Kop artikel8 2 0 11
71
Brand en kanaalplaatvloeren
Het vertrouwen in de brandbestandheid van het materiaal beton
is groot. Dat gevoel wordt onder meer gesterkt door het geringe
aantal calamiteiten wereldwijd waar betonconstructies door
brand zijn bezweken. Juist door deze zeldzaamheid was de brand
van de faculteit Bouwkunde in Delft in 2008 een dankbaar object
voor onderzoekers en regelgevende instanties. Nog altijd kan de
betonbranche met gepaste trots terugkijken op een betoncon-
structie die veel langer dan voorspeld standhield.
Kanaalplaatvloeren
Ook de brand in de parkeergarage van een appartementencom-
plex in de Lloydstraat in Rotterdam in 2007 is aanleiding geweest
voor veel vragen over en onderzoek naar de brandwerendheid
van met name kanaalplaatvloeren. In 2009 en daarna in 2011
heeft de industrie ? op basis van de op dat moment beschikbare,
aanvullende kennis ? diverse maatregelen voorgesteld om de
betrouwbaarheid van een constructie met kanaalplaatvloeren te
borgen. Tevens werden diverse onderzoekstrajecten ingezet om
meer inzicht te verwerven in het gedrag van kanaalplaatvloeren
in samengang met een druklaag bij brand en de achterliggende
fenomenen.
Toch zijn er ook nog verschillende onduidelijkheden. Deze
waren aanleiding voor een aantal constructeurs om vragen hier-
omtrent op schrift te stellen en via Cement aan de constructeurs-
wereld kenbaar te maken.
Op de nu volgende bladzijden worden deze vragen ingeleid en
toegelicht. Vervolgens heeft de kanaalplatenindustrie alvast een
eerste antwoord geformuleerd. Afsluitend roept Johan Galjaard,
voorzitter van VNconstructeurs, belangstellenden op om deel
te nemen aan vier rondetafelbijeenkomsten waarop door de
constructeurswereld met de industrie over deze onduidelijkhe-
den kan worden gediscussieerd.
?
redactie Cement
Beton brandt niet en is in hoge mate tegen brand bestand.
Deze algemeen erkende wetmatigheden hebben beton voor
zeer vele toepassingen tot hét favoriete constructiemateriaal
gemaakt. In het geval van een brand bieden betonconstructies
bescherming aan personen, eigendom en milieu. Mits goed
ontworpen en uitgevoerd zijn betonconstructies zelfs tegen de
meest extreme brandsituaties bestand.
Brandwerend heid
kanaal plaat vloeren
? ABT b.v.
? Arcadis Nederland b.v.
? Aronsohn raadgevende ingenieurs
? Arup
? Bartels Ingenieurs voor Bouw & Infra
? Corsmit Raadgevend Ingenieurs BV
? Ingenieursbureau SmitWesterman b.v.
? Zonneveld ingenieurs b.v.
? Rijksgebouwendienst
? Strackee BV Bouwadviesbureau
Medeondertekenaars
Om te illustreren dat de zorgen
die leven bij de auteurs van het
artikel op de nu volgende bladzij-
den, door veel meer partijen
worden gedeeld, is aan diverse
organisaties gevraagd de inhoud
van dit artikel op hoofdlijnen te
onderschrijven. De volgende
organisaties hebben dat inmid-
dels gedaan:
8 2 0 11
72 Kanaalplaten vanuit de praktijk bekeken
Brand en kanaalplaatvloeren
Om inzicht te krijgen in de oorzaak van het voortijdig bezwij-
ken van de kanaalplaat is een onderzoeksplan opgesteld door
de Bond van Fabrikanten van Betonproducten in Nederland
(BFBN). Het resultaat van de eerste fase van het onderzoek is in
briefvorm op 16 november 2009 gepresenteerd. De maatrege-
len die werden voorgesteld, wijzen op krachten in langsrichting
van de kanaalplaat als oorzaak voor het bezwijken
3). Een zeer
beknopte samenvatting van de inhoud:
1 Het bezwijken van de kanaalplaatvloeren bij brand zoals in
de Lloydstraat is gebeurd, is geen incident.
2 Voor bijna alle 'normale' constructies geldt (naast het hante-
ren van de rekenregels in NEN 6071 en annex G van EN
1168) bij een brandwerendheidseis van 60 minuten of meer
dat nieuwe detailleringseisen moeten worden nageleefd:
a dikte van de druklaag in het midden van de overspan-
ning niet meer dan 70 mm;
b wapening in de druklaag ter plaatse van de oplegging in
langsrichting beperken tot Ø6-150;
c eventuele koppelwapening ter plaatse van opleggingen
niet hoger dan de halve plaatdikte aanbrengen;
d de platen moeten worden opgelegd op oplegstrippen.
Achtergrond
De brand van 1 oktober 2007 in de Lloydstraat in Rotterdam
heeft bij het grote publiek misschien geen grote indruk achter -
gelaten, maar voor construerend Nederland zijn de gevolgen
nog altijd niet te overzien.
Wat is er gebeurd?
In de parkeergarage van woongebouw Harbour Edge branden
zes auto's uit. De vloer boven de brandende auto's is volgens de
regelgeving ontworpen op een brandwerendheid van 120
minuten, maar van een aantal kanaalplaten in de directe nabij-
heid van de brandhaard kwamen onderschillen of delen
daarvan ruim binnen deze tijd naar beneden
2).
De schade die in de Lloydstraat is opgetreden, is geen uniek
incident. Het TNO-rapport 'Brandwerendheid kanaalplaatvloe-
ren, Onderzoeksresultaten deelplan A' van 24 juli 2009 laat zien
dat er meer gevallen van voortijdig bezwijken bekend waren.
Ook later zijn nog vergelijkbare schades opgetreden.
Kanaalplaten vanuit
de praktijk bekeken
Met de brief in juni van de BFBN en de begeleidende arti-
kelen in Cement 2011/5 is weer een stap gezet in het
beoordelen van de brandwerendheid van vloeren met
kanaalplaten. Daarbij krijgen de ontwerpende en toet-
sende constructeurs een grotere rol toebedeeld dan
waarop zij (in onze perceptie) tot nu toe bedacht zijn.
Beschouwing van de recent gepresenteerde richtlijnen
voor het toepassen van kanaalplaten vanuit de beroeps -
praktijk van de auteurs laat nog vragen onbeantwoord. Wij verzoeken de kanaalplaatindustrie het voortouw te
nemen bij de beantwoording daarvan. Een rol voor
ontwerpende en toetsende constructeurs lijkt daarbij
vanzelfsprekend. Op dit moment is de toepasbaarheid
van de richtlijnen ? en daarmee van kanaalplaten -
beperkt. De ontwerpende en toetsende constructeurs zijn
daarmee in een moeilijke positie gebracht.
