Maurice, je metafoor in jouw vorige column van dweilen met de kraan open is treffend. Constructieve veiligheid verdient meer dan lapmiddelen en goedbedoelde controlemechanismen. Maar terwijl jij pleit voor een verplichte geregistreerde constructeur als sleutel tot het dichten van het lek, stel ik een andere vraag: wie draait de kraan eigenlijk open?
De problemen in de bouw zijn uiteraard niet slechts een technisch vraagstuk. Ze zijn het gevolg van keuzes die veel eerder in het proces worden gemaakt. Keuzes die voortkomen uit tijdsdruk, hoge kosten, rentestijgingen en een versnipperd verantwoordelijkheidsgevoel. We zitten in een systeem waarin snelheid en marge vaak belangrijker zijn dan robuustheid en duurzaamheid. Dat begint niet bij de constructeur, maar bij de ontwikkelaar, de opdrachtgever en de ‘markt’ die we met z’n allen gecreëerd hebben.
Jouw oplossing – alleen gecertificeerde constructeurs en bouwers laten werken aan ontwerp en uitvoering – is zeker een stap vooruit. Maar is dat genoeg? Je kunt het best mogelijke constructieve ontwerp maken, maar als er onder tijdsdruk vervolgens besloten wordt dat een lichtere, goedkopere, slechtere variant ook ‘wel voldoet’, dan wordt de kraan weer opengezet. En over ‘straffen’ gesproken: als we echt een cultuuromslag willen, moeten we niet de constructeur de zondebok maken. De keten moet collectief verantwoordelijkheid nemen. Dat begint met transparantie en samenwerking, niet pas als er een calamiteit plaatsvindt, maar al in de conceptfase.
Je derde punt raakt daarom voor mij echt aan de kern en is voor de hand liggend maar in de praktijk zo verschrikkelijk moeilijk. We moeten meer samenwerken en meer leren en dus beter luisteren. Maar hoe zorgen we ervoor dat deze zo voor de hand liggende oplossing geen vrijblijvende leus blijft?
Ik geloof in het openbreken van de silo’s waarin we werken. Doorbreek de bubbel van ons eigen beeld over ‘hoe het moet’. Constructeurs, architecten, ontwikkelaars en aannemers moeten elkaar niet pas ontmoeten als de bouwtekeningen klaarliggen, maar al in de fase waarin de allereerste principiële conceptuele keuzes worden gemaakt. Dus ruim voordat er getekend wordt, vóór het schetsontwerp, op het moment dat we een (schuim)maquette hebben of nog met Lego spelen. In deze fase kunnen we elkaar scherp houden en de juiste vragen stellen. Is dit gebouw echt toekomstbestendig? Waarom zo hoog, zo breed? Welke functie op welke plek? Zon, wind, hoogte en andere bouwfysica gelijk gecheckt. Wordt hier niet alleen volgens de norm, maar ook met gezond verstand gebouwd? En altijd weer die vraag ‘kan het beter of slimmer?’, door te analyseren tot je een ons weegt.
Wat mij als conceptontwikkelaar drijft, is niet alleen het oplossen van complexe vraagstukken, maar ook het onderzoeken van gebouwen die de stad verrijken en mensen verwonderen. En daarin speelt de constructie een cruciale rol. Wanneer constructies zichtbaar en integraal onderdeel van het ontwerp zijn, vertellen ze een verhaal van eerlijkheid en vakmanschap. Van liefde voor de omgang met zwaartekracht, ruimte en gebruik.
Neem het Centre Pompidou: een gebouw dat niet alleen bijzonder functioneel is, maar ook een radicaal statement maakt over transparantie en constructieve eerlijkheid. Architecten Renzo Piano en Richard Rogers en constructeurs Happold en Arup, die constructieve elementen als esthetische componenten behandelden, lieten zien dat het skelet en de installaties van een gebouw niet iets zijn dat we moeten verstoppen, maar juist kunnen vieren. Ze wonnen een competitie in 1971 uit meer dan 680 inzendingen. Zwaar controversieel, zeker in die vervlogen tijd van de Beatles en Vietnamoorlog, en het zou, zoals President Pompidou zou zeggen, ‘wel wat geluid losmaken’. Deels ondergronds en daardoor ruimte voor een aflopend plein, grote vrije vloervelden en natuurlijk de constructie in installaties aan de buitenzijde. Het werd een icoon in Parijs, inmiddels ruim 50 jaar jong, een kunstvorm op zich. En als we dat soort concepten meer zouden omarmen in de hedendaagse projectontwikkeling, zouden we niet alleen betere, maar ook inspirerender steden bouwen.
Het plezier in ons vak zit niet in het afdwingen van samenwerkingen, regels en toezicht, maar in het samenbrengen van disciplines om gebouwen en gebieden te maken waar we trots op kunnen zijn. En wat Centre Pompidou ons leert, naast de schoonheid ervan, is dat ze niet bedacht, ontwikkeld en gebouwd zijn door een enkeling die eenzaam werkte aan zijn idee. Het zijn grootse projecten waarin hele teams continu samenwerken om het beste eruit te halen. Er werd geïnvesteerd in elkaars vertrouwen en in elkaars expertise. Niet tegenover elkaar, maar naast elkaar, geen keten maar een team. Dat leert ons dat we nieuwe vormen van samenwerking en contractering moeten omarmen, waarin ruimte is voor onzekerheid, maar ook voor gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ontwikkelen moet geen lineair en opeenvolgend proces zijn, maar een dynamische dialoog tussen disciplines in een actief model.
Dus ja Maurice, die kraan moet dicht. Maar daarvoor moeten we eerst erkennen dat we hem samen open hebben gezet. Als we constructieve veiligheid willen verankeren in ons werk, moeten we het gesprek heropenen. Niet pas als het misgaat, maar al bij het eerste idee op papier. Niet door naar elkaar te wijzen, maar door samen te bouwen. Letterlijk én figuurlijk.
Sinds Cement 2025/2 nemen Rico Zweers en Maurice Hermens de column voor hun rekening . Ze zoeken daarbij nadrukkelijk de interactie op. In deze column reageert Zweers op de eerste column van Maurice, uit afgelopen Cement.
Rico Zweers is (concept)ontwikkelaar bij De Mannen van Schuim / Miss Clark en werkt aan binnenstedelijke ontwikkelingen in Nederland, waaronder de Haagse Binckhorst, de Merwe4Haven in Rotterdam en Sluisbuurt Amsterdam. Zweers heeft een brede blik op de (vastgoed)wereld en kijkt over disciplines en werkvelden heen. Hij legt verbanden die anderen niet zien en geeft een verfrissende kijk op ons vakgebied.
Maurice Hermens is constructeur bij Royal HaskoningDHV en werkt aan complexe constructieve uitdagingen in ontwerpprojecten en aan specialistische onderzoeken, gebruikmakend van geavanceerde analysemethoden en simulaties. Projecten waar Hermens bij betrokken was, zijn Tree House, de Markthal en De Karel Doorman in Rotterdam. De combinatie van onderzoek met ontwerp zorgt ervoor dat nieuwe ontwikkelingen, technieken en innovaties in projecten in te passen zijn, met betere gebouwen tot gevolg.
De columns van Hermens en Zweers worden op persoonlijke titel geschreven. Hermens neemt het voortouw vanuit zijn perspectief als constructeur en Zweers reageert vanuit zijn rol als conceptontwikkelaar. Thema’s die langskomen gaan over de meerwaarde van de constructeur, scherper opereren en meer samenwerken. Zweers zal hierop zijn perspectief schetsen, relaties met andere vakgebieden zoeken en zijn voorliefde voor gebouwen met zichtbare constructies delen.
Reacties