Del uitbreiding van de E. N. C. I. te Maastrichtdoor Dr. Ir. B. UlrichReeds in het jaar 1939 werd door deN.V. Eerste Nederlandsche Cement In-dustrie te Maastricht het besluit tot uit-breiding van haar fabriek genomen. Demachines waren reeds besteld, doch deoorlog verhinderde de uitvoering van ditvoornemen.Na de oorlog nam de behoefte aan ce-ment enorm toe en het uitbreidingsplanwerd dan ook terstond opnieuw bestu-deerd.Niettemin duurde het nog geruime tijd,voordat de Enci de vergunning voor deuitbreiding van haar fabriek ter plaatseverkreeg. In December 1948 kon tenslotte het besluit tot uitvoering van hetwerk door de Raad van Commissarissenvan de Enci worden genomen.Door de inbedrijfstelling van de nieuwefabriek, welke op 14 September van ditjaar op feestelijke wijze plaats vond, wordttek. 1. totale plan van de nieuwbouwschaal 1 : 2 500de cementproductie met 250 000 ton perjaar vergroot. De totale jaarproductie vande Enci bedraagt daardoor 630000 ton,die met de Cemij tezamen dekt echternog slechts de helft van de totale Neder-landse behoefte aan cement.Alvorens over te gaan tot een beschrij-ving van de bouwwerken, is het interes-sant een kort overzicht van het verloopvan de cementfabricage te geven en debestemming van de gebouwen te be-spreken.. 1 geeft een totaal overzicht van hetnieuwe werk. De mergel wordt in degroeve van de E.N.C.l. gewonnen en meteen treintje naar de oude fabriek ver-voerd. Daar wordt de mergel met hetloss uit de groeve, klei uit Brunssum enpyrietas onder toevoeging van water ge-mengd en in kogelmolens fijngemalen.De zo verkregen fijnpap wordt door Iei-dingen naar de nieuwe fabriek gepompten komt daar in de papreservoirs (1).Door draaiarmen en door inblazing vanlucht wordt de pap in het reservoir noginniger gemengd (zie foto t.o. blz. 451)en vervolgens naar de cementdraaiovengepompt. Deze bevindt zich in het oven-gebouw (2) en heeft een lengte van120 m. De pap wordt door een poeder-koolvuur gedroogd, bij een temperatuurvan ca 1 450 ?C gebrand en verlaatdan als cementklinker de oven.De stof, welke in de draaioven ontstaat,wordt door een electrofilter opgevangenen de gereinigde gassen worden door deschoorsteen (3) afgevoerd. De cement-klinker wordt in het brekergebouw (4) ge-broken en komt dan in de overdekte op-slagplaats (5). Door middel van een loop-kraan wordt de klinker weer opgenomen,met gips gemengd voor de regeling vande bindtijd en in kogelmolens fijn gema-len. Het dusdanig verkregen product,cement, wordt daarna vanuit het cement-molengebouw (6) door buisleidingen naarde cementsilo's in de oude fabriek ge-pompt en wordt van daaruit verladen.De kolen worden in het kolenmolenge-bouw (7) gedroogd en gemalen en doorbuisleidingen zowel naar de vier oudeovens als naar de nieuwe oven gepompt.Hel electrische verdeelstation (8) is ont-worpen voor een capaciteit van 10 000 kWen transformeert de hoogspanning op debedrijfsspanningen van 3 000 V en 500 V.De nieuwe fabriek heeft bovendien eeneigen werkplaats en een magazijn (9).Het ontwerp voor de bouwwerken, demachine-installaties en de electrische in-stallatie van de nieuwe fabriek werd doorhet Studiebureau van de Enci uitgevoerd.Daar eveneens prijs werd gesteld op eenmooi aanzien van het uiterlijk der fabriek,schreef de Enci een prijsvraag uit ondervijf architectenbureaux-De eerste prijs werd toegekend aan hetarchitectenbureau P. Dingemans, S.Wouda en P. v. d. Bergh te Utrecht,welke voor de architectonische vorm-geving van de gevels werd aangewezen.Over deze prijsvraag is reeds in ,,Ce-ment" nummer 15-16, jaargang 1950,door Ir. A. J. van Walraven een uit-voerige beschrijving gegeven.Op 1 November 1949 werd met de bouwvan de nieuwe kademuur en keermuur,alsmede met de aanleg van de betonwegbegonnen. Het uitgraven voor de funda-menten van het fabrieksgebouw konechter eerst op 1 Juni 1950 ter handworden genomen. Over de voortgangvan de bouw geven de foto's 