Met dit artikel beogen wij een constructieve bijdrage en
impuls aan de dialoog te leveren.
1)
De auteurs hebben dit artikel geschreven
vanuit de beroepspraktijk in hun organisaties.
Hierbij hebben zij intensief overlegd met ir.
J.W.G.M. Kraak van de Rijksgebouwendienst,
waar de brandwerendheid van kanaalplaat-
vloeren ook de aandacht heeft.
2) Dit leidde niet tot bezwijken van de vloercon-
structie als geheel of tot voortgaande instor -
ting van het gebouw.
3) In [5] wordt over de beperking aan de dikte
van de druklaag gemeld: "De detailleringseis
voor de druklaagdikte was ingegeven door de
effecten die een druklaag heeft voor het
gedrag in zowel de langs- als de dwarsrichting
van kanaalplaten." Dit was echter niet de
beleving in de markt en de BFBN-brief van
16 november 2009 wijst er niet op. 4) Aangezien er in Nederland nog geen gebou-
wen in CC3 ? een voor Nederland nieuwe
gevolgklasse ? gerealiseerd zijn, zijn er geen of
maar heel weinig gebouwen waarvoor het
volgens de brief verstandig zou zijn om nader
specialistisch onderzoek te doen en maatrege-
len te treffen. 5) Hiermee zijn de bezwijkmechanismen bij de
opleggingen (bij nieuwbouw) alleen nog een
aandachtspunt voor de producenten en de
Europese (product)normcommissie. Via TGB
Beton is commentaar op deze herziening
kenbaar gemaakt bij de Nederlandse product-
normcommissie.
8 2 0 11
73 Kanaalplaten vanuit de praktijk bekeken
ir. Paul Lagendijk 1)
Aronsohn Constructies raadgevende ingenieurs b.v.
ir. Sven Mulder
1)
Bartels Ingenieursbureau
incasseringsvermogen van constructies als totaal aanzienlijk
wordt verbeterd. De maatregelen in de tweede brief gaan,
schijnbaar in tegenstelling tot de maatregelen genoemd in de
eerste brief, uit van verhinderde vervorming van de onderschil
in dwarsrichting als oorzaak van het bezwijken. Een zeer
beknopte samenvatting van de inhoud:
1 Ongeacht de vereiste brandwerendheid moet de toplaag-
dikte (= dikte druklaag + dikte hechtende cementgebonden
afwerkvloer) worden beperkt tot 50 mm om geen risico op
bezwijken door brand te hebben. De toplaagdikte mag
worden bepaald in het midden van de overspanning.
2 Als de toplaagdikte in het midden van de overspanning
meer dan 50 mm is, moet rekening worden gehouden met
voortijdig bezwijken bij brand tenzij andere maatregelen
worden getroffen:
a beperken van de oppervlaktetemperatuur aan de onder -
zijde van de kanaalplaatvloer tot 200 °C (bijv. door
aanbrengen van brandwerende isolatie);
b risicoanalyse op basis van NEN-EN 1991-1-7;
c tweede draagweg op basis van membraanwerking;
d tweede draagweg op basis van buiging;
e toepassen van een sprinklerinstallatie mits deze niet als
onderdeel van een gelijkwaardige oplossing is ingebracht.
3 Voor gevolgklasse 2a wordt de kritische toplaagdikte
verschoven van 50 naar 70 mm, omdat er een geringe kans
op persoonlijk letsel bestaat; voor gevolgklasse 1 wordt om
diezelfde reden helemaal geen eis aan de kritische toplaag-
dikte gesteld.
3
Voor bijzondere gebouwen (gebouwen ingedeeld in gevolg-
klasse 3, gebouwen met een hoge bezettingsgraad of gebou-
wen met bewoners met verminderde zelfredzaamheid)
gelden hogere eisen. De oppervlaktetemperatuur van de
onderzijde van de vloer moet worden beperkt tot 200 °C of
de oppervlaktetemperatuur moet worden beperkt tot 400 °C
in combinatie met bovenstaande detailleringseisen of er
moet een risicoanalyse worden uitgevoerd.
4 Voor bestaande bouwwerken is (voorlopig) geen aanleiding
voor het treffen van aanvullende voorzieningen.
4)
De aanbevelingen in deze eerste BFBN-brief worden onder -
steund door de VROM-inspectie, COBc, TNO, Efectis en
Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw.
Na het verschijnen van de eerste brief is het onderzoek voort-
gezet. In het themanummer van Cement van juli 2011 is een
nieuwe BFBN-brief geïntroduceerd samen met diverse achter -
grondartikelen, waarmee inzicht wordt gegeven in de stand van
de kennis van dit moment.
Met de tweede brief vervallen de eerdere detailleringseisen,
behalve die voor de laagdikte op de kanaalplaat; deze is aange-
scherpt. Bij de herziening van de Europese productnorm 1168
wordt de controle van de dwarskrachtcapaciteit onder brand-
omstandigheden aangepast. Dit zou de bezwijkmechanismen
bij de oplegging moeten voorkomen, waardoor de detaille-
ringseisen in de oplegzone uit de eerste BFBN-brief zouden
kunnen vervallen.
5) Positief effect hiervan is dat door het
vervallen van de beperking aan de druklaagwapening het
8 2 0 11
74 Kanaalplaten vanuit de praktijk bekeken
Brand en kanaalplaatvloeren
50 + ?? 50
3 Bouwtechnisch is het mogelijk een cementdekvloer door
middel van folie te onthechten van de ondergelegen druk-
laag. Het is dan wel zaak de cementdekvloer niet dunner
dan 50 mm te maken en eventueel te voorzien van een licht
wapeningsnet, om de kans op scheurvorming zoveel moge-
lijk te beperken. De vraag die blijft, is of het toepassen van
een folielaag voldoende is om de gewenste ontkoppeling
tussen druklaag en afwerkvloer te realiseren. Niet duidelijk
is of door het 'ontkoppelen' van druklaag en dekvloer de
aandrijvende kracht achter het bezwijkmechanisme wordt
weggenomen.
4 Maatregel 2a: Een maatregel om voortijdig bezwijken te
voorkomen, is het beperken van de oppervlaktetemperatuur
van de betonconstructie tot maximaal 200 °C. Een mogelijk-
heid om dit te realiseren is het aanbrengen van een brand-
werende bekleding of brandwerend spuitwerk (kosten ca.
? 30-60/m
2, mede afhankelijk van de hoogte van de brand-
werendheidseis
7)). Door deze extra kosten zal het economi-
sche toepassingsgebied van kanaalplaatvloeren kleiner
worden. Functioneel gevolg van de brandwerende bekleding
is dat de isolerende werking het warmteaccumulerende
effect van het gebouw beperkt en de thermische kwaliteit
van het casco laat afnemen. Door deze isolerende werking is
het toepassen van betonkernactivering minder effectief.
