geen reden is om de modellen aan
te passen. Het onderzoek zal worden voortge-
zet, waarbij de uitwisseling van gegevens en
theorieën tussen de onderzoekers een bijdra -
ge zal leveren aan het verbeteren van het in -
zicht in het gedrag van het kritische detail.
2 Last-vervormingsgedrag proefstukken A-serie [4]
3 Last-vervormingsgedrag C-serie proefstukken [4]
LITERATUUR
1?https://www.architectura.be/nl/
nieuws/50491/ku-leuven-bestudeert-
breedplaten---getest-en-zeer-goed-
bevonden.
2?Vambersky, J., Walraven, J., Salet, Th.,
Vrijling, H., Hordijk, D. en Vrouwenvelder,
A., De breedplaatvloerenproblematiek
uitgelicht. Cement 2020/4.
3?TV 223, Draagvloeren in niet-
industriële gebouwen, WTCB, Brussel,
2002.
4?Molkens, T. en Gysel, A. van,
Structural Behavior of Floor Systems
Made by Floor Plates - Mechanical
Model Based on Test Results. Applied
Science 2021, vol 11(2).
5?Molkens, T. en Gysel, A. van,
Behaviour of joints in lattice plank
profiles with voiding elements. fib
symposium, Krakau, 2019.
6?Wijte, S. en Dieteren, G., Rekenregels
beoordeling bestaande
breedplaatvloeren. Cement 2019/4.
7?Wijte, S., Onderzoek constructieve
veiligheid breedplaatvloeren in
bestaande utiliteitsgebouwen ?
Voorstellen voor en achtergronden bij
rekenregels voor beoordeling van
bestaande bouw. Adviesbureau
Hageman rapport 9780-1-0, 2019.
2
3
18? CEMENT 2 2021
Verschillen tussen België en Nederland
Voor de voeg tussen breedplaten, waarbij een positief
buigend moment moet worden overgedragen (aange-
duid met 'kritisch detail'), kunnen de volgende belang -
rijke verschillen tussen de tot voor kort gangbare ont-
werppraktijk in Nederland en België worden benoemd:
De lengte van de koppelstaven was in België groter dan
in Nederland.
De eerste tralieligger stond in België dichter bij de
naad tussen de breedplaten dan in Nederland. In figuur 1 en 2 zijn de verschillen in het kritische
detail voor koppelwapening Ø12 grafisch getoond.
Volgens de huidige gedeelde inzichten moet erop wor-
den gerekend dat bij belasten delaminatie in het aan -
sluitvlak in het gebied tussen de naad en de tralieligger
optreedt, waardoor de verankering van de koppelwape-
ning, of de overlappingslas tussen de koppelwapening
en de breedplaatwapening, pas kan beginnen vanaf
de eerste tralieligger. Dit betekent dat de beschikbare
lengte voor deze verankering/overlapping in België
significant groter is dan in Nederland in het geval van
bestaande bouw. De sterkte van het kritische detail, uit-
gevoerd op basis van de Belgische gewoonte is zodoende onbetwist beter dan het kritische detail uitgevoerd over-
eenkomstig de Nederlandse gewoonte. Om een indicatie te geven van de orde van grootte
van het verschil in capaciteit van de verbinding, is met
de in Nederland ontwikkelde modellen ([7] in het voor-
gaande artikel) de rekenwaarde van de maximale capa -
citeit van de koppelwapening in het kritische detail be-
paald. Daarbij is gevonden dat voor koppelwapening
Ø12-100, waarvoor een vloeikracht van 492 kN/m geldt,
met het Belgische detail een capaciteit van 492 kN/m
(100% van de vloeikracht) wordt gevonden, daar waar
dat voor het Nederlandse detail 190 kN/m (38% van de
vloeikracht) is. Naast het feit dat er een significant verschil bestaat
in sterkte van de verbinding, is de breedplaatvloeren -
problematiek in België minder groot, omdat:
het in twee richtingen afdragen van belasting bij
breedplaatvloeren eerder uitzondering is dan algemeen
gebruik;
vanwege de korte afstand van de tralieligger tot de
naad, de koppelwapening vrijwel altijd door de tralielig -
ger steekt, waarbij in Nederland bij kleinere diameters
het einde van de koppelwapening ook voor de tralielig -
ger kan liggen.
