In mei 2019 werden Koen van Doremaele en Patrick van Dodewaard op de Dag van de Constructeur verkozen tot Talent van het Jaar. In vijf afleveringen in Cement maken wij kennis met deze talenten. In deze vierde aflevering geven ze hun visie op de toekomst van het constructeursvak.
66? CEMENT 3 2020
Thuiswerken en videobellen. De eerste
twee termen die me te binnen schieten
bij het thema 'De constructeur in 2050'.
Eigenlijk had dat het afsluitende deel van
onze rubriek moeten zijn, maar de corona-
maatregelen hebben een bezoek aan het
bouwproject van Patrick helaas roet in het
eten gegooid. Het nationale thuiswerken heeft zich
sneller over Nederland verspreid dan een
olievlek over het IJsselmeer. Voor een con-
structeur, modelleur en geotechneut is het
gelukkig goed mogelijk en dit zal richting
2050 meer en meer gaan gebeuren. Het is
niet meer noodzakelijk dat iedereen vijf
dagen per week op kantoor werkt, drie is
voldoende. Het zal een hoop files schelen,
veel brandstof, veel vrije tijd en voor menig
persoon ook een verademing zijn om een
paar dagen per week niet in een overvolle
kantoortuin te zitten. Dat dit mogelijk is voor deze beroepen
is te danken aan digitalisering en automati-
sering, die alleen maar toenemen. Steeds
vaker bestaan rapporten of verslagen
alleen nog maar uit getallen en uitkomsten,
en op het einde een unity check die
lager is dan één. Dus dan is het goed?
Constructeur
in 2050 In mei 2019 werden Koen van Doremaele en Patrick van
Dodewaard op de Dag van de Constructeur verkozen tot
Talent van het Jaar. In vijf afleveringen in Cement maken
wij kennis met deze talenten en hun visie op het vak.
In deze vierde aflevering kijken ze in de glazen bol.
Het gaat hard
Een constructeur zal zich altijd af moeten
vragen wat er nu eigenlijk berekend is en
wat niet. Vooral dat laatste. De rol van een
coördinerend constructeur wordt groter en
belangrijker: iemand die het overzicht over
de totale constructie houdt en de raakvlak -
ken ziet. En oplost. Een rol met veel verant -
woordelijkheid, omdat een klein foutje
grote gevolgen kan hebben. Bij de projec -
ten waar ik aan heb mogen meewerken
was die functie altijd goed gedekt, ook nu
bij de Nieuwe Sluis Terneuzen. Niet alleen
op het gebied van constructiesterkte, maar
ook qua constructieve veiligheid wordt er
veel energie in gestoken. Vooraf zijn risico-
analyses gedaan en bij de overgang van
ontwerp naar uitvoering worden alle aan-
dachtspunten van het ontwerp nog een
keer met z'n allen doorlopen. Een goeie
aanpak! Zoals gezegd gaat het digitaal hard.
Anderhalf jaar geleden schreef ik met hulp
van een collega mijn eerste macro in Excel
en de voordelen verschenen direct op het
scherm. De koppeling tussen software is
steeds beter en zal in 2050 een vanzelf -
sprekendheid zijn. ICT'ers zullen naast een
constructeur komen te werken. Veel con- structie-onderdelen worden met één druk
op de knop uitgerekend, inclusief alle bijbe-
horende productiemodellen. Maar je moet
wel weten waar je op drukt.
Ik denk dat ons vak in de kern dan
ook niet veel zal veranderen. De 'saaie' din-
gen zullen geautomatiseerd zijn en dat is
mooi, omdat er dan meer tijd is voor de
moeilijke onderdelen en de koppeling met
de uitvoering. Of het zoeken naar opties
voor modulair bouwen. Met name in de
infrastructuur valt daar nog veel te winnen.
Ik ben benieuwd, het komt vast goed.?
"Ik denk dat ons vak in de kern niet veel zal veranderen"
Koen van Doremaele,
BAM Infraconsult
CEMENT 3 2020 ?67
"Creativiteit en
kennis worden de
unique selling points van de ontwerpend constructeur" Als talent van het jaar vragen wij ons
af hoe het constructeursvak er in
2050 uit ziet.
