In Amsterdam wordt momenteel op vele lokaties gewerkt aan de Rlnglijn, de sneltram verbinding van Amsterdam-Zuidoost naar Sloterdijk. Deze verbinding vormt een belangrijke uitbreiding van het openbaar vervoer en zal in 1997 in gebruik worden genomen. Een bijzonder onderdeel daarbij is het 'Boogviaduct'. Dit kunstwerk koppelt twee bestaande railverbindingen. Onlangs is bij de uitvoeringvan dit viaduct een bijzondere fase met succes voltooid: de montage van 45 horizontaal gebogen, geprefabriceerde voorgespannen betoniiggers tot een brugdek. Een goede aanleiding dit kunstwerk in een breder verband onder de aandacht te brengen.
ir.M.A. de Graaf, Ingenieursbureau Amsterdam
In Amsterdam wordt momenteel op vele lokaties gewerkt aan de Rlnglijn, de sneltram ver-
binding van Amsterdam-Zuidoost naar Sloterdijk. Deze verbinding vormt een belangrijke
uitbreiding van het openbaar vervoer en zal in 1997 in gebruik worden genomen. Een bij-
zonder onderdeel daarbij is het 'Boogviaduct'. Dit kunstwerk koppelt twee bestaande rail-
verbindingen. Onlangs is bij de uitvoeringvan dit viaduct een bijzondere fase met succes
voltooid: de montage van 45 horizontaal gebogen, geprefabriceerde voorgespannen be-
toniiggers tot een brugdek. Een goede aanleiding dit kunstwerk in een breder verband on-
der de aandacht te brengen.
RINGLIJN AMSTERDAM (I)
ONTWERP EN UITVOERING VAN HET BOOGVIADUCT
In dit artikel staan het ontwerp en de uitvoe-
ring van het Boogviaduct centraal. In een
tweede artikel zal dieper worden ingegaan
op de fabricage en montage van de speciaal
voor dit kunstwerk ontworpen voorgespan-
nen prefab kokerliggers met een horizontale
boogstraal tot 235 m.
De Ringiijn
De infrastructuur in Amsterdam wordt de ko-
mende jaren sterk verbeterd. Belangrijk on-
derdeel daarin is de uitbreiding van het Am-
sterdamse metro-/sneltramnet De Ringiijn
vormt in dit kader een snelle verbinding tus-
sen belangrijke werkgebieden en openbaar
vervoerknooppunten.
Het tracé loopt vanaf metrostation Gein via
Duivendrecht, Zuid-WTC en Lelylaan naar
Sloterdijk (fig. 1). In totaal komen er 9 nieu-
we stations bij. Als in de toekomst het nog
ontbrekende deel langs de U-oevers is ge-
realiseerd, zal de Ringiijn een volledige ring
rond Amsterdam gaan vormen.
Evenals bij de enkele jaren geleden in ge-
bruik genomen Amstelveenlijn is ook hier ge-
kozen voor 2,65 m breed materieel.
(Î) Het tracé van de ringiijn
44 CEMENT 1994/7/8
Het Boogviaduct
Het Boogviaduct bestaat uit twee enkelspo-
rige viaducten met een gezamenlijke lengte
van 1200 m. Vanaf het hooggelegen baanli-
chaam van de metrolijn wordt 'hoog-over'
aangetakt op het baanlichaam van de Am-
stelveenlijn. Vanaf het station Van der Made-
weg tot aan het station Overamstel worden
achtereenvolgens ongelijkvloers gekruist:
het viaduct over de snelweg AIO, het spoor-
emplacement van het Gemeentevervoerbe-
drijf, het exploitatiespoor Metro, de spoorlijn
Amsterdam-Utrecht, de Van Marwijk Kooy-
straat, de Spaklerweg en het viaduct in de
Amstelveenlijn (fig. 2).
Om dit mogelijk te maken stijgt het Boog-
viaduct naar een hoogste punt van 15 m +
NAP, bij een maaiveldligging van 0,5 m + NAP.
De maximale kolomlengte bedraagt bijna 14
m. Het brugdek bestaat uit voorgespannen
geprefabriceerde betonliggers die, uniek
voor Nederlandse begrippen, een horizonta-
le boogstraal hebben.
Op het brugdek zal daarna enkelspoor op
houten dwarsdragers in een ballastbedcon-
structie worden aangebracht. De afbouwvan
het viaduct zal bestaan uit het monteren van
roestvrijstalen gebogen randplaten.
Bij de aanlanding op de spoorbaan van de
Amstelveenlijn is bovendien een grondkering
benodigd met een kerende hoogte van 6 m.
Deze grondkering is uitgevoerd als een on-
verankerde combiwand.