Blik op de breedplaatvloerenpraktijk
in België en Nederland
Naschrift bij artikel 'KU Leuven bestudeert breedplaten en?'
Wat in het artikel 'KU Leuven bestudeert breedplaten en?' op de vorige pagina's mogelijk nog onvoldoende naar voren komt, is dat er een met name in het verleden een wezenlijk
verschil zat tussen de gangbare ontwerppraktijk van breedplaatvloeren in Nederland en
België. Daardoor kent met name de praktijk in België minder kritische toepassingen in de bestaande voorraad.
fig. 1 Kritisch detail volgens de gangbare ontwerppraktijk in België fig. 2 Kritisch detail volgens de gangbare ontwerppraktijk in Nederland
MEER OP
CEMENT-
ONLINE.NL
Op Cementonline.
nl staat een artikel
waarin de hier-
naast beschreven
verschillen in de
tot voor kort
gangbare ont -
werppraktijk in
respectievelijk
België en Neder-
land nader zijn
toegelicht. Uit dat
artikel blijkt ook
dat de auteurs uit
beide landen, na
een logisch con-
vergentieproces
in de afgelopen
jaren, op één lijn
zitten als het gaat
om de huidige
kennis van en
inzichten in een
goede detaillering
van voegen in een
breedplaatvloer.
In de beide landen
worden de onder-
zoeken voortgezet
en de resultaten
regelmatig uitge-
wisseld. Als de
gelegenheid daar
is, zullen bevindin-
gen via Cement
worden gedeeld
met de praktijk.
Tom Molkens, Gerrie Dieteren, Simon Wijte
CEMENT 2 2021 ?19
20? CEMENT 2 2021
Het werk van Bruurs en Habraken toont aardig
wat overeenkomsten.
Zo houden ze zich beiden be-
zig met innovaties en digitalisering. Maar de omgeving
waarin ze werken is totaal verschillend. Habraken heeft
meerdere banen en is grotendeels eigen baas (zie kader).
Bruurs werkt voor een groot ingenieursbureau, Witte-
veen+Bos. Aan de hand van diverse vragen probeert
Bruurs de verschillen te duiden en een beeld te krijgen bij
wat Habraken beweegt.
Waarom ben je gaan ondernemen?
Ik heb 12 jaar bij Arup gewerkt en dat vond ik geweldig.
Al is er in die jaren voor mij veel veranderd. Na een peri-
ode in Londen, begonnen we met drie man in Amster-
dam. Toen ik stopte waren dat er zo'n 85. Er kwamen
veel managementtaken bij. Dat ging ten koste van wat
ik echt leuk vond: het ontwerpen. Ik had het razend
druk, maar dat was het probleem niet. Het probleem
was stress. Er is een groot verschil tussen het druk heb-
ben en stress ervaren. Ik had vaak een beeld van een
gewenst resultaat, maar de afhankelijkheid van de inzet
van het gehele team leverde mij veel spanningen op. Ik
liep uiteindelijk zelfs tegen het overspannen zijn aan. Er
waren momenten dat ik mijn emoties niet meer onder
controle had. Toen wist ik: het roer moet om.
Wie is de
Constructeur
van het Jaar?
Arjan Habraken geïnterviewd
door Marijn Bruurs Eind oktober 2020 werd Arjan Habraken door
VNconstructeurs uitgeroepen tot Constructeur van het
Jaar. Tegelijkertijd werd Marijn Bruurs verkozen tot Talent
van het Jaar. In zes afleveringen in Cement geven beiden
hun visie op het vak. In deze eerste aflevering maken we
nader kennis met Habraken aan de hand van een vraag-
gesprek met Bruurs.