Koen kopt hem al goed in:
in de tijden dat we geforceerd wennen aan
Skypen, Teams en Zoom blijkt dit voor con-
structeurs tot op zekere hoogte prima te
werken. Digitalisering in rekensoftware is al
lang en breed geïntegreerd in onze werk -
zaamheden, nu wordt ook de samenwerking
plotseling volledig digitaal. Mogelijk dat dit
een positief overblijfsel is van deze verwar-
rende tijden, waarin we eenvoudig met
elkaar inbellen in plaats van oneindige
stroom mails sturen met reacties op reacties
in verschillende kleuren. Deze algemene
tendens van flexibeler werken zal voor de
constructeur niet anders zijn dan voor de
meeste andere kantoorbanen. Dat ik digitalisering een grote rol zie
spelen in de toekomst van de constructeur
zal geen verrassing zijn, daaruit valt echter
nog niet op te maken dat dit artikel in 2020 is
geschreven. Ik denk namelijk dat het talent
van jaar van pakweg 1985 ook blij was met
de vooruitgang van de computer. Wat ik in
mijn tweede column reeds aanhaalde, is dat
ik een uitdaging zie in de veranderende ont -
werpopgaves en duurzaam bouwen waarin
we als (hoofd)constructeurs een grotere rol
kunnen pakken. De hoogbouwhausse waarin we nu
zitten, zal naar mijn verwachting wel aflopen
? misschien stopt die dit jaar al door de coro-
narecessie. Maar de herbestemmingsopgave
zal groter en groter worden. Er is immers
steeds meer kwalitatief vastgoed beschik -
baar, en waar er nu nog een eindeloze
woningnood is, zal deze in diverse regio's ook
Een hoopvolle
toekomst
gaan kantelen naar krimp. Ik voorzie dan ook
een serieuze opgave in constructieve beoor-
delingen voor tijdelijke veiligheid tijdens sloop,
maar ook voor het zo slim mogelijk slopen
zodat materialen kunnen worden hergebruikt. Dit geeft voor constructeurs ook een
mooie mogelijkheid om meer te doen dan
alleen het maken van de broodnodige bere-
keningen. Het vak zal creatiever worden,
meer gebaseerd op archiefonderzoek, labo-
ratoriumonderzoek, proefbelastigen en
kennis uit andere bouwculturen in de wereld.
Echt ingenieurswerk als je het mij vraagt. Ook kijk ik met belangstelling naar de
ontwikkelingen van de betonindustrie. Ik durf
wel te stellen dat we minder met beton gaan
bouwen en dat er meer ruimte komt voor
andere materialen. En ik ben benieuwd hoe
we tegen de in-het-werk-gestorte gebouwen
aankijken als we deze over 50 jaar gaan ver-
vangen of vernieuwen. Zijn we dan nog steeds
zo blij dat we in 2020 lekker alles aan het tun-
nelen waren? Hopelijk kunnen we beton slim-
mer gaan inzetten dan dat we nu omwille van
de bouwsnelheid en kosten acceptabel vin-
den. Haastige spoed is immers zelden goed. Boven dit alles is mijn hoop dat het
ambacht van de constructeur komt boven-
drijven. Door onze kennis worden (herbe-
stemmings)projecten haalbaar. Creativiteit
en kennis worden de unique selling points
van de ontwerpend constructeur, waardoor
constructies niet langer als noodzakelijke
kosten worden beschouwd, maar de con-
structeur meer invloed krijgt op de haalbaar-
heid van plannen. Met als logisch gevolg dat
de constructeur meer allure krijgt dan hij
zichtzelf op dit moment toedicht.
talent van het jaar
Patrick van Dodewaard,
IMd Raadgevende Ingenieurs
door Koen van Doremaele
Thuiswerken en videobellen. De eerste twee termen die me te binnen schieten bij het thema ‘De constructeur in 2050’. Eigenlijk had dat het afsluitende deel van onze rubriek moeten zijn, maar de coronamaatregelen hebben een bezoek aan het bouwproject van Patrick helaas roet in het eten gegooid.
Het nationale thuiswerken heeft zich sneller over Nederland verspreid dan een olievlek over het IJsselmeer. Voor een constructeur, modelleur en geotechneut is het gelukkig goed mogelijk en dit zal richting 2050 meer en meer gaan gebeuren. Het is niet meer noodzakelijk dat iedereen vijf dagen per week op kantoor werkt, drie is voldoende. Het zal een hoop files schelen, veel brandstof, veel vrije tijd en voor menig persoon ook een verademing zijn om een paar dagen per week niet in een overvolle kantoortuin te zitten.
Dat dit mogelijk is voor deze beroepen is te danken aan digitalisering en automatisering, die alleen maar toenemen. Steeds vaker bestaan rapporten of verslagen alleen nog maar uit getallen en uitkomsten en op het einde een unity check die lager is dan één. Dus dan is het goed…
Een constructeur zal zich altijd af moeten vragen wat er nu eigenlijk berekend is en wat niet. Vooral dat laatste. De rol van een coördinerend constructeur wordt groter en belangrijker: iemand die het overzicht over de totale constructie houdt en de raakvlakken ziet. En oplost. Een rol met veel verantwoordelijkheid, omdat een klein foutje grote gevolgen kan hebben. Bij de projecten waar ik aan heb mogen meewerken was die functie altijd goed gedekt, ook nu bij de Nieuwe Sluis Terneuzen. Niet alleen op het gebied van constructiesterkte, maar ook qua constructieve veiligheid wordt er veel energie in gestoken. Vooraf zijn risicoanalyses gedaan en bij de overgang van ontwerp naar uitvoering worden alle aandachtspunten van het ontwerp nog een keer met z’n allen doorlopen. Een goeie aanpak!
