Rijkswaterstaat heeft ongeveer 4800 bruggen, viaducten en onderdoorgangen. Die vragen niet alleen regulier onderhoud, soms is meer nodig. Bijvoorbeeld door toenemende belasting en veranderende gebruikseisen. Hoe wordt omgegaan met deze opgave en welke rol speelt regelgeving daarbij?              
                
             
                              
                                      
                      Bestaande bouw in de infrastructuur	
Invloed toenemende belastingen, gewijzigde normen   
en leeftijd constructies 	
1 De Zeeburgerbrug, Amsterdam, foto: Wikipedia / S. Sepp	
Rijkswaterstaat heeft ongeveer 4800 bruggen, viaducten en onderdoorgangen.   
Die vragen niet alleen regulier onderhoud, soms is meer nodig. Bijvoorbeeld door   
toenemende belasting en veranderende gebruikseisen. Hoe wordt omgegaan met   
deze opgave en welke rol speelt regelgeving daarbij? 	
1
6?	CEMENT	 8 20	 22
Enkele decennia geleden was de 
algemene veronderstelling dat, 
als betonnen constructies goed 
waren ontworpen en uitgevoerd, 
ze eeuwig mee zouden gaan.	
 Ve r-
keersklasse 60 uit de VOSB 1963, waarop 
bruggen in rijkswegen werden ontworpen, 
zou in werkelijkheid nooit voorkomen. De eerste keer dat deze geruststellende 
gedachte haarscheurtjes ging vertonen, was 
rond 2005 bij het ontwerp van de spits- en 
plusstroken van de A50/A1 tussen Barneveld 
en Deventer. Een controleberekening of deze 
gewijzigde belasting mogelijk was ? door de 
vluchtstrook op te offeren was er immers 
ruimte genoeg ? toonde aan dat zelfs de hui-
dige belasting theoretisch tot een onveilige 
situatie zou kunnen leiden.	
Waarom is bestaande bouw zo'n 
probleem?
Bij Rijkswaterstaat waren net de laatste in-
zichten ten aanzien van de verkeersbelastin-
gen vastgelegd in de Richtlijnen Ontwerp  Betonnen Kunstwerken (ROBK versie 5),  
wat later de Eurocode verkeersbelastingen 
(NEN EN 1991-2) zou worden. Iedereen kon 
buiten zien dat de intensiteit en massa van 
het vrachtverkeer enorm waren toegenomen 
 
