Scheurvorming
hybride gewapende vloeren
Bestaande ontwerpmethoden leiden veelal tot een te gunstige
inschatting scheurwijdte
1 Bedrijfsvloer
1
38? CEMENT 6 20 23
Het ontstaan van scheuren in be-
ton is op zichzelf geen probleem
en ligt bij veruit de meeste beton-
constructies zelfs in lijn der ver-
wachting.
Het betekent niets anders dan
een betonconstructie waarin de optredende
trekspanning groter is dan de maximaal op-
neembare trekspanning. Dit geldt ook voor
monoliet afgewerkte betonnen bedrijfsvloe-
ren, waarvan in Nederland vele miljoenen
vierkante meters liggen. Voor bedrijfsvloeren
is het beheersen van scheurwijdte een van
de belangrijkste ontwerpaspecten. Daarbij
is het zaak om de wijdte van de scheuren te
beperken tot vooraf gestelde grenswaarden
vanuit het oogpunt van functioneel gebruik,
duurzaamheid en onderhoud. En daarin zit
vaak de uitdaging. Wijde scheurvorming zo-
als weergegeven in foto 3 is immers funest.
Om de scheurvorming te beheersen wordt
in deze vloeren tegenwoordig in plaats van
alleen conventionele wapening vaak een
combinatie van wapeningsnetten en staal -
vezels toegepast. We spreken dan van een
hybride gewapende betonvloer (foto 2).
Het ontstaan van een scheur
De oorsprong van trekspanningen ligt bij
bedrijfsvloeren veelal in een verhinderde
krimp (al dan niet in combinatie met bij-
voorbeeld buiging boven een funderings- paal). De vloer wil door onder andere uitdro-
gingskrimp en thermische krimp korter
worden (zie kader), maar wordt daartoe ver-
hinderd door de (rand-)opleggingen en wrij-
ving met de ondergrond. Deze verhinderde
vervorming resulteert in krimpspanningen.
Zodra de krimpspanning groter is dan de
maximaal opneembare trekspanning van de
zwakste betondoorsnede, zal op die specifie-
ke locatie een scheur ontstaan. Omdat de
scheur ontstaat ter plaatse van een zwakke
doorsnede in het beton, geldt voor de trek-
spanning waarbij de eerste scheur ontstaat
een reductiefactor van 0,6 [2]:
?cr = 0,6 f ct
Waarin f
ct de axiale treksterkte van het beton
is.
Gedrag van staalvezels
Staalvezels zijn bij het ontstaan van een
scheur vrijwel direct effectief. Dit komt door
de grote stijfheid en de korte verankerings-
lengte van de staalvezels (veel hechtoppervlak
in relatie tot het dwarsdoorsnedeoppervlak).
Nadat staalvezels zijn geactiveerd, hebben
deze nog veel vervormingscapaciteit voordat
ze bezwijken. De trekspanningen in het be-
ton worden, direct na scheuren, dus hoofd-
zakelijk door de staalvezels opgenomen.
ING. GIEL VAN LANEN
Specialist Civiele TechniekABT
ING. JOOST REIJERS Specialist Civiele TechniekABT
auteurs
Hoogwaardige bedrijfsvloeren worden in toenemende mate hybride gewapend, oftewel met
een combinatie van nettenwapening en staalvezels. Voor hybride gewapend beton leiden de beschikbare ontwerpmethoden veelal tot een te gunstige inschatting van de maximale
scheurwijdte. In dit artikel wordt een afwijkende rekenmethode gegeven, die is afgestemd met maximaal gevonden scheurwijdtes uit de praktijk. Daarnaast worden er aanbevelingen gegeven voor het achteraf, in het werk opnemen van scheurwijdten.