5 Maatregel 2b: Het uitvoeren van een risicoanalyse (waarbij
wordt aangetoond dat het risico bij brand vergelijkbaar is
met de doelstellingen achter het Bouwbesluit) is praktisch
gezien niet mogelijk. Er bestaan tot op heden nog geen
handvatten om een dergelijke risicoanalyse op te stellen:
welke risico's zijn er met welke kans van optreden en met
welke gevolgen? Hoe kwantificeren we persoonlijk letsel?
4
Voor bestaande bouw gelden in principe bovenstaande
maatregelen, maar mag op basis van NEN 8700 met lagere
betrouwbaarheid genoegen worden genomen.
Onduidelijkheden, vragen en twijfels
Bij een eerste keer lezen van de nieuwe BFBN-brief lijken er
duidelijke en onderbouwde oplossingen te worden aangereikt.
Wanneer de inhoud echter wordt gespiegeld aan de dagelijkse
praktijk van de ontwerpende en toetsende constructeur, roept
de brief veel vragen op. De constructeur, die moet staan voor
een constructie die ook bij brand veilig is, heeft daar duidelijke
en inhoudelijk goed onderbouwde antwoorden bij nodig. Hij
moet daarbij niet alleen zelf vertrouwen hebben in een ontwerp
met kanaalplaatvloeren, maar dat ook kunnen aantonen en
verantwoorden aan opdrachtgevers en gebruikers.
Een korte, kritische en wellicht nog onvolledige analyse van de
voorgestelde maatregelen:
1 Door de zeeg die kanaalplaatvloeren hebben, is de toplaag-
dikte bij de opleggingen groter dan in het midden van de
overspanning (fig. 1). Bij de oplegging is dus een grotere
mate van verhinderde vervorming te verwachten, die
bovendien samenvalt met de primaire dwarskracht. Waarom
niet deze doorsnede, maar de doorsnede in het midden van
de overspanning als maatgevend mag worden aangehouden,
wordt niet onderbouwd.
2 Feitelijk wordt er gesteld dat bij een toplaagdikte van meer
dan 50 mm er een serieus risico op bezwijken van de vloer
is. Bij proefstukken trad bezwijken op na circa 10
minuten!
6) De proeven die tot deze conclusie hebben geleid
zijn uitgevoerd op kleine vloeroverspanningen en met starre
ondersteuningen. Het vastgestelde bezwijkmechanisme bij
brand is vergelijkbaar met het bezwijkmechanisme dat
ontstaat bij toepassing van flexibele ondersteuningen bij
kamertemperatuur. Voor flexibele ondersteuningen heeft
dat geleid tot de introductie van CUR-Aanbeveling 104
'Vloeren van kanaalplaten met geïntegreerde liggers', waarin
aanvullende eisen aan het ontwerp worden geformuleerd.
De conclusie lijkt dus gerechtvaardigd dat kanaalplaatvloe-
ren met relatief slappe ondersteuningen door combinatie
van deze twee effecten eerder zullen bezwijken. In de voor -
gestelde maatregelen wordt geen rekening gehouden met
deze interactie, waardoor het draagvermogen bij brand naar
alle waarschijnlijkheid substantieel wordt overschat.
6) De gevolgen van dit bezwijkmechanisme voor
de ontruiming door BHV-ers en de inzet van
de brandweer zijn in dit artikel niet uitge-
diept, maar zullen wel in beschouwing
moeten worden genomen! 7) Genoemde bedragen zijn gebaseerd op de
nieuwbouwsituatie. Het in bestaande bouw
aanbrengen van deze voorzieningen zal
aanzienlijk duurder zijn, mede door bijko-
mende indirecte kosten. 8) NEN 8700 is gericht op beoordeling van
bestaande constructies onder normale
omstandigheden. Er ligt wel een vraag bij de
normcommissie om ook de beoordeling bij
brand er in op te nemen.
1
8 2 0 11
75 Kanaalplaten vanuit de praktijk bekeken
1 Door de zeeg die kanaalplaat -
vloeren hebben, is de toplaag-
dikte bij de opleggingen groter
dan in het midden van de over -
spanning.
meerveldsituaties of bij aansluiting op dragende betonwan-
den en/of -gevels die een inklemmingsmoment kunnen
leveren. En die komen in veel constructies niet voor!
Daar komt bij dat in de voorbeeldberekening van het rest-
draagvermogen wordt verondersteld dat de bovenste helft
van de kanaalplaat een rol blijft vervullen in het restdraag-
vermogen. Bij de bepaling van het restdraagvermogen
wordt wel rekening gehouden met de reductie van de treks-
terkte van het voorspan- en wapeningsstaal door de toene-
mende temperatuur. Er wordt echter geen rekening gehou-
den met de reductie van de druksterkte van het beton: door
de beperkte breedte van de ribben van de kanaalplaat zal de
sterkte hiervan sterk afnemen, en daarmee de negatieve
momentcapaciteit. Het opneembare steunpuntmoment
wordt met de voorgestelde rekenmethode daardoor over -
schat. Daarbij moet bij deze methode ook een controle op
dwarskrachtcapaciteit worden uitgevoerd.
8 Maatregel 2e:
Toepassen van een sprinklerinstallatie. Ondui-
delijk is aan welke eisen een dergelijke installatie moet
voldoen. Verder wordt niet onderbouwd waarom een sprin-
kler die als onderdeel van een voorstel tot een gelijkwaar -
dige oplossing is ingebracht, niet zou mogen worden
gebruikt om het risico op bezwijken bij brand te reduceren.
Het introduceren van een sprinkler leidt tot extra kosten
(ordegrootte ? 50?60/m
2)7).
9 Voor bestaande bouw is het aanpassen van de toplaagdikte
geen optie meer. Als de aanwezige toplaagdikte groter is dan
de kritische waarde (de verwachting is dat dit bij veel gebou-
wen het geval is, omdat cementdekvloeren bijna altijd hech-
6
Maatregel 2c: Tweede draagweg door membraanwerking.