Keuzes maken
Een van de ideeën die ik had, was voor mezelf begin-
nen. Met mijn werk op de TU had ik een goede basis
voor als het mis zou gaan. Dat was erg plezierig, zeker
omdat mijn vriendin op dat moment hoogzwanger was.
Uiteindelijk heb ik de knoop doorgehakt en ben ik weg-
gegaan bij Arup. Het was een radicale stap. En eenvou-
dig vond ik het niet. Mijn hart ligt nog steeds bij Arup. Toen ik met SIDstudio begon, was dat in het be-
gin behoorlijk wennen. Ik ging van projectmanager van
het Stedelijk Museum naar de constructie van de dak-
opbouw van een kennis. Maar ik voelde direct dat het
goed was. Ik had weer controle en de rust iets op te
bouwen. En inmiddels gaat het uitstekend. Ik heb de
"Er is een groot verschil tussen het
druk hebben en stress ervaren"
Constructeur van het Jaar
Arjan Habraken
IR. ARJAN
HABRAKEN
48 jaar
WERK
2015 ? heden
partner MDLX 2011 ? heden
eigenaar SIDstudio 2001 ? heden
universitair docent TU Eindhoven2000 ? 2011
constructief ontwerper en groepsleider Arup 1997 ? 2000
constructeur Octatube
1996 ? 1997
constructeur
Goudstikker de Vries
OPLEIDING1990 ? 1996
Civiele Techniek TU Delft
1998 ? 2004 Bouwkunde
TU Eindhoven
CEMENT 2 2021 ?21
Keuzes maken
constructeur van het jaar (1)
Talent van het Jaar
Marijn Bruurs
luxe nee te kunnen zeggen en me enkel te richten op
dingen waar mijn hart ligt. Op bijzondere constructies
bijvoorbeeld. Ook op de TU/e neemt mijn enthousiasme
nog steeds toe. Ik kan me niet voorstellen dat er een
moment komt dat ik geen les meer geef.
Je werkt aan projecten over de hele wereld, welke
uitdagingen brengt dat met zich mee?
De manier van werken is overal anders. Dat heb ik erva-
ren tijdens al de buitenlandse projecten bij Arup. Maar
ook nu nog ondervind ik dat regelmatig. Denk bijvoor-
beeld aan de hiërarchie in een land als Zuid-Korea,
waar ik met UN Studio voor een week op werkbezoek
was. Of aan Engeland waar mijn directe Nederlandse
aanpak niet altijd werd gewaardeerd. Maar zelfs dichtbij
in België is de wereld anders. De gesprekken voor en na
een vergadering zijn er vaak belangrijker dan de be-
spreking zelf. Het gaat om het vermogen je open te stellen, pas
dan kun je goed en efficiënt communiceren. En uitein-
delijk blijkt dat je, met wie of waar dan ook, altijd wel
iets gemeenschappelijks hebt. Als je het over iemands
passie hebt, zie je diegene openbloeien, hoe gereser-
veerd hij of zij aanvankelijk ook was.
Wat zijn de grootste veranderingen die je in je
werk hebt meegemaakt?
De grootste verandering zit hem in de wijze waarop we
constructieve modellen maken en analyseren. We zijn
van het tekenen met de hand naar 2D, naar 3D, naar
parametrisch ontwerpen gegaan. Maar de echt grote
verandering maken we nu mee, waarbij computers ons
helpen multidisciplinaire ontwerpvarianten te genereren.
Hoe zie jij het constructeursvak over 25 jaar?