CEMENT 6 2023 ?39
2 Stort hybride gewapende bedrijfsvloer3 Wijde scheurvorming bedrijfsvloer
SCHEURENPATROON
In dit artikel wordt er in het rekenvoor-
beeld vanuit gegaan dat de spanning
wordt geïnitieerd door het verhinderen
van de vervorming door krimp én dat er
in deze krimp een gradiënt zit over de
hoogte, waardoor er buiging ontstaat in
de betonvloer. Het verhinderen van
krimp in een reguliere situatie resulteert
doorgaans niet in een volledig ontwik-
keld scheurenpatroon. Daarvoor is de
opgelegde rek veelal te klein. Dit bete-
kent dat, bijvoorbeeld boven funderings-
palen (steunpunten), wel aanvullend
moet worden getoetst of de staalspan-
ning in de bruikbaarheidsgrenstoestand
onder de staalspanning als gevolg van
krimp blijft.
2
3
40? CEMENT 6 20 23
Omdat er een scheur is ontstaan en daar-
mee een deel van de opgelegde vervorming
heeft kunnen plaatsvinden, is de trekspan-
ning lager dan het moment van scheuren.
Deze terugval in spanning is zichtbaar in
figuur 4. De spanning loopt bij doorgaande
krimp weer op, waarna ditzelfde proces
zich herhaalt op een andere zwakke door-
snede. Als de trekspanning in de betonvloer
niet groter wordt dan de capaciteit van de
staalvezels, dan blijft de scheurwijdte
beheerst. Als de krimpspanning groter is dan de
capaciteit van het staalvezelbeton, dan mag,
door de hoge ductiliteit van de staalvezels,
de optredende spanning in de traditionele
wapening worden gereduceerd met de capa-
citeit van de staalvezels. Vanaf dat moment
wordt de capaciteit, ook in het beheersen
van de scheurwijdte, geleverd door zowel
de staalvezels als de traditionele wapening.
De scheurwijdte kan in dat geval worden
berekend op basis van de spanning in de
wapeningsstaven. Met de gereduceerde
spanning kan de scheurwijdtetoets worden
uitgevoerd, op de wijze zoals beschreven in
Cement 2005/6 [2].
Betontreksterkte
De hierboven omschreven werkwijze, in
combinatie met een genoemde factor van 0,6,
leidt bij projecten waarin staalvezels worden
toegepast regelmatig tot een te gunstige be-
nadering van de te verwachten scheurwijd-
ten. Dit blijkt ook uit controles in de praktijk. Dit is te verklaren doordat de betontrekspan
-
ning te laag wordt beschouwd. De eerste
scheur ontstaat namelijk, nog steeds, op de
zwakste betondoorsnede (onderhevig aan
trekspanning). Deze lagere scheurkracht re-
sulteert in een lagere staalspanning en daar-
mee (in combinatie met een kortere veranke-
ringslengte) in een kleinere scheurwijdte. De
scheur met de grootste scheurwijdte ontstaat
echter op een zwakke betondoorsnede in
combinatie met een zwakke staalvezeldoor-
snede. Een zwakke staalvezeldoorsnede kan
een doorsnede zijn met weinig vezels en/of
slechte hechting. Dit betreft niet per definitie
de zwakste betondoorsnede. Op basis van praktijkervaring wordt
bij de berekening van de maximale scheur-
wijdte voor de spanning bij het scheurmo-
ment in hybride gewapende betonvloeren
daarom uitgegaan van:
?cr = 0,85 f ctfl,m,0
Waarin:
f
ctfl,m,0 = 0,9 (1,05 + 0,05 (f ck,cube+ 8 )) ? (1600 ? h) /
1000
Daarbij staat f
ctfl voor de buigtreksterkte van
het staalvezelbeton. De achtergrond van de
factor 0,85 wordt verderop in dit artikel toe-
gelicht.
