Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 13
"
Paul Lagendijk is projectleider/ontwerper bij Aronsohn
Constructies, een van de twee werkmaatschappijen bin-
nen dit raadgevend ingenieursbureau, dat daarnaast
deelneemt in een aantal v.o.f.'s op het gebied van infra-
structuur. Aronsohn heeft naast de hoofdzetel Rotter-
dam vestigingen in Amsterdam en Eindhoven en telt
ongeveer zeventig medewerkers.
Als Paul een project in Rotterdam 'doet', heeft hij vaak
contact met Ad van Dongen, een van de elf constructeurs
van het gemeentelijk bouwtoezicht aldaar. De twee zijn
echte 'liefhebbers' en kennen elkaar ook van andere
samenwerkingsverbanden in het vakgebied. Hun con-
frontaties worden gekenmerkt door wederzijds respect.
Ad van Dongen: Paul komt vaak al langs in het ont-
werpstadium. Als hij discussie met ons verwacht,
dan maakt hij een afspraak en legt het probleem op
tafel. Dan worden er standpunten uitgewisseld, zo
mogelijk onderbouwd met feitenkennis uit normen, literaturen of gewoon productinformatie. Dat ge-
beurt ruim voor de feitelijke indiening van de con-
structieve bescheiden, die over het algemeen als
voorwaarde in de vergunning worden opgenomen
en minimaal drie weken voor aanvang van de werk-
zaamheden bij de gemeente moeten worden inge-
diend.
Paul Lagendijk:
Ik zie twee redenen om met een
project naar bouwtoezicht toe te gaan. Enerzijds zijn
dat de voorspelbare punten, waarover je van mening
kunt verschillen. Anderzijds kan het gaan om dus-
danig grote projecten, waarmee je over een langere
periode bezig bent, dat je bouwtoezicht móet infor-
meren. Om het proces te oliën is het dan handig om
even aan tafel te zitten, tekeningen uit te vouwen en
zo, de gedachten achter het constructief ontwerp te
vertellen, te vragen of zij nog problemen verwach-
ten?
VEILIGHEID STAAT
ALTIJD VOOROP
Paul Lagendijk, projectleider/ontwerper bij Aronsohn:
"
Ad van Dongen en Paul
Lagendijk op de Brug:
"Voor de veiligheid is een
hoofdconstructeur gewoon
noodzakelijk."
foto's: Ingmar Timmer
Zien jullie bouwtoezicht dan als een tegenstander?
Paul Lagendijk:Nee, ik zie bouwtoezicht als een
toetsende partij, waarvoor we als samenleving
gekozen hebben, en die voor een deel andere belan-
gen zou kunnen hebben dan ik als constructief ont-
werper. Maar ik zie ze niet als een tegenstander, inte-
gendeel. Het einddoel dat we delen is dat er uit-
eindelijk een veilige en goede constructie moet staan.
En ik denk ook dat niet zoveel bouwtoezichten zich
echt als een vijand opstellen. Ze proberen gewoon
als een oplettende meelezer in het plan mee te
denken.
Wat bedoel je met 'die andere belangen'?
Paul Lagendijk: Bouwtoezicht toetst primair op vei-
ligheid. Terecht, want daar staan ze voor. Maar vanuit een ontwerpproces kun je wel eens iets spannends
willen bereiken, waardoor je op de grens van de
regels aan het manoeuvreren bent. Daarover kun je
dan van gedachten verschillen.
Blijft het beperkt tot op het randje zitten of is het ook wel
eens onverantwoord?
Ad van Dongen:
Wij toetsen aan de hand van een
aantal voorschriften en die zijn uitgewerkt voor een
aantal standaard situaties. Een voorschrift is evenwel
nimmer een kookboek en ook nooit compleet. Je
kunt niet alles wat je zou kunnen en willen ontwer-
pen met de voorschriften afdekken, dus je moet er
wel eens inventief mee omgaan. Daarnaast wordt
- en dat geldt wat meer voor de wat kleinere projec-
ten die vooral 'geld gestuurd' worden - de norm
gewoon als ondergrens gehanteerd. Als het daaraan
voldoet, dan is het voldoende. Maar vooral niet meer.
Bij de wat grotere projecten moet de architectuur die
erin verweven is, worden 'opgelost'. Daarvoor is
budget beschikbaar en dan wordt de grens hier en
daar wel eens opgezocht.
