1
februari2021	
Scheurwijdteberekening  The Muse
Theemswegtracé
II?	CEMENT 1 2021	
  
     
 
     GROUP  
 
 	
Cement is een kennisplatform van 
én voor constructeurs.	
 Het platform 
legt kennis vast over construeren met be-
ton en verspreidt deze onder vakgenoten. 
Om deze kennisdeling te ondersteunen 
en het belang ervan te onderstrepen, kan 
een bedrijf partner worden. Een partner 
geniet een aantal aantrekkelijke voorde-
len, zoals zichtbaarheid, flinke korting op 
lidmaatschappen, gratis plaatsing van 
vacatures en de mogelijkheid mee te 
praten over de inhoud van het platform. 
Heb je ook interesse om partner te wor-
den, neem dan contact op met Marjolein 
Heijmans,  m.heijmans@aeneas.nl. 	
 	
Onze 
partners	
CEMENTONLINE
  Meer informatie over deze bedrijven  en over het partner  schap staat op  
 www.cementonline.nl/partners.	
Cement  wordt mede mogelijk gemaakt door: 
partners	
CEMENT 1 2021	?1
2?	CEMENT 1 2021	
 26  Deel 5: 152 m lange trogbrug	 	
 De langste trogbrug in een goederen-  
  spoorlijn in Nederland die in één  
  keer is gestort.
30 Renovatie metrotunnel    
  Rotterdam - deel III 
  Ontwikkeling en ontwerp    
  permanente fixatie Gina-profielen,  
  brandwerende bekleding, monito- 
  ring en kathodische bescherming. 
42 'Frietzak' en 'spagaat' 
  Knik in woontoren The Muse in   
  Rotterdam zorgt voor uitdagend   
 krachtenspel.
68  Nieuwe methode 
 scheurwijdteberekening 
  Nieuw CROW-rapport met methode   
  voor de berekening voor gewapende 
  betonconstructies met verhinderde 
   vervormingen. 	
Artikelen 
 
  5 Theemswegtracé 
  In het Rotterdamse havengebied  
  wordt de Havenspoorlijn verlegd  
  naar de Theemsweg. 
  6  Deel 1: Spoorlijn op hoog niveau 
 4 km lang hooggelegen spoorviaduct   
  voorkomt knelpunt treinverkeer. 
  9  Deel 2: Palen met schachtinjectie  
 Voor de fundering zijn verschillende  
  paalsystemen toegepast, deels in de  
   grond gevormd, deels prefab.
 11  Deel 3: 4 km lang spoorviaduct 
 Het hooggelegen betonnen viaduct is   
  deels ter plaatse gestort en deels   
  met prefab elementen uitgevoerd.
 22  Deel 4: Betonnen dek op stalen  
 boogbruggen	
 	
  Het betondek is gestort toen de    
  boogbruggen op hun plek lagen en   
  ontkist met verrolbaar werkplateau.	
42 54	
Foto voorpagina:?Theemswegtracé, foto: Danny Cornelissen i.o.v. Havenbedrijf Rotterdam
COLOFON	
Cement, vakblad over betonconstructies, is hét 
vakblad van en voor constructeurs en verschijnt 
8 keer per jaar. Het vakblad is een onderdeel 
van het kennisplatform Cement, een uitgave  
van Aeneas Media bv in opdracht van het 
Cement&BetonCentrum. 
 
Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, 
Ruimte 4121, 5222 AE 's-Hertogenbosch
T 073 205 10 10, www.aeneas.nl
Redactie dr.ir. Dick Hordijk (hoofdredacteur),  
ir. Paul Lagendijk, ir. Marloes van Loenhout,  
ir. Jacques Linssen, ir. René Sterken, ir. Cindy 
Vissering, ing. Henk Wapperom, dr.ir. Rob Wolfs
Redactieraad ir. Edwin Vermeulen (voorzitter),  
ir. Paul Berendsen, ing. Dick Bezemer, prof.dr.ir. 
Jos Brouwers, ir. Maikel Jagroep, ir. Ad van 
Leest, dr.ir. Mantijn van Leeuwen, ing. Michael 
van Nielen PMSE, ir. Paul Oomen, ir. Dirk Peters, 
ir. Ton Pielken  rood, ir. Kees Quartel, ir. Hans 
Ramler, ir. Luc Rens, ir. Paul Rijpstra, prof.dr.ir. 
Theo Salet, ir. Dick Schaafsma, ing. Roel Schop,  
dr.ir. Raphaël Steenbergen, prof.dr.ir. Kim van 
Tittelboom, dr.ir. Rutger Vrijdaghs, ing. Henk ter 
Welle, ing. Jan van der Windt
Uitgever / vakredacteur ir. Jacques Linssen   
j.linssen@aeneas.nl, T 073 205 10 22
Planning en coördinatie Hanneke Schaap   
h.schaap@aeneas.nl, T 073 205 10 19    
Eindredactie Hanneke Schaap
Ontwerp Twin Media bv, Miranda van Agthoven
Vormgeving Twin Media bv, Maarten Bosch
Media-advies Leo Nijs, l.nijs@aeneas.nl,  
T 073  205 10 23
Klantenservice abonnementen@aeneas.nl,   
T 073 205 10 10
Website www.cementonline.nl
Overname artikelen Overname van artikelen en 
illustraties is alleen toegestaan na schriftelijke 
toestemming.
Lidmaatschappen 2021  Kijk voor meer  
informatie over onze lidmaatschappen op   
www.cementonline.nl/lidworden of neem contact 
op via abonnementen@aeneas.nl of 073 205 10 10.
Voorwaarden Je vindt onze algemene voor-
waarden op www.cementonline.nl/algemene-  
publicatievoorwaarden Hoewel de grootst   
mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud 
van het blad, zijn redactie en uitgever van 
Cement niet aansprakelijk voor de gevolgen,  
van welke aard ook, van handelingen en/of  
beslissingen gebaseerd op de informatie in deze 
uitgave.    
Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt 
beeldmateriaal worden achterhaald. Belang-
hebbenden kunnen contact opnemen met de 
uitgever.
    
ISSN 0008-8811
Inhoud
Vakblad over betonconstructies
CEMENT 1 2021	?3	
Niet voor alles, maar voor veel 
dingen die in eerste instantie 
niet goed lijken te zijn, geldt 
dat het vroeg of laat toch 
goed komt. Geldt dat ook voor 
de Betuweroute? Dit kwam in 
mij op toen ik zag dat we in 
dit nummer een interessante 
vijfdelige serie hebben over het 
Theemswegtracé, onderdeel van 
die Betuweroute. 
      Ik weet niet of u het ook zo 
beleeft, maar als ik weer eens 
over de A15 rij en bijna geen 
treinen op het naastgelegen 
kilometerslange spoor zie, 
bekruipt me het gevoel dat we 
met dit duurste Nederlandse 
infrastructuurproject ooit, ons 
belastinggeld niet goed hebben 
besteed. Anders dan bij de ook 
circa 15 jaar geleden bijna tege-
lijkertijd gereedgekomen HSL, 
was er overigens vanaf het   
begin al scepsis over de Betuwe-  
route. Zou er echt zoveel aan-
bod van goederen zijn en was 
de aansluiting op Duitsland niet 
de bottleneck? Dat laatste was 
zo, maar dat is over een aantal 
jaren opgelost. En omwille van 
het milieu wordt er meer en 
meer ingezet op goederenver-
voer over het spoor.   	
Vroeg 	 	
of laat 	
Door ondeugdelijke treinen had 
ook het HSL-tracé een valse 
start en door corona ligt nu het 
personenvervoer nagenoeg stil. 
Maar ook dat komt goed, want 
als we weer mogen reizen, zal 
voor korte reizen vanwege het 
milieu de trein het van vlieg-
verkeer moeten winnen. Dus al 
met al is het toch goed dat we 
hebben geïnvesteerd in deze 
grootschalige infrastructuur, nu 
we ons steeds beter realiseren 
dat we echt iets moeten doen 
in het belang van ons milieu. 
Kwestie van veranderende 
inzichten of juist goed ingeschat 
door toenmalige kabinetten?  
      En natuurlijk hebben we in 
dit nummer ook weer aandacht 
voor constructies en techniek. 
Wat te denken van de markante 
woontoren The Muse in Rotter-
dam, met een slimme oplossing 
voor de krachtsafdracht in de 
ogenschijnlijk geknikte draag-
constructie? Of van het bereke-
nen van de buigstijfheid van een 
kern? Ook scheurwijdtebeheer-
sing komt aan bod, want daar-
over moet vroeg of laat toch 
duidelijkheid komen. Of is dat er 
nu met het nieuwe CROW-rap-
port over dit onderwerp?  
      En dan corona. We zijn het 
denk ik allemaal inmiddels goed 
zat en hadden gehoopt er al 
lang vanaf te zijn. Maar houd 
moed, vroeg of laat komt ook 
dat weer goed!  
 