De gehele uitvoering geschiedt in de nabij-
heid van in bedrijf zijnde sporen van Ge-
meentevervoerbedrijf Amsterdam en de Ne-
derlandse Spoorwegen (NS). Om de kruising
over het NS-spoor mogelijk te maken, is de
bovenleiding van dit spoor over een traject
van enkele honderden meters verlaagd tot
de minimaal vereiste hoogte.
Hetgehele viaduct zal aan heteind van 1995
worden opgeleverd.
Het ontwerp
Vanaf het begin van het engineeringsproces
was duidelijk dat de inpassing van het Boog-
viaduct een vrij complexe zaak zou zijn.
Naast de bestaande infrastructuur was ook
het gebouw van het Gemeentevervoerbe-
drijf, waarde centrale verkeersleiding (CVL)
is gehuisvest, een belangrijke randvoorwaar-
de. Bij toepassing van de voor het materieel
minimaal toelaatbare boogstraal van 235 m
kon het gebouw juist voorlangs worden ge-
passeerd.
De kolomstramienen zijn bepaald na vast-
stellingvan het hooggelegen tracé, rekening
houdend met de dwangpunten erlangs. Dit
heeft geleid tot een maximale kolomafstand
van ruim 45 m. In overleg met de architect is
daarna een onderzoek gestart naar moge-
lijkheden om tussen de overspanningen een
brugdek te construeren met een boogstraal
die overeenkomt met het spooralignement.
Uit de analyse van een aantal alternatieven
is de variant waarbij het brugdek is opge-
bouwd uit horizontaal gebogen geprefabri-
ceerde liggers als voorkeur naar voren geko-
men. De kostprijs van de brugdekconstructie
was bij deze variant beduidend lager dan de
overige beschouwde varianten.
Aangezien in Nederland niet eerder dergelij-
ke liggers zijn geprefabriceerd, is vervolgens
door het Gemeentevervoerbedrijf een con-
tract aangegaan met Spanbeton om in over-
leg met Ingenieursbureau Amsterdam de
technische mogelijkheden voor gebogen
voorgespannen betonnen kokerliggers ver-
der uit te werken binnen een vastgestelde
prijs voor vervaardiging.
Het viaduct bestaat uit in het werk gestorte
voetplaten en kolommen met tafels waarop
prefab liggers worden geplaatst (fig. 3). De
voetplaten zijn gefundeerd op de in Amster-
dam aanwezige tweede zandlaag op een
diepte van circa 22 m - NAP. De voetplaten op
de spoorbaan zijn ten opz ichte van de as van
het viaduct parallel aan de bestaande spo-
ren gedraaid. De exploitatie van het metro-
net ondervindt op deze wijze tijdens de bouw
de minste hinder.
Van de in totaal 26 kolommen zijn er 10 voor-
gespannen uitgevoerd. Daarnaast is één
steunpunt uitgevoerd als een portaalcon-
structie. De hoge kolommen hebben een
diameter van 2,5 m. Temperatuursspannin-
gen als gevolg van verharding zijn tegenge-
gaan door gebruik te maken van een binnen-
bekisting.
De kolommen hebben een wanddikte van
800 mm. De diameter van de kolommen
wordt behalve door de belasting ook be-
paald door de verplaatsingen aan de kop.
Uitgangspunt bij de berekening hiervoor was
dat de verplaatsing ten gevolge van de ver-
anderlijke belasting niet groter dan 20 mm
mocht zijn.
De kolommen worden aan de bovenzijde af-
gedekt door tafels, die dienen als oplegging
van de brugdekken. Hiermee wordt de over-
spanning van de velden gereduceerd en is
het mogelijk de liggerlengte te beperken tot
circa 40 m. Zowel de tafels als de prefab lig-
gers zijn ontworpen met een tandoplegging,
waarmee één doorgaande lijn van brugdek
en tafel wordt verkregen.
?
CEMENT1994/7/8 45
Bouwfasering
Het spooremplacement, de exploitatiespo-
ren van metro/sneltram en de sporen van
NS worden zeer intensief bereden. Daarom
is in een vroegtijdig stadium een bouwfase-
ring uitgewerkt om de exploitatie van het
openbaar vervoer tijdens de bouw zo min
mogelijk te beïnvloeden.
Het metronet bezit ter plaatse van het spoor-
emplacement een groot aantal wissels. In
een gedetailleerde sporenfasering, waarbij
het handhaven van de exploitatie van het
metronet centraal stond, is een bouwfase-
ring voor het kunstwerk uitgewerkt die in
hoofdlijnen uit twee fasen bestaat (fig. 4).
Hiermee wordt de benodigde werkruimte ge-
creëerd tussen de in bedrijf zijnde sporen.