Gebeurt dat tegenwoordig vaker?
Ad van Dongen: Vaker dan bijvoorbeeld tien jaar
geleden! We hebben nu meer werk aan dezelfde hoe-
veelheid bouwplannen. Dus het is bij ons wel inten-
siever geworden.
Geldt dat ook voor een bureau als Aronsohn?
Ad van Dongen: Als ze het doen, dan doen ze dat
weloverwogen. Het is niet zo dat standaard de gren-
zen worden overschreden. Zij hebben ook een
mening over kwaliteit. Dat wil weer niet zeggen dat
ze overal de zaken zwaar overdimensioneren.
Paul Lagendijk: Onze filosofie is altijd gebaseerd op
het opzoeken van de grens, want uiteindelijk gaat het
steeds over een grote hoeveelheid geld. Wat boven-
dien heel belangrijk is om te bedenken, is dat je een
gebouw ontwerpt op basis van de informatie die je
op dat moment hebt. Soms kun je door het maken
van hele kleine aanpassingen, die een beperkte hoe-
veelheid geld kosten en die misschien nog niet eens
expliciet zichtbaar zijn, wel een enorme mate van
flexibiliteit in een ontwerp introduceren. De normen
schrijven bijvoorbeeld 250kg/m
2voor als nuttige
belasting voor kantoorvloeren. Daar komt dan nog
wat bij voor lichte scheidingswanden. Het is puur
een economische beslissing om op die ondergrens
te gaan zitten. Als je die vloer nu in plaats van 250
op een belasting van 400kg/m
2ontwerpt, heeft dat
niet echt veel financiële consequenties voor het totale
project. Maar een opdrachtgever kan daar later, gedu-
rende de levenscyclus van dat gebouw of zelfs al
Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 14
Paul Lagendijk: "Ik twijfel
nooit aan het niveau van
het werk dat ik naar bouw-
toezicht stuur."
Constructiedetails
naam: ir. P. Lagendijk (Paul)
afgestudeerd: 1985TU Delft, faculteit Civiele techniek
1988-1990 Hoger Technisch Instituut, Amster-
dam
loopbaan: 1986-1988PTT Centrale Afdeling Gebouwen
1988-1995 Bouwkundig Adviesbureau Van den
Berg, Rotterdam
1995-heden Aronsohn
mooiste project uit eigen oeuvre: World Port Center, Rotterdam
meest tevreden over: ontwerpuitdagingen bij Aronsohn Constructies
neemt voorbeeld aan: Santiago Calatrava
op nachtkastje ligt: The Da Vinci Code van Dan Brown
tijdens de bouw, voordelen van ondervinden. Je kunt
eens wat gemakkelijker een archiefruimte elders
kwijt zonder allerlei voorzieningen te hoeven treffen.
Herken je die strategie van Aronsohn?
Ad van Dongen:Ja. In de constructeurswereld is wel
bekend dat ze die filosofie bezigen. Er zijn nog een
paar bureaus die zo handelen, maar de meeste doen
het niet zo.
Paul Lagendijk: Er wordt momenteel heel veel
gesproken over duurzaam bouwen. Dat wordt naar
de uitvoeringsfase vertaald in besparing van bij-
voorbeeld een aantal grammen beton. Volgens mij
kun je een veel grotere bijdrage aan duurzaam
bouwen leveren als je met relatief eenvoudige maat-
regelen de levensduur van een gebouw aanzienlijk
kunt verlengen. Hieruit blijkt dat je in het begin van
een ontwerp heel veel kunt sturen, maar daarente-
gen in de uitvoeringsfase nog maar heel weinig. Als
ontwerper moet je wel daarvoor openstaan.
Ad werkt altijd in Rotterdam. Aronsohn is over heel
Nederland actief. Kun je verschillen zien tussen Rotter-
dam en andere bouwtoezichten? Is 'Rotterdam' echt zo
moeilijk?