Veel leesplezier, geduld en 
goede gezondheid.
Dick Hordijk
Voor reacties: d.hordijk@cementonline.nl 	
68	
En verder
52   Samen innoveren is niet
  alleen halen, maar ook    
 brengen  
 Column Dorien Staal. 
54 Stabiliteitskern met 
 tweede-orde-effecten 
  Over het bepalen van de buigstijf- 
  heid van een kern en de invloed    
  daarvan op het tweede-orde-effect.  
62 Een bontjas van beton 
  Huis op 't Raboes, een familiehuis  
  aan het Eemmeer, gebouwd met   
  'pure, eerlijke' materialen.
4?	CEMENT 1 2021	
auteurs
ir. Rolf Dalmeijer
Gemeente 
Rotterdam p. 30 - 39 
Wiljan de Moor Movaresp. 5 ? 29
ir. Kirsten 
Hannema
Architectuur- journalistp. 62 - 67 ir. Peter van Nes
Van Hattum en  Blankevoortp. 30 - 39
Ad Molendijk RET
p. 30 - 39
ing. Jorrit van 
Ingen MSEng RC
WSP
p. 54 - 61 ir. Erik Taffijn
Gemeente 
Rotterdam p. 30 - 39
ir. Maartje Dijk
Witteveen + Bos
p. 68 - 72
ing. Steven de Mos
Havenbedrijf 
Rotterdam
p. 5 ? 29
ing. Maurice Hol
BAM Infra
p. 30 - 39 Dorien Staal
Voorbij Prefab
p. 52 - 53
ir. Matthij Moons RC
IMd Raadgevende 
Ingenieurs
p. 42 - 51
ir. Paul Korthagen RC 
IMd Raadgevende 
Ingenieurs
p. 42 - 51 
Aan dit nummer van Cement werkten mee:
CEMENT 1 2021	?5	
auteurs	
Theemsweg
tracé	
PROJECTGEGEVENS
project 
Theemswegtracé opdrachtgever 
Havenbedrijf Rotterdam  (in samenwerking met  ProRail)
opdrachtnemer 
Bouwcombinatie SaVe  (Besix, Dura Vermeer,  Mobilis, Hollandia   en Iemants)start bouw   2019
kunstwerk gereed  mei 2021
aannemingssom  kunstwerk 
?160 miljoen	
   6?Spoorlijn op hoog niveau
   9?Palen met schachtinjectie
  11?4 km lang spoorviaduct 22?Betonnen dek op stalen      
       boogbruggen
26? 152 m lange trogbrug
In het Rotterdamse havengebied wordt de Havenspoorlijn verlegd naar de 
Theemsweg, over het zogeheten 'Theemswegtracé'. Dit nieuwe tracé maakt deel uit 
van de Betuweroute die het westelijke havengebied met het achterland verbindt. 
Onderdeel van het project zijn een 4 km lang hooggelegen spoorviaduct, twee 
boogbruggen en twee trogbruggen.	
ING. STEVEN   
DE MOS
Hoofd Waarnemingen  Theemswegtracé
Havenbedrijf Rotterdam	
WILJAN DE MOOR
Adviseur 
Betonconstructies Movares
1	
6?	CEMENT 1 2021	
De Calandbrug bij Rozenburg is 
een verbindende schakel in de 
Betuweroute, de goederenspoor-
lijn van de Maasvlakte naar de 
grens met Duitsland.	
 Voor de zee-
scheepvaart vormt deze hefbrug de toegang 
naar de Brittanniëhaven. Door de verwachte 
groei van zowel het spoorvervoer als het 
zeescheepvaartverkeer, vormt de Caland -brug een capaciteitsknelpunt voor het 
treinverkeer. Om dit knelpunt op te lossen 
is er een nieuw tracé ontworpen. Het goe-
derenspoor wordt verlegd naar de Theems-
weg, ten zuiden van de Brittanniëhaven, 
waardoor het spoorverkeer niet langer over 
de Calandbrug rijdt en niet meer wordt   
gehinderd door brugopeningen voor de 
scheepvaart.  	
1 Het oude (rood) en het nieuwe tracé (geel)	
Spoorlijn op   
hoog niveau	
Het Theemswegtracé is een nieuw 4 km lang hooggelegen spoorviaduct 
in het havengebied van Rotterdam. Dankzij dit nieuwe tracé voert de 
goederenspoorlijn niet meer over de Calandbrug, dat steeds meer een  groot capaciteitsknelpunt voor het treinverkeer wordt.
CEMENT 1 2021	?7	
Het Theemswegtracé (TWT) bestaat uit een 
nieuw 4 km lang hooggelegen spoorviaduct 
dat loopt vanaf de Merseyweg langs de 
Theemsweg tot aan de Moezelweg en sluit 
ter hoogte van de A15 weer aan op de be-
staande spoorbaan (fig. 1). Dat voor een vol -
ledig hooggelegen spoorviaduct is gekozen 
en niet voor een spoorviaduct op het maai -
veld, is vanwege de hooggelegen aansluitende 
sporen aan de uiteinden, de passage van de 
Rozenburgsesluis en zeven bedrijfsinritten 
die moeten worden gekruist. In het traject zijn verder onder meer 
twee stalen boogbruggen opgenomen, over de 
Rozenburgsesluis en de Thomassentunnel, 
en twee naast elkaar gelegen trogbruggen 
voor elk spoor één (fig. 1). 
Deeltracés
Het 4 km lange tracé is opgedeeld in negen 
verschillende deeltracés (DT). Deeltracé 1 en 
9 zijn de aansluitingen op de bestaande Ha -
venspoorlijn. Deeltracé 2 bestaat uit de twee 
gebogen betonnen trogbruggen. Deeltracé 3, 
4, 6 en 7 bestaat uit een hooggelegen betonnen 
viaduct. Deeltracé 5 is de stalen boogbrug 
over de Rozenburgsesluis en deeltracé 8 is 
de stalen boogbrug over de Thomassentunnel 
(A15/N15). In figuur 1 staat een bovenaan -
zicht van het projectgebied met de locaties 
van de verschillende deeltracés. In tabel 1 
staat een overzicht van de verschillende 
constructieve toepassingen per deeltracé. 
Over een deel van deze toepassingen staat 
meer beschreven in deel 2 t/m 5 van deze 
artikelenserie. 	
Logistiek 
De omgeving van het project was heel bepa -
lend voor het bouwproces. Ruim de helft 
van het 4 km lange tracé is gesitueerd langs 
de Theemsweg met onderliggende leidings-
traten (ondergronds tracé waar leidingen 
gebundeld naast elkaar liggen) en in- en  
uitritten naar (chemische) bedrijven. Die  
bedrijven moeten tijdens de werkzaamheden 
goed bereikbaar blijven voor bijvoorbeeld 
hulpdiensten.  Een van de uitdagingen was dat over 
80% van het tracé slechts ruimte was voor 
een éénrichtingsverkeer bouwweg (foto 2). 
Het viaduct is tussen deze bouwweg en de 
Theemsweg gebouwd. Bovendien was deze 
bouwweg gelijktijdig opstelplaats van bouw -
kranen.  De weg wordt voor het gedeelte langs 
de oever van het Calandkanaal in een later 
stadium vervangen door klinkerbestrating 
om te fungeren als dienstweg naar enkele 
trapopgangen voor onderhoud en calamitei -
ten. Ter plaatse van de Theemsweg is geen 
ruimte voor een aparte dienstweg en wordt 
het bestaande fietspad gebruikt als dienst-
weg.
Planning
Vanaf 2017 zijn de eerste voorbereidende 
werkzaamheden uitgevoerd, zoals het ver-
leggen van kabels & leidingen (K&L), het  
verleggen van een 2 km lang fietspad, het 
bouwen van een vervangend 143 m lang  
en 25 m hoog betonnen windscherm (ten 
behoeve van de zeescheepvaart) en het  	
Vanwege de 
hooggelegen 
aansluitende 
sporen, de   
passage van de 
Rozenburgse-  
sluis en zeven 
bedrijfsinritten 
is voor een volle-
dig hooggelegen 
spoorviaduct   
gekozen
Deeltracé (DT) DT1DT2 DT3 DT4DT5 DT6 DT7DT8 DT9
Lengte deeltracé (DT) in meters 321521807 467173779 92267 259
Aantal steunpunten -2 x 5 5615 225 235
Fundering: in de grond gevormde palen XXXXXXXX
Fundering: prefab palen vierkant 450 mm en vierkant 500 mm X
Gewapende grondconstructie met palenmatras XX
Spoordek: trogbrugconstructie X
Spoordek: prefab liggers + druklaag XX XX
Spoordek: stalen brug met staal/betonvloer XX
Spoordek: zettingsvrije plaat X
Onderslagbalk: in het werk gestort XXXX
Onderslagbalk: prefab XX X
Tabel 1  Constructieoverzicht Theemswegtracé  
Theemswegtracé (1)
2
8?	CEMENT 1 2021	
10 m verhogen van een bestaande leiding -
brug met een hogedrukstoomleiding. Dit 
waren losse contracten. Het hoofdcontract, 
de realisatie van het kunstwerk zonder de 
sporen (de 'onderbouw') is in maart 2018  
gestart. In het najaar van 2018 is gestart met 
het in drie fasen verleggen van de Theems-
weg, om na ongeveer een jaar engineering in 
maart 2019 met de funderingen te starten. 
In december 2020 was de onderbouw zover 
gereed dat kon worden gestart met de  
'bovenbouw'. Dit is het laatste contract en 
omvat het aanbrengen van het ballastbed, 
de sporen, bovenleiding en treinbeveiliging. 
Dit bovenbouwcontract wordt uitgevoerd 
door VolkerRail. Eind 2021 moet de bovenbouw gereed 
zijn en volgt een grote buitendienststelling 
van de Havenspoorlijn van circa 1 week om 
het nieuwe Theemswegtracé aan te sluiten. 
Daarna zullen de eerste goederentreinen 
over het nieuwe tracé gaan rijden. 	
2 Situatie bouwplaats langs de Theemsweg	
Over 80% van 
het tracé was 
slechts ruimte 
voor een   
éénrichtings  
verkeerbouwweg
1	
CEMENT 1 2021	?9	
In het Theemswegtracé zijn drie 
verschillende typen funderings-
palen toegepast:	
  	