Voor constructies zonder staalvezels geldt:
?cr = 0,6 f ct
4 Spanning in relatie tot scheurwijdte bij driepuntsbuigproef met staalvezelwapening. De buigtreksterkten zijn fictief.
De capaciteit van de staalvezels moet worden bepaald conform NEN-EN 14651
Bij de berekening
van de maximale
scheurwijdte
in hybride
gewapende beton-
vloeren wordt
uitgegaan van
een aangepaste
trekspanning
van het beton
4
CEMENT 6 2023 ?41
Dit betekent dat er bij een hybride gewapen-
de constructie, ten aanzien van de maximale
scheurwijdteberekening, in totaliteit een
grotere betontrekspanning in rekening moet
worden gebracht dan bij een traditioneel
gewapende constructie. De hieruit resulte-
rende scheurwijdten worden ondersteund
door onderzoeksresultaten uit de praktijk.
Een dergelijke benadering wordt eveneens
toegepast voor vloeren die enkel zijn gewa-
pend met staalvezels, aangezien de maximale
scheurwijdte dan ook afhankelijk is van een
zwakke staalvezeldoorsnede.
Hierbij moet er worden ontworpen op een
bovengrensbenadering van de scheurwijdte
in de bruikbaarheidsgrenstoestand (BGT). Bij
een gedegen scheurwijdteberekening is het
ontwerpen op gemiddelde waarden absoluut
niet geschikt. Bij hybride gewapende vloeren
is het verschil tussen de gemiddelde scheur-
wijdte en de maximale scheurwijdte namelijk
aanzienlijk
groter dan bij traditioneel gewa -
pende vloeren. En de wijdste scheuren doen
het meeste afbr
euk aan functionaliteit, duur -
zaamheid en gebruiksgemak.
Voorbeeldberekening
Een en ander wordt toegelicht in een voor-
beeldberekening, gebaseerd op een veelvoor-
komende vloeropbouw. De uitgangspunten:
h = 165 mm
b = 1000 mm (beschouwde breedte)
Betonsterkteklasse: C30/37
Staalvezels met f
R,1 = 3,4 N/mm 2 en
f
R,4 = 3,2 N/mm².
Bovenwapening: # Ø7-100 (in twee richtingen)
Dekking op bovenwapening: 30 mm
Gelijkmatig verdeelde belasting:
q
rep = 50 kN/m²
Stellingpootlast: F
rep = 90 kN (rug-aan-rug
toegepast met tussenafstand 300 mm)
In het voorbeeld wordt bewust geen combi -
natie gemaakt met eventuele scheurwijdte
ten gevolge van extern opgelegde belasting.
Het rekenmodel gaat namelijk uit van een
onvoltooid scheurenpatroon. Hiermee zal
er door opgelegde belasting méér scheur-
vorming ontstaan, maar geen wijdere
scheuren.
KRIMP
De term 'krimp' komt bij het ontwerp
van in het werk gestorte betonnen
voegloze vloerconstructies veelvul-
dig voor. Er zijn verschillende typen
krimp met verschillende oorzaken:
-Plastische krimp
Wanneer de verdamping van water
uit het beton aan het oppervlak
groter is dan de interne watertoe-
voer, kan de plastische betonspecie
gaan krimpen.
-Autogene krimp en hydratatiekrimp
Het totale volume van de gehy-
drateerde cementpasta is kleiner
dan het volume van het losse
cement en water. Hierbij treedt
geen vochtverlies, temperatuur-
vervorming of mechanische belas-
ting op. Over het relatieve aandeel
van deze typen krimp bestaat veel
discussie. Aangezien ze beiden in
dezelfde levensfase van verhardend
beton optreden en samen zorgen
voor een opgelegde krimp, worden
ze in deze casus samen onder
dezelfde noemer beschouwd.
-Uitdrogingskrimp
Normaal te verwerken 'vloerenbe-
ton' vraagt een waterhoeveelheid
van grofweg 150 - 180 L/m
3. Hiervan
is slechts een gedeelte benodigd
voor de volledige hydratatie van
het aanwezige cement. De overige
hoeveelheid water dient enkel
voor de verwerkbaarheid van het
beton. Dit gedeelte verdampt op
den duur uit het verharde beton,
waardoor krimp optreedt.
-Thermische krimp
Dit is de volumeverandering die het
beton ondergaat bij een wijziging
in temperatuur, recht evenredig
met de thermische uitzettingscoëf-
ficiënt van beton.