Dat is dan flink veranderd, en die verandering is nu al
ingezet. 25 jaar is ver weg, ik denk dat ons vak er over 5
jaar al heel anders uitziet. Externe factoren, zoals het
gebrek aan grondstoffen, de noodzakelijke beperking
van CO?-emissies en stikstof en de veranderende samen-
leving vragen om andere bouwwerken. We moeten veel
meer samenhang vinden tussen disciplines en alle fasen
in het bouwproces. Het vak wordt alleen maar breder
en dat dwingt tot meer integratie. Wij als constructeurs
moeten meer buiten ons eigen vakgebied gaan denken
door na te gaan wat een constructie kan bijdragen aan
andere disciplines. Met een alsmaar groter wordend web, wordt de
spin in dat web steeds belangrijker. Constructeurs spe-
len hierbij een cruciale rol. De vraag is of de term con-
structeur uiteindelijk nog wel dekkend zal zijn. Daarnaast zal automatisering ons werkproces
enorm veranderen en neemt de computer steeds meer
berekeningen over. Dit is overigens ook gevaarlijk. Hoe
houden we de constructieve veiligheid gewaarborgd
met steeds complexere structuren en blackbox-uitwer-
kingen? Blijft de constructeur wel een constructeur of
is het een IT-specialist? Dat laatste hoop ik niet. IT'ers
en constructeurs moeten elkaar versterken, nooit ver-
vangen.
Had je ooit verwacht dat je twee robots in het
Structures Lab op TU/e zou hebben staan?
Als we kijken waar onze interesse ligt op de TU/e en wat
we met robots kunnen bereiken, was de aanschaf van
de robots logisch. De voorbeelden die we zien bij andere
universiteiten versterken dit alleen maar. Ik heb mezelf
De nieuwe vleugel van
het Stedelijk Museum
Amsterdam, foto: John
Lewis Marshall / Wikipedia
22? CEMENT 2 2021
voor de aanschaf ingezet, zodat we deze ontwikkelslag
zo snel mogelijk konden opstarten. Studenten vinden
het ook enorm interessant om hiermee te werken. Maar
we moeten het in perspectief zien. Bij andere faculteiten
op de TU/e zijn ze bezig met het WK voetbal met robots
terwijl wij nog stenen aan het stapelen zijn. We hebben
nog een interessante ontwikkeling te gaan, niet alleen in
de productie maar zeker ook in de automatisering op
de bouwplaats.
Wanneer besefte je dat duurzaamheid een van de
belangrijkste aspecten is van het constructeursvak?
Als je de bouw vergelijkt met andere industrieën, schrik
je hoe ver we op dit terrein achterliggen. Maar misschien
nog wel belangrijker is het besef hoeveel impact de
bouw op de natuur en het welzijn van mensen heeft. Ik
voel me soms best schuldig over wat wij als bouw in het
verleden hebben neergezet. Dat er bij mij tijdens mijn
studie niet al een belletje is gaan rinkelen!
Welke belangrijke veranderingen in het onderwijs
zou je graag zien?
Een milieulastberekening moet, naast de controle op
sterkte en stijfheid, standaard onderdeel worden van
het ontwerpproces. En dat begint in het onderwijs. Er
moet ook integraler naar ontwerpen worden gekeken. Prestaties van de constructie kunnen niet afzonderlijk
worden beoordeeld. Het kan goed zijn dat een mate-
riaal dat voor de constructie niet het meest ideaal is,
dat voor het gebouw als geheel wel is, rekening hou-
dend met alle disciplines. In die zin moeten we onze
studenten breder opleiden. Maar er moet ook ruimte
zijn voor specialismen. Hierbij zal de samenwerking
met andere faculteiten deze ontwikkeling op ons vak -
gebied enorm versterken en zal het studenten in staat
stellen om vergaande innovaties mogelijk te maken. Verder vind ik dat de manier van lesgeven en
toetsen beter kan, ook al kost het veel energie. We
gaan nu uit van een leerfase en een toetsfase die ein-
digt met een beoordeling. Maar je leert pas echt als
je weet wat je fout hebt gedaan. Nu weten studenten
dat vaak niet en nemen ze foutieve kennis mee. Dat is
bijzonder kwalijk.
Wat is je advies voor jonge en aankomende
constructeurs?