 Grondverdringende schroefpalen met ver-
loren casing: 8 steunpunten in deeltracé 2 
en 9. Paallengtes tot 33 m. Schoorstand: te 
lood.  
 Prefab voorgespannen betonpalen: 14 
steunpunten in deeltracé 6. Schachtafme-
tingen 450 x 450 mm en 500 x 500 mm. 
Paallengtes tot 30 m. Schoorstand: te lood.  
 In de grond gevormde schroefpalen met 
schachtinjectie en verloren paalpunt: alle 
overige 91 steunpunten. Paallengtes tot 34 m. 
Schoorstand: te lood.  
Op het laatste genoemde paalsysteem wordt 
in dit artikel verder ingegaan.	
In de grond gevormde schroef -
palen
De in de grond gevormde schroefpalen met 
schachtinjectie bestaan uit een stalen casing 
(boorbuis) die wordt teruggewonnen, en een 
verloren gietijzeren conische boorpunt. Bij 
het Theemswegtracé zijn twee verschillende 
diameters toegepast: Ø560/670 en Ø711/850. 
De eerste notatie betreft de diameter van het 
beton (Ø 560 mm resp. Ø711 mm), de tweede 
notatie de diameter van de stalen boorkop 
(Ø670 mm resp. Ø850 mm).
Schachtinjectie
Bij in de grond gevormde schroefpalen met 
schachtinjectie wordt tijdens het inboren 
door de boorpunt de grond zijdelings ver-	
1 In de grond gevormde funderingspalen	
Palen met 
schachtinjectie 	
Voor de fundering van het Theemswegtracé zijn verschillende 
paalsystemen toegepast, deels in de grond gevormd, deels prefab.	
De funderings-
palen worden 
tweemaal   
akoestisch getest 
om eventuele 
onvolkomen-  
heden in de   
paalschacht te 
detecteren  
Theemswegtrac? (2)
2
10?	CEMENT 1 2021	
drongen. Omdat de boorpunt een grotere dia -
meter heeft dan de boorbuis, ontstaat ruimte 
tussen de boorbuis en de grond. Doordat bo-
ven de boorpunt geen spoed aanwezig is, vindt 
verticaal geen grondtransport plaats waar-
door grondontspanning wordt voorkomen.  Gelijktijdig met het inboren van de 
boorbuis wordt de schachtinjectie met grout 
gestart. Deze schachtinjectie heeft een dub-
bele functie: enerzijds koeling en smering 
van de boorpunt en boorbuis, en anders-
zijds constructief ter vergroting van het 
draagvermogen. De water-cementfactor 
(wcf ) van de grout speelt hierbij een belang -
rijke rol. Bij een te lage wcf kan de grout een 
onvoldoende koelend en smerend effect 
hebben. Bij een te hoge wcf is dit nadelig 
voor de constructieve bijdrage aan de draag -
kracht van de paal. De maximale grens van 
de wcf is gesteld op 1,5; het gros van de palen 
is met een wcf van 1,0 geproduceerd. Als de boorbuis op diepte is, wordt de 
wapening in de boorbuis geplaatst en wordt 
de buis met beton gevuld. De boorbuis wordt 
daarna oscillerend getrokken en de stalen 
boorpunt blijft achter. Tijdens het oscille-
rend trekken van de boorbuis wordt ervoor  gezorgd dat er continu een overhoogte van 
beton in de boorbuis aanwezig is.  Op deze wijze ontstaat er een grond -
verdringende gewapend betonnen funde-
ringspaal met een dunne groutschil (foto 1). In dit project is de toegepaste beton -
sterkteklasse C30/37 t/m C40/50 en de mili -
euklassen XC2 en XA2. Betondekking op de 
wapening is 75 mm. 	
Proefpalen
Met de schroefpaal type Ø711/850 was er in de 
Nederlandse bodem vóór dit project nog geen 
ervaring opgedaan. Er bestond enige twijfel 
over de terugtrekbaarheid van de casing en 
de bepaling van de water-cementfactor (wcf ) 
van de grout om de boorbuis op diepte te krij-
gen. Om hier duidelijkheid in te krijgen, zijn 
er vijf proefpalen gedraaid. De conclusie was 
dat de gekozen werkmethode toepasbaar was.
Doormeten palen
De funderingspalen zijn tweemaal akoestisch 
getest om eventuele onvolkomenheden in de 
paalschacht te detecteren. Eénmaal na het 
produceren van de paal en éénmaal na het 
snellen van de paalkop.  	
2 Bouwkuipen voor funderingspoeren binnen grote bouwkuip	
FUNDERINGEN
Voor de funderingspoeren van 
het viaduct moest zowel aan de 
Theemsweg- als aan de bouw-
wegzijde een damwand of 
keerwand worden geplaatst. 
Het gaat daarbij om ruim 50 
funderingspoeren. 
Langs het Calandkanaal heeft 
de aannemer ervoor gekozen 
twaalf funderingspoeren in 
twee grote vakken te verdelen 
en per zes funderingspoeren 
één grote bouwkuip te maken. 
Deze bouwkuip is hergebruikt 
voor de tweede serie van zes 
funderingspoeren. Binnen deze 
bouwkuip is per funderingspoer 
ook weer een bouwkuip van 
damwanden gemaakt om de 
poeren onder de glooiingbekle-
ding te kunnen maken (foto 2).
CEMENT 1 2021	?11	
Het betonnen viaduct is circa 9 m 
breed en bestaat uit een fundering 
met hierop twee kolommen en 
een onderslagbalk met daarop 
prefab liggers met een druklaag 
(fig. 1). 	
Deze prefab liggers zijn voor het 
grootste deel omgekeerde T-liggers en voor 
één veld kokerliggers. Op het spoordek zijn 
ontsporingsgeleidewanden en randelemen -
ten aangebracht. De liggers, de randelemen -
ten en het grootste deel van de onderslag -
balken zijn geprefabriceerd, alle overige 
onderdelen zijn in situ gestort. 	
Onderslagbalken
Bij de steunpunten ligt dwars op de dubbele 
kolommen een horizontale balk, de onder-
slagbalk. Hier bovenop zijn de langsliggers 
gemonteerd, die tussen deze onderslagbal -
ken overspannen. De meeste onderslagbal -
ken zijn in prefab beton uitgevoerd. Deze 
hebben een afmeting van 9 m x 2,5 m x 1,25 
? 1,8 m (l x b x h) en een gewicht van 76 ton 
tot 94 ton. In de onderslagbalken zijn 2 x 32 
verticale gains opgenomen ten behoeve van 
de stekwapening uit de kolommen (foto 2). 
Na montage is de balk aan de twee 	
1 Standaard doorsnede spoorviaduct (verouderde figuur; in werkelijkheid loopt het afschot naar het midden omlaag)
2 Inhijsen prefab onderslagbalk	
4 km lang 
spoorviaduct 	
Het grootste deel van het 4 km lange Theemswegtracé bestaat uit een 
hooggelegen betonnen viaduct, deels uitgevoerd in ter plaatse gestort  beton en deels met prefab elementen.	
1	2  
Theemswegtracé (3)
12?	CEMENT 1 2021	
 