1 en 2 eengoede indruk. Foto 1 laat de toestandvan het bouwwerk zien kort na de aan-vang van het werk midden Augustus 1950.Foto 2 is vanaf dezelfde plaats genomen,maar 13 maanden later, d.w.z. bij deoffici?le opening op 14 September 1951.Met de productie van de cementklinkerwas reeds op 1 Juli van dit jaar begon-nen. Het bij het begin van het werkvastgestelde tijdschema kon worden aan-Cement 3 (1951) Nr 9-10 153foto 1. overzicht van hel terrein bij het begin van de bouwwerkzaamheden,half Augustus 1950gehouden, ofschoon het weer over hetalgemeen niet zeer gunstig was en deaanschaffing van materiaal (staal) en hetaantrekken van geschoolde arbeidskrach-ten enige moeilijkheden boden.De totale nieuwbouw kost ongeveer 15millioen gulden, waarvan 40 % voor debouwwerken, 45 % voor de mechanischeen 15 % voor de electrische installatie.Van bouwkundig standpunt uit bezien isde overdekte opslagplaats met nevenge-bouwen het belangrijkste gedeelte vande nieuwe fabriek. Het studiebureau vande Enci had de aannemers 5 verschillendemogelijkheden voor de constructieve op-lossing van de overdekte opslagplaatsbij de aanbesteding voorgelegd: eenschaaldakconstructie in dwarsrichting, eenschaaldakconstructie in lengterichting, eenraamconstructie van gewapend beton, eenbalkconstructie van voorgespannen betonen een staalconstructie.foto 2. overzicht van de nieuwe fabriek bij de opening op 14 September 1951Deze opname is op dezelfde plaats als foto 1 genomen.154 Cement 3 (1951) Nr 9-10Een der aannemers stelde nog alseigen variant een geprefabriceerd drie-Scharnierspant met trekband en T-balkenals dakafdekking voor.Van al deze oplossingen bleek de schaal-dakconstructie in dwarsrichting econo-misch en statisch de voordeligste. De con-structie is in tek. 2 en 3 in lengte- endwarsrichting weergegeven.De enkele schalen hebben een overspan-ning van 8 m. Hun dikte bedraagt slechts7 cm. De hoogte van de schaal is 2,50 men de spanwijdte bedraagt 27,00 m. Deberekening van schaaldaken is gecompli-ceerd en omvangrijk. In de lengterichtingkan de schaal als balk worden beschouwd;de berekening van de benodigde wape-ning voor het opnemen van de momentenen dwarskrachten is in deze richting zeereenvoudig. In de dwarsrichting tredenechter buiten de normale krachten in deschaalgewelven momenten op, waarvande berekening in het bijzonder in deeindvelden moeilijk is, omdat daar, be-halve verdraaiingen, ook nog verschui-vingen van de randbalken optreden. Deschaal is met een net gewapend, waarvande ligging aangepast is aan het momen-tenverloop. Teneinde in de overdekte op-slagplaats een goede verlichting te ver-zekeren, was het aanbrengen van vensiersin de kopschotten van de schaal gewenst.Deze oplossing biedt ook architectonischeen zeer bevredigend aspect, zoals defoto's 3 en 4 doen zien. Het eindschot ishier dus door een doorlopende boogvervangen. Deze heeft een naar verhou-ding zware wapening gekregen, omdatde invloed van de krimp en van de tem-peratuurswisseling zeer groot bleek tezijn, terwijl aan de andere kant de invloedvan het eigengewicht gering blijft. Deafstand tussen de dilatatievoegen be-draagt 48 m.De aanvoer van de kolen geschiedt doorschepen, van waaruit de kolen met eengrijperkraan naar de overdekte opslag-plaats worden gebracht. Om het kraan-bereik zo groot mogelijk te doen zijn,werden de kolommen aan de voorzijdeop de ongebruikelijke afstand van 24 mgeprojecteerd (zie tek. 3 en foto 3). Alsgevolg daarvan moest de balk op dezekolommen zeer zwaar worden uitge-voerd. Behalve de vertikale last heeftdeze balk ook nog belangrijke wringings-momenten op te nemen. Deze ontstaandoor de luifel in de ene en de loopkraanvan de overdekte opslagplaats in deandere richting.tek. 2. doorsnede over de overdekte opslagplaatsrechts het kanaal met kademuur en links het cementmolengebouwtek. 