Door te veronderstellen dat de kanaalplaat is bezweken en
de restanten van de vloer blijven 'hangen' aan de construc-
tieve druklaag, kan een evenwichtsmodel gebaseerd op
membraanwerking worden opgesteld. Gevolg is wel dat
door deze membraanwerking horizontale krachten in de
randzone van het membraan ontstaan, die door de aangren-
zende constructie moeten worden opgenomen. Omdat we
er in de regelgeving vanuit gaan dat een volledig comparti-
ment in brand staat, en een compartiment vaak overeen-
komt met een volledige verdieping, is er zelden de mogelijk-
heid de optredende horizontale belastingen op te nemen:
gevelkolommen (of gevelelementen) worden niet meer
gesteund door de bezweken vloer (krijgen dus een dubbele
kniklengte) en worden bovendien nog belast door een
substantiële horizontaalkracht. Het ontwerpen op een
dergelijke bijzondere belastingssituatie zal niet vlug leiden
tot een economisch ontwerp. Bijkomende vraag die boven
deze oplossing hangt, is of alleen een druklaag van beperkte
dikte volstaat om de vereiste brandscheiding in tact te
houden. Membraanwerking als tweede draagweg zal
daarom, in ieder geval rekenkundig, slechts zelden uitkomst
bieden.
7 Maatregel 2d: Tweede draagweg door buiging. Door te
veronderstellen dat de kanaalplaat is bezweken, de boven-
wapening in de kanaalplaat te gebruiken als onderwapening
en de druklaagwapening als bovenwapening, is een plastisch
bezwijkmechanisme op buiging vast te stellen. Deze
methode heeft helaas aanzienlijke praktische beperkingen:
deze benaderingswijze heeft alleen kans van slagen bij
8 2 0 11
76 Kanaalplaten vanuit de praktijk bekeken
Brand en kanaalplaatvloeren
op de tafel van de ontwerpers. Dit aangezien de voorgestelde
maatregelen (brandwerende isolatie, sprinkler, tweede draag-
weg of risicoanalyse) keuzes zijn die al in het begin van het
ontwerptraject moeten worden gemaakt. Op zichzelf is dat niet
verkeerd, maar complicerende factor is wel dat er geen sprake
is van een volledig en juist inzicht in het gedrag van de kanaal-
platen. Het verkrijgen en verspreiden van dat inzicht wordt
verwacht van de kanaalplaatproducenten.
Vier jaar na de brand zijn er nog veel onbeantwoorde vragen.
Dat de gepresenteerde richtlijnen onpraktisch zijn, maakt het
de constructeur niet gemakkelijk. Uitweg zou kunnen zijn dat
deze het probleem omzeilt en een andere vloeroplossing in zijn
ontwerpen opneemt, maar dat is een te snelle conclusie voor
een dergelijk product.
Een dergelijke uitweg is niet beschikbaar voor de kanaalplaten
die al in Nederland zijn neergelegd. Vooralsnog is daarvoor
onduidelijk wat er moet gebeuren. Het wordt aan de gebouwei-
genaren overgelaten om te besluiten wel of niet te gaan hande-
len. Tenzij de gemeentelijke bouwtoezichten hierin een actief
beleid gaan voeren.
Brand is een situatie waarin constructies betrouwbaar moeten
zijn. Niemand heeft baat bij voortdurende onzekerheid over het
gedrag van de kanaalplaatvloeren bij brand. Wij doen daarom
een nadrukkelijk beroep op de kanaalplaatindustrie op korte
termijn vervolgstappen te ondernemen om de onzekerheid weg
te nemen. Regelgevers en toezichthouders kunnen daarbij een
stimulerende rol spelen. Eigenaren, ontwerpers en controleurs
moeten worden geholpen betrouwbare, brandveilige gebouwen
met kanaalplaatvloeren te realiseren en te behouden. Er
moeten heldere en eenduidige antwoorden komen op de
gerezen vragen. Daarnaast is volledige openheid noodzakelijk
in de analyses, achtergronden en brandproeven (bijv. via een
website), zodat constructeurs het verantwoorde gebruik van
kanaalplaten in hun ontwerpen en veel bestaande situaties
kunnen aantonen.
?
tend op de constructieve druklaag zijn aangebracht), zullen
dus dezelfde maatregelen moeten worden genomen als bij
nieuwbouw. In het gunstigste geval kan met maatregel 2c of
2d voldoende incasseringsvermogen worden aangetoond.
Daarbij mag gebruik worden gemaakt van de belastingsfac-
toren volgens NEN 8700. Voor brand zijn de belastingsfac-
toren ook bij toetsing volgens NEN 6702 of Eurocode, net
als in NEN 8700 echter gelijk aan 1: hiermee wordt dus geen
'winst' behaald
8). Als de constructie niet voldoende incas-
seringsvermogen heeft, dan zal alsnog moeten worden
gekozen voor het aanbrengen van een brandwerende isolatie
of een sprinklerinstallatie.
10 Over leiding- en klimaatvloeren wordt in de BFBN-brieven
geen uitspraak gedaan. Het lijkt logisch de brief ook voor
deze vloertypen te hanteren. Voor vloeren met betonkern-
activering is isoleren niet wenselijk. Gezien de eerder geuite
twijfel, blijft bij vloeren met betonkernactivering slechts
toepassing van een sprinkler als oplossing over.
Constructieve overwegingen
Het feit dat er twee aanbevelingsbrieven zijn binnen twee jaar
tijd, waarbij, in onze perceptie als constructeurs, de oorzaak
van het probleem is verlegd van de langsrichting naar de
dwarsrichting, doet de vraag rijzen of de huidige stand van de
kennis het bezwijkgedrag van kanaalplaatvloeren bij brand
goed afdekt. De twijfel wordt versterkt doordat er sprake is van
een tussenstand en vervolgonderzoek over twee à drie jaar
meer inzicht moet opleveren. Daarbij geven de geboden oplos-
singen weinig houvast en roepen deze in de praktijk ? nu ? nog
veel vragen en twijfels op.
De kanaalplaatvloer is één van de meest gebruikte vloeren in
Nederland. Er zijn vele miljoenen m
2 vloer van dit type toege-
past. Opdrachtgevers en gebruikers moeten kunnen vertrou-
wen op hun constructies. Constructeurs leveren daarvoor
kennis en advies. Wij maken ons echter ernstig zorgen of in het
geval van kanaalplaatvloeren bij brand, constructeurs de
vereiste en verwachte betrouwbaarheid kunnen aantonen.
In 2009 leidde de eerste BFBN-brief ertoe dat ontwerpers samen
met bouwtoezichten hun best deden de detaillering zo te ontwik-
kelen dat er aan de koppen van de platen geen inklemmingsmo-
menten van betekenis konden optreden. Daarbij werden conces-
sies (= reductie incasseringsvermogen) geaccepteerd in
constructies bij kamertemperatuur om iets te voorkomen dat
maar heel weinig voorkomt (brand). Twee jaar later moeten we
concluderen dat deze maatregelen niet nodig waren.
De aanbevelingen in de tweede BFBN-brief zijn voor de
constructeur compleet anders. De brief geeft nog niet alle in de
praktijk benodigde antwoorden en legt het probleem voorlopig
? Literatuur
1 Brandwerendheid kanaalplaatvloeren, Onder -
zoeksresultaten deelplan A. TNO-rapport, 24
juli 2009.
2 Welling, W. Paassen, A. van, Brand in parkeer -
garage. Cement 2009/7.
3 Kleinman, C.S., Kanaalplaatvloeren in dwars-
richting bij brand. Cement 2011/5.
4 Beoordeling van kanaalplaatvloeren bij brand.
BFBN-brief, Cement 2011/5. 5
Hordijk, D.A, et al., Nieuwe maatregelen
kanaalplaatvloeren (1). Cement 2011/5.
6 Klösters, G. J., Klein-Holte, R., Dongen, A.J. van,
Nieuwe maatregelen kanaalplaatvloeren (2).
Cement 2011/5.
7 Fellinger, J.H.H., Shear and Anchorage Behav-
iour of Fire Exposed Hollow Core Slabs. Proef-
schrift, TU Delft 2004.
Kop artikel8 2 0 11
77
ing. Gerry Klösters
BetonSon B.V.ing. r
onald Klein-Holte
VBI B.V. ing. a
d van Dongen
Dycore B.V.
- Bij de toepassing van een kanaalplaatvloer met een toplaag-
dikte van meer dan 50 mm kan op dit moment nog onvol-
doende zekerheid respectievelijk onderbouwing worden
geboden. Daarom heeft de industrie, ondersteund door de
Begeleidingscommissie Brand, besloten beperkende maatre-
gelen te adviseren.
De kanaalplaatvloer is de afgelopen vijftig jaar binnen de
betonindustrie veruit het meest beproefde product met betrek-
king tot de brandwerendheid. Daarnaast is er tot op heden nog
geen enkel geval bekend van een situatie waarin de constructie
met kanaalplaten niet aan de eisen van de brandwerendheid
heeft voldaan.
De procedure voor de aanpassing van de BRL 0203 'Vrijdra-
gende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton'
is door de BFBN in gang gezet. Daarmee moet de zorg van de
constructeur met betrekking tot de productverantwoordelijk-
heid voor kanaalplaatvloeren met een toplaag van maximaal 50
mm (en 70 mm voor gevolgklasse 2a) worden weggenomen.
De autoriteit van de Begeleidingscommissie Brand en haar
begeleiders (zie kader) wordt door constructief Nederland
breed onderschreven. Het is nu aan de industrie om in dit
artikel de maatregelen waarover toch nog enkele vragen zijn
ontstaan, verder toe te lichten.
Meest beproefde product
Ten aanzien van de brandwerendheid en het gedrag van kanaal-
plaatvloeren is de BFBN met ondersteuning van de Begeleidings-
commissie Brand tot de volgende hoofdconclusies gekomen:
- De toepassing van kanaalplaten zonder toplaag dan wel met
een toplaag t.m. 50 mm dikte voldoet aan de eisen van brand-
werendheid.
Kanaal plaat vloeren:
nooit bezweken
bij brand
Kanaalplaatvloeren worden in Nederland op grote schaal
toegepast. Een klein gedeelte van de markt betreft complexere
constructies waarbij een dikkere druklaag wordt toegepast. Met
name voor dit toepassingsgebied van kanaalplaatvloeren zijn
er door constructeurs en toezichthouders, onder wie de heren ir.
Paul Lagendijk en ir. Sven Mulder, vragen gesteld omtrent de
maatregelen voor kanaalplaatvloeren zoals in Cement 2011/ 5
beschreven.
Het navolgende artikel geeft verdere verheldering van de voor -
gestelde maatregelen en inzicht in de richting van het vervolg- onderzoek. Om de vragen die leven in het juiste perspectief te
plaatsen alvorens deze te beantwoorden, is het goed om toe te
lichten hoe de maatregelen tot stand zijn gekomen en hoe
daarover tot op heden is gecommuniceerd.
In de komende maanden worden constructeurs en toezichthou-
ders door VNconstructeurs in samenwerking met de BFBN
uitgenodigd om in workshops de maatregelen verder te bespre
-
ken en eventuele knelpunten vast te stellen en vervolgens geza-
menlijk tot constructieve oplossingen te komen.
8 2 0 11
78 Kanaal plaat
vloeren: nooit bezweken bij brand
Brand en kanaalplaatvloeren
Risicoanalyse en berekening Tweede Draagweg. Beide onder -
werpen werden in de BFBN-brief en bijlagen slechts summier
toegelicht, omdat deze onderwerpen bij de invoering van de
Eurocode, waarschijnlijk per 1 april 2012, onderdeel worden
van het Bouwbesluit.
De maatregelen
In de brief van de BFBN van juni 2011 en de bijlagen worden
de maatregelen beschreven, de aanleiding van het onderzoek
en de gevolgen van de invoering van de Eurocode in combina-
tie met de genoemde maatregelen. De essentie van de maatre-
gelen wordt daarom wellicht wat ondergesneeuwd onder de
hoeveelheid exacte informatie. Ter verduidelijking worden
daarom hier alleen de hoofdlijnen van de maatregelen
genoemd. Voor details en achtergronden verwijzen wij naar de
BFBN-brief met bijlagen en Cement 2011/5.
Samenvatting van de maatregelen
1 Bij een toplaag tot maximaal 50 mm: geen aanvullende maat-
regelen of beschouwingen nodig.
2 Bij een toplaagdikte van meer dan 50 mm: nadere analyse
volgens het schema in figuur 2, waaronder de analyse of de
toplaag dient als tweede draagweg.
Het effect van de maatregelen is een vermindering van de
toplaagdikte, hetgeen in lijn is met het streven van de industrie
naar vermindering van materiaalverbruik in het kader van
duurzaamheid.
Toekomstig onderzoek
Aangezien de markt de behoefte heeft om met een dikkere
toplaag te werken, wordt in de komende twee à drie jaar empe-
risch onderzoek verricht of de grens van maximaal 50 mm kan
worden verhoogd. De industrie laat op korte termijn een
brandproef uitvoeren op kanaalplaten met een druklaagdikte
van meer dan 70 mm.
Verdere acties en communicatie
1 De BFBN zet zich verder in om de marktpartijen nader te
informeren en te ondersteunen bij eventuele vragen.
2 Op de internetpagina van de BFBN (www.bfbn.nl/
kanaalplatenbrand) is de relevante informatie beschikbaar.
Naast de verschillende documenten zal een FAQ-lijst worden
bijgehouden op basis van gestelde vragen.
3 De BFBN zal in samenwerking met o.a. de constructeurs
werken aan verdere informatie betreffende het ontwerpen
van vloervelden. Dit betreft zowel het ontwerpen zonder
druklaag als de aanvullende beschouwing bij dikkere topla-
gen, zoals risicoanalyse of een tweede-draagweganalyse. In
januari en februari 2012 worden door VNconstructeurs in
Communicatie sinds juni 2011
De brief van juni 2011 en de diverse bijlagen zijn verstuurd aan
meer dan 150 partijen die zich bij de BFBN als geïnteresseer -
den hadden geregistreerd en daarna gepubliceerd op de sites
van alle producenten, de BFBN en Cement-online. Daarnaast is
Cement 2011/5 geheel gewijd aan de nieuwe maatregelen
kanaalplaatvloeren. Op 23 juni 2011 is een presentatie over
deze maatregelen gegeven op de Constructeursmiddag, georga-
niseerd door de Betonvereniging i.s.m. o.a. VNconstructeurs.
In alle uitingen is voor vragen en of onduidelijkheden verwe-
zen naar de BFBN, zodat centraal een goed overzicht is verkre-
gen over de gestelde vragen. Sinds juni 2011 hebben vele
duizenden belanghebbenden de sites met informatie bezocht
en zijn bij de BFBN en de industrie enkele vragen binnengeko-
men. Deze vragen hebben vaak betrekking op de onderwerpen
Samenstelling Begeleidingscommissie
Brand en adviseurs
In juni 2011 publiceerde de BFBN de brief met maatregelen kanaalplaatvloeren
bij brand. Deze brief is opgesteld naar aanleiding van een uitvoerig onderzoek
dat op verzoek van VROM en in opdracht van BFBN is uitgevoerd door TNO,
Efectis Nederland bv, Adviesbureau ir. J.G. Hageman B.V.en ERB (Stichting Exper -
tisecentrum Regelgeving Bouw). Aan dit onderzoek zijn bijdragen geleverd
door:
prof.ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder TU Delft; TNO
ing. A.A. van den Bos ABT
prof.ir. P.H.E. van de Leur Universiteit Gent; DGMR
ir. T. van Overbeek TNO
De in de brief van de BFBN geadviseerde maatregelen worden ondersteund
door de, door VROM geïnitieerde, BFBN Begeleidingscommissie Brand. Voor alle
volledigheid wordt vermeld dat de leden van de begeleidingscommissie niet de
opstellers van dit artikel zijn; dit zijn namelijk de schrijvers namens de BFBN. In
2011 was deze commissie als volgt samengesteld:
dhr. S.A.A. Backx VROM-Inspectie
ir. A. van Acker
ir. F.B.J. Gijsbers TNO
dr.ir. C. Both Efectis Nederland bv
dr.ir. N.P.M. Scholten ERB
ing. R. Sagel COBc
prof.dr.ir. D.A. Hordijk TU Eindhoven; Adviesbureau
ir. J.G. Hageman B.V.
ing. J.G. van Leeuwen Stadsbeheer Gemeente Almere; voorzitter
COBc
ing. B. Jongsma Consolis
ing. R. Klein-Holte VBI B.V.
ing. A.J. van Dongen Dycore B. V.
ir. W. Welling BFBN
8 2 0 11
79 Kanaal plaat
vloeren: nooit bezweken bij brand
kan er
disproportionele schade
optreden door het bezwijken
van één of meer vloervelden of is de vloer
onderdeel van de brandcompartimentering of loopt er een vluchtrouteover de vloer? start
bepaal rekenkundige
brandwerendheid m.b.t. buiging
volgens NEN-EN 1992-1-2 resp. NEN 6071
bepaal dwarskracht draagvermogenin brandsituatie volgens Annex G van NEN-EN 1168 /A3
(alleen bij brandwerendheidseis > 30 minuten)
toplaagdikte 50 mm
toplaagdikte > 70 mm
gebouw ingevolgklasse 2b of 3
geen aanvullende maatregelen pas één van de aanvullende maatregelen A toegebouw in gevolgklasse
2a, 2b of 3
ja
ja
nee
nee
neenee
nee ja
ja
ja
2 Schema bepaling aanvul-
lende maatregelen
? verkennende proeven op 'schijfjes' van een kanaalplaat, uitge-
voerd in juli 2010 en weergegeven in Cement 2011/5. De
hoogte van de kanaalplaat bij deze testen was 260 mm respec-
tievelijk 400 mm, terwijl de dikte van de druklaag 50, 75 en
100 mm bedroeg.
Vraag A2
Waarom wordt de doorsnede van de toplaag in het midden van
de overspanning als maatgevend aangehouden? Door de zeeg of
toog die kanaalplaatvloeren hebben, kan de toplaagdikte binnen
de aanbevelingen bij de opleggingen groter dan 50 mm zijn.
Antwoord
De hiervoor genoemde brandtesten op kanaalplaatvloeren zijn
uitgevoerd met een toplaag van 50 mm in het midden; door
opbuiging van de kanaalplaten was de dikte van de druklaag bij
de oplegging groter. De opbuiging van de geteste platen is
representatief voor de toog van kanaalplaten. Met de bepaling
van de maximale toplaagdikte is dus rekeninggehouden met de
toog en daarmee dikkere toplaag bij de oplegging.
samenwerking met de BFBN workshops georganiseerd waar
-
voor ontwerpende constructeurs en toezichthoudende
constructeurs worden uitgenodigd. Deze workshops hebben
als doel de bestaande informatie uit te wisselen en oplos-
singsroutes voor constructieve vragen te bepalen.
4 De BFBN heeft via de KIWA de aanpassing van de BRL 0203
'Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd
constructief beton' in gang gezet.
De aanvullende maatregelen zijn een tweede draagweganalyse
of één van de andere genoemde maatregelen, zoals het uitvoe-
ren van een risicoanalyse of het toepassen van temperatuurbe-
grenzing. Voor verdere details wordt verwezen naar de brief
van de BFBN van juni 2011.
Technische toelichting op maatregelen
A Vragen t.a.v. de brandwerendheidbeproevingen van
kanaalplaten in combinatie met toplagen
Vraag A1
Op basis waarvan wordt geconcludeerd dat een kanaalplaat-
vloer met een druklaag van 50 mm gemeten op het midden van
de overspanning voldoet aan de eisen voor brandwerendheid?
Antwoord
De beperking van de dikte van de toplaag is mede gebaseerd op
een groot aantal brandtesten. Brandtesten met een druklaag-
dikte van 50 mm waren, in tegenstelling tot proeven met een
dikkere druklaag, in ruime hoeveelheid beschikbaar. Op basis
van onder andere deze informatie is geconcludeerd dat voor
een toplaagdikte van niet meer dan 50 mm geen aanvullende
maatregelen nodig zijn. In het deelonderzoek door ERB
(Expertisecentrum Regelgeving Bouw), uitgevoerd in opdracht
van de BFBN, zijn de conclusies getrokken op basis van de
volgende rapportages en onderzoeken:
? bijlage F van rapport TNO-034-DTM-2009-00651 'Brandwe-
rendheid kanaalplaatvloer deelplan A' (Dit TNO-rapport
over de brand in Rotterdam is via de BFBN te verkrijgen):
? F1 CBR Beton 1982 kanaalplaat 265 mm; druklaag 50 mm;
? F9 CTICM 95-E-467 1995 kanaalplaat 160 mm; druklaag
50 mm;
? F10 CTICM 95-E-533 1995 kanaalplaat 160 mm; druklaag
50 mm;
? F19 ITB 2003 kanaalplaat 270 mm; druklaag 50 mm;
? F19 ITB 2003 kanaalplaat 160 mm; druklaag 50 mm;
? F20 DTLR 2003 kanaalplaat 200 mm; druklaag 50 mm; zie
ook Cement 2009/7.
2
8 2 0 11
80 Kanaal plaat
vloeren: nooit bezweken bij brand
Brand en kanaalplaatvloeren
Vraag B3
Wat is de invloed van een flexibele ondersteuning op een vloer -
veld van kanaalplaten met toplaag?
Antwoord
Over het gedrag van niet-star opgelegde kanaalplaten (CUR
Aanbeveling 104) bij brand is weinig bekend. Fellinger schrijft
in zijn werk: " .. Premature shear and/or anchorage failure
can not be attributed to the reduction in the shear tension
capacity by flexible supports if there exists any negative effect
of flexible supports on the fire resistance at all.. " Voor wat
betreft de vervormingen lijken deze twee mechanismen elkaar
dus juist te 'ontlasten'.
Vraag B4
Is het toepassen van een folielaag voldoende om de gewenste
ontkoppeling tussen druklaag en afwerkvloer te realiseren?
Antwoord
Er zijn geen proeven gedaan met een druklaag en een hech-
tende afwerklaag. Op basis van analogie is geconcludeerd dat
bij hechtende en stijve afwerklagen (vergelijkbaar met
constructief beton) een soortgelijk gedrag te verwachten is. Als
de afwerklaag onthecht is door bijvoorbeeld een folie, dan
werkt deze niet mee met de vloer en behoeft deze niet te
worden beschouwd als onderdeel van de toplaag. Bij de uitvoe-
ring is uiteraard zorgvuldigheid geboden om hechting van de
afwerklaag aan de druklaag feitelijk te voorkomen.
Vraag B5
Is de eerst voorgestelde maatregel om voortijdig bezwijken te
voorkomen het beperken van de oppervlaktetemperatuur van
de betonconstructie tot maximaal 200 °C en is dit economisch
rendabel?
Antwoord
De hoofdaanbeveling is het beperken van de toplaagdikte. In
een beperkt aantal gevallen kan brandwerende bekleding
vereist zijn. Economie en gebouwfunctie zijn hier ook belang-
rijke keuzeparameters.
Vraag B6
Waarom wordt als één van de maatregelen het uitvoeren van
een risicoanalyse aanbevolen, terwijl hiermee weinig ervaring
is opgedaan?
Antwoord
Risicoanalyse is opgenomen in de Eurocodes die in principe
per 1-4-2012 van kracht zijn. Dit geldt voor alle bouwconstruc-
ties, ongeacht het constructiemateriaal. Deze aanbeveling is dus
niet specifiek gericht op de brandwerendheid van kanaalplaten.
B Vragen t.a.v. het theoretische model
Vraag B1
Hoe verhouden de maatregelen zoals beschreven in de BFBN-
brief van 2009 zich met de brief van 2011?
Antwoord
Bij de eerste brief waren de maatregelen gebaseerd op verhin-
deringseffecten in zowel de langs- als de dwarsrichting. Toen
was de inschatting namelijk dat de scheuren in de dammen
door beide effecten zouden kunnen ontstaan. Zie hiervoor ook
de rapporten van TNO en Veiligheidsregio Rijnmond uit 2008
en 2009. De beperking van de wapening in de druklaag en de
overige detailleringsvoorschriften bij de opleggingen waren
gericht op de effecten in de langsrichting en de beperking van
de druklaagdikte in de BFBN-brief van 2009 was gericht op de
effecten in zowel de langs- als de dwarsrichting.
Op basis van vervolgonderzoek in 2010 is geconcludeerd dat
het scheuren van de dammen hoofdzakelijk veroorzaakt werd
door de effecten in de dwarsrichting. De eerdere maatregelen
die waren gericht op de effecten in de langsrichting konden dus
vervallen. De maatregel gericht op effecten in de dwarsrichting,
de toplaagdikte dus, is tegelijkertijd enigszins verzwaard ten
opzichte van de eerdere brief.
Aanvullend wordt voor de langsrichting de dwarskracht
beperkt conform de empirische regels die in EN1168 Annex G
zijn beschreven. Zie ook artikel 'Brandveiligheid van kanaal-
plaatvloeren' in Cement 2009/7. Hierbij wordt rekeninggehou-
den met scheurvorming in het dwarskrachtgebied.
Vraag B2
Wat is de relatie tussen de resultaten van het experiment van
een deel van een kanaalplaat met een zeer dikke druklaag dat
na 10 minuten bezweek zoals omschreven in Cement 2011/5
(foto 3) en het gedrag van een vloerveld?
Antwoord
De verkennende proeven in 2010 zijn uitgevoerd op kleine
delen van een kanaalplaat en hadden uitsluitend als doel de
hypothese betreffende het effect van de druklaagdikte in
dwarsrichting te onderzoeken. Deze proeven zijn uitgevoerd op
een doorsnede met een extreem dikke (300 mm) en stijve
druklaag (mechanisch verbonden aan kanaalplaat). Er was dus
geen sprake van een volledige overspanning van een kanaal-
plaat resp. een vloerveld. Uit deze proeven kunnen dan ook
geen algemene conclusies worden getrokken omtrent het
gedrag van een vloerveld.
8 2 0 11
81 Kanaal plaat
vloeren: nooit bezweken bij brand
Vraag B11
Hoe moet worden omgegaan met bestaande bouw?
Antwoord
Voor gebouwen met kanaalplaten in gevolgklasse 2b of 3,
waarvan de toplaagdikte significant afwijkt van de aanbevelin-
gen van de BFBN, kan een nadere beoordeling worden overwo-
gen. De gebouweigenaar of ?beheerder kan hiervoor een gespe-
cialiseerde partij benaderen. Zoals in de brief van de BFBN is
aangegeven, wordt voor bestaande bouw met een lagere
betrouwbaarheid genoegen genomen, terwijl tevens rekening
mag worden gehouden met het rechtens verkregen niveau.
Vraag B12
Zijn de maatregelen ook van toepassing op de afwijkende
kanaalplaatdoorsneden zoals een leidingvloer?
Antwoord
Het onderzoek en de maatregelen zijn gericht op het gedrag
van kanaalplaatvloeren waarvan de dikte van het beton onder,
boven en naast de kanalen ongeveer 35 à 50 mm bedraagt. Het
lijkt logisch te veronderstellen dat het gedrag van een leiding-
vloer met een dikke onderschil meer overeenkomst vertoont
met het gedrag van een massieve vloer.
De invloed van een dikke onderschil al dan niet met een wape-
ningsnet is in het onderzoek echter niet meegenomen. Indien
toch maatregelen voor dit soort vloeren worden genomen, is
het beperken van de toplaagdikte de hoofdaanbeveling.
?
Hiermee moet in Nederland ervaring worden opgedaan vanaf
medio 2012. Op dit moment is er in Nederland nog weinig
praktische ervaring met deze methode.
Vraag B7
Moet ervan worden uitgegaan dat bij brand het gehele vloer -
veld van het compartiment is beschadigd?
Antwoord
Normaliter worden conform de regelgeving binnen het brand-
compartiment dezelfde uitgangspunten aangehouden. Het lijkt
echter niet logisch dat ervan wordt uitgegaan dat het hele
vloerveld zodanig wordt belast dat deze in zijn geheel wordt
beschadigd. Op basis van een nadere risicoanalyse (FSE) kan
worden vastgesteld of van dit uitgangspunt - een compleet
beschadigd vloerveld - kan worden afgeweken.
Vraag B8
Kunnen de krachten tengevolge van een tweede-draagwegbe-
schouwing altijd door de overige constructie worden opgeno-
men?
Antwoord
De hoofdaanbeveling is het beperken van de toplaagdikte. Indien
een dikkere toplaag vereist is, kunnen uit een tweede-draagweg-
analyse aanvullende eisen voor de hoeveelheid wapening en de
druklaagdikte volgen. In het geval van tussensteunpunten kan
gebruik worden gemaakt van deze capaciteit. Dan moeten wel
álle relevante aspecten worden beschouwd, zoals een geredu-
ceerde doorsnede met de bijbehorende temperatuurverdeling. In
de praktijk zal niet elke constructie de belasting kunnen
opnemen die uit de tweede-draagweganalyse volgt.
Vraag B9
Is, indien het vloerveld beschadigd wordt aangenomen, de
resterende doorsnede voldoende om aan de eisen van brand-
scheiding te voldoen?
Antwoord
De brandscheidende eisen (WBDBO) moeten hierbij worden
gesteld aan de resterende doorsnede.
Vraag B10
Hoe kijkt de industrie aan tegen de temperatuurbeperkende
maatregelen?
Antwoord
De hoofdaanbeveling is het beperken van de toplaagdikte. De
genoemde temperatuurbeperkende maatregelen zijn niet door
de industrie uitgewerkt.
82Constructeurs zoeken duidelijkheid
Brand en kanaalplaatvloeren
Rondetafelgesprekken
Daarom organiseert VNconstructeurs, de beroepsvereniging
van constructeurs, samen met BFBN een aantal rondetafelge-
sprekken tussen constructeurs en leveranciers. In deze gesprek-
ken zullen de constructeurs kunnen aangeven wat hun wensen
zijn voor de toepassing van kanaalplaten in hun ontwerpen, en
zullen de onderzoekers en leveranciers uitleg geven over de
door hen opgestelde ontwerpmaatregelen. Het doel van deze
gesprekken is om op deze wijze te komen tot door alle partijen
gedragen ontwerpmaatregelen. Zodat kanaalplaatvloeren weer
met het volle vertrouwen door constructeurs in hun ontwerpen
kunnen worden toegepast.
Graag nodigen wij de constructeurs (leden en niet-leden van
VNconstructeurs) uit voor deelname aan deze rondetafelgesprek-
ken. De gesprekken worden gepland rond de avondspits: ont-
vangst vanaf 16.00 uur, gesprek van 16.30 uur tot circa 18.30 uur.
Per gesprek kunnen maximaal twintig personen deelnemen.
Er zijn op dit moment vier gesprekken gepland:
?
26 januari 2012 bij BAM in Bunnik
? 31 januari 2012 bij ABT in Delft
? 7 februari 2012 bij VeriCon in Veldhoven
? 14 februari 2012 bij JVZ in Deventer.
Nadere informatie kunt u vinden op www.vnconstructeurs.nl .
Op deze site u zich ook kunt inschrijven voor het bijwonen van
een van deze avonden.
?
Johan Galjaard
Voorzitter VNconstructeurs
Aan de ene kant wordt deze onzekerheid gevoed door twijfels
over de verschillen tussen de aanbevelingen uit de beide BFBN-
brieven, en hoe deze vervolgens te interpreteren. Aan de andere
kant sluiten de voorgestelde maatregelen niet altijd aan bij de
dagelijkse beroepspraktijk. In de meeste gevallen worden
kanaalplaten zonder of met een dunne druklaag toegepast,
zoals de plaat ook oorspronkelijk is bedoeld. Daar speelt het
probleem niet. Maar in de afgelopen jaren zijn constructeurs
kanaalplaten steeds meer integraal in hun ontwerpen gaan
gebruiken, waarbij, hetzij door grotere krachten uit bijvoor
-
beeld overstekken of stabiliteit hetzij door in te storten voorzie-
ningen (leidingen), de druklagen steeds dikker zijn geworden.
Hetgeen haaks staat op de nu gepresenteerde aanbevelingen.
De door een aantal constructeurs ingezonden brief in dit blad
geeft deze zorgen vanuit de praktijk duidelijk weer.
Het zou goed zijn als de kanaalplaatleveranciers en de
constructeurs samen duidelijkheid krijgen zowel over de
ontwerpmaatregelen zoals deze nu door de BFBN zijn aangege-
ven, als over de wensen en de toepassingswijze van kanaalplaat-
vloeren door de constructeurs.
De brand in de parkeergarage in Rotterdam heeft voor heel wat
opwinding in construerend Nederland gezorgd. Een uitgebreid
onderzoek naar het gedrag van kanaalplaten met druklaag bij
brand, gevolgd door een eerste en later een tweede brief van de
BFBN met ontwerpmaatregelen, heeft de rust niet teruggebracht.
Er heerst nog veel onzekerheid bij constructeurs wat te doen.
Constructeurs
zoeken duidelijkheid
VNconstructeurs
VNconstructeurs is een beroepsvereniging van constructeurs. De
vereniging is opgericht om de krachten te bundelen en geza-
menlijk de positie in de maatschappij te verbeteren. Meer infor -
matie en aanmelden kan op www.vnconstructeurs.nl.
Reacties