Paul Lagendijk: Ja, er zijn absoluut verschillen. Bouw-
toezicht Rotterdam wordt wel eens moeilijk genoemd,
ook door mij. Dat is echter voornamelijk terug te
voeren op een gezonde kritische houding en een
andere verantwoordelijkheid. Als ontwerpende partij
zit je soms toch net even aan de andere kant van de
tafel dan een partij als bouwtoezicht. Glasconstructies
bijvoorbeeld, daarvoor begint langzaam maar zeker
wat normering te ontstaan. In de tijd dat die regelge-
ving er nog niet was, koos bouwtoezicht voor een bena-
dering die volgens hen leidde tot een veilige con-
structie. Dat leverde dan soms technisch gezien hele
zware oplossingen op. In die zin is Bouwtoezicht Rot-
terdam kritisch. Maar Bouwtoezicht Rotterdam heeft
samen met de bouwtoezichten van een paar andere
grotere steden ook een voortrekkersrol en hun stand-
punten worden door veel gemeentes nagevolgd.
Maar heb je die kritische reflectie binnen je eigen bureau,
bij je eigen collega's niet ook al? Heb je echt een onaf-
hankelijke, externe partij nodig die het geheel nog eens
van een andere kant bekijkt?
Paul Lagendijk: Ik denk dat het inderdaad wel goed
is als er iemand met een andere pet op nog een keer
naar kijkt.
Ad van Dongen: Onze afdeling telt elf constructeurs
die onderling ook overleggen. Dat geeft een bepaald
kwaliteitsniveau. Die kwalificatie 'moeilijk' zal vaker worden gehanteerd wanneer de discussie zich voor-
doet in een bouwfase waarin kleine wijzigingen niet
makkelijk meer zijn door te voeren. Als je mogelijke
discussiepunten vroegtijdig, dus voordat de uitvoe-
ring daadwerkelijk aan de gang gaat, ter controle
voorlegt, dan kun je veel eenvoudiger sturen. Dan
zullen die discussies wel ontstaan, maar dan is ook
een oplossing aan te sturen. Als het beton al (bijna)
grijs en hard is, dan kunnen kleine problemen plot-
seling heel groot worden. Zorg dus dat je vroegtijdig
dat traject doorloopt, want wij zijn gewoon onder-
deel van het bouwproces. Nu weet ik ook wel dat de
constructeur afhankelijk is van het aanleveren van
stukken door derden, maar indien mogelijk moet hij
dat in elk geval doen.
Een van de ontwikkelingen zou kunnen zijn dat gecer-
tificeerde bureaus als controlerende partij de rol van
bouwtoezicht gaan overnemen. Maar daarnaast heeft de
minister ook gewezen op de eigen verantwoordelijkheid
van ontwerpende partijen om binnen het bureau reeds
een bepaalde controle uit te voeren.
Paul Lagendijk:
Die controle zit al in de dagelijkse
manier van werken verweven: ISO-certificering.
Voor mij zou dat voldoende zijn. Ik twijfel ook nooit
aan het niveau van het werk dat ik naar bouwtoezicht
stuur. Daar sta ik gewoon achter.
Ad van Dongen: Deze nieuwe vorm van certificering
hangt al jaren in de lucht. Ik weet niet of ook het con-
structieve vakgebied daartoe behoort, want daarover
heb ik zo mijn twijfels. De minister wil turflijstjes.
Dat kan prima voor de vierkante meters, maar het
ontwerpen van een torenflat is niet in turflijstjes te
gieten. Je moet te allen tijde ontwerp en controle
knippen. Dat is overigens volgens mij ook een van
de randvoorwaarden van VROM. Bureau Aronsohn
mag gecertificeerde berekeningen aanleveren, maar
er moet een separate afdeling zijn die dit controleert.
Het mag niet zo zijn dat de compagnon aan de over-
kant - in dezelfde kamer bijvoorbeeld - even die bere-
keningen doorgeeft. Het moet echt geknipt zijn. In
de huidige situatie is dat zo, alleen zitten wij nu bij
een andere werkgever. Dus wat dat betreft: het zijn
ontwikkelingen maar ik betwijfel of het voor het con-
structieve vakgebied allemaal haalbaar is.
Als de minister dit gaat voorstellen en gaat verplich-
ten, dan is bovendien het risico dat een heleboel
kleine gemeentes, die in principe nu de construc-
tieve toets niet uitvoeren, gaan voorschrijven dat het
gecertificeerde tekeningen en berekeningen moeten
zijn. Dat betekent dus dat er veel extra werk wordt
gegenereerd. Er zijn nu al niet veel constructeurs en
er komen er ook niet al te veel van de opleidingen af,
dus dan is het afwachten of dat gat wel gedicht kan
worden. Dan ontstaat er wellicht een capaciteitste-
kort.
Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 15
Is de wettelijke status voor de hoofdconstructeur wél
haalbaar?
Ad van Dongen:Wij zijn als Centraal Overleg Bouw-
constructies al enige jaren in gesprek met VROM om
het wettelijk te organiseren. De laatste tijd zit er wat
schot in. Het is nu de vraag in hoeverre VROM dit
wettelijk wil gaan aansturen. Het is in elk geval wen-
selijk en voor het imago van de bouwwereld mis-
schien zelfs gewoon noodzakelijk.
Heb jij die wettelijke status nodig?
Paul Lagendijk: Ik denk van wel. Of vervolgens de
term hoofdconstructeur de goede benaming is, weet
ik niet, maar het is wel heel belangrijk dat iemand
de constructieve samenhang in beeld brengt. Wij
zitten als Aronsohn in de redelijk luxe positie vaak
bij grote projecten betrokken te zijn, waar de dingen
in de regel wel goed zijn georganiseerd. Het pro-
bleem van het ontbreken van een hoofdconstructeur
is veel groter in situaties waarbij een bouwproject bij
elkaar wordt 'geshopt'. Waarbij iemand de funde-
ringen uitrekent en iemand anders de bovenbouw,
en als je dan pech hebt zit er in de bovenbouw ook
nog staal én beton. Als je zo'n shopmodel hebt, dan
zit daar een heel groot risico in. Dan is het voor de
veiligheid gewoon noodzakelijk dat er een coördine-
rende partij bijzit, die zorgt dat alle betrokken par-
tijen op de hoogte zijn van alle uitgangspunten en
randvoorwaarden die aan het ontwerp zijn gesteld.
Zitten jullie in de positie dat je dat soort projecten kunt
weigeren? Kun je van tevoren inschatten of je met zo'n
project te maken krijgt?
Paul Lagendijk: Als commercieel bureau kun je niet
heel snel zeggen: ik weiger ergens in te stappen. Ik
denk wel dat je daarin kunt en moet sturen. En je
moet ook op de rem durven trappen naar een
opdrachtgever toe op het moment dat je onaan-
vaardbare risico's voorziet.
Ad van Dongen: Wij zien wel dat Aronsohn in een
zekere luxe positie verkeert. Als wij hen benaderen
met vragen over bepaalde zaken, dan pikken ze dat
op en vullen ze toch het hoofdconstructeursschap in.
Niet alle bureaus doen dat. Er zijn bureaus die alleen
als doorgeefluik willen fungeren en dat is in prin-
cipe een ongewenste situatie.
Paul Lagendijk: Jij doelt feitelijk op situaties waar
door bouwtoezicht een formele gang van zaken is
afgedwongen, met op papier een hoofdconstructeur,
maar waarbij in honorariumafspraken tussen die
(hoofd)constructeur en zijn opdrachtgever eigenlijk
geen ruimte is gelaten om die functie in te vullen.
En dan ontstaat dat doorgeefluik. Je kunt dan wel met elkaar afspreken dat we het begrip hoofdconstruc-
teur introduceren, maar het gaat verder dan alleen
het scheppen van het wettelijk kader. We moeten nu
naar een situatie toe waarbij alle betrokken partijen
de overtuiging hebben dat dit noodzakelijk is.
Maar het initiatief ligt wel bij de ingenieursbureaus?
Ad van Dongen:
Als alle bureaus hetzelfde uit-
gangspunt zouden bezigen, dan was het probleem
redelijk snel onder controle. Maar ja, ieder vecht voor
opdrachten. En dan worden die zaken nog wel inge-
vuld, maar dan als zijnde extra opdrachten. Als de
situatie zich voordoet benaderen wij ook de opdracht-
gever met het verzoek om het op te lossen of om
anders zelf bij ons op kantoor te komen. Want
iemand moet natuurlijk de zaak coördineren.
De opdrachtgever is aansprakelijk?