Zoals gezegd gaat het digitaal hard. Anderhalf jaar geleden schreef ik met hulp van een collega mijn eerste macro in Excel en de voordelen verschenen direct op het scherm. De koppeling tussen software is steeds beter en zal in 2050 een vanzelfsprekendheid zijn. ICT’ers zullen naast een constructeur komen te werken. Veel constructie-onderdelen worden met één druk op de knop uitgerekend, inclusief alle bijbehorende productiemodellen. Maar je moet wel weten waar je op drukt.
Ik denk dat ons vak in de kern dan ook niet veel zal veranderen. De ‘saaie’ dingen zullen geautomatiseerd zijn en dat is mooi, omdat er dan meer tijd is voor de moeilijke onderdelen en de koppeling met de uitvoering. Of het zoeken naar opties voor modulair bouwen. Met name in de infrastructuur valt daar nog veel te winnen. Ik ben benieuwd, het komt vast goed.
door Patrick van Dodewaard
Als talent van het jaar vragen wij ons af hoe het constructeursvak er in 2050 uit ziet. Koen kopt hem al goed in: in de tijden dat we geforceerd wennen aan Skypen, Teams en Zoom blijkt dit voor constructeurs tot op zekere hoogte prima te werken. Digitalisering in rekensoftware is al lang en breed geïntegreerd in onze werkzaamheden, nu wordt ook de samenwerking plotseling volledig digitaal. Mogelijk dat dit een positief overblijfsel is van deze verwarrende tijden, waarin we eenvoudig met elkaar inbellen in plaats van oneindige stroom mails sturen met reacties op reacties in verschillende kleuren. Deze algemene tendens van flexibeler werken zal voor de constructeur niet anders zijn dan voor de meeste andere kantoorbanen.
Dat ik digitalisering een grote rol zie spelen in de toekomst van de constructeur zal geen verrassing zijn, daaruit valt echter nog niet op te maken dat dit artikel in 2020 is geschreven. Ik denk namelijk dat het talent van jaar van pakweg 1985 ook blij was met de vooruitgang van de computer. Wat ik in mijn tweede column reeds aanhaalde, is dat ik een uitdaging zie in de veranderende ontwerpopgaves en duurzaam bouwen waarin we als (hoofd)constructeurs een grotere rol kunnen pakken.
De hoogbouwhausse waarin we nu zitten, zal naar mijn verwachting wel aflopen – misschien stopt die dit jaar al door de coronarecessie. Maar de herbestemmingsopgave zal groter en groter worden. Er is immers steeds meer kwalitatief vastgoed beschikbaar, en waar er nu nog een eindeloze woningnood is, zal deze in diverse regio’s ook gaan kantelen naar krimp. Ik voorzie dan ook een serieuze opgave in constructieve beoordelingen voor tijdelijke veiligheid tijdens sloop, maar ook voor het zo slim mogelijk slopen zodat materialen kunnen worden hergebruikt.
Dit geeft voor constructeurs ook een mooie mogelijkheid om meer te doen dan alleen het maken van de broodnodige berekeningen. Het vak zal creatiever worden, meer gebaseerd op archiefonderzoek, laboratoriumonderzoek, proefbelastigen en kennis uit andere bouwculturen in de wereld. Echt ingenieurswerk als je het mij vraagt.
Ook kijk ik met belangstelling naar de ontwikkelingen van de betonindustrie. Ik durf wel te stellen dat we minder met beton gaan bouwen en dat er meer ruimte komt voor andere materialen. En ik ben benieuwd hoe we tegen de in-het-werk-gestorte gebouwen aankijken als we deze over 50 jaar gaan vervangen of vernieuwen. Zijn we dan nog steeds zo blij dat we in 2020 lekker alles aan het tunnelen waren? Hopelijk kunnen we beton slimmer gaan inzetten dan dat we nu omwille van de bouwsnelheid en kosten acceptabel vinden. Haastige spoed is immers zelden goed.
Boven dit alles is mijn hoop dat het ambacht van de constructeur komt bovendrijven. Door onze kennis worden (herbestemmings)projecten haalbaar. Creativiteit en kennis worden de unique selling points van de ontwerpend constructeur, waardoor constructies niet langer als noodzakelijke kosten worden beschouwd, maar de constructeur meer invloed krijgt op de haalbaarheid van plannen. Met als logisch gevolg dat de constructeur meer allure krijgt dan hij zichtzelf op dit moment toedicht.
Reacties