kolommen vastgestort door middel van een 
gietvoeg met cementgebonden, krimparme 
gietmortel. Hierna zijn in het werk de op-
stortingen ten behoeve van de oplegcon -
structies van de prefab liggers aangebracht 
(foto 3), evenals de opstortingen voor een 
HWA-verzamelbak (hemelwaterafvoer).  Er zijn langsliggers toegepast met verschil
-
lende hoogte. Bij de overgang van het ene 
type ligger naar het andere type, zit daarom 
een sprong in de hoogte van de onderslag -
balk (foto 3). Aan beide kopse kanten van de 
balken zijn prefab-betonnen 'schaamschot-
ten' bevestigd (foto 4). Deze werken de naad 	
3 Onderslagbalk met sprong in de hoogte en oplegconstructies voor de prefab liggers 4 Randelementen aan spoordek vast gestort	
3	
4
CEMENT 1 2021	?13	
tussen de prefab liggers visueel weg.
De wapening in de prefab onderslag -
balken bestaat uit hoofdwapening van  
Ø20 mm en Ø32 mm met minimaal 96 stuks 
7-draads voorspanstrengen Ø15,7 mm (VMA) 
in de lengterichting van de balk. Aan de kopse 
kanten en bovenop zijn thermisch verzinkte 
schroefhulzen voorzien voor bevestiging van 
de schaamschotten en het tijdelijk leuning -
werk. De onderslagbalken zijn door Spanbe-
ton geproduceerd en gestort met zelfver-
dichtend beton in de sterkteklasse C60/75 
met cementtype CEM III/A 52,5.
Afwijkende onderslagbalken
Op diverse locaties kon niet worden volstaan 
met de standaard onderslagbalken en moes-
ten afwijkende vormen en maten worden 
gemaakt. 
Hoedliggers?	Op meerdere plaatsen kruist 
het tracé een leidingstrook. Daardoor moes-
ten bij vier steunpunten de kolommen met 
fundering buiten de leidingstrook worden 
gepositioneerd, waardoor extra lange onder-
slagbalken nodig waren. Deze zijn allemaal 
uniek (de langste 18 m x 4,6 m x 3,0 m) en 
zijn zo groot, dat ze in verband met proble-
men met transport niet in prefab beton zijn  uitgevoerd maar in situ zijn gestort. In door-
snede hebben deze balken een 'hoed'-vorm 
(fig. 5). Dit was nodig omdat hier ook een 
grote vrije ruimte nodig was en daarmee 
een hoog tussenstuk (de hoed). Van deze hoedliggers is als eerste het 
brede onderste deel gestort. Hier kwamen 
later de prefab liggers op te liggen. Het smal -
lere hoge middendeel loopt tot bovenzijde 
druklaag en is in een tweede fase gestort. 
Om scheurvorming te voorkomen, werd het 
beton van de tweede fase met behulp van 
een inwendig koelsysteem gekoeld.  De hoedliggers zijn voorzien van zes 
kabels elk met 19 stuks 7-draads voorspan- 
strengen Ø15,7 mm (VMA), ingestort in het 
onderste deel van de hoedligger. Voor de ka -
bels zijn kunststof HDPE-kabelomhullingen 
toegepast, in plaats van het gebruikelijke 
staal in verband met bovenleidingsspanning 
van 25 kV. De strengen zijn maximaal 48 uur 
na de tweede stort op 20% krimpvoorspan -
ning gezet. Na minimaal 21 dagen is 100% 
van de voorspanning aangebracht, waarna 
de ondersteuningsconstructie is verwijderd.	
Onderslagbalken bij trogbruggen?	Een  
afwijkende onderslagbalk ('special') bevindt 
zich bij de aansluiting van de beide naast  
elkaar gelegen trogbruggen op de prefab 	
Bij vier steun -
punten moesten 
de kolommen   
buiten de   
leidingstrook   
worden   
gepositioneerd 
waardoor   
extra lange   
onderslagbalken 
nodig waren	
+8.814
+9.724
+10.049	
+8.684
+9.534
+9.834	
75	75	
130
720
190
325	
130
720
190
325	
DETAIL 8 DETAIL 9	
4600	1050	2500	1050	500	75	1725	1725	75	500	
3-04	
3-04-B
3-04-A	
850
300
1849var.	
inkassing r ondom
d oo k t.b.v  bitumen	
5 Doorsnede hoedligger (met ronde doken)	
5  
Theemswegtracé (3)
14?	CEMENT 1 2021	6 Doorsnede onderslagbalk steunpunt 7.02
7 In situ gemaakte onderslagbalk voor de stalen boogbrug over de Rozenburgsesluis	
liggerconstructie (het 'standaard' viaduct). 
Vanwege de grotere breedte van de troglig -
gers heeft deze onderslagbalk een grotere 
afmeting (15,3 m x 4,9 m x 2 m (l x b x h)). 
Door het grote gewicht is ook deze onder-
slagbalk in situ gestort. Hij heeft een recht-
hoekige doorsnede en is wel in één stort uit-
gevoerd, waarbij voor de gehele constructie 
koeling is toegepast. De kolommen zijn in de 
aslijn van de trogliggers gepositioneerd,  waardoor kleinere momenten ontstaan en 
er geen voorspanning nodig was.	
Onderslagbalken bij kokerliggers?	De  
andere special is een grote hoedligger voor 
de oplegging van een zijde van de kokerlig -
gers (de andere zijde is gecombineerd met 
de onderslagbalk van een aanbrug van een 
van de boogbruggen). Vanwege de vele lei -
dingen in de ondergrond is de funderings-	
7
6
CEMENT 1 2021	?15	
poer hier relatief lang en smal. Hierdoor ligt 
de onderslagbalk onder een hoek met de 
funderingspoer. Ook de kolomvorm is hier-
door noodzakelijkerwijs aangepast.  De bouwwijze komt overeen met de 
eerder beschreven vier onderslagbalken 
over de leidingstraten: een hoedligger die in 
twee fasen is gestort en in beide fasen is ge-
koeld met een inwendig koelsysteem. Ook 
hier is voorspanning toegepast. In dit geval 
in langsrichting vijf voorspankanalen in het 
bovenste deel en in dwarsrichting negen 
voorspankanalen in het onderste deel (VMA). 
De kanalen bestaan elk uit 19 7-draads voor-
spanstrengen Ø15,7mm (VMA). Door de hoge 
belasting vanuit de prefab kokerliggers en 
de afwijkende vorm van de kolommen, zijn 
de voorspankanalen in de eerste stort (in 
dwarsrichting) met een forse kromming 
aangebracht. De vijf voorspankanalen in de 
tweede stort (langsrichting) lopen in een 
rechte lijn (fig. 6). Net als bij de onderslag -
balken over de leidingstraten is eerst een 
krimp- en vervolgens de eindvoorspanning 
aangebracht. 
Onderslagbalken bij boogbruggen?	Ook de 
in totaal zes onderslagbalken onder beide 
stalen bruggen (incl. de aanbruggen van een 
van de boogbruggen) zijn dusdanig groot en  zwaar, dat deze allemaal in situ gemaakt zijn 
(foto 7). Hierin is geen voorspanning toege-
past omdat de opleggingen van de stalen 
boogbruggen recht boven de kolommen zijn 
gepositioneerd.	
Doken
Voor het opnemen van langs-, dwars- en 
remkrachten uit het spoordek zijn in de bal -
ken zware verticale stalen doken ingestort, 
waarmee het steunpunt en het spoordek 
zijn verbonden. Dit via de aan te storten in 
situ koppelbalk (foto 8). De wapening rond 
deze doken loopt op tot zes lagen Ø32mm  
'gestapeld' om deze krachten op te kunnen 
nemen (foto 9). De doken zelf bestaan uit 
stalen kokers van rond 356 mm (fig. 5) of 
vierkant 220-280 mm met een wanddikte 
van 35-50 mm. De ronde doken zijn voor  
de vaste punten van een dek en staan de  
beweging van het dek in één richting toe. 
Over die vierkante doken vallen rechthoeki -
ge contrakappen, die zijn ingestort in de 
koppelbalk (foto 10). De holle doken zijn  
gevuld met gietmortel. Verdere ingestorte 
voorzieningen zijn een HWA-doorvoer die  
in de kolom uitkomt, hijsvoorzieningen  
en aan de onderzijde drie sparingen voor 
architectonische verlichting inclusief   
kabeldoorvoeren.	
Voor het   
opnemen van 
langs-, dwars- 
en remkrachten 
uit het spoordek 
zijn er in de   
onderslagbalk 
zware, verticale 
stalen doken   
ingestort	
8
8 Doken waarmee het steunpunt en het spoordek zijn verbonden; koppelbalk hier nog niet gestort  
Theemswegtracé (3)
16?	CEMENT 1 2021	
Prefab liggers
Het viaduct bestaat in totaal uit 691 voorge-
spannen prefab-betonnen langsliggers die 
zijn opgedeeld in drie hoofdtypen: ZIPXL, 
TRS (beide fig. 1, foto 11 en 12) en SKK. De ZIPXL-liggers zijn omgekeerde 
T-liggers en vormen de veldliggers (488 stuks). 
Deze zijn onderverdeeld in drie verschillende 
lengte/hoogte-verhoudingen. De standaard 
is 30 m / 1,60 m (l x h). Bij inritten, leiding- 
straten en pasvelden wordt ook gebruik- 
gemaakt van liggers met een hoogte van 
1,80 m en 2,20 m. De lengte varieert hierbij 
van 32 m tot 38 m. De TRS-liggers zijn asymmetrische 