en dat een verhoging van de ontwerpverkeers-
belasting in de VOSB 1963 te verwachten was. 
En men begreep ook dat je niet dezelfde be-
trouwbaarheid kon ontlenen aan oude mate-
rialen als aan nieuwe materialen. Daarom 
kwamen er de Richtlijnen Beoordeling Be-
tonnen Kunstwerken (RBBK1), waarin stond 
hoe om te gaan met oude materialen. Op ba-
sis van deze richtlijnen bleek dat de bruggen 
en viaducten in de A50/A1 niet meer volde-
den. Maar de conclusie dat deze moesten 
worden vervangen, zonder dat er sprake 
was van duidelijk zichtbare schade, werd 
niet gedeeld.	
Aangepaste veiligheidsfilosofie 
voor bestaande bouw
De 'redding' kwam in de vorm van ISO 2394 
- Algemene principes over de betrouw-	
IR. DICK 
SCHAAFSMA
Adviseur Bruggen en 
Viaducten / Secretaris  Nederlandse 
Bruggenstichting
Rijkswaterstaat GPO auteur 	
CEMENT 
8 2022	?7
baarheid van constructies en NEN 8700 - 
Beoordelen van bestaande bouwconstruc-
ties. ISO 2394 legde een relatie tussen de 
relatieve kosten van versterkingsmaatrege-
len en de kosten die gepaard gingen met de 
consequenties van falen om het veiligheids- 
niveau te bepalen (tabel 1). Met andere 
woorden: hoe hoger de relatieve kosten van 
de maatregel zijn, des te lager het gewenste 
veiligheidsniveau. En hoe groter de conse-
quenties van falen, des te hoger het gewenste   
veiligheidsniveau. We bemerkten dat het 
verschil in projectkosten tussen nieuwbouw 
en versterking van een bestaande brug elkaar 
niet ver ontlopen door de verkeersmaatrege-
len, en dat de consequenties van falen, bij-
voorbeeld bij de Merwedebrug, gigantisch 
kunnen zijn. In 2008 kwam het eerste ontwerp van 
NEN 8700 uit, waarin deze filosofie verder 
werd uitgewerkt. NEN 8700 werd in 2012 
aangewezen in het Bouwbesluit. Dat creëer-
de enorm veel mogelijkheden voor extra  
benutting van capaciteit van bestaande con-
structies en daarmee voor hergebruik. Het  
laatste jaar doen zich daardoor veel vragen 
voor of een bestaande constructie nog veilig 
is. En als hij veilig is, hoe lang dan nog? En 
wat is zijn restlevensduur? En als hij niet 
veilig is, onder welke voorwaarden kunnen 
we dan al het verkeer nog toelaten?
Moeten we alle bestaande   
bouwconstructies nu wantrouwen?
Vormen de groei van het verkeer (hogere be-
lasting) en de toename van de consequenties 
bij falen (hoger veiligheidsniveau) voldoende 
aanleiding om een controleberekening uit te 
voeren? Het Kennisplatform Constructieve 
Veiligheid (opvolger 'Compendium Aanpak 
Constructieve Veiligheid', zie kader) stelt 
voor om in de volgende specifieke situaties 
een controleberekening uit te voeren:
 bij het vermoeden van onvoldoende sterkte;  	
 bij het vermoeden van een onvolledig of 
ondoordacht ontwerp; 
 na een opgetreden bijzondere belasting; 
 bij constatering van schade, grote vervor-
mingen of mogelijke tekortkomingen; 
 bij veranderingen in de draagconstructie; 
 bij ingrijpende verandering van gebruik en 
daarmee van belastingen of bij verandering 
van omgeving.
Met de Spoedwet Wegverbreding in 2003 
kwam het gebruik van het aantal en de  
omvang van spits- en plusstroken in een 
stroomversnelling. Voor Rijkswaterstaat 
werd het standaardbeleid om de bruggen en 
viaducten in de spoedwettracés en controle-
berekening uit te voeren. Tegelijkertijd kwa-
men de eerste ontwerpen volgens de Euro-
codes uit en ontstond het vermoeden dat 
bestaande betonconstructies mogelijk on-
voldoende sterk zouden zijn volgens deze 
nieuwe regelgeving, vooral op dwarskracht 
en vermoeiing. Laboratoriumproeven die 
voorheen onmogelijk waren door de grootte 
en het gewicht van de te beproeven beton- 
elementen, toonden aan dat de hoogtefactor 
een flinke reductie op de dwarskrachtcapa-
citeit in de Eurocode opleverde. Vooral voor 
typische brugplaten van rond de 1 m hoogte 
zonder noemenswaardige beugelwapening 
gaf dit problemen. 	
Daarnaast bleek het controleren van 
bestaande bouw heel andere vaardigheden 
van een constructeur te vragen dan bij het 
ontwerpen van een nieuwbouwconstructie. 
Bij nieuwbouw kun je een relatief grove con -
structieberekening maken en gewoon wat  
extra wapening bijleggen. Omgekeerd kan  
dit niet. Bij bestaande bouw kun je er na een 
gr	
 ove berekening geen extra wapening bij   
'filosoferen'. Je wordt als constructeur ge-
dwongen heel precies te rekenen en vaak al -
les uit de kast te trekken om een constructie 
'heel te r
 ekenen'. Als je dit niet doet, zoals in 	
De intensiteit en 
massa van het 
vrachtverkeer 
zijn enorm   
toegenomen
DICK SCHAAFSMA
Dick Schaafsma is Adviseur Bruggen en 
Viaducten bij Rijkswaterstaat en daar-
naast secretaris van de Nederlandse 
Bruggenstichting. Hij is bij Rijkswater-
staat al meer dan 30 jaar betrokken bij 
de aanleg van nieuwe betonnen brug-
gen en viaducten. In het begin als con-
structeur-staticus, door ze te ontwerpen 
en door te rekenen. Later door ontwerp 
en berekening uit te besteden bij markt-
partijen en deze te toetsen. 	
Tabel 1?Gewenste betrouwbaarheidsindex (ontwerplevensduur) volgens ISO 2394