In de eerste fase wordt de binnenboog sa-
men met twee velden van de buitenboog ge-
realiseerd. Na het gefaseerd aanbrengen en
verwijderen van enkele opstelsporen kan
worden gestart met de bouw van de buiten-
boog op de spoorbaan.
Uiteraard blijft het werken langs in bedrijf
zijndesporen in verband met de veiligheid op
de spoorbaan grote aandacht vragen. Om de
beperkte ruimte op de spoorbaan zo veilig
mogelijk te gebruiken zijn de werkterreinen
volledig afgezet en worden bouwpersoneel
en metropersoneel geheel gescheiden op
de spoorbaan toegelaten.
Heiwerken
Het ophoogzand van de spoorbaan ter plaat-
se van het Boogviaduct bestaat uit een circa
10 m dikke zandlaag, waarvan het grootste
deel boven de grondwaterstand ligt. Het
heien door een dergelijke zandlaag vergt
veel aandacht, voornamelijk door hetfeit dat
de circa 20 palen onder elke voetplaat zeer
dicht opeen staan (onderlinge afstand van
de palen bedraagt ongeveer 1 m).
Bij het heien treedt grote verdichting van de
grond op. Hetbleeknietmogelijkdegrondter
plaatse van de palen voor te boren met een
avegaar. Aangezien de fundering van de
voetplaten voornamelijk uitschoorpalen be-
staat, zouden de voorgeboorde gaten moge-
lijk verzakkingen kunnen veroorzaken, het-
geen in de nabijheid van in bedrijf zijnde spo-
ren ontoelaatbaar is.
Een oplossing is gevonden in een juiste af-
stemming tussen paalafmeting, heiblok en
heistelling. De 30 m lange betonpalen
? 0 420 mm ? zijn geheid met een Menck-
hydroblok (valgewicht van 10 ton), waarbij
een heistelling KH 230 GLS is toegepast.
Bij de eerste en laatste drie palen van de
meest kritieke voetplaten zijn metingen ver-
richt naar de spanningen in de paal (druk-en
trekgolf). Aan de hand hiervan kon een sche-
ma worden opgesteld voor de valhoogte van
het blok in relatie tot de grondgesteldheid.
Portaal
De kruising met de exploitatiesporen van
metro en spoorwegen is gerealiseerd met
één enkel portaal (fig. 5). Door een fijnaf-
stemming tussen plaats van de kolommen
en spoorliggingkon een pergola-constructie
worden vermeden en worden volstaan met
een portaalconstructie als tussenliggend
steunpunt. De bij de kolommen toegepaste
oplegtafel is hier als het ware in breedterich-
ting uitgeschoven, uitmondend in een por-
taalbalk, waarbij ook de tandoplegging aan-
wezig is.
De overspanning tussen de twee kolommen
van het portaal, dat gelegen is tussen twee
velden van 45 m, bedraagt circa 12,8 m.
De voetplaten zijn op een diepte van circa
2 m onder bovenkant spoor gekoppeld door
een trekverbinding. Deze verbinding bestaat
uit vier buizen ( 0 500 mm), met daarin een
zwaar stalen profiel die de trekverbinding
tussen de beide voetplaten vormt. Hiermee
wordt een slanke constructievorm bereikt.
De buizen zijn uiteindelijk volgegrout met
krimpvrije Dammermortel.
Voor het bereiken van een momentvaste ver-
binding tussen de kolommen en de portaal-
balk is een voorspansysteem aangebracht.
Hiervoor zijn Dywidag voorspanstaven toe-
gepast, die bestaan uit een blinde veranke-
ring in de kolom op twee niveaus, een koppe-
ling ter plaatse van de overgang kolom-por-
taalbalk en een spankop die zich bevindt ter
plaatse van bovenkant portaalbalk.
46 CEMENT1994/7/8
Ten behoeve van de uitvoering tijdens het
storten van de kolommen is geen binnenbe-
kisting toegepast en is ter plaatse van de
splijtwapening een mangatgecreêerd, zodat
de bereikbaarheid onder de splijtwapening
gewaarborgd bleef (foto 6).
De vooraf op de spoorbaan gefabriceerde
portaalbalk met een gewicht van circa 166
ton is met behulp van een 1000 tons kraan in
één nacht over de sporen op de beide kolom-
men gelegd. Direct daarna zijn de 40 voor-
spanstaven verlengd. Na het ondergrouten
van de balk en het voorspannen was het por-
taal gereed voor de montage van de liggers.
Ter beveiliging van de constructie zijn de ko-
lommen van het portaal in beide richtingen
voorzien van een aanrijdbescherming.
Loopbordessen
De kolommen ter plaatse van het spoorem-
placement (pijler 5 en 6) bevinden zich in het
hart van de tussen de opstelsporen gelegen
loopbordessen (fig. 7). Deze loopbordessen
dienen echter ook in de toekomst volledig
beschikbaarte zijn. Daarom zijn sparingen in
de kolommen opgenomen, zodatde loopver-
binding instand blijft.