T-liggers en vormen de randliggers (194  stuks), per veld twee stuks. Deze hebben  
dezelfde lengte/hoogte-verhoudingen als de 
ZIPXL-liggers. Om deze liggers stabiel te 
kunnen aanbrengen, zijn ze gefixeerd aan 
de veldliggers met draadstangen in het mid -
den en aan de uiteinden. De SKK-liggers zijn kokerliggers 
(9 stuks) (foto 13) en worden slechts in één 
veld gebruikt, namelijk het veld over de 
hoek van de binnenvaartterminal van tank -
overslagbedrijf Vopak aan de Neckarhaven. 
Als gevolg van de beperkte hoogte tussen het 
spooralignement en de terminal konden 
hier geen hoge(re) ZIPXL-liggers worden 
toegepast. De kokerliggers hebben een iets 
beperktere hoogte van 1,90 m.  	
9
11	
10
12	
9 Wapeningconcentratie rondom de in te storten doken (hier nog niet ingestort) 10 Doken met rechthoekige contrakappen
11 Aanbrengen ZIPXL-veldligger?12 Aanbrengen TRS-randligger
CEMENT 1 2021	?17	
Het zijn de langste liggers van dit project 
met een lengte van circa 43 m. Door een 
bocht in het spoor zijn de buitenste liggers 
langer dan de binnenste liggers. Het gewicht 
varieert tussen de 135 ton en 149 ton per 
stuk. Deze liggers moesten overigens wel   
in een buitendienststelling van de binnen -
vaartterminal worden aangebracht omdat 
eronderdoor, zowel boven- als ondergronds, 
leidingen met gevaarlijke stoffen lopen. De liggers zijn voorzien van 102 tot 
130 7-draads voorspanstrengen Ø15,7mm 
(VMA). Ze zijn gemaakt met een zelfver-
dichtend betonmengsel op basis van CEM 
III/A52,5 met kalksteenmeel. Sterkteklasse 
is maximaal C70/85.
Koppelbalk?	Aan de uiteinden van elk veld 
met prefab liggers is in situ een betonnen 
koppelbalk gestort (dwarsdrager). Deze zit 
deels tussen en deels buiten de kop van de 
prefab liggers. In deze koppelbalken is 
langswapening aangebracht die door hijs-
sparingen in de veldliggers loopt. In de 
randliggers zijn hiervoor schroefkoppelin -
gen ingestort om stekken in te monteren. 
De randligger is tevens de kopkist van de 
koppelbalken, zodat deze van buitenaf niet 
zichtbaar zijn. De koppelbalken zijn uitge-
voerd in sterkteklasse C45/55. 	
Druklaag?	Nadat aan beide uiteinden van 
een veld de koppelbalken zijn gestort, is op 
de prefab liggers een druklaag onder af -
schot (200-260 mm) gestort. De druklaag is  gewapend met Ø8-Ø16. Er is gestort met 
een betonmengsel sterkteklasse C35/45 met   
cementtype CEM III/B 42,5 LH-HS.  Aan weerszijden van de toekomstige 
sporen zijn ontsporingsgeleidewanden   
gestort. Het afschot van de druklaag loopt 
naar het midden omlaag, waardoor het   
water via doorvoeren (zogenoemde 'mouse-
holes') in de middelste ontsporingsgeleide-
wanden naar de watergoot in het midden 
van het spoordek loopt. Vanuit hier wordt 
het water vervolgens via het steunpunt 
naar het riool afgevoerd. De HWA is in de 
poer, kolom, onderslagbalk en koppelbalk 
ingestort en daardoor onzichtbaar wegge-
werkt. 	
'Hangende' liggers?	Een speciale construc-
tie is toegepast bij de kruising van het via -
duct met de Neckarweg. Het tracé kruist   
de Neckarweg onder een flauwe hoek,   
waardoor de onderslagbalken in het profiel 
van vrije ruimte (PVR) van de Neckarweg 
komen. Deze zijn daarom aan één zijde   
ingekort. Hierdoor hebben de buitenste 
twee prefab liggers hier aan één uiteinde 
geen oplegpunt. De prefab liggers zijn   
daarom met een verzwaarde koppelbalk 
aan elkaar gestort. Deze prefab liggers   
'hangen' uiteindelijk aan één zijde aan het 
spoordek.  Om dat mogelijk te maken zijn extra 
sparingen in de kop van de liggers opgeno-
men, om voldoende langswapening voor   
de koppelbalk aan te kunnen brengen 	
Over de gehele 
lengte van het 
viaduct is een 
betonnen   
borstwering 
aangebracht, 
voorzien van 
een verticaal   
geprofileerde 
structuur	
13b	13a
13  Kokerliggers: (a) veldligger, (b) randligger  
Theemswegtracé (3)
18?	CEMENT 1 2021	
(foto 14). Bij de montage zijn de balken op 
een hulpconstructie geplaatst die in een tij-
delijke wegversmalling stond. Na voldoende 
verharding is deze hulpconstructie weer 
verwijderd. 
Randelementen
Aan het contract van het project is een  
architectonische visie gekoppeld. Hierin is 
bepaald dat aan beide zijden over de gehele 
lengte van het viaduct een borstwering door 
middel van randelementen moest worden 
aangebracht (fig. 15), in totaal bijna 6000 
stuks. De hoogte van de randelementen is 
zodanig gekozen dat deze gelijk als valbevei -
liging fungeert.  Doordat de prefab liggers en ook de druk
-
laag een zeeg hebben en de randelementen 
in een rechte lijn moesten komen, is een 
kim aangebracht op de druklaag die het 
hoogteverschil opvangt. Met twee hoekstalen 
is het element op de kim gezet en met een 
schoor vastgehouden totdat het element is 
vastgestort, tegen een betonnen wand, op de 
druklaag (foto 16). Tussen deze wand en de ontsporings-
geleidewanden bevindt zich een kabelkoker. 
De kabelkoker is afgedekt met betonplaten 
en vormt het inspectiepad (fig. 1). De randelementen zijn voorzien zijn 
van een verticaal geprofileerde structuur. 
Voor de elementen is oppervlakteklasse B2 	
14 Prefab ligger met extra sparingen voor wapeningdoorvoer
15 Doorsnede prefab randelementen inclusief de houtvezelcementplaten	
14
15
CEMENT 1 2021	?19	
en grijsschaal III conform CUR-Aanbeveling 
100 Schoonbeton van toepassing. Belangrijk 
aandachtspunt was dat de kleur van de ran -
delementen zoveel mogelijk overeenkomt 
met de kleur van het in situ gestorte beton 
en de kleur van de prefab liggers. Het in situ 
gestorte beton is voornamelijk geproduceerd 
met cementtype CEM III/B 42,5, hetgeen een 
vrij lichte kleur oplevert. Na het beoordelen 
van de monstertegels, zijn de randelementen 
geproduceerd met cementtype CEM III/A 52,5 
(foto 17). Ze zijn uitgevoerd met beton in 
sterkteklasse C45/55, in de milieuklasse 
XC4/XF4. Ze zijn bij Durisol Raalte geprodu -
ceerd (foto 18).  
Om het betonoppervlak aan de zichtzijde 
(dit is de niet-spoorse zijde) zolang mogelijk 
vrij van vervuiling te houden, zijn er twee 
extra maatregelen genomen:  
 De elementen zijn aan de bovenzijde iets 
schuin gestort, waardoor regenwater via de 
niet-zichtzijde wordt afgevoerd. Hierdoor 
blijft de zichtzijde langer schoon. 
 Om verontreiniging in het betonoppervlak 
door vlekken veroorzakende ijzer- en vana -
diumverbindingen (zogenoemde oer of py -
riet) zo veel mogelijk te voorkomen, is tijdens  de productie het grove toeslagmateriaal 
grind vervangen door gebroken kalksteen.	
Geluidswering?	Hoewel het tracé door een 
industriegebied loopt, is extra geluidswe-
ring nodig omdat het nieuwe tracé dichter 
bij het dorp Zwartewaal, aan de overzijde 
van het Hartelkanaal, komt te liggen. In het 
ontwerptraject hebben de bewoners inten -
sief meegesproken over voorzieningen om 
geluidsoverlast tegen te gaan.  Aan de spoorzijde tegen de rand -
elementen, boven de kabelgoten, wordt   
geluidsabsorberende beplating (houtvezel -
cementplaten) aangebracht. Deze platen 
moeten een geluidsreductie van 9dB(A) rea -
liseren. Er worden twee houtvezelcement-
platen op één randelement gemonteerd   
(fig. 15). Een goede montage is van belang 
om te voorkomen dat ze in de gebruiksfase 
los gaan zitten door de zuiging en stuwdruk 
van de treinen. De platen worden per stuk 
met vier ankers M8 gemonteerd. Deze wor-
den ter plaatse geboord, waarna ze op een 
vooraf vastgesteld moment worden aange-
draaid. Andere geluidswerende maatregelen 
zijn dat het spoor volledig in ballastbed 	
16 Gemonteerde randelementen
17 Monstertegels en grijsschalen
16	17  
Theemswegtracé (3)
20?	CEMENT 1 2021	
wordt aangebracht en ook op de beide stalen 
boogbruggen wordt een ballastbed op een 
betonvloer aangebracht.  Verder worden de randelementen 
over het hele tracé extra verhoogd tot   
1,70 m boven bovenkant spoorstaaf, meer 
dan voor valbeveiliging nodig zou zijn. 
 