Allereerst wordt de staalvezelcapaciteit om-
gerekend naar karakteristiek.
f
R,1,k = f R,1 0,8 = 3,4 ? 0,8 = 2,72 N/mm²
Voor de buigtreksterkte en de spanning bij
het scheurmoment geldt:
f
ctfl,m,0 = 0,9 ? (1,05 + 0,05 ? (37 + 8)) ? (1600 ? 165)
/ 1000 = 4,26 N/mm²
?cr = 0,85 f ctfl,m,0 = 0,85 ? 4,26 = 3,62 N/mm²
Voor het toepassen van factor 0,85 moet mi-
nimaal 0,15% traditionele wapening (t.o.v. de
betondoorsnede) zijn toegepast. Deze onder-
grens aan traditionele wapening heeft als
doel om te voorkomen dat er een voltooid
scheurenpatroon ontstaat.
Voor het scheurmoment geldt [2]:
M
cr = 1/6 b h² ? 1,4 ?cr = 1/6 ? 1000 ? 165² ? 1,4 ? 3,62 ? 10 -6 = 23,01 kNm
Voor de momentcapaciteit van enkel de
staalvezeldoorsnede geldt:
M
fk = fR,1,k 1/6 b h²
= 2,72 ? 1/6 ? 1000 ? 165² ? 10 -6 = 12,34 kNm
Het resterende moment dat moet worden op -
genomen door de traditionele wapening is:
Mresterend = M cr ? M f,k = 23,01 ? 12,34 = 10,67 kNm
Dit leidt tot een hoogte van de betondrukzone
(ervan uitgaande dat het beton niet stuikt):
x
u = A s fyk / (0,5 f' b b)
= 385 ? 500 / (0,5 ? 22,2 ? 1000) = 17,34 mm
Waarin:
f'
b = 0,72 f ck;cube / 1,2
= 0,72 ? 37 / 1,2 = 22,2 N/mm²
De kracht in de traditionele wapening is:
F
s,traditioneel = M resterend / (h ? c b ? Ø0,5 ? x u / 3) =
10,67 / (165 ? 30 ? 7 ? 0,5 ? 17,34 / 3) ? 10³ =
84,88 kN
De staalspanning in de traditionele wapening
is:
?s,traditioneel = F s,traditioneel / A s
= 84,88 / 385 ? 10³ = 220,47 N/mm²
42? CEMENT 6 20 23
Vervolgens wordt de verankeringslengte van
de wapeningsstaaf berekend met bovenge-
noemde spanning:
a? = 0,4 (1 ? 0,1 (c
b / Ø) ? 0,24
= 0,4 ? (1 ? 0,1 ? (30 / 7)) = 0,23 -> 0,24
l
vr = a 1 Ø ?s,traditioneel / f' b 0,5
= 0,24 ? 7 ? 220,47 / 22,20,5 = 78,61 mm
Voor de gemiddelde scheurwijdte ter plaatse
van de wapening geldt:
w
m = 0,6 ? 2l vr ?s,traditioneel / E s
= 0,6 ? 2 ? 78,61 ? 220,47 / 200.000 = 0,10 mm
Voor de maximale scheurwijdte aan het
betonoppervlak geldt:
w
-opp = w m (h ? x u) / (h ? c b ? 0,5Ø ? x u)
= 0,10 ? (165 ? 17,34) / (165 ? 30 ? 0,5 ? 7 ? 17,34)
= 0,13 mm
w
-opp max = w -opp 1,7 = 0,13 ? 1,7 = 0,23 mm (uit-
gaande van een variatie tussen de gemiddel-
de scheurwijdte en de bovengrensbenade-
ring van de scheurwijdte van factor 1,7 [2])
Beschouwing resultaat berekening
De voorbeeldberekening is uitgevoerd met
factor 0,6 tot en met 1,0 voor de buigtrek -
sterkte/scheurmoment van het beton. De bij-
behorende resultaten van scheurwijdtes zijn
5
Het toepassen
van 85%
van de buig-
treksterkte geeft
realistischere
scheurwijdtes
dan de veelal
toegepaste 60%
5 Scheurwijdte in relatie tot buigtreksterkte van beton
weergegeven in figuur 5. De voorbeeldbereke-
ning maakt, samen met de grafiek in figuur 5,
inzichtelijk dat het hanteren van een factor
0,6 op de buigtreksterkte van beton zou leiden
tot een theoretisch maximaal te verwachten
scheurwijdte van w
-opp max 0,03 mm. Dit betreft
overduidelijk een te gunstige benadering en
de uitkomst strookt niet met de vele praktijk -
voorbeelden van dergelijke vloeren. Voorbeelden zijn te zien in foto 6 en 7.