Bij een beschikbare bouwafstand van
slechts 1,50 m tussen beide profielen van
vrije ruimte van de sporen diende daartoe
een sparing opengehouden te worden van
700 mm. Ondanks een resterende wanddik-
te van slechts 400 mm is het gelukt om ook
hier het concept van de kolom met tafel toe
te passen.
(§) Doorsnede pijler tpv KW84S
Kruising snelweg AIO
Vanaf het station Van der Madeweg kruist
het tracé het viaduct in de ringweg AIO
(KW84S). Het hoogteverschil met de op dit
viaduct gelegen sporen is hier circa 3 m. De
bovenbelasting was te groot om het nieuw te
bouwen viaduct rechtstreeks te funderen op
het viaduct over de A IO. Door de steunpun-
ten tussen de snelweg en de afslagvakken te
plaatsen kon ook hier het systeem van een
kolom met tafel worden toegepast (fig. 8).
Dit deel van het viaduct over de AIO is ge-
bouwd op een betonnen plaat op kolommen,
gefundeerd op een onderheid balkenroos-
ter. De ruimte tussen de bestaande palen is
benut om de fundering te realiseren van de
tussensteunpunten van het Boogviaduct.
Om de bestaande palen zo min mogelijk te
beïnvloeden zijn hier trillingsvrije, grondver-
dringende palen toegepast. De paalpuntni-
veaus zijn gelijk gehouden en de palen zijn
gedimensioneerd op een minimale afstand
van circa 1,20 m van de bestaande palen
(fig. 9).
Voordat met het indraaien van de Tubexpa-
len werd aangevangen, zijn de bestaande
palen eerst met behulp van spuitlansen ge-
lokaliseerd. Nadat in het betonnen brugdek
gaten 0 600 mm waren geboord, werden de
Tubexpalen vanaf het bestaande brugdek in-
geboord. Metingen voor en na het inboren
van de palen hebben aangetoond dat het
viaduct geen verplaatsing heeft ondergaan.
CEMENT1994/7/8 47
Horizontaal gebogen liggers
Het brugdek voor elk veld bestaat uit drie ge-
prefabriceerde betonnen kokerliggers van
het type SKK, meteen hoogte van 1,65 m en
een breedte van 1,45 m (fig. 10). De liggers
met een lengte van 40 m hebben een ge-
wicht van 112 ton en een boogstraal varië-
rend van 235 m tot 1600 m. Ze zijn ontwor-
pen met een verlengde tand, zodat er ruimte
beschikbaar is om zonodig de oplegblokken
te kunnen vervangen.
De langste liggers met een boogstraal van
235 m hebben een horizontale uitbuiging
van bijna 1 m. Dit heeft ertoe geleid dat bij de
montage extra voorzieningen dienden te
worden opgenomen. Door de excentrische
ligging van het zwaartepunt ten opzichte van
de opleggingen zouden afzonderlijke liggers
onder hun eigen gewicht kunnen gaan draai-
en.
Stoksparingen zijn opgenomen in de liggers,
zodat deze direct na de montage kunnen
worden verankerd op de tafels. Na het aan-
brengen van de dwarsvoorspanningzal deze
tijdelijke verankering worden verwijderd.
Een overgangsboog in hetspooralignement
wordt benaderd door een constante bocht-
straal. De maximale afwijking die door deze
benadering wordt verkregen bedraagt 50
mm. Alle liggers van één veld hebben een ge-
lijke straal. De liggers van één veld zijn door-
dat ze een haakse veldbeëindiging hebben
niet even lang.
Bij een helling van 1:30 zal het hoogtever-
schil ter plaatse van de opleggingtussen bin-
nenzijde en buitenzijde van het brugdek
theoretisch 12 mm bedragen. Om dit te on-
dervangen worden de liggers 'gepotdek-
seid', zodat ze onderling minimale verschil-
len vertonen.
De gebogen vorm van de liggers heeft ertoe
geleid dat de maatvoering van tafels en lig-
gers zeer goed op elkaar moest worden afge-
stemd. Daarbij is rekening gehouden met al-
le mogelijke toleranties, die besteksmatig
zijn vastgelegd.
Bouwpartners
Opdrachtgever : Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam
Projectmanagement : Projectenbureau GVB
Architect : F. de Beer
Constructeur : Ingenieursbureau Amsterdam
Directie en toezicht : Articon bv/lngenieur sbureau Amsterdam/Facilitair Bedrijf Tram
Aannemer : Strukton Betonbouw bv
Voorgespannen liggers: Spanbeton bv
48 CEMENT1994/7/8
Reacties