Verdiep je goed in alle mogelijkheden die het vak te
bieden heeft, dat zijn er heel veel. En breng een dui-
delijke focus aan. Wil je specialist worden of juist
breed en verbindend actief zijn? Ga daarbij vooral uit
van je waar je passie ligt. Verder adviseer ik studenten
stage te lopen bij een bedrijf. Het geeft je veel meer
inzicht in het vak. En je kunt het zien als een lange
sollicitatieperiode. Ook de keuze voor je afstudeer-
onderwerp is heel belangrijk; dat geeft richting aan
de start van je carrière.
"Ik voel me soms schuldig over wat wij als bouw
in het verleden hebben neergezet"
Ontwerpstudie voor
een flexibel, in de tijd aanpasbaar hybride woonconcept, bron: MDLX
CEMENT 2 2021 ?23
Wanneer is een constructief ontwerp voor jou
geslaagd?
Het bouwwerk is niet het doel op zich, maar een middel
om mensen hun doel te laten bereiken. We moeten dus
gebouwen maken waarin mensen zich comfortabel voe-
len, hun werk kunnen doen, sociale contacten kunnen
onderhouden. Het kan ook zijn dat een bouwwerk iets
losmaakt bij mensen, dat het ze raakt. Wanneer een ge-
bouw niet als losstaand object wordt gezien, maar als
iets dat een beleving faciliteert, dan is het voor mij ge-
slaagd. Het constructief ontwerp moet aansluiten op de
visie van de architect om dit mogelijk te maken. Verder speelt duurzaamheid natuurlijk een steeds
grotere rol. Al is het niet zo dat je met biobased materi-
alen automatisch een goed gebouw hebt. Een biobased
gebouw zonder functie is niet duurzaam.
Waarom hecht je veel waarde aan het vroeg kiezen
voor een bouwmethode?
Een goed ontwerp houdt rekening met bouw- en
productiemethode. Daarmee worden veel risico's voor-
komen. Niet alleen technische risico's, maar ook op
het gebied van planning en bouwkosten. Een vooraf
goed overwogen productie- en bouwmethode zal bo-
vendien resulteren in een verlaging van materiaalge-
bruik, afval, bouwfouten en ongevallen. Te vaak maakt
een constructeur een analyse van alleen de eindfase
en moet de aannemer de bouwfasering berekenen.
Terwijl de uiteindelijk interne krachtswerking mede
wordt bepaald door de bouwmethodiek. Dat is niet los
te koppelen.
Waarom ben jij verkozen tot Constructeur van het
Jaar?
Als je naar de criteria kijkt ? met thema's als innovatie,
maatschappelijke relevantie, onderzoek, kennisover-
dracht en ondernemerschap ? voldoe ik aan het plaatje.
Maar ik heb me wel afgevraagd of dat de titel Con-
structeur van het Jaar rechtvaardigt. Er zijn collega's die
op bepaalde punten veel beter zijn dan ik. Met andere
criteria hadden zij de titel misschien verdiend. Neemt
niet weg dat ik er heel blij mee ben. Ik merk dat er meer
interesse is in mijn visie op de bouw en dat ik voor
steeds grotere projecten word gevraagd. Misschien dat
deze titel die ontwikkeling nog verder versterkt.?
Bij de renovatie van
EDGE Amsterdam West
werd een lichte koepel-
constructie boven de
binnentuin gerealiseerd,
foto: Gerard Tesselaar
DRIE BANEN
Habraken heeft drie banen. Die zeggen eigenlijk al veel over wie hij is. Zijn
passies en interesses komen erin samen. Globaal zijn ze samen te vatten tot
ontwerpen en lesgeven. Bij SIDstudio adviseert hij over bijzondere lichtgewicht
constructies, bij MDLX houdt hij zich bezig met modulaire houtconstructies en
op de TU/e doet hij aan onderzoek en draagt hij zijn kennis en kunde over aan
een nieuwe generatie ingenieurs.