Dit betreffen beide scheurwijdte-opnamen van
in Nederland gerealiseerde hybride vloeren,
waarvoor in de ontwerpfase (uitgaande van
een factor 0,6) in beide gevallen een scheur-
wijdte werd gevonden van w
-opp max ? 0,05 mm.
In de praktijk blijkt echter dat de daadwerke-
lijk opgetreden scheurwijdten grofweg in een
range tot aan w
-opp max ? 0,20 mm zit. Bij deze
bewuste projecten bevonden de uitvoerings-
omstandigheden zich aan, maar nog niet óver
de bovengrens van de vastgestelde marges.
Dit betekent dat, ook met 'goede uitvoerings-
omstandigheden', een scheurwijdte van
w
-opp max ? 0,05 mm absoluut onrealistisch is.
Samenvattend wordt gesteld dat het rekenen
met 60% van de buigtreksterkte van het be-
ton tot te optimistische scheurwijdtes leidt.
Het toepassen van 85% van de buigtreksterkte
geeft realistischere scheurwijdtes.
CEMENT 6 2023 ?43
Invloed bovendekking op
scheurwijdte
Een hybride wapeningsconfiguratie verkleint
het negatieve effect dat een eventueel grotere
bovendekking van de traditionele wapening
heeft op de scheurwijdte. Zie foto's 8 en 9,
waarin duidelijk zichtbaar is dat de scheur
vanaf de wapening in wijdte toeneemt tot
aan het oppervlak. Bij de toepassing van een
hybride ontwerp bevindt een gedeelte van
de wapening (de staalvezels) zich immers
over de volledige vloerhoogte. De effectiviteit daarvan blijft onverminderd wanneer de
bovendekking op de traditionele wapening
moet worden vergroot (bijvoorbeeld bij
toepassing van nader te plaatsen inductie-
leidingen in de warehousevloer).
Eerder werd al toegelicht dat met deze bere-
kening níet de wijdte van eerste scheur
wordt benaderd, maar de scheur met de
grootste wijdte bij een grotere krimpmaat.
Het merendeel van de scheuren heeft een
kleinere wijdte. Dat geldt zowel bij traditio-
8 9
6 Scheurwijdte hybride gewapende bedrijfsvloer met 'ontwerpwaarde' w -opp max ? 0,05 mm (uitvergroot middels een scheurenloep)
7 Scheurwijdte hybride gewapende bedrijfsvloer met 'ontwerpwaarde' w
-opp max ? 0,05 mm (sterk uitvergroot middels een scheurenloep) 8,9 Boorkern met scheur tot op wapening
6 7
44? CEMENT 6 20 23
nele wapening als bij hybride wapening. Er
zit echter wel een duidelijk verschil in de
verdeling van scheurwijdten binnen een
populatie; bij een hybride ontwerp is deze
verdeling over de volledige populatie relatief
wijd verspreid (fig. 10). Bij een traditioneel
ontwerp liggen de scheurwijdten in het alge-
meen vrij dicht bij elkaar, mede omdat de
stijfheid van wapeningsstaven nagenoeg niet
varieert. Dit betekent dat een traditioneel
ontwerp gevoeliger is voor invloedsfactoren,
zoals de bovendekking op de wapening. In
figuur 11 wordt ter voorbeeld een bovendek-
king beschouwd van 40 mm in plaats van de
ontwerpwaarde van 30 mm (een uitvoe-
ringsmarge van +10 mm komt in de praktijk
helaas vaker voor dan wenselijk). Wanneer
de beide Gauss-krommen als gevolg daar-
van opgeschoven worden over een afstand
van bijvoorbeeld 'x' mm, resulteert dit bij
het traditionele ontwerp in een overschrij-
ding van de ontwerpwaarde voor een veel
groter aandeel van de scheuren dan bij het
hybride ontwerp. Een grotere dekking leidt
bij beide ontwerpen dus tot dezelfde maxi-
male scheurwijdte, maar bij een traditioneel
ontwerp tot veel meer wijdere scheuren dan
bij een hybride ontwerp. We zien daardoor in
de praktijk minder problemen met hybride vloeren dan met traditioneel gewapende
vloeren.
