Tussen rijdekken opgebouwd uit geprefabriceerde betonnen liggers worden regelmatig buigslappe voegen toegepast. Eind jaren negentig is door Rijkswaterstaat een rekenmethodiek ontwikkeld volgens de normen uit de TGB 1990-serie en op basis daarvan een standaarddetail bepaald voor veel voorkomende situaties. Hierover is gepubliceerd in het artikel 'Buigslappe voegen' in Cement 2000/2 [1]. Met de invoering van de Eurocodes was het noodzakelijk de rekenmethodiek en het standaarddetail opnieuw tegen het licht te houden. Dit heeft geresulteerd in de nieuwe Rijkswaterstaat richtlijn: RTD 1023 - Buigslappe voegen.              
                
             
                              
                                      
                      24
Herziening 
rekenmethodiek 
buigslappe 
voegen	
1	
Introductie Rijkswaterstaat richtlijn RTD 1023
Tussen rijdekken opgebouwd uit geprefabriceerde 
betonnen liggers worden regelmatig buigslappe 	 	
voegen toegepast (foto 1). Eind jaren negentig is door 
Rijkswaterstaat een rekenmethodiek ontwikkeld volgens 
de normen uit de TGB 1990-serie en op basis daarvan 
een standaarddetail bepaald voor veel voorkomende 	
situaties. Hierover is gepubliceerd in het artikel 'Buigslappe 
voegen' in Cement 2000/2 [1]. Met de invoering van de 
Eurocodes was het noodzakelijk de rekenmethodiek en 
het standaarddetail opnieuw tegen het licht te houden. 
Dit heeft geresulteerd in de nieuwe Rijkswaterstaat 	 	
richtlijn: RTD 1023 ? Buigslappe voegen.
Herziening rekenmethodiek buigslappe voegen	6 2017
25	
wegverhardingbuigslappe 
voeg	stekwapening 
uit liggers
prefab 
kokerligger
tussensteunpunt	Prefab-betonnen brugliggers worden in de Nederlandse prak	-	
tijk op brede schaal toegepast. Ze bieden veel voordelen, zoals 
een hoog bouwtempo en weinig hinder voor het verkeer. De 
geprefabriceerde draagconstructies zijn echter voornamelijk 
voor vrij opgelegde overspanningen geschikt, zodat bij meer	-	
dere brugvelden dilataties ter plaatse van de tussensteunpunten 
ontstaan. Op deze locaties kan een buigslappe voeg worden 
toegepast om de discontinuïteit voor het verkeer weg te nemen. 
Dit is een relatief dunne betonnen plaat onder de wegverhar	-	
ding, die in het werk is gestort op een watervaste triplexplaat 
als verloren bekisting (fig. 2). De buigslappe voeg is monoliet 
verbonden met de bovenkant van de aansluitende rijdekken. 
De buigslappe voeg zorgt ook voor een geluidsbeperking en 
voor bescherming van onderliggende constructies. De buig	-	
slappe voeg is een comfortabel en duurzaam type voegover	-	
gang, dat tegelijkertijd met de opkomst van geprefabriceerde 
betonnen rijdekken in de bruggenbouw is ontwikkeld.
Verfijning rekenmethodiek en herziening 
standaarddetail
Tot en met de jaren negentig werden buigslappe voegen per 
situatie ontworpen en berekend. Om onnodig repetitiewerk 	 	
en tevens de discussies die daarbij ontstonden te voorkomen, 
heeft Rijkswaterstaat samen met Adviesbureau Hageman eind 
jaren negentig een rekenmethodiek en standaarddetail ontwik	-	
keld [1]. Binnen een gedefinieerd toepassingsgebied kon het 
standaarddetail worden toegepast en daarbuiten kon de voeg	-	
constructie worden berekend met behulp van de ontwikkelde 
rekenmethodiek.
Met de komst van het Bouwbesluit 2012 en de daarin aange	-	
wezen Eurocodes ontstond de noodzaak de rekenmethodiek 
opnieuw tegen het licht te houden en het standaarddetail te 
herzien. In eerste instantie is geprobeerd een vereenvoudigde 
'vertaling' van de rekenmethodiek naar de Eurocodes te maken. 