Tussen de rand  elementen onderling zit   
een naad van 25 mm. Om toch een 'geluid -
dichte' aaneengesloten wand de realiseren, 
wordt de naad tussen de houtvezelcement-
platen in het midden van het randelement 
geplaatst, waardoor één houtvezelcement-
plaat een overstek heeft en aansluit op het 
naastliggende randelement (fig. 15). Om 
bouw  toleranties in de randelementen op   
te vangen en om te voorkomen dat daar-
door de relatief broze houtvezelcement- platen bij monteren zouden breken op de 
rand van het naastliggende randelement, 
wordt aan de achterzijde een verjonging 
aangebracht. Door deze overlappende 
 
methode wordt toch een 'geluidsdichte' 
wand gecreëerd. De ruim 11.000 houtvezelcementplaten 
worden eveneens bij Durisol Raalte gepro-
duceerd. Durisol had de houtvezelcement-
platen ook aan de randelementen 'nat in 
nat' vast kunnen storten in één proces.  
Er is bewust voor gekozen de platen los te 
produceren en in het werk te monteren 
(foto 16). Hierdoor wordt voorkomen dat 
schade optreedt als gevolg van afbouwwerk -
zaamheden op het dek. In de gebruiksfase 
kunnen bij onderhoud of schade de platen 
gemakkelijk worden vervangen. 	
18 Opslag randelementen	
18
CEMENT 1 2021	?21	
1
2 Aardingssysteem constructie	
PREFAB SCHUIMBETON BLOKKEN
Om de realisatie van het nieuwe hooggelegen spoorviaduct 
mogelijk te maken is de bestaande Theemsweg voor aanvang van 
de werkzaamheden verlegd. Het nieuwe tracé van de Theemsweg 
kruist hierbij een kabel- en leidingstrook (K&L). Hier is gekozen om 
boven de kabel- en leidingstrook licht ophoogmateriaal toe te 
passen. Hierdoor wordt de gewichtstoename op de K&L van het 
nieuwe asfalt- en funderingspakket gecompenseerd. Een tweede 
vereiste was dat de kabel- en leidingstraat goed bereikbaar moest 
blijven en dat het lichte ophoogmateriaal snel en eenvoudig moest 
kunnen worden verwijderd. 
Uiteindelijk is de oplossing gevonden in het maken van stapelbare 
prefab schuimbetonblokken met een volumieke massa van 
500 kg/m³. Vooraf zijn enkele elementen gemaakt waarop een 
proefbelasting van 10 maal het eigen gewicht (5000 kg) is aan-
gebracht (foto 1).
In totaal zijn 117 prefab schuimbetonblokken toegepast met  
afmeting 1000 mm x 1000 mm in drie verschillende hoogtes.  
AARDING KUNSTWERK
Op de Havenspoorlijn wordt een bovenleidingspanning van 25 kV 
AC (50 Hz) als tractie-energievoorziening toegepast (overige spoor 
in Nederland is 1500V). Een nadeel van deze tractievoorziening is 
dat er relatief veel retourstroom door de spoorstaven en de grond 
teruggaat naar het onderstation (verdeelstation voor de energie-
voorziening).
Ongecontroleerde retourstromen kunnen schade aan de beton-
constructie veroorzaken. Bijvoorbeeld corrosie van wapening en 
(thermische) schade aan voorspankabels als gevolg van te hoge 
stroomconcentraties. Om dergelijke schade te voorkomen is een 
aardingssysteem ontworpen met als doel de retourstromen gecon-
troleerd door de betonconstructie te leiden en af te voeren (fig. 2).  
Hiervoor zijn in alle onderdelen van de betonconstructie zoge-
naamde aardstaven opgenomen. Deze staven zijn uitgevoerd als 
gladstaal (FeB220/B500A) met een diameter van Ø16mm en wor-
den fysiek met het wapeningsnet in de betonconstructie verbon-
den. De gladstaalstaven hebben geen constructieve functie. De 
retourstroom wordt via de aardstaven uit de spoordekken naar de 
steunpunten en de funderingspalen naar 'moeder aarde' geleid.	
2
1 Proefbelasting van een prefab schuimbetonblok  
Theemswegtracé
22?	CEMENT 1 2021	
De twee stalen boogbruggen liggen 
over de Rozenburgsesluis en de 
Thomassentunnel (A15/N15). 	
 De 
brug over de Rozenburgsesluis is 18 m breed 
en 177 m lang. De breedte van de brug over 
de Thomassentunnel is 13 m en de lengte 
270 m. Beide bruggen zijn met aangevoerde 
delen opgebouwd op een voorbouwlocatie 
naast de sluis respectievelijk tunnel en ver-
volgens ingereden op hun definitieve plek 
(op 4 april 2020 resp. 30 mei 2020) (foto 1). 	
Betondekken
De spoordekken hebben een dikte van 
400 mm en worden gevormd door een  
staalbetonvloer, een combinatie van stalen 
dwarsdragers waarop een gewapend beton -
nen spoordek is gestort (foto 2). De redenen 
dat hiervoor is gekozen, zijn dat er dankzij 
het beton minder onderhoud nodig is aan 
het dek, dat er minder last ontstaat van ver-
moeiing en dat het spoor in ballast komt ten 
behoeve van geluidsreductie. De betondek -	
1 Inrijden brug Rozenburgsesluis, foto: Danny Cornelissen i.o.v. Havenbedrijf Rotterdam	
Betonnen dek  
op stalen 
boogbruggen	
Onderdeel van het Theemswegtracé zijn twee stalen boogbruggen.   
Deze zijn op een voorbouwlocatie gemaakt en vervolgens op de 
definitieve positie ingereden. Het betondek is gestort nadat de bruggen  op hun plek lagen. Voor het ontkisten is gebruikgemaakt van een  verrolbaar werkplateau.	
Om krimp in de 
plastische fase te 
beperken zijn 
kunststofvezels 
aan het beton 
toegevoegd	
1
CEMENT 1 2021	?23	
ken zijn om het gewicht bij het transport te 
beperken pas op de definitieve locatie gestort. Het betonvolume van beide spoordek -
ken is elk 1300 m³, de wapeningshoeveelheid 
is met 750 kg per m³ relatief hoog. De beton -
sterkteklasse is C30/37, de milieuklasse XD3 
/ XF4 / XA2. Belangrijk aspect bij deze beide lange 
spoordekken was het zoveel mogelijk voor-
komen van scheurvorming. Hier is veel aan -
dacht aan besteed. Zo zijn om de krimp in 
de plastische fase te beperken kunststofve-
zels (polypropyleen) aan het betonmengsel 
toegevoegd (900 g/m³). Deze kunststofvezels 
nemen vocht op, waarbij het opgenomen 
vocht na het storten geleidelijk weer vrij- komt. De plastische krimp wordt hierdoor 
gereduceerd. Tevens heeft de toevoeging van 
de polypropyleenvezels een positief effect op 
de stabiliteit van het betonmengsel, waar-
door ontmenging tijdens het betonstorten 
minder snel zal optreden. Vooraf is een 
proefstort gemaakt om genomen maatrege-
len op effectiviteit te kunnen beoordelen. 	
Werkplateau
Bij beide boogbruggen is zoals gezegd de be-
tonnen vloer pas gestort nadat de bruggen 
op hun plek lagen. Door de aanwezigheid 
van de Rozenburgsesluis respectievelijk de 
A15 was een ondersteuningsconstructie niet 
mogelijk. In plaats daarvan is de bekisting 	
2 Storten spoordek op boogbrug Thomassentunnel
3 Bekisting is afgesteund op de flenzen van de dwarsdragers van de brug, foto: Matemco
VIDEO
Timelapsefilmpjes van het  
inrijden van de boogbruggen 
zijn te bekijken bij het artikel op   
www.cementonline.nl.	
2
3  
Theemswegtracé (4)
24?	CEMENT 1 2021	
afgesteund op de flenzen van de dwars-
dragers van de brug (foto 3). Deze bekisting 
is later verwijderd, gebruikmakend van een 
werkplateau bestaande uit hangsteigers, die 
via speciaal ontwikkelde trolleys over de 
flenzen van de stalen hoofdligger konden 
rollen (foto 4). Meer over het werkplateau 
staat in het artikel 'Ontkisten boven water' 
uit Betoniek Vakblad  2020/4. 
Inrijoperatie
Het inrijden van de boogbruggen is gebeurd 
met behulp van SPMT's (Self Propelled 
 