Er is een duidelijke rode draad te ontdekken: duurzaamheid. Wel zijn er ver-
schillende focuspunten. Bij SIDstudio heeft Habraken een adviserende rol bin-
nen ontwerpteams, bij MDLX is hij verantwoordelijk voor het hele proces, van
ontwerp, productie en uitvoering tot hergebruik en op de TU gaat het vooral
om innovatie en kennisdeling.
constructeur van het jaar (1)
Bijzondere
constructies voor de Cooltoren
Draagconstructie met outrigger, overdrachtsconstructie en
uitkragende vleugels
1 Bouw van de Cooltoren, foto: Jan van Helleman/www.nieuws.top010.nl
1
24? CEMENT 2 2021
De Cooltoren wordt momenteel
gebouwd in de wijk Cool in het
centrum van Rotterdam.
De toren
bevindt zich direct achter de Schiedamse-
dijk in het Baankwartier, een van de meest
karakteristieke wederopbouwwijken van
Rotterdam. De toren is onderdeel van het
bestemmingsplan Cool, dat als doel heeft
om het Baankwartier van een introverte
stadswijk naar een levendig stedelijk gebied
te transformeren. De toren telt 52 bouwla -
gen met 280 woningen. Het vloeroppervlak
bedraagt circa 37.620 m² en de totale hoogte
is 154,4 m. Het silhouet is opvallend: het zwaarte-
punt ligt in het midden. Door de plaatsing
en variatie van de grootte van de balkons,
verloopt het beeld van luchtig op straat naar
zwaar in het midden naar wederom luchtig
in de wolken (fig. 2). Het gebouw is in twee delen gesplitst:
de plint en de toren. De bredere plint be-
staat uit zeven bouwlagen en heeft op de
onderste verdiepingen naast woningen ook
commerciële functies en bergingen. De toren
bestaat uit 45 woonlagen met drie verschil -
lende soorten appartementen: city- chic,
mid crown en penthouses (fig. 3). Aan de achterzijde loopt de Hoornbre-
kerstraat onder de toren door. Naast het ge-
bouw komt een parkeergarage die bestemd
is voor de bewoners van de toren. In deze
garage zijn diverse installaties van de toren
ondergebracht, zoals het sprinklerbassin.
Fundering
Het hele gebouw, de toren én de plint, is ge-
fundeerd op een 2,0 m dikke betonnen poer
van 31,0 m x 31,0 m (foto 4), die wordt on -
dersteund door 167 palen (fig. 5). Aan de
achterzijde, waar de poer onder de Hoorn -
brekerstraat doorloopt, ligt de constructie
2,5 m verdiept onder het maaiveld, zodat het
aanwezige riool boven de constructie kan
doorlopen (fig. 6). De palen zijn Tubex-groutinjectiepa -
len Ø720/950, een in de grond gevormde
grondverdringende trillingsvrije paal met
een permanente stalen casing en gietstalen
boorpunt. Voor dit systeem is gekozen om
trillingen aan de naastliggende belendingen
te voorkomen en het benodigde draagver-
mogen te halen (foto 7). Het paaldraagver-
mogen bedraagt 7880 kN per paal. Het aan -
brengen van de palen is uitgevoerd vanaf het
maaiveld tot een diepte van NAP -56,50 m.
In verband met de grote lengte van de palen
zijn ze in twee segmenten aangebracht. In
dit geval is bij deze palen eerst het eerste
buissegment (met daaronder de schroef -
punt) tot NAP -26 m in de grond geschroefd,
waarbij vanaf de bovenkant van de Pleis-
tocene zandlaag bentonietinjectie is toege-
past. Vervolgens is het tweede buissegment
(dat in het werk eerst uit twee delen tot één
deel is samengesteld) op het eerste buisseg -
ment gemonteerd, waarna het geheel naar
het beoogde paalpuntniveau is geschroefd
met toepassing van groutinjectie. Hierbij
De skyline van Rotterdam krijgt er weer een nieuwe woontoren bij: de ruim 150 m
hoge CoolTower of, op z'n Rotterdams gezegd: Cooltoren. Deze toren trekt de aandacht
met grote uitkragende balkons en open gevels. Weggewerkt in het gebouw bevinden zich
een aantal bijzondere constructies.