De verdeling van scheurwijdten zoals
gepresenteerd in figuren 10 en 11 is overigens
een schematische weergave en betreft geen
berekende waarde.
Aanbevelingen opname
scheurwijdten
Met de hierboven omschreven theorie is
men in staat om op voorhand de maximaal
te verwachten scheurwijdte van een vloer-
constructie te benaderen. Desondanks be-
staat er ook na het ontwerp én de uitvoe-
ringsfase vaak onduidelijkheid over wat er
van een betonvloer mag worden verwacht.
Daarom wordt er aangestuurd op een een-
duidige en vastgestelde werkwijze voor het
achteraf controleren van scheurwijdten in
de praktijk. In het algemeen treden de meeste
scheuren in de betonvloeren op in het eerste
jaar na de betonstort. In deze periode is na-
melijk de autogene krimp opgetreden, is
veruit het meeste vrije water uit het beton
verdampt (uitdrogingskrimp), en heeft de
constructie een eerste volledige jaarcyclus
doorstaan (thermische krimp). Een totaal-
opname van de scheurwijdte, minimaal
11 10
10 Verdeling scheurwijdten over de populatie
11 Verdeling scheurwijdten over de populatie ? verschoven t.g.v. uitvoeringsmarges
Aangestuurd
wordt op een
eenduidige en
vastgestelde
werkwijze voor
het achteraf
controleren van
scheurwijdten
in de praktijk
CEMENT 6 2023 ?45
een jaar na storten, kan daarom duidelijk-
heid geven over de aard en omvang van even-
tuele scheurvorming. Daarbij worden bij
voorkeur alle meetbare scheuren ? 0,15 mm
in kaart gebracht. De gedachte hierachter is
dat in het geval van een aanvullende opname
op een later moment de toename (of afname)
in scheurwijdten kan worden gevolgd. Bij
specifieke projecten kan er eventueel voor
worden gekozen om deze ondergrenswaarde
bij te stellen. De wijdte van de scheuren kan met een
scheurenkaartje worden opgenomen. Dit
geeft een indicatie. Voor een nauwkeurige
bepaling kan een scheurenloep worden ge-
bruikt om definitief vast te stellen of de
scheurwijdte aan de overeengekomen eis
voldoet.
Voor het bepalen van de wijdte van de
scheuren wordt afgerond op 0,05 mm. Het
bovenste laag je van de scheur kan door af-
brokkeling een vertekend beeld geven ten
12 Scheurenloep en scheurwijdtekaartje
TOELAATBARE
SCHEURWIJDTE
De toelaatbare scheurwijdte is
normtechnisch gekoppeld aan
de milieuklasse. Dit is weerge-
geven in tabel 7.1N uit de natio-
nale bijlage bij NEN-EN-1992-1-1
(tabel 1). Ook hier wordt gerefe-
reerd aan de maximale scheur-
wijdte, en niet aan de gemid-
delde waarde. Daarbij moet
worden gestuurd op een boven-
grensbenadering van 95%. Er
moet dus rekening mee worden
gehouden dat 5% van de maxi-
maal optredende scheurwijdten
de ontwerpwaarde nog kan
overschrijden.