relatieve kosten 
versterkings -
maat
regel kosten consequenties van falen
klein
gemiddeld - klein gemiddeld - groot groot
hoog	
? = 0	? = 1,5	? = 2,3	? = 3,1
gemiddeld	
? = 1,3	? = 2,3	? = 3,1	? = 3,8
laag	
? = 2,3	? = 3,1	? = 3,8	? = 4,3	
8?	CEMENT	 8 20	 22
de beginfase van het herberekenen aan de 
viaducten in de A1/A50, dan reken je alles 
kapot.
Stand van zaken bij  
Rijkswaterstaat en in Nederland
Het vermoeden van onvoldoende sterkte en 
de behoefte om het gebruik van bruggen en 
viaducten ingrijpend te veranderen, maakte 
het noodzakelijk alle brugconstructies tegen 
het licht te houden. Een enorme operatie: 
Rijkswaterstaat heeft ongeveer 4800 bruggen, 
viaducten en onderdoorgangen (tabel 2). In 
totaal zijn er, dus inclusief bruggen bij lagere 
overheden, in Nederland ongeveer 90.000 
bruggen, viaducten en onderdoorgangen, 
met een vervangingswaarde van ongeveer  
? 65 miljard (tabel 3). De grootste bouwpiek van bruggen 
van Rijkswaterstaat viel tussen 1960 en 1970. 
Deze bruggen zijn nu gemiddeld ongeveer  60 jaar oud. Als men ervan uitgaat dat brug-
gen zijn ontworpen op een leeftijd tussen de 
80 en 100 jaar, dan valt niet te verwachten 
dat er al veel aan het einde van hun levens-
duur zijn. Als ze werkelijk 80 à 100 jaar mee-
gaan, moet er een piek aan vervanging of 
versterking worden verwacht over 20 à 40 
jaar.
In de decennia 1960-1980 werden er 
gemiddeld 100 bruggen en viaducten per 
jaar gerealiseerd. Dat is 2 per week! In de 
decennia daarna toch nog gemiddeld 50 per 
jaar. Hoe dan ook een enorme vervangings- 
c.q. versterkingsopgave voor de toekomstige 
generatie.  In dit verband kun je je afvragen of 
het zinvol is om op dit moment bruggen en 
viaducten zo te versterken dat ze weer 30 
jaar meegaan, iets wat de NEN 8700 moge-
lijk maakt. Schuif je de vervanging van deze 
bruggen niet juist op de grote hoop?	
 2 Inmiddels gesloopt viaduct Hoog Burel over de A1 bij Apeldoorn, foto: Rijkswaterstaat / Paul Poels Fotografie
2
KPCV
Het Kennisportaal Constructieve 
Veiligheid (KPCV) werd in 2018 
gelanceerd als digitale opvolger 
van het 'Compendium Aanpak 
Constructieve Veiligheid'. Van 
dit compendium verscheen de 
laatste editie in 2011. Aanleiding 
voor het Compendium was een 
aantal (bijna-)calamiteiten met 
bouwconstructies aan het einde 
van de vorige en het begin van 
deze eeuw. 	
CEMENT  8 2022	?9
3	
3 Haarlemmermeer Aquaduct, foto: Beeldbank Rijkswaterstaat / Harry van Reeken
Tabel 3?Areaal en vervangingswaarde civiele constructies in Nederland (Bloksma en Westenberg 2021;  
tabel 51 en 52)	
objectsoort
classificatieaantalvervangingswaarde in M?
brug (beweegbaar) 8.45714.226
brug (vast) beton34.38919.283
brug (vast) staal 10.03413.538
brug (vast) hout31.6938.885
onderdoorgang beton3.0429.119
overkluizing beton18255
totaal 87.79765.106
Tabel 2?Totalen Rijkswaterstaat DISK/NIS maart 2022
objectsoort classificatie < 1940 41-60 61-80 81-00 > 2000 totaal
brug (beweegbaar) *)2641552423169
brug (vast) beton55 64 341202198860
brug (vast) staal *)38 21 35 12 14120
ecoduct beton 65157
onderdoorgang beton 2154277 123 115 590
viaduct beton271021407666 728 2930
totaal 167282 2115 1033 1129 4726
*) classificatie is op basis van beweegbaar voor staal voor beton. Dit betekent dat beweegbare en/of   
stalen bruggen over het algemeen ook betonnen overspanningen kennen.	
10?	CEMENT	 8 20	 22
Duurzaamheid: infraprovider of 
infraprotector?
In het laatste decennium is er een belangrijk 
extra aspect bijgekomen in de overweging 
om bruggen en viaducten te vervangen, te 
versterken of te handhaven: de vraag of 
bruggen die nog niet aan hun technische le-
vensduur zijn gekomen, kunnen worden ge-
recycled of hergebruikt op een andere plaats.	
In 2050 moet de bouw volledig ener-
gieneutraal zijn en moet er een minimum 
aan primaire grondstoffen worden gebruikt. 
Hoe langer we een brug of viaduct kunnen 
handhaven, hoe beter het is voor deze milieu -
kostenbalans.  Deze opgave geldt niet alleen voor de 
bouw en voor infraproviders, maar ook voor 
de gebruikers van onze netwerken. De weg-
transportsector heeft de laatste twee decen-
nia ongeveer twee keer zoveel lading over de  weg, het spoor en over het water vervoerd, 
waarbij de CO?-uitstoot nagenoeg gelijk is 
gebleven. Hoe hebben ze dat gedaan? Ener-
zijds door zuinigere motoren: een verschui-
ving van veel kleine vrachtwagens naar min
-
der grote vrachtwagens. Anderzijds door 
logistieke oplossingen: er rijden nog nauwe-
lijks lege vrachtwagens rond. Dit heeft geleid 
tot een grotere belasting van bruggen en via-
ducten. De volgende stap is de transitie van 
motoren die geen fossiele brandstoffen ge-
bruiken, zonder dat dit ten koste gaat van de 
lading. Langere, zwaardere vrachtwagens 
dus. Om deze transitie mogelijk te maken 
zullen infraproviders wegen en bruggen 
moeten bouwen die deze extra belasting 
aankunnen. Het is de vraag of de bestaande 
bouw in de infrastructuur deze transitie 
aankan en dat de bouw tegelijkertijd zijn  
opgave kan waarmaken.
 	