3. doorsnede over het schaaldakCement 3 (1951) Nr 9-10 155foto 3. aanzicht van de overdekte opslagplaats van de voorzijde (Oostzijde) gezienDe portaalkraan is juist bezig de kolen uit een schip in de overdekte opslagplaats te storten.De installaties van hout aan de linkerzijde van de keermuur dienen om grind en zand te lossen.De overdekte opslagplaats heeft eenlengte van 144 m. De laatstgenoemdebalk heeft over de gehele lengte geendilatatievoeg. Dit zou geen verderemoeilijkheden veroorzaken, indien dekolommen, zoals bij bruggenbouw ge-bruikelijk is, elastisch genoeg waren. Methet oog op de grote druk op het materiaalmoesten deze kolommen echter naarverhouding stijf worden uitgevoerd. Omnu de invloed van krimp- en tempera-tuurwerking van de balk binnen toelaat-bare grenzen te houden, werden de kop-pen van de steunpunten als scharnierop-leggingen in staal uitgevoerd, waaroplater nog wordt teruggekomen. Door dezeconstructieve maatregel konden de mo-menten, ontstaan door temperatuurswis-seling en krimp, tot de helft wordenteruggebracht.De overdekte opslagplaats dient als voor-raadplaats. Het materiaal kan binnen tot14 m hoogte worden opgeslagen. Bij vol-ledige vulling is er plaats voor 50 000 tonklinker, 10 000 ton kolen, 10 000 ton lei-steen en 15 000 ton gips.Foto 4 toont hel gebouw voor het drogenen malen van de brandstoffen vanaf deNoord-Westzijde.Dit gebouw is van een bijzondere con-structie. Het betreft een bouwwerk van 5verdiepingen en van 32 m hoogte. Con-structief gezien is het een skelet van ge-wapend beton. De gevels zijn evenwel alsvakwerkconstructie in staal uitgevoerd enmet halfsteenswerk dichtgemetseld. Dehierbij gebruikte geelrode baksteen biedteen zeer mooie contrastwerking mei hetbeton. De volledige scheiding van dedragende en de dichtende elementen, zo-als hierbij doorgevoerd, bleek reeds bijde montage zeer voordelig te zijn. Demeeste machines en machine-onderdelenkonden met kraanwagens en lieren vanbuitenaf direct op de juiste plaats wordengebracht. Eerst nadat alle onderdelen inhet gebouw op hun plaats stonden, werdhet stalen vakwerk aangebracht en hetgebouw dichtgemetseld. Ook bij latereuitbreiding of verbouwingen kunnen debuitenmuren gedeeltelijk of geheel wor-den weggenomen, zonder dat daardoorde constructie aan draagkracht zou ver-liezen.Op foto 4 zijn ook nog de leidingen tezien voor poederkool, ovenstof, cement,pap en perslucht. Het aanbrengen vandergelijke leidingen in de buitenluchtbiedt zowel het voordeel van een een-voudige contr?le als van gemakkelijkebereikbaarheid voor reparaties. De buizenworden door masten van gewapend betongedragen, die op het werk zelf werdengemaakt. De masten hebben de vormvan een vork met twee tanden, waaraande buizen worden bevestigd. In het mid-den tussen de buizen is een bordes vanroosterplaten.Foto 5 geeft een blik binnen in de oven-hal. In het midden van deze hal bevindtzich de cementdraaioven van 120 mlengte, waaraan de afzonderlijke loop-ringen en looprollen zichtbaar zijn. Deovenromp, die een doorsnede van 3,50tot 4,20 m heeft, werd in gedeelten vanenkele meters lengte met een schip totde nieuwe kademuur aangevoerd en metauto's naar de montageplaats gebracht.Vooraf waren de fundamenten voor deoven, die op de foto eveneens zichtbaarzijn, vervaardigd. Daarna werd de ovengemonteerd en eerst na afloop daarvankon de ovenhal worden gebouwd. Dezeongewone werkwijze berust hierop, datde ovendelen zeer groot en zwaar zijnen derhalve in een gesloten gebouwslechts moeilijk kunnen worden gemon-teerd.Het feit, dat het gebouw in zekere zinom de oven heen moest worden ge-bouwd, was dan ook de aanleiding datde keuze op een staalconstructie viel,welke zich voor deze omstandigheidbeter leent dan gewapend beton.De ovenhal heeft een lengte van 194 m.De voorgeschreven overspanning tussende kolommen bedraagt 17,40 m, en dehoogte van de bodem tot aan de onder-kant van de balk 19,40 m. Bij het ont-werpen moest er rekening mee wordengehouden, dat bij een latere uