Er is al veel gezegd en geschreven over het zogenoemde kritische detail in breedplaatvloeren waarbij sprake is van een primaire krachtsafdracht in de richting haaks over de langsvoegen. In een eerder Cementartikel [1] is ingegaan op de wijze waarop dit detail in nieuwbouwsituaties kan worden gedetailleerd. Het ontwerpprincipe hierbij is dat het bezwijken optreedt nadat de koppelwapening of de breedplaatwapening gaat vloeien. In het voorliggende artikel is beschreven hoe het tot in 2017 gebruikelijke detail, waarbij de verbinding tussen de druklaag en de breedplaat alleen is geborgd door tralieliggers die bovenop de breedplaatwapening zijn geplaatst, zou kunnen worden toegepast op een manier dat wordt voldaan aan dit ontwerpprincipe.
Bij het ontwerpen van een betonconstructie is het een vereiste dat de constructie, met name als hij bezwijkt door het overschrijden van de momentweerstand, waarschuwingsgedrag vertoont en vervormingscapaciteit bezit. Dit zogenoemde ductiele gedag wordt verkregen als de wapening in de trekzone gaat vloeien voordat feitelijk bezwijken optreedt. Van het kritische detail is bekend dat bezwijken ook kan optreden door het bezwijken van het aansluitvlak dat aanwezig is tussen de koppelwapening en de breedplaatwapening. Dit bezwijken is veel minder ductiel en dus ongewenst als bepalend bezwijkmechanisme als de constructie bezwijkt. Als oplossing zijn in [1] twee mogelijke detailleringen beschreven, waarbij wordt gewaarborgd dat het detail bezwijkt na het vloeien van de wapening en niet door het bezwijken van het aansluitvlak. Bij deze detailleringen wordt verbindingswapening aangebracht die het aansluitvlak doorkruist.
Om na te gaan hoe aan deze wens kan worden voldaan, moet eerst worden beschouwd hoe het detail moet/kan worden verbeterd zodat wordt voldaan aan geldende eisen en inzichten. Daarbij zijn volgende zaken van belang (fig. 1):
De berekening van de overlappingslengte wordt uitgevoerd volgens NEN-EN 1992-1-1 met een vermeerdering voor het niet direct naast elkaar liggen van de overlappende staven. Uitgaande van α2 = 0,7 voor de grote dekking, een maximale hart-op-hart-afstand tussen de staven van 250 mm en α6 = 1,5 voor het feit dat 100% van de staven wordt gelast, is in [1] hiervoor de volgende vergelijking voor de overlappingslengte l0 beschreven:
|
l0 = 1,05 lb,rqd + 135 mm |
(1) |
waarin:
lb,rqd is de grootste waarde van de basis verankeringslengte van de koppelwapening of de breedplaatwapening bepaald volgens 8.4.3 van NEN-EN 1992-1-1.
Kenmerkend voor het hier beschouwde verbeterde detail is dat het hart van de eerste tralieligger op 125 mm vanaf de naad wordt aangebracht. De tweede tralieligger wordt op de standaardafstand van 400 mm vanaf de naad geplaatst.
Reacties
Paul Jacobs - gemeente Amersfoort 04 oktober 2022 21:03
Hoe moeten de tralieliggers liggen t.o.v. de (onder/hoofd)wapening in de schil? Bij balken moet de buigtrekwapening in de beugels liggen, niet buiten de beugels. Althans een bepaalde percentage. Liggen in de bovengenoemde aanvullende proefstukken de wapeningsstaven OP de onderstaven van de tralieliggers of ERONDER?
Piet van Vroonhoven - IA bouwkunde 06 september 2022 12:08
Als ik het goed zie wordt dus de Belgische richtlijn overgenomen.