 	
Bij bestaande 
bouw kun je er 
na een grove 
berekening 
geen extra  
wapening bij 
'filosoferen'	
CEMENT  8 2022	?11                  
                 
              
    
    
        Dick Schaafsma
        
Dick Schaafsma is Adviseur Bruggen en Viaducten bij Rijkswaterstaat en daarnaast secretaris van de Nederlandse Bruggenstichting. Hij is bij Rijkswaterstaat al meer dan 30 jaar betrokken bij de aanleg van nieuwe betonnen bruggen en viaducten. In het begin als constructeur-staticus, door ze te ontwerpen en door te rekenen. Later door ontwerp en berekening uit te besteden bij marktpartijen en deze te toetsen.
 
             
    
    Enkele decennia geleden was de algemene veronderstelling dat, als betonnen constructies goed waren ontworpen en uitgevoerd, ze eeuwig mee zouden gaan. Verkeersklasse 60 uit de VOSB 1963, waarop bruggen in rijkswegen werden ontworpen, zou in werkelijkheid nooit voorkomen.
De eerste keer dat deze geruststellende gedachte haarscheurtjes ging vertonen, was rond 2005 bij het ontwerp van de spits- en plusstroken van de A50/A1 tussen Barneveld en Deventer. Een controleberekening of deze gewijzigde belasting mogelijk was – door de vluchtstrook op te offeren was er immers ruimte genoeg – toonde aan dat zelfs de huidige belasting theoretisch tot een onveilige situatie zou kunnen leiden.
 
Reacties