Ad van Dongen: Volgens de wet wel. In eerste instan-
tie volgen we in principe een informele aanpak. Als
ik een vraag heb of ik zie iets, dan bel ik de hoofd-
constructeur op en zeg wat er aan de hand is. Daar
komt geen briefje of faxje aan te pas, dat gaat gewoon
mondeling per telefoon. Als het heel ingewikkeld is,
dan gaan we aan tafel zitten en komt er normaliter
een oplossing. Ongeveer vijfennegentig procent van
de gevallen heb ik dan in beeld. Als het niet lukt en
we moeten formeel gaan reageren, dan moet dat op
schrift en heeft dat direct consequenties voor de bui-
tensituatie. Je kunt immers niet op schrift melden
dat dingen niet goed zijn en dan buiten de zaak op
zijn beloop laten. Wat betreft dat shopmodel van Paul
daarnet: dat model moet je niet onderschatten! Er
kunnen wel eens twintig, vijfentwintig leveranciers
bij betrokken zijn: heipalen, vlechtwerk, vloeren,
glas, puien, metselwerkondersteuning, prefab, hek-
werken. Bijvoorbeeld: een hekwerk moet vast op een
vloer, daartoe moeten ankers worden ingestort of
later geboord. Die elementjes zijn op zichzelf wel
goed, maar iemand moet dat tot een mooi verant-
woord geheel fabriceren. En daar is gewoon vak-
manschap voor nodig, ofwel een hoofdconstructeur
die het aanstuurt.
Kunnen jullie het voorgaande onderschrijven met een
recent project waarvoor jullie regelmatig overleg hebben
gehad?
Paul Lagendijk: Ik zou het dan willen hebben over
de 'Brug', een kantoorgebouw voor Unilever dat is
gebouwd over een bestaand bedrijfspand heen. Dit
project is eigenlijk een voorbeeld van alle twee de
redenen om een keer vooroverleg met bouwtoezicht
te hebben. Enerzijds is het een heel complex, meer-
jarig project met heel veel complexe detaillering,
waarvan het goed is de ontwerpfilosofie een keertje
Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 16
onder de aandacht te brengen. Zo heeft bouwtoezicht
de grote lijn van het project al in beeld op het moment
dat we de uitvoeringsstukken naar hen toesturen,
waardoor voor hen ook de toetsing eenvoudiger is.
Anderzijds wisten wij dat over één aspect het stand-
punt van bouwtoezicht niet strookte met dat van ons.
Als we dat niet aan de orde zouden stellen, zouden
we alleen maar de discussie voor ons uitschuiven,
waardoor je tijdens de uitvoering een probleem hebt.
Als ontwerper moet je in de fase van voorlopig
ontwerp ? definitief ontwerp heel goed in beeld
hebben waar dat soort problemen in een project kan
zitten. Hier ging het met name om de toepassing van
brandwerende verf. Daarover heeft bouwtoezicht in
het verleden een keer een standpunt ingenomen, op
basis van informatie die destijds bekend was.
Bepaalde partijen zouden in zo'n situatie roepen dat
ze moeilijk zijn, maar ze baseren zich slechts op de
informatie die op dat moment beschikbaar is. Zij
hadden gekozen voor een veilige benadering en
zeiden: brandwerende verf, dat doen we niet. In dit
project zat echter zo gigantisch veel staal, dat dit
alleen maar toegepast kon worden als we brandwe-
rende verf zouden gebruiken. Anders zouden we het
ontwerp flink hebben moeten aanpassen.
Wat was in eerste instantie jullie insteek?
Ad van Dongen:Wij gaan natuurlijk het gesprek aan
als het verzoek komt. Wij zitten vervolgens met een
bestaand, historisch standpunt. In principe toetsen
wij binnen het wettelijk kader. Daartoe verzamelen
we allemaal feitenkennis. Wat is het wettelijk kader?
Wat is bekend van het product? Wat zijn de eisen,
waaraan moet het voldoen? Als dat in samenspraak
gaat en samen krijg je het geheel in beeld, dan kun
je aan het eind van de rit gezamenlijk een gezonde
beslissing nemen en dat hebben we naar mijn
mening met betrekking tot brandwerende verf
gedaan. Die beslissing was inderdaad afwijkend van
ons oorspronkelijke standpunt, maar dat was feite-
lijk een stukje voortschrijdend inzicht. We hebben
het standpunt van het niet accepteren van brandwe-
rende verf inmiddels verlaten. Dat is een direct
gevolg van deze dialoog.