Dit leverde echter geen praktische oplossing op, omdat de 
conform de Eurocodes berekende voegwapening enorm was 
toegenomen ten opzichte van het oude ontwerp. Met andere 
woorden: er werd een duidelijke trendbreuk geconstateerd bij 
de overgang naar de Eurocodes. Deze trendbreuk werd door 
diverse aspecten veroorzaakt. De belangrijkste factoren die 
daarbij een rol speelden, zijn:
1.  Een grotere vereiste betondekking aan de bovenzijde.	 	
Hierdoor neemt de totale voegdikte toe, waardoor de voeg 
minder 'buigslap' wordt. De krachten door opgelegde hoek	-	
verdraaiingen vanuit de aansluitende rijdekken nemen 	 	
hierdoor toe en daarmee ook de benodigde hoeveelheid 
wapening.
2. Zwaardere wielprenten in combinatie met een afname van de 
dwarskrachtcapaciteit.	 	
De benodigde voegdikte neemt hierdoor toe met hetzelfde 
effect als beschreven onder punt 1.
3. De vermoeiingsbelastingen volgens het relatief eenvoudige 
belastingsmodel 1 (FLM1) in NEN-EN 1991-2 [2]. De 	 	
belastingen leiden tot hogere spanningswisselingen in de 
voegwapening dan de vermoeiingsbelasting volgens de 
(vervallen) norm NEN 6723 (VBB). Ook hierdoor zou veel 
meer voegwapening noodzakelijk zijn.
Voor het ontwikkelen van een detail dat aan de Eurocodes zou 
voldoen, zonder dat sprake zou zijn van een trendbreuk in 
benodigde afmetingen van de voeg en/of voegwapening, bleken 
een verfijnde aanpak en aanvullende berekeningen noodzakelijk. 
Deze verfijning is doorgevoerd in het onderzoek dat in de 	 	
afgelopen periode in opdracht van Rijkswaterstaat door 
Adviesbureau Hageman is uitgevoerd. Het onderzoek heeft 
geleid tot een nieuw standaarddetail en tot een aanpassing van 
de rekenmethodiek op enkele aspecten. Tevens is de rekenme	-	
thodiek verbeterd voor scheve kruisingen, waarbij sprake is van 
niet-orthogonale wapening in de voeg. Het onderzoek heeft 
geresulteerd in een nieuw Rijkswaterstaat Technisch Document 
(RTD 1023) [3].
Constructief gedrag voeg
Uitgangspunt voor de voeg is dat de prefab-betonnen brugdekken 
als vrij opgelegd (statisch bepaald) worden ontworpen. De 
buigende momenten en dwarskrachten in het brugdek worden 
niet noemenswaardig beïnvloed door de aanwezigheid van de 
buigslappe voegen, omdat de buigstijfheid van de voeg slechts 
een fractie bedraagt van de buigstijfheid van het brugdek. Dit 
komt doordat enerzijds de hoogte van de voeg veel kleiner is dan 
die van het brugdek en anderzijds doordat de voeg als gescheurd 
kan worden verondersteld, terwijl de voorgespannen liggers in 
de praktijk ongescheurd zullen zijn. Het beschreven gedrag 	 	
betekent eveneens dat de buigslappe voeg de hoekverdraaiingen 
vanuit de aansluitende velden niet of nauwelijks verhindert.	
ir. Sander van der Vossen
Adviesbureau ir. J.G. Hageman B.V.
ir. Henryk Nosewicz
Rijkswaterstaat	
1 Wapening buigslappe voegfoto: Van Hattum en Blankevoort2 Principe van de buigslappe voeg
2
Herziening rekenmethodiek buigslappe voegen	6 2017
26	
N	
12	
Nre m	Nre m	
p	
a	
u2	u1	
=   gelijkmatig verdeelde belasting door   wielprenten over afstand  a
N	
rem	=  normaalkracht door  rembelasting 
=  normaalkracht door  verhinderde lengteveranderingen  van de brug
=  opgelegde hoekverdraaiing vanuit brugdek i
u	
i	=  opgelegde verticale verplaatsing vanuit brugdek i
p 
	
	N	
N
1	
2 50 100 
250 100
250100
250	
300	
h
dasf	
h	dasf	TS1 TS 2	
75 k N	75 k N	50  kN	50 k N	
bTS1=  600 + 2d	a sf+  h	
bTS1en 2	= 1300 +  2d	asf+ h
45°	
a 
= 5 40 + h	
p = 2 ·  25 / (a ·  b	TS1)	p  =  4 ·  50 / ( a · b	TS1 e n 2	)	pTS=  p  +  p	
3 Modellering van de buigslappe voeg4 Bepaling gelijkmatig verdeelde belasting door wielprenten TS1 en TS2
Op hoofdlijnen gelden de volgende eisen voor de buigslappe voeg:
?  De voeg moet voldoende sterk zijn om de verkeersbelasting 
direct op de voeg en de normaalkracht door de rembelasting 
op te kunnen nemen (uiterste grenstoestand ? sterkte).
? De voeg moet in staat zijn de eerdergenoemde belastingen in 
combinatie met de opgelegde vervormingen vanuit de 
aansluitende velden te kunnen ondergaan zonder ontoelaat	-	
bare scheurvorming (bruikbaarheidsgrenstoestand).
? De voegwapening mag niet bezwijken op vermoeiing als 
gevolg van de wisselende verkeersbelasting direct op de voeg 
en wisselende opgelegde vervormingen vanuit de aansluitende 
velden (uiterste grenstoestand ? vermoeiing).
Verfijningen in de rekenmethodiek
Voor informatie over de rekenmethodiek die ten behoeve van 
het oorspronkelijke standaarddetail is ontwikkeld, wordt 
verwezen naar [1]. In het navolgende wordt ingegaan op de 
belangrijkste verfijningen in deze rekenmethodiek die een 
trendbreuk in benodigde afmetingen van de voeg en/of voeg	-	
wapening voorkomen c.q. zo veel mogelijk beperken. Daarbij 
komen de volgende aspecten aan bod:
? theoretische overspanning;
? lastspreiding wielprenten;
? beoordeling dwarskracht;
? vermoeiing.	
De buigslappe voeg wordt onderworpen aan:
1. verkeersbelasting op de voeg (wielprenten);
2. normaalkracht door rembelasting en verhinderde lengte-
veranderingen van de brug;
3. opgelegde hoekverdraaiingen en verticale verplaatsingen 
(door indrukking oplegblokken) vanuit de aansluitende 
velden.
De belasting door het eigen gewicht van de voeg en van het 
bovenliggende asfalt kunnen worden verwaarloosd. Vanwege 
de relatief kleine overspanning van de voeg kan de belasting 
door wielprenten worden opgevat als een gelijkmatig verdeelde 
belasting. De voeg kan daarom worden geschematiseerd tot een 
ligger die is ingeklemd in de aansluitende velden. Het model 
met de beschreven belastingen en opgelegde vervormingen is 
gegeven in figuur 3.
4	
3
Herziening rekenmethodiek buigslappe voegen	6 2017
27	
Ldag
a
p	
2d
d	
2d	
b ove nwa pening
Ø1 2-7 5 (c  = 50  +  12  = 62  mm)
( d ekkin g ko ke rligg er 5 0 mm)
onde rwapening
Ø12 -15 0 (c  = 30  mm )	
800
70 0
5 0
50	
d w ars wa pen ing
7Ø1 2 b/o	
170	
beton  C35/45
ma x. ko rrel  16 mm	
300	300	
polystyre en
o pl egs tro ok water
vast
triplex	
overla p 400  mm	
Plastik ol® UDM  2S (o.g.)
b  =  170 0 mm	
5 Bepaling dwarskracht op afstand 	d (a = wielprent na spreiding)	6 Standaarddetail buigslappe voeg bij kokerliggers
Beoordeling dwarskracht
Bij de dwarskrachttoets zijn de toegestane reducties volgens 
NEN-EN 1992-1-1 [4] in rekening gebracht, die verband 
houden met rechtstreekse afdracht van een deel van de belasting 
naar de oplegging. In de rekenmethodiek volgens de TGB kon 
ook rekening worden gehouden met rechtstreekse afdracht, 
maar dit was in de oude methode niet gedaan omdat dwars	-	
kracht niet kritisch was vanwege de minder zware wielprenten. 