IR. ALEXANDROS GLIAS
Projectleider / constructeur
Van Rossum
Raadgevende Ingenieurs
IR. MAURICE PRUMPELER
Technisch adviseur Van Rossum
Raadgevende Ingenieursauteurs
CEMENT
2 2021 ?25
is de eerder toegepaste bentoniet door het
zwaardere grout verdrongen. Bij het instal -
leren van de palen zijn twee heistellingen
gebruikt. Eerst een lichtere stelling die de
palen tot 26,0 m heeft geschroefd en daarna
een tweede, zwaardere stelling die de palen
tot het uiteindelijke inheiniveau van 56,5 m
heeft geschroefd. De palen zijn zo gepositioneerd onder
de funderingsplaat, dat ze niet op trek wor-
den belast.
Toren
Zoals eerder aangegeven is de Cooltoren
verdeeld in twee hoofdstructuren: de plint
en de toren. De toren bestaat uit een in het
werk gestorte kern en vloeren, en prefab-
betonnen kolommen nabij de gevel. De in
het werk gestorte vloeren hebben een dikte
van 250 mm. De buitenste kernwanden wor-
den uitgevoerd met een dikte van 500 mm.
De betonsterkteklasse van de in het werk ge-
storte elementen is C55/67 (voor sommige
elementen wordt ook C70/85 gebruikt) en
C70/85 voor het prefab beton.
Open gevels? De wens van de architect was
om 'open' gevels te creëren en de constructie
de plattegronden zo min mogelijk te laten
belemmeren ten behoeve van een maximale
flexibiliteit. De open gevel is gerealiseerd
door in de gevel alleen kolommen als draag -
constructie toe te passen en de vloer langs
de gevel puntvormig ondersteund uit te
voeren.
Stabiliteit? Vanwege de hoogte van het ge-
bouw was de betonnen kern alléén niet stijf
genoeg om de horizontale windbelasting op
te nemen. Om het gebouw voldoende stijf te
maken, is een stabiliteitssysteem met op
twee niveaus outriggers (16e tot 20e en 32e
tot 36e verdieping) gekozen. Per outrigger-
niveau zijn acht wanden toegepast die de
kern met de gevelkolommen koppelt. Op
ieder niveau zijn deze outriggerwanden vier
verdiepingen hoog (fig. 8). De eerste optie was de kernwanden
met in het werk gestort beton en de outrig -
gers en gevelkolommen in staal uit te voe-
ren. In overleg met de aannemer is besloten
2 Impressie van de Cooltoren, bron: V8 Architects
PROJECTGEGEVENS
project
Cooltoren
ontwikkelaar
De Vijf Heeren bv architect
V8 Architects constructeur Van Rossum
Raadgevende Ingenieurs second opinion constructies
Zonneveld Ingenieurs
geotechnisch adviseur
MOS Grondmechanica second opinion geotechniek
Crux Engineering
installatieadviseur
Wolf Dikken Adviseurs installateur Spindler
Installatietechniek hoofdaannemer Ballast Nedam heiwerk
Funderingstechnieken Verstraeten
prefab beton Hoco Betonoplevering
medio 2022
2
26? CEMENT 2 2021
de wanden van de outriggers uit te voeren in
beton en in het werk te storten en de gevel -
kolommen in prefab beton uit te voeren. In vier van de acht outriggerwanden
zijn boven elkaar gelegen deursparingen
aanwezig. Vanwege de beperkte verdiepings-
hoogte (2,95 m) en de benodigde deurhoogte
is de lateihoogte slechts 465 mm. Om de op-
tredende dwarskrachten te kunnen opnemen
is de betonsterkteklasse van deze lateien
C70/85 en C80/95. Balkons? Elke appartement van de toren
heeft zijn eigen uitwendige balkon (fig. 9). De
uitkragingen van de balkons variëren over
de hoogte van de toren. De grootste balkons
bevinden zich in het midden van de toren.
Op de middelste verdiepingen lopen de bal -
kons zelfs helemaal rondom het gebouw. In
verband me
Reacties