Paul Lagendijk: Naast dit onderwerp hebben we ook
redelijk veel gesproken over een voorziening voor de
bouwfase. Het kale staalskelet is op een meter of drie-
honderd van de uiteindelijke plek op hoogte gemon-
teerd, zo'n 25m boven maaiveld. We hebben daarom
ook redelijk uitvoerig gekeken naar de ondersteu-
ningsconstructie in de uitvoeringsfase. Stabiliteits-
zaken, maar ook mogelijke gevolgen voor de con-
structie van eventueel optredende zettingen. In mijn
beleving was dat echter meer in de informerende
sfeer. Met dit soort tijdelijke voorzieningen is het
altijd een kwestie van afstemmen welke informatie je naar bouwtoezicht toestuurt. Voor een project als
'De Brug' zou het namelijk geen enkel probleem zijn
geweest om de hele club met constructeurs te 'ver-
zuipen' in een gigantische berg met papier. Het is
dan juist de kunst om daar een beetje selectief mee
om te gaan. Dat is eigen verantwoordelijkheid, maar
ook input van bouwtoezicht.
Dit soort projecten kan het imago van het vak, de stad
én bouwtoezicht verbeteren. Hebben jullie vervolgens ook
de neiging constructiever mee te denken dan bij 'gewone'
projecten?
Ad van Dongen:
Meedenken altijd, maar verder niet.
We toetsen puur op veiligheid en in geval van bouw-
fases op openbare veiligheid. Als er iets wordt opge-
trokken op een bouwterrein dat daar niet van afkomt,
dan valt het onder de ARBO-verantwoordelijkheden.
Als de openbare veiligheid in het geding is, dan valt
het onder onze verantwoordelijkheden. Het is niet
zo dat wij bij politiek gevoelige zaken anders tegen
veiligheid aankijken. Toen Rotterdam de culturele
Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 17
Constructiedetails
naam: ing. A.J. van Dongen (Ad)
afgestudeerd: 1992HTS Tilburg, afdeling Bouw-
kunde
1992?1995 Hoger Technisch Insti-
tuut Amsterdam
loopbaan: 1991?1992Adviesbureau Sterk,
Breda
1992-heden Gemeente Rotterdam
Ad van Dongen: "De minis-
ter wil turflijstjes, maar het
ontwerpen van een toren-
flat is niet in turflijstjes te
gieten."
hoofdstad van Europa was, werden er op vijftig meter
hoogte kunstwerken aan de gevel gehangen. Om-
wille van de veiligheid - de bevestiging was on-
deugdelijk - hebben wij ze eraf laten halen. In zijn
algemeenheid mogen politiek gevoelige situaties
nimmer aanleiding geven tot concessies doen aan
veiligheid.
Paul Lagendijk:Ik zou zelfs nog willen aanvullen dat
dit niet alleen voor politiek geldt, maar ook voor
financieel. Veiligheid staat altijd voorop. Daarover
mag geen enkele discussie zijn.
Heeft deze serieuze beroepsbenadering ook gevolgen voor
jullie instroom?
Paul Lagendijk: Wij merken dat het heel moeilijk is
om goeie krachten te vinden. Daarin maak ik nog
onderscheid tussen tekenaar, constructeur, construc-
teur/ontwerper en projectleider/ontwerper. Er zijn
maar vrij weinig mensen die blijvend interesse
hebben in het vak tekenaar. Zeker bij de grote projec-
ten is er een heel belangrijke rol voor de tekenaar weg-
gelegd. Mensen willen wel starten met tekenen, maar
dan toch heel snel doorgroeien naar constructeur en
naar de managementkant. Diezelfde trend zie je ook
bij het vak constructeur. Ik zou het toejuichen als
mensen zich meer zouden willen focussen op het
echte ouderwetse vakmanschap. Bij een bureau zit je
dan altijd in het spanningsveld van hoe daarmee om
te gaan. Geef je mensen heel snel een stuk vrijheid om
belangrijke dingen te ontwerpen of laat je ze eerst de
basisvaardigheden echt in de vingers krijgen?
Komen de juiste mensen niet op jullie af of vinden jullie
ze niet?
Paul Lagendijk: Het zal ongetwijfeld beide zijn.