De reducties volgens NEN-EN 1992-1-1 houden in dat mag 
worden getoetst op een afstand 	d vanaf de dag van de oplegging 	
en dat een reductie in rekening mag worden gebracht op de 
belasting binnen een afstand 2	d (fig. 5).	
Een eventueel gunstig effect van membraanwerking (drukboog) 
is buiten beschouwing gelaten, omdat vanwege trekkrachten 
wordt getwijfeld aan voldoende opsluiting van de voeg.
Vermoeiing
Voor de vermoeiingstoets is gebruikgemaakt van de regel 	 	
van Miner en is uitgegaan van het belastingsmodel 4b voor 
vermoeiing in NEN-EN 1991-2 (FLM4b). Daarbij is wél, in 
tegenstelling tot de toetsing van de statische sterkte, rekening 
gehouden met de opgelegde vervormingen vanuit de aanslui	-	
tende velden. Bij de statische sterkte kunnen de opgelegde 
vervormingen buiten beschouwing worden gelaten, omdat 
voldoende ductiliteit aanwezig is in de voeg. Voor vermoeiing 
moeten deze opgelegde vervormingen wél worden meegenomen, 
omdat deze leiden tot spanningswisselingen in het beton en 
betonstaal, die bijdragen aan de vermoeiingsschade.
Vanwege de gehanteerde uitgangspunten met betrekking tot de 
vermoeiingssterkte van het betonstaal, geldt als belangrijk 
aandachtspunt voor de uitvoering dat er geen (hecht)lassen 	
Theoretische overspanning
Voorheen werd gerekend met een overspanning gelijk aan de 
dagmaat. Dit uitgangspunt is herzien, waarbij de theoretische 
overspanning is bepaald volgens NEN-EN 1992-1-1 [4], 5.3.2.2. 
Dit komt neer op de dagmaat vermeerderd met de voegdikte, 
wat als voordeel heeft dat de voeg zich slapper gedraagt. Hier	-	
door nemen momenten door opgelegde hoekverdraaiingen 
vanuit de aangrenzende velden af. De dwarskracht mag worden 
getoetst met de dagmaat, waardoor de optredende dwarskracht 
niet toeneemt.
Lastspreiding wielprenten
Voorheen was de belasting door de wielprenten vrij conserva	-	
tief berekend. Vanwege de toename van de belasting door de 
wielprenten is een nauwkeurige bepaling noodzakelijk gebleken. 
Daarbij is uitgegaan van de voorgeschreven wielprentafmetin	-	
gen volgens RTD 1007-2 'Eisen voor voegovergangen' [5], die 
zijn afgeleid uit ETAG 032-1 'Expansion joints for road bridges' 
[6]. Bij het bepalen van de gelijkmatig verdeelde belasting is 
rekening gehouden met de spreiding door het asfalt en de halve 
voegdikte (fig. 4).	
5	
6
Herziening rekenmethodiek buigslappe voegen	6 2017
28	
As,l a n g s	
As,d w ars	
brugr and
richting  prefab liggers	
	
7 Niet-orthogonale voegwapening
CUR-rapport 54 'Wapenen van platen' [8], maar deze methode 
bleek niet geschikt voor de opgelegde vervormingen vanuit de 
aangrenzende velden. Om meer inzicht te krijgen in de 
krachtswerking bij opgelegde vervormingen, zijn berekeningen 
uitgevoerd met het eindige-elementenprogramma ATENA. 
Hieruit is een vereenvoudigde rekenmethode afgeleid, waarbij 
gebruik wordt gemaakt van factoren die zijn verkregen uit de 
EEM-berekeningen. Voor nadere informatie hierover en over 
andere aspecten wordt verwezen naar RTD 1023.
