Rijkswaterstaat heeft ongeveer 4800 bruggen, viaducten en onderdoorgangen. Die vragen niet alleen regulier onderhoud, soms is meer nodig. Bijvoorbeeld door toenemende belasting en veranderende gebruikseisen. Hoe wordt omgegaan met deze opgave en welke rol speelt regelgeving daarbij?
Dick Schaafsma is Adviseur Bruggen en Viaducten bij Rijkswaterstaat en daarnaast secretaris van de Nederlandse Bruggenstichting. Hij is bij Rijkswaterstaat al meer dan 30 jaar betrokken bij de aanleg van nieuwe betonnen bruggen en viaducten. In het begin als constructeur-staticus, door ze te ontwerpen en door te rekenen. Later door ontwerp en berekening uit te besteden bij marktpartijen en deze te toetsen.
Enkele decennia geleden was de algemene veronderstelling dat, als betonnen constructies goed waren ontworpen en uitgevoerd, ze eeuwig mee zouden gaan. Verkeersklasse 60 uit de VOSB 1963, waarop bruggen in rijkswegen werden ontworpen, zou in werkelijkheid nooit voorkomen.
De eerste keer dat deze geruststellende gedachte haarscheurtjes ging vertonen, was rond 2005 bij het ontwerp van de spits- en plusstroken van de A50/A1 tussen Barneveld en Deventer. Een controleberekening of deze gewijzigde belasting mogelijk was – door de vluchtstrook op te offeren was er immers ruimte genoeg – toonde aan dat zelfs de huidige belasting theoretisch tot een onveilige situatie zou kunnen leiden.
Reacties