Mensen die ons niet vinden geven ons ook geen
informatie. Die kans is volgens mij niet zo heel erg
groot, omdat we toch een gerenommeerd bureau zijn
dat regelmatig de vakbladen haalt. Voor bepaalde
niveaus, in elk geval de zware functies binnen het
bureau, leggen we de lat ook wel hoog. Wij vinden
dat een ontwerper die met een opdrachtgever en een
architect samen belangrijke beslissingen in een ont- werptraject moet nemen, iemand moet zijn die een
gedegen vakkennis heeft. Die vakkennis is dan ener-
zijds de theoretische bagage die je van HTS of TU
meeneemt, maar anderzijds, en minstens zo belang-
rijk, de ervaring die je uit de praktijk haalt. Van alle
elementen die in het hele traject meespelen, moet je
kennis hebben. Je moet weten hoe het er op een
bouwplaats aan toe gaat en hoe dingen in de fabriek
gemaakt worden; wat in een ontwerpfase de kosten-
consequenties van bepaalde keuzes zijn, dat als de
opdrachtgever geen budget heeft voor spannende
dingen, je tegen een architect moet kunnen zeggen:
dit ziet er fantastisch uit - niveau Calatrava - maar het
budget is geen niveau Calatrava. Dat is op zichzelf
best moeilijk. En de mensen die het gevoel hebben
dat ze niet snel genoeg doorgroeien naar die functie
met die grote vrijheid, heb je zo in de gaten.
Die mensen raad je ook af om bij jullie te solliciteren?
Paul Lagendijk:
Ik raad ze niet af om bij ons te solli-
citeren, maar ik zie het meer als eye-opener: wees je
ervan bewust dat je, na afronding van je opleiding,
heel veel weet, maar ook heel veel nog niet. Als je
wilt doorgroeien naar een bepaalde functie, moet je
jezelf elke keer afvragen of je de gereedschappen
hebt om goed op die positie te functioneren. Dat is
altijd een gedeelde verantwoordelijkheid: de man of
vrouw waarover het gaat, maar ook het bedrijf moet
die afweging maken.
Is het voor bouwtoezicht ook zo lastig?
Ad van Dongen: Bouwtoezicht heeft niet het flit-
sende imago van mobiele telefoontjes, dienstauto's
en laptops. We hadden lange tijd moeite om open-
staande vacatures in te vullen. Daar hebben we wat
aan gedaan. We hebben nu keurige brochures waarin
staat wat ons werk inhoudt en nodigen uit om even
binnen te kijken voordat geoordeeld wordt. We
hebben ook goede contacten met de onderwijsinsti-
tuten in Rotterdam. Studenten komen bij ons over
de vloer met vragen en problemen. Wij geven infor-
matie over bijvoorbeeld uitvoering van beton, vlech-
ten van wapening, we houden lezingen en voorlich-
tingsactiviteiten richting onderwijs. En door die
interactie kun je studenten binnenkrijgen. Dat
imago van saai, duf, moeilijk en grijs zakt dan wel
weg. Daarnaast hebben bepaalde studenten bij het
verlaten van het onderwijs hooggespannen ver-
wachtingen. Dat kan best terecht zijn, maar vergeet
niet dat in de praktijk, ervaring er nu eenmaal bij-
hoort. Tachtig procent van hetgeen je ontwerpt, moet
je op basis van ervaring correct kunnen inschatten.
Iemand die onervaren is en snel moet werken, heeft
grote kans op het maken van een foutje. En dat kan
gewoon niet. Dus die ervaring moet je opbouwen,
daarvoor moet je jaren meelopen.
Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 18
Staalconstructie De Brug
voor transport naar de
definitieve locatie
Paul Lagendijk:Ook bij ons zie je de laatste jaren
regelmatig een of twee mensen in de afrondende fase
van hun studie enkele maanden rondlopen. Soms
blijven ze bij ons hangen, soms gaan ze elders aan
de slag. Als bureau proberen we daarvoor open te
staan. Ik denk dat we eigenlijk op dezelfde manier
opereren om mensen binnen te halen, door ons te
bewegen op de onderwijsmarkt.
Is het noodzakelijk dat iemand direct van school bij
bouwtoezicht terechtkomt of moet daar eerst een traject
van enkele jaren bij een ingenieursbureau of aannemer
aan vooraf zijn gegaan?
Ad van Dongen: Dat maakt op zichzelf niet zoveel
uit. Als een sollicitant én in de uitvoering én in de
ontwerpfase heeft meegewerkt, dan heeft hij erva-
ring opgebouwd. Dat is dus alleen maar positief.