Het komt overigens vaak voor
dat er, naast de eisen vanuit de
geldende milieuklassen, nog
aanvullende en strengere eisen
gelden ten aanzien van de
maximaal toelaatbare scheur-
wijdten. Voor monolithisch
afgewerkte betonnen bedrijfs-
vloeren in een binnensituatie
geldt bijvoorbeeld veelal een
eis van w
max = 0,30 mm (in
plaats van w
max ? 0,40 mm die
uit een bijbehorende milieu-
klasse XC1 zou volgen). De
reden daarvoor is dat de kans
op schade door afbrokkeling
van scheurranden aanzienlijk
toeneemt bij scheuren met een
wijdte groter dan 0,30 mm. Dat
geldt zeker bij intensief gebruik
van een vloer, zoals bij de vele
distributiecentra in Nederland
het geval is.
12
milieuklasse elementen met betonstaal en/of
voorspanstaal zonder aanhechting elementen met een combinatie van beton-
staal en voorspanstaal met aanhechting elementen met uitsluitend
voorspanstaal met aanhechting
frequente belastingscombinatie frequente belastingscombinatie frequente belastingscombinatie
X0, XC1 w
max ? 0,4 mmª w max ? 0,3 mm ?? p ? ? 275 N/mm²
XC2, XC3, XC4 w
max ? 0,3 mm w max ? 0,2 mm ?? p ? ? 175 N/mm²
XD1, XD2, XD3, XS1, XS2, XS3 w
max ? 0,2 mm w max ? 0,1 mm ?? p ? ? 75 N/mm²
a Voor milieuklasse X0 en XC1 heeft de scheurwijdte geen invloed op de duurzaamheid; deze grens is gesteld om een in het algemeen aanvaardbaar
uiterlijk te verkrijgen. Bij afwezigheid van voorwaarden ten aanzien van het uiterlijk mag deze beperking zijn afgezwakt.
46? CEMENT 6 20 23
opzichte van de daadwerkelijke wijdte van
de scheur. Aanvullend op de opname van de
scheurwijdte met een loep, moet bij twijfel ter
verificatie op een beperkt deel van de scheu-
ren een boorkern Ø50 worden genomen over
de scheur, waarna de wijdte van de scheur
aan de zijkant van de kern op 10 mm onder
het betonoppervlak wordt vastgesteld met
een loep. De boorkern dient over de volledige
vloerhoogte te worden genomen. Durability
Op basis van een gedegen scheurwijdtebere-
kening kunnen met hybride gewapende
vloeren concurrerende én kwalitatief hoog-
waardige ontwerpen worden gerealiseerd.
Daarbij moet echter wel op een juiste en
eerlijke manier met de verschillende para-
meters worden omgesprongen. We staan als betonsector voor een grote
duurzaamheidsopgave. Laten we niet verge-
ten dat daarvoor naast sustainability ook
durability een belangrijk aandachtspunt is;
betere betonvloeren gaan langer mee en
dragen op hun beurt dus bij aan een zo laag
mogelijke milieu-impact.
LITERATUUR
1?CUR-Aanbeveling 65 (tweede, herziene
uitgave): Ontwerp, aanleg en herstel van
vloeistofdichte voorzieningen van beton.
2?Braam, C.R., Bos, A.A. van den,
Vloeistofdichte doorgaand-gewapend, ter
plaatse gestorte betonvloeren - de
scheurwijdtecontrole. Cement 2005/6.
3?NEN-EN
1992-1-1_2005+A1_2015+NB_2016+A1_2020
Beton ? Algemeen.
4?NEN-EN 14651 Beproevingsmethode
voor staalvezelbeton - Meten van de buig-
treksterkte.
13 Detailopname scheurenloep (andere locatie)
14 Detailopname scheurenloep ? uitvergroting
13
14
CEMENT 6 2023 ?47
Reacties