Modular Transporter). Om beide bruggen  
te kunnen bouwen op de naastgelegen voor-
bouw  
locaties waren zware tijdelijke beton -nen funderingen nodig om de 4500 ton  
(per stuk) wegende bruggen niet te laten 
wegzakken. 	
Voorbouwlocatie Rozenburgsesluis?	Voor 
de brug over de Rozenburgsesluis zijn ter 
hoogte van de vier hoekpunten betonnen 
funderingsblokken aangebracht van 9,5 m  
x 6,9 m x 1,5 m (l x b x h) met daaronder 12 
funderingspalen per blok. Om de brug over 
de sluis te kunnen rijden, mocht de sluis-
wand niet horizontaal worden belast. Hier-
voor gold een belastingvrije zone van 12 m 
uit de sluiswand. Dit werd overbrugd met 
stalen kleppen. Dit zijn gekoppelde stalen 
profielen die naast elkaar worden gelegd 	
Het ontkisten 
gebeurde vanaf 
een werkplateau 
dat met trolleys 
over de flenzen 
van de stalen 
hoofdligger kon 
rollen	
4
5	
4 Hangsteiger die via trolleys over de flenzen van de stalen hoofdligger rolt
5 Inrijden brug Rozenburgsesluis over de stalen 'kleppen'
CEMENT 1 2021	?25	6 Betonnen hulpconstructie voor het inrijden van de boogbrug over de Rozenburgsesluis
waardoor een rijvloer voor de SPMT's ont-
staat die de overbrugging tussen ponton en 
de wal vormt (foto 5). Deze kleppen rusten 
aan één zijde op een ponton en aan de andere 
zijde op een tijdelijk stalen landhoofd, 12 m 
landinwaarts uit de sluiswand. Dit landhoofd 
bestond uit 12 stalen buispalen op een rij 
met daarop een zwaar I-profiel. Bij het zuidelijke steunpunt van de 
brug moesten de SPMT's tijdens het inrijden 
deels op de kelder van het bewegingswerk 
van de sluis staan. Vanwege hoge belastin -
gen was hier een overkluizing nodig. Deze 
kon echter niet met (grote) stalen hulppalen 
worden gemaakt. Vanwege ondergrondse 
sluisfunderingen en de kabels en leidingen 
(K&L) was daar geen ruimte voor. Daarom 
zijn hier dunne VVP-palen toegepast (ver-
dringende vibratiepaal). Een casingbuis 
Ø273mm met verloren punt werd hoogfre-
quent de grond in getrild en vol gestort met 
beton C35/40. Vervolgens is de casing weer 
getrokken. In de bovenste 6 m is een wape-
ningsnet toegepast. Op deze palen zijn tijde-
lijke betonpoeren gestort, waarop een hori -
zontaal doorgaand stalen profiel met stalen 
kleppen is gelegd (foto 6).	Voorbouwlocatie Thomassentunnel?	De 
voorbouwlocatie voor de brug over de Tho-
massentunnel was een stuk ingewikkelder. 
Deze locatie ligt op de bestaande Neckarweg 
die aansluit op de N15. De weg is dan ook 
voor circa 1,5 jaar afgesloten geweest voor 
verkeer zodat hier de brugdelen samenge-
steld konden worden. Naast deze Neckar-
weg liggen op meerdere locaties K&L waar 
overkluizingen voor nodig zijn. De overklui -
zingen zijn gebruikt om de zware brugon -
derdelen, waarvan de zwaarste 1000 ton 
zijn, op locatie te kunnen transporteren. 
Enkele overkluizingen zijn ook tijdens het 
inrijden van de gehele brug gebruikt. Ook 
zitten er in het oorspronkelijke terrein di -
verse hoogteverschillen, waardoor dam -
wandconstructies nodig waren om het ter-
rein op één hoogte te krijgen. De tijdelijke 
fundering bestond hier deels uit betonnen 
poeren met in de grond gevormde palen en 
deels uit poeren van grond vermengd met 
grout, de zogenoemde CSM-wanden. Ook 
zijn er meerdere tussensteunpunten uitge-
voerd met zowel palen als CSM-wanden, 
omdat er aan de boogbrug nog twee aan -
bruggen van 50 m zitten. 	
6  
Theemswegtracé (4)
26?	CEMENT 1 2021	
Deeltracé 2 van het Theemsweg -
tracé kruist een aantal onderde-
len: de Merseyweg, een lokaal 
goederenspoor en kabels en lei -
dingen (K&L-stroken).	
 Dit tracé 
wordt gevormd door twee naast elkaar gele-
gen enkelsporige, gebogen voorgespannen 
betonnen trogbruggen, die bestaan uit een 
rijvloer die de belasting overdraagt naar de 
trogbalken, die op hun beurt deze belasting  afdragen naar de steunpunten. Het voordeel 
van trogbruggen is de dunne rijvloer, die 
zeer gunstig is voor de doorrijhoogte onder 
de brug. De bruggen hebben een lengte van 
130 m respectievelijk 152 m en zijn opgelegd 
op vijf steunpunten (fig. 2, 3, 4). Elke trog -
brug bestaat uit twee voorgespannen balken 
van 3100 mm hoog en 1000 mm breed met 
daartussen een relatief dunne vloer met 	
1 Bovenaanzicht trogbrug, foto: Danny Cornelissen i.o.v. Havenbedrijf Rotterdam	
152 m lange   
trogbrug	
Deeltracé 2 van het nieuwe Theemswegtracé bevat twee gebogen 
betonnen trogbruggen, die onder meer een spoorlijn passeren. Een van  de twee is met een lengte van 152 m de langste trogbrug in een 
goederenspoorlijn in Nederland die in één keer is gestort (foto 1).	
1
CEMENT 1 2021	?27	2 Langsdoorsnede trogbrug 130 m?3 Langsdoorsnede trogbrug 152 m
4 Bovenaanzicht trogbruggen 5 Doorsnede trogbruggen
2
4
3
5  
Theemswegtracé (5)
28?	CEMENT 1 2021	
een dikte van 500 mm (fig. 5). De vloer heeft 
als functie de belasting naar de trogbalken 
over te dragen en deze trogbalken dragen de 
belasting weer af naar de vijf steunpunten.  De vloer en trogbalken van de trog -
brug zijn zonder stortnaden in één stortfase 
gestort (foto 6). Bij toepassing van een stort-
naad tussen vloer en balken zouden twee 
problemen ontstaan: aanbrengen voorspan -
ning (dit kon dan pas als de balken ook wa -
ren gestort) en kans op scheurvorming in 
verband met verhinderde vervorming tus-
sen trogvloer en trogbalken. Om de tempe-
ratuurgradiënt in de trogbalken te beperken 
en scheurvorming in de dunne trogvloer te 
voorkomen, zijn de trogbalken in de eerste 
fase van de verharding gekoeld door een  
inwendig koelsysteem.  Er is beton toegepast met sterkteklasse 
C40/50 en milieuklassen XC4, XD3 en XF4. 
De trogbruggen zijn volledig met fijn grind 
gestort (korrelgroep 4 ? 16 mm), in verband 
met de hoge wapeningsdichtheid. In de bal -
ken is langsvoorspanning aangebracht; per 
trogbalk 8 kunststof HDPE-kabelomhullin -
gen met elk 27 strengen Ø15,7 mm (kunst-
stof omhullingen in plaats van staal in ver-
band met bovenleidingsspanning van 25 kV).	
Eindblok
Bij beide landhoofden is de vloer van de 
trogbrug aan de onderzijde verzwaard.  
In dit zogenaamde 'eindblok' is dwars-
voorspanning aangebracht om de krachten 
ter plaatse van de potopleggingen in het 
 