Komt hij ineens van een onderwijsinstituut, dan is
hij ook van harte welkom, maar dan krijgt hij intern
de eerste vijf jaar directe begeleiding. Dus het is niet
zo van: kom maar binnen, ga maar zitten, deze pro-
jecten mag jij zelfstandig afhandelen. Daar wordt
gewoon onderling overleg over gevoerd.
Kan iemand als Paul, met tien, vijftien jaar ervaring bij
een ingenieursbureau, nog functioneren bij een bouw-
toezicht?
Paul Lagendijk: Absoluut. Geen enkel probleem. Ik
denk wel dat het aanpassing vraagt, omdat je zaken
vanuit een andere hoek bekijkt en er ook niet-tech-
nische zaken aan de orde komen. Maar daarin kun
je groeien.
Ad van Dongen: Wij hanteren een inwerkperiode
van ongeveer twee jaar. Mensen moeten zich gaan
realiseren dat goed is goed. Het hoeft niet beter of
economischer; als het veilig is dan is het voor ons
voldoende. Je moet je ook beperken tot datgene waar-
voor je op dat moment wordt ingehuurd. Die over-
gang vergt gewoon even tijd. En het is natuurlijk vol-
ledig persoonsafhankelijk: de een pikt het sneller op
dan de ander. Maar dat is met alles. Dus Paul kan
altijd bij ons komen werken.
Kan Ad ook overstappen van bouwtoezicht naar een
ingenieursbureau? Ik kan mij voorstellen, dat je bij een
ingenieursbureau meer creativiteit aan de dag moet
leggen dan bij bouwtoezicht.
Paul Lagendijk: Ik denk dat de overstap van ingeni-
eursbureau naar bouwtoezicht eenvoudiger is dan
andersom. Het hangt een beetje af van het niveau
waarop het zich afspeelt. Als je praat over die fan-
tastische ontwerper, als je als ingenieursbureau zo
iemand zoekt, dan kan ik me voorstellen dat iemand
van bouwtoezicht niet de eerste is waaraan je denkt. Maar als je iemand zoekt die heel gedegen een plan
kan doorwerken - en die mensen zijn waanzinnig
belangrijk, want dat beslaat toch een heel groot deel
van het werk binnen een ingenieursbureau ? dan
kan zo iemand heel goed binnen een ingenieursbu-
reau functioneren.
Het is ook niet jullie persoonlijke ambitie om op de stoel
van de ander te gaan zitten?
Ad van Dongen: Nee, niet direct. Mijn persoonlijke
ambitie is niet het maken van die grote, dikke con-
structieve berekeningen.
Paul Lagendijk: Zoveel reken ik niet meer! Met alle
opgedane ervaring ben ik in de luxe positie terecht-
gekomen dat ik voornamelijk mag ontwerpen en het
detailwerk aan anderen kan uitbesteden. Mijn agen-
da bestaat grofweg voor een kwart uit bureauorga-
nisatie, een kwart ontwerpen, een kwart vergaderin-
gen buiten de deur en een kwart interne begeleiding.
Ik zal de functie ontwerper niet zo snel achter me
laten om naar bouwtoezicht te gaan. Zoals ik er nu
tegenaan kijk, denk ik dat ik over tien jaar nog steeds
bij Aronsohn zal werken. Ik verwacht niet dat ik in
de directie zal zitten, maar wel dat ik dan een van de
vaste componenten van het bureau zal zijn; in posi-
tieve zin.
Ik geef momenteel af en toe gastcolleges op de TU
en misschien, als de gelegenheid zich nog een keer
voordoet, ga ik proberen dát wat vastere vormen te
geven. Ad is toch ook bekend van de betonreeks die
hij samen met Reint Sagel heeft geschreven. Ik hoop
al met al ooit een mengvorm te bereiken waarbij ik
met anderhalve voet in de praktijk sta en een halve
voet in de onderwijswereld. Lijkt me op zichzelf wel
een interessante combinatie, die zowel voor mijzelf
als voor het bureau als voor de onderwijswereld
handig kan zijn, omdat je dan een stuk kennis vanuit
de praktijk in het onderwijs kunt inbrengen.
?
Henk Wapperom
Architectuur & ontwerp
Interview
cement 2005 1 19
Artist impression van de
eindsituatie na realisatie
van De Brug en aangren-
zend bouwdeel met par-
keergarage
bron: JHK
Reacties