Tot slot
Het toepassingsgebied van het nieuw ontwikkelde standaard	-	
detail van de buigslappe voeg is gegeven in RTD 1023. Een 
belangrijke voorwaarde is bijvoorbeeld dat de kruisingshoek 
tussen de as van het tussensteunpunt en de richting van de 
prefab liggers niet kleiner mag zijn dan 60°. Voor situaties 
buiten het toepassingsgebied zal de constructeur zelf een 	 	
berekening moeten maken. In RTD 1023 zijn hiervoor 	 	
aanbevelingen gegeven en is een rekenvoorbeeld opgenomen. 
Zowel de RTD 1023 als de eerdergenoemde RTD 1010 maken 
deel uit van ROK 1.4 'Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken' 	 	
[9] die beschikbaar is op de website van Rijkswaterstaat 	 	
(www.rijkswaterstaat.nl/zakelijk/werken-aan-infrastructuur/
bouwrichtlijnen-infrastructuur/). 	?	
? LITERATUUR
1  
Nosewicz, H., de Jong, P., Buigslappe voegen, 	Cement	 2000/2.	
2  
NEN-EN 1991-2, Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 2: 
Verkeersbelasting op bruggen, NEN.
3 RTD 1023, Buigslappe voegen, versie 1.2, 24-1-2017, Rijkswaterstaat.
4  
NEN-EN 1992-1-1, Eurocode 2: Ontwerp en berekening van 
betonconstructies ? Deel 1-1: Algemene regels en regels voor 
gebouwen, NEN.
5  
RTD 1007-2, Eisen voor voegovergangen, versie 3.0, 01-12-2014, 
Rijkswaterstaat.
6 ETAG 032-1, Expansion joints for road bridges ? Part 1: General, EOTA.
7  
RTD 1010, Standaarddetails voor betonnen bruggen, versie 1.0, april 
2010, Rijkswaterstaat.
8 CUR-rapport 54, Wapenen van platen, 1972, SBRCURnet.
9  
RTD 1001, Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken, versie 1.4, april 2017, 
Rijkswaterstaat.	
mogen worden toegepast voor het samenstellen van de voeg	-	
wapening.
Standaarddetail Rijkswaterstaat
Behalve de diverse aanpassingen in de rekenmethodiek, zijn 
ook de uitgangspunten voor het standaarddetail van Rijkswa	-	
terstaat opnieuw tegen het licht gehouden. Aan de hand van 
een parameterstudie is onder meer nagegaan welke opgelegde 
vervormingen, brugbreedte en ongedilateerde lengte moeten 
worden aangehouden. Enerzijds is daarvoor informatie van 
prefab-betonleveranciers gebruikt en anderzijds zijn diverse 
berekeningen bij verschillende liggertypen en overspanningen 
uitgevoerd. Dit alles heeft geleid tot twee nieuwe standaard-
details, namelijk één voor railbalken met druklaag en één voor 
kokerliggers. Het standaarddetail voor kokerliggers is opgenomen 
in figuur 6. Voor railbalken met druklaag geldt een vergelijkbaar 
detail. De nieuwe standaarddetails zijn opgenomen in RTD 1010 
'Standaarddetails voor betonnen bruggen' [7].
Dankzij de uitgevoerde parameterstudie, en de verfijningen en 
optimalisaties in de rekenmethodiek, is het nieuwe standaard	-	
detail redelijk vergelijkbaar met het oude detail. De voegdikte 
en de dekking op de wapening zijn iets toegenomen. De 
onderwapening is gehalveerd, omdat de positieve buigende 
momenten maximaal de helft zijn van de negatieve buigende 
momenten.
Scheve kruisingen
Aanvullend op de eerder ontwikkelde rekenmethodiek is in 
RTD 1023 aangegeven hoe kan worden omgegaan met scheve 
kruisingen. Doordat de voegwapening ligt in de richting van de 
prefab liggers en de dwarswapening in de richting van de as 
van het steunpunt, is er sprake van niet-orthogonale wapening 
(fig. 7).
De scheefheid en niet-orthogonale wapening in combinatie 
met niet alleen de belasting door wielprenten, maar ook de 
opgelegde vervorming leiden tot een redelijk complexe krachts	-	
verdeling in de voeg. Voor de belasting door wielprenten op de 
voeg kan gebruik worden gemaakt van de methode volgens 
7
Herziening rekenmethodiek buigslappe voegen	6 2017                  
                 
                                
Reacties