beton op te kunnen nemen. Deze dwars-	
6	
6 Storten trogbrug	
De vloer en   
trogbalken zijn 
in één fase   
gestort, waarbij 
de trogbalken 
zijn gekoeld door 
een inwendig 
koelsysteem
CEMENT 1 2021	?29	7 Stalen vakwerkliggers als tijdelijke ophangconstructie voor de trogbruggen	
voorspanning bestaat uit 9 respectievelijk  
10 kunststof HDPE-omhullingen, met elk  
27 strengen Ø 15,7mm FeP 1860. De eind -
blokken zijn in een iets hogere sterkte  
gestort (C50/60). Vanwege de hoge wape-
ningsdichtheid is hiervoor zelfverdichtend 
beton toegepast. 
Uitvoering
De benodigde ondersteuningsconstructie 
voor de trogbruggen passeerde een grote  
leidingstraat, een goederenspoor én een 
fietspad, die allemaal in dienst moesten  
blijven tijdens de bouw. Daarom zijn hier 
grote stalen vakwerkliggers gebruikt als  
ondersteuning. Door het profiel van vrije 
ruimte (PVR) van het kruisende goederen -
spoor zijn deze liggers boven de te storten 
vloer geplaatst, waardoor een ophangcon -
structie is ontstaan (foto 7). Sparingen die 
hierdoor in de vloer nodig waren, zijn later 
aangestort. 	
7
Op enkele   
plekken zijn 
grote stalen   
vakwerkliggers 
gebruikt als   
ondersteuning  
Theemswegtracé (5)
Begin 2015 werd bij een van de zinkvoegen in de metrotunnel in Rotterdam een lichte lekkage in het dak waargenomen. Na een  eerste inspectie bleken het beton en de zinkvoegen lokaal 
beschadigd. Reden voor de RET om de oorzaak te achterhalen en  de schade te herstellen. Naast enkele in eerdere artikelen 
beschreven werkzaamheden (zie kader), zijn hierbij onder meer  het Gina-profiel gefixeerd, de brandwerende bekleding van de  voeg verbeterd en de kathodische bescherming hersteld.	
Gina-prof ielen gef ixeerd en beschermd	
Renovatie metrotunnel Rotterdam (III): Ontwikkeling en 
ontwerp permanente fixatie Gina-profielen, brandwerende  bekleding, monitoring en kathodische bescherming	
30?	CEMENT  1 2021
auteurs 	
2
1
Het eerste deel van het Rotter-
damse metrotracé is gebouwd in 
de jaren 60, met een zinktunnel 
tussen metrostation Rotterdam 
Centraal en de Parallelweg (net 
voorbij het huidige metrostation 
Wilhelminaplein) op de zuidelijke 
Maasoever.	
 De tunnel bestaat uit een 
landgedeelte en een riviergedeelte (onder de 
Nieuwe Maas). Voor de waterdichte afdich -
ting tussen de tunnelelementen is voor het 
eerst gebruikgemaakt van Gina-profielen  
als primaire dichting en Omega-profielen 
als secundaire dichting. Uitgebreide inspec-
ties, na schade die in 2015 is aangetroffen, 
lieten een schadebeeld zien van uitgebroken   
ankers, betonschade en naar binnen ver-
plaatste Gina-profielen. 	
Ontwikkeling en ontwerp  
permanente fixatie
Op basis van de analyse naar de schadeoor-
zaak werd geconcludeerd dat herstellen van  de betonschade niet voldoende zou zijn.  
De blokkade aan de achterzijde van het 
Gina-  
profiel ten gevolge van opgespannen 
zand in de voeg, zou ervoor zorgen dat het 
profiel zich de voeg uit zou blijven werken. 
Daarom moest het Gina-profiel opnieuw 
worden geborgd.  Hiervoor is een stalen borgconstruc-
tie ontworpen. Deze constructie bestaat uit 
een fixatienok die op een staalplaat is be-
vestigd en daarmee het Gina-profiel op zijn 
huidige plek fixeert (fig. 1). De knevelcon -
structie om het Omega-profiel te bevestigen 
is hierbij   gehandhaafd. Afhankelijk van de 
situatie is een 'pasnok' (daar waar de oor-
spronkelijke klemstrippen niet meer aan -
wezig zijn) en een 'stelnok' (daar waar de 
originele klemstrippen nog aanwezig zijn) 
voorzien (fig. 2). De pasnokken hebben   
variabele hoogtes, afhankelijk van de aan -
wezige vorm van het Gina-profiel. Ze zijn 
afzonderlijk gemaatvoerd en machinaal   
bewerkt.  	
AD MOLENDIJK
Projectleider RET
IR. ROLF DALMEIJER
Ontwerpmanager
Gemeente R otterdam
IR. ERIK TAFFIJN
Hoofdconstructeur
Gemeente Rotterdam
ING. MAURICE HOL
Ontwerpleider
BAM Infra (Combinatie  ZRL BAM/VHB)
IR. PETER VAN NES
Projectleider
Van Hattum en 
Blankevoort  (Combi natie  ZRL BAM/VHB)
1 Doorsnede voeg met fixatie landtunnel
2 Type borgnok (links 'pasnok' en rechts 'stelnok')	
CEMENT  1 2021	?31
3a	3b	
Bij de riviertunnel is de staalplaat niet nodig 
omdat de nok direct aan de daar aanwezige 
stalen kopring kon worden gelast. 
In aanloop naar de keuze voor dit systeem 
zijn diverse varianten de revue gepasseerd, 
waaronder ook een betonnen variant, met 
een W9U-dilatatievoeg. Maar vanwege de 
kleine ruimte, de wapeningsdetaillering 
rondom de voeg en het feit dat het beton  
boven het hoofd, in het dak moest worden 
aangebracht, was het risico op lekkages te 
groot. Bovendien lag de keuze voor staal 
vanuit de bestaande stalen Omega-bevestiging 
met knevels meer voor de hand.
Montage fixatie?	De stalen fixatieplaat 
steekt onder het bestaande Omega-profiel 
door en onderbreekt daarmee de waterdichte 
aansluiting van het Omega-profiel op het  
beton. Voor de afdichting onder de platen  
tegen het beton is daarom een strookvormig 
rubber (type JS1) gebruikt.  Vanwege de beperkte ruimte in de 
zinkvoeg hebben de ankers van het Omega- 
profiel (zogenoemde Omega-ankers) een 
dubbelfunctie gekregen: naast het bevestigen 
van het Omega-profiel nu ook het monteren 
van de stalen fixatieplaat.  Om de staalplaten te kunnen monteren 
is hanteerbaarheid en gewicht van belang 
en is de grootte ervan beperkt tot 600 mm  in de dwarsrichting van de tunnel. Hierdoor 
zijn 'montagevoegen' tussen de platen ont-
staan, die ook weer onderling waterdicht 
moeten zijn en bovendien in samenspel met 
het JS1 rubber een algehele afdichting moeten 
verzorgen. Hiervoor zijn speciale rubbers 
ontwikkeld, zogenoemde conusrubbers  
(foto 4 en 5).	
Waterdichtheidsproef?	Om het samenstelsel 
van stalen platen en rubber profielen te 
kunnen testen op waterdichtheid en daar-
mee op de haalbaarheid, is een waterdicht-
heidsproef opgezet. Bij oplopende water-
drukken en belastingen is getest of de 
oplossing waterdicht was. Deze proef is uit-
gevoerd op een stelconplaat op schaal 1:1 
(foto 3a en 3b). Op de plaat is een 2 m lang 
Omega-profiel aangebracht. Een zijde is  
direct op de stelconplaat gemonteerd (en  
representeert daarmee de secundaire zijde 
van de voeg), de andere zijde op het zoge-
naamde gerepareerde gedeelte van de voeg 
(op dezelfde plaat) met de stalen fixatieplaten. Aangezien op nagenoeg alle locaties 
sprake was van betonschade, is op de stelcon -
platen ook een reparatiemortel aangebracht. 
Dit gaf de mogelijkheid de te realiseren vlak -
heid van het afgewerkte beton te beproeven 
en te zien wat de invloed daarvan was op de 
interactie tussen beton, rubber afdichtingen 
en staalplaten. De in de proef gerealiseerde 	
3 Proefopstelling in opbouw (a) en afgerond (b)	
ARTIKELENSERIE
Dit is het derde en laatste deel in een 
serie artikelen over de renovatie van de 
Metrotunnel in Rotterdam. Het eerste 
artikel (Cement 2019/8) ging in op het 
oorspronkelijk ontwerp, het schade-
beeld, de mogelijke schadeoorzaken, de 
uitgevoerde analyse en mogelijke her-
stelmaatregelen. In het tweede artikel 
(Cement 2020/7) wordt ingegaan op het 
terugduwen van het Gina-profiel, de 
proeven uitgevoerd op de ankers van de 
Gina- en Omega-profielen, het rubber 
van het Gina-profiel en op de betonre-
paratie. In dit derde artikel wordt de 
permanente fixatie van het Gina-profiel 
behandeld en het ontwerp en herstel 
van de brandwerende bekleding van de 
voeg. Daarnaast is er aandacht voor de 
kathodische bescherming en het moni-
toringssysteem.
32?	CEMENT  1 2021
5
4
vlakheid was 1,3 mm/400 mm. In de uitein-
delijke uitvoering van de betonreparaties is 
deze eis aangescherpt tot 1,0 mm/600 mm.  De staalplaten zijn opgelegd op twee 
rubber strips (fig. 6). Eén binnen de projec-
tie van de flens van het Omega-profiel, het 
JS1-rubber dat tevens voor waterdichtheid 
moet zorgen. De andere rubber strip aan de 
achterzijde van de plaat, dat alleen dienst 
doet als oplegrubber. Hiermee is een twee-
zijdig opgelegd systeem ontstaan. De beno-
digde indrukking van het JS1-rubber wordt 
bereikt door het aanspannen van de moer 
op het Omega-anker.  Om voldoende waterdichtheid te krij-
gen en op de lange termijn te houden moet 
een minimale blijvende indrukking worden 
gerealiseerd van 2,6 mm, zo bleek uit be-
proeving. Dit komt neer  op een initiële  
indrukking van 5 mm van het 10 mm dikke 
JS1-profiel. Deze indrukking verdisconteert  daarmee de uitvoeringstoleranties voor be-
tonreparatie (1,0 mm), staalplaat (0,25 mm) 
en de relaxatie van het systeem. Onder een van de staalplaten zijn twee 
vijzels geplaatst (foto 3a), waarmee het lokaal 
belasten van de fixatie door het Gina-  
profiel 
is gesimuleerd. De vijzelbelasting (100 kN/m) 
laat de staalplaat vervormen en simuleert 
daarmee het ontspannen van het JS1-rubber 
en de verschilvervorming in de voeg tussen 
de platen die wordt afgedicht door de conus-
rubbers. Om dit effect te minimaliseren is 
uitgegaan van een redelijk stijve plaat (t =  
20 mm). De optredende ontspanning van 
het rubberprofiel is dan kleiner dan 2,4 mm. 	
Doorontwikkeling op basis van test?	Het 
concept is een aantal maal aangepast en 
doorontwikkeld, aangezien het concept in de 
proefopstelling niet direct waterdicht bleek 
(foto 4). Met name de interactie tussen de 	
Om de fixatie   
te kunnen   
testen op   
waterdichtheid 
is een water-
dichtheidsproef   
opgezet met 
stelconplaten, 
onder meer   
gebruikmakend 
van vijzels
4 Testopstelling met waterlekkage
5 Ontwikkeling conusrubber van concept (links) naar definitief (rechts)	CEMENT  1 2021	?33
6	
7	
flens van het Omega-profiel, het conusrub-
ber en het JS1-rubber onder de platen bleek 
een spelbreker. Dit heeft geresulteerd in een 
gemodificeerd conusrubber met een geprofi -
leerd oppervlak (foto 5). Met dit conusrubber 
is uiteindelijk de gevraagde waterdichtheid 
aangetoond bij gedeeltelijke ntspanning door 
de belasting uit het Gina-	
 profiel.	
FEM-berekening?	De stalen fixaties zijn naast 
de uitvoerige beproeving, uitgerekend met een 
FEM-model (fig. 6). Hierbij is een belasting uit 
het Gina-profiel gehanteerd van 100 kN/m. 
Deze belasting volgde uit de rekenkundige 
analyses die zijn uitgevoerd in Plaxis en Aba -
qus. In het model is, gebruikmakend van 
niet-lineaire veren, het samenstelsel van 
staalplaat, knevels, rubber profielen (JS1- 
rubber en de flens van het Omega-profiel)   
en de afspankracht uit de Omega-ankers   
gemodelleerd. Met behulp van dit model zijn 
de capaciteit van de staalplaat en de Omega-  
ankers gecontroleerd en tevens de benodigde 
blijvende indrukking van het JS1-rubber   
onder de staalplaat, na relaxatie en inclusief 
een belasting vanuit het Gina-profiel. Voor elke voeg zijn de staalplaten uitge- werkt, op basis van informatie die beschik
-
baar was uit 3D-pointclouds, inspecties en 
inmetingen, met behulp van Autodesk In -
ventor in een 3D-model. Uit dit model zijn 
vervolgens legplannen, werkplaatstekenin -
gen en montageplannen gegenereerd (fig. 7).  	
Montageplan?	Met name het montageplan 
was een belangrijk aspect in de overdracht 
van ontwerp naar werkvoorbereiding en uit-
voering. Het plan beschrijft stap voor stap hoe 
en in welke volgorde de stalen platen, rubber 
afdichtingen, aandrukstrippen en knevels 
moeten worden aangebracht en met welke 
momenten de Omega-ankers moeten worden 
afgespannen. Daarbij hoort een afspanproto-
col. Hierin staat onder meer met hoeveel 
klemkracht het Omega-profiel moet worden 
gemonteerd om zo waterdichtheid te waar-
borgen. In verband met relaxatie van het rub-
ber worden de ankers na 21 dagen nagespan -
nen en is het Gina-profiel opnieuw gefixeerd 
en het Omega-profiel waterdicht afgemon -
teerd. Wat rest is dan een in situ afperstest, 
waarbij de voeg met water wordt gevuld en op 
druk wordt gezet om zo de waterdichtheid 
van het systeem te controleren.	
Besloten is   
een nieuwe 
brandwerende 
voeg afdekking 
te ontwerpen   
op basis van 
numerieke 
analyses en   
dat ontwerp te 
toetsen met een 
brandproef	
6 Modellering t.b.v. FEM-model
7 Voorbeeld uitwerking stalen fixatieplaat	34?	CEMENT  1 2021
8
Brandwerendheid
In het kader van het herstel van de zinkvoe-
gen is ook gekeken naar de brandwerend -
heid van de voegen. Hierbij ging het er met 
name om, om het te hoog oplopen van de 
temperaturen van het rubber Omega-profiel 
bij brand te voorkomen. De voegen waren oorspronkelijk afge-
dekt met zogenoemde asbesthoudende  
Nobranda-platen en een laag steenwol. Hal -
verwege de jaren 90 zijn deze vervangen 
door Promatect-H-platen. Bij een verhitting met een 90 minuten 
durende ISO-834 brand, zoals ook gehanteerd 
is in het ontwerp van de metro(boortunnel 
van RandstadRail, toonden thermodynami -
sche analyses aan dat de temperatuur in het 
rubber te hoog zou oplopen bij deze bestaan -
de beplating. Daarom is besloten een nieuwe 
voegafdekking te ontwerpen op basis van nu -
merieke analyses en dat ontwerp te toetsen 
met een brandproef. De randvoorwaarde 
was dat het Omega-profiel geen hogere tem -
peratuur dan 100 °C mocht bereiken.
Berekening?	Er is in eerste instantie uitge-
gaan van een beplating met 25 mm Proma -
tect-T, 25 mm Promasil, beide over de volle 
breedte van de inkassing. En daarnaast   40 mm Promasil met beperkte breedte ter 
plaatse van het Omega-profiel. Deze opbouw 
is gekozen omdat Promatect-T-platen beter 
geschikt zijn onder vochtige omstandigheden 
en Promasil om het totaal gewicht van de 
beplating te beperken. Een analyse met het 
softwarepakket COMSOL voorspelde bij deze 
plaatopbouw een temperatuur van 100 °C ter 
plaatse van het Omega-profiel. 	
Brandproeven?	Een eerste brandproef is   
uitgevoerd op 12 februari 2019 bij Efectis (in 
de kleine oven) op een proefstuk van 1800 x 
1800 x 650 mm met een betonsterkteklasse 
van C25/30. In dit proefstuk zijn de voeg 
(10 cm), de nieuwe permanente Gina-fixatie, 
het Omega-profiel en de brandwerende be-
plating op ware schaal nagebouwd. Het resul -
taat van de brandproef was dat de maximum 
temperatuur in het Omega-profiel 70 °C be-
droeg en dat deze zich manifesteerde na circa 
110 minuten, dus 20 minuten na het stoppen 
van de brand. Op zich een goed resultaat, ech -
ter de temperaturen waren, ook gezien de 
voorspellingen, aan de lage kant. Aangezien 
alle 33 voegen een nieuwe beplating krijgen, 
was het vanuit meerdere oogpunten (materi -
aalverbruik, gewicht en hanteerbaarheid) aan-  
trekkelijk om het ontwerp te optimaliseren. 	
MONITORING
Het implementeren van het 
monitoringsysteem, bestaande 
uit verplaatsingsmeters die met 
behulp van infrarood de ver-
plaatsing van de Gina-profielen 
monitoren, voegbreedtemeters, 
ankers met ingebouwde rekstro-
ken die de belastingen uit de 
stalen fixatieplaten registreren 
en manometers die eventuele 
waterdruk achter de Omega- 
profielen registeren, stelt de 
RET in staat de zinkvoegen op 
afstand te monitoren en moge-
lijk afwijkend gedrag tijdig te 
onderkennen. Bij afwijkend 
gedrag kan de RET dan speci-
fiek en lokaal inspecteren en 
tijdig maatregelen nemen om 
eventuele vervolgschade te 
voorkomen.	
8 Proefstuk met ingebouwde Gina-fixatie, Omega-profiel en thermokoppels	CEMENT  1 2021	?35
9	
10a	10b	
Optimalisatie?	Het geoptimaliseerde ont-
werp bestond uit een sandwich van 25 mm 
dikke beplating van Promatect-T en 25 mm 
Promasil (fig. 9) en een afdichting van de  
naden met het beton via promaseal (op-
schuimende) strips. De plaat van 40 mm 
kon geheel vervallen. Ook dit ontwerp is getest in een 
brandproef. De maximum temperatuu                  
                 
              
Reacties