Ik hoor in de constructeurswereld regelmatig kritiek op de Eurocodes. Dat de normen veel te ingewikkeld zijn. Dat ze te conservatief zijn. Of dat ze innovatie in de weg staan. Het roept de vraag op: Wat zijn goede normen?
Voor mij zijn dat normen waarmee veilige én efficiënte constructies ontworpen kunnen worden. Ze zorgen voor een gelijk speelveld. Ook de ease-of-use is belangrijk. En juist daar zit een spanningsveld. Als het genormeerde probleem eenvoudig is, kan ook de norm eenvoudig zijn. Maar als een complexe werkelijkheid te simpel wordt voorgesteld, kan die vereenvoudiging nooit alle mogelijke gevallen precies benaderen. Dan moet een insteek gekozen worden waarbij ook het maatgevende geval gedekt wordt. Maar dat leidt tot zwaardere constructies dan voor de meeste andere situaties strikt noodzakelijk. En anderzijds: als je alles heel nauwkeurig wilt beschrijven, dan moet je alle situaties en randvoorwaarden meenemen. En dat maakt de norm per definitie complexer. Het is simpelweg niet mogelijk om ‘1/8q l2’-niveau normbepalingen te hanteren en tegelijkertijd niet-conservatief te zijn voor veel typen balken met verschillende randvoorwaarden.
Neem de nieuwe generatie Eurocodes. Daar is ease-of-use een belangrijk speerpunt geweest. Tegelijkertijd zijn de normen in omvang gegroeid. Logisch, want er zijn meer situaties in opgenomen en er worden genuanceerdere rekenmethodes geboden. Meer toepassingsmogelijkheden, maar ook meer pagina’s. Dus de vraag is of de normen ingewikkelder zijn dan nodig. En ‘nodig’ moeten we dan bezien in het kader van de veilige én efficiënte constructies.
Normen en innovaties
Nog zo’n kritiekpunt: normen belemmeren innovaties. Een norm beschrijft een bekende werkwijze. Innovatie is per definitie iets nieuws. Dat lijkt inderdaad lastig te combineren. Toch sluit de Nederlandse bouwregelgeving innovaties niet uit. In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) zijn de Eurocodes weliswaar aangewezen als bepalingsmethode, maar er staat óók dat andere methoden zijn toegestaan, zolang de basis van NEN-EN 1990 wordt gerespecteerd. Met andere woorden: de Eurocodes zijn niet dwingend verplicht. Je mag je eigen pad kiezen – maar dan moet je ook je ‘eigen norm’ schrijven. Het is kiezen of delen.
Dat klinkt misschien ondoenlijk, maar bij belangrijke onderwerpen is het prima te doen. En eigenlijk begint daar het échte ingenieurswerk. Bij de Markthal in Rotterdam bijvoorbeeld ontwierpen we gewapend onderwaterbeton en een glazen kabelnetgevel. Beide vielen buiten de norm. Voor die onderdelen hebben we een projectspecifiek document opgesteld – een soort CUR-Aanbeveling – waarin ontwerp, berekening en uitvoering werden vastgelegd, gebaseerd op literatuur, risicoanalyses en eerdere ervaringen. Voor acceptatie door het bevoegd gezag lieten we een onafhankelijke review uitvoeren door een kennisinstituut. Zo’n document werd daarmee de ‘norm’ voor het project. Indien wenselijk kan het ook het startpunt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe normen. Want als een innovatie er rijp voor is, kan een opname ervan in de normen de marktacceptatie vergroten.
Terug naar de basis?
In mijn kast staat een herdruk van de allereerste Gewapend-Beton-Voorschriften uit 1912. Slechts 33 pagina’s A6, waarvan een derde toelichting. Plus 21 pagina’s advertenties. In die norm staan erg kwalitatieve en subjectieve bepalingen zoals “Het cement moet afkomstig zijn uit eene gunstig bekende fabriek”. (Super handig dat er in hetzelfde document ook reclames van 'Prima-Kunst-Portland-Cement' te vinden waren!) Een tabel met momenten in balken en platen besloeg slechts twee pagina’s, terwijl de GTB er zo’n driehonderd beslaat. De constructeur van 1912 moest dus als een echte ingenieur al die zaken zelf uitwerken.
Overigens werd toen al nagedacht over innovatie en normen. Het Bouwkundig Weekblad schreef in 1905 over de toekomstige GBV 1912: “Gezorgd moet echter worden, dat de bepalingen elastisch zijn, opdat zij de industrie, waarin zich dagelijks nieuwe gezichtspunten voordoen, niet knelle en aan nieuwere constructiewijzen kan aanpassen.”
Wie terug wil naar eenvoudiger normen, moet dus beseffen dat je dan genoegen moet nemen met het bijbehorende conservatisme. Of waar dat niet wenselijk is zélf een genuanceerde aanpak formuleren en onderbouwen.
Vooruitkijken
Hoe gaat het werken met de Eurocodes zich verder ontwikkelen en hoe gaat dat samen met ontwikkeling en innovatie? Artificial Intelligence en Machine Learning gaan steeds meer een rol spelen bij het ontwerpen en optimaliseren van constructies. De normcontrole van die ontwerpen kan ook sterk geautomatiseerd worden. Bij Haskoning hebben we bijvoorbeeld een gevalideerd script, dat voor alle wanden en vloeren de unity check uitvoert voor de wapening én daarbij aangeeft welke belastingcombinatie maatgevend is. Het ontwikkelen en goed toepassen van die tools is het echte ingenieurswerk. Náást het ontwikkelen en innoveren en de daarbij behorende beoordelingsmethoden onderbouwen en uitwerken als opzet voor nieuwe normen. De constructeur moet dus een echte ingenieur willen zijn, die niet bang is voor een beetje denkwerk als dat nodig is.
Tot slot: ik ben voorzitter van de NEN-commissie Basiseisen en Belastingen, verantwoordelijk voor de NEN-EN 1990-, 1991- en 1998-series. Misschien maakt dat me niet helemaal onbevooroordeeld. Maar ik hoor het graag als ik ernaast zit – en vooral ook ideeën voor verbetering. En overigens ook als je graag meewerkt aan de verdere ontwikkeling van de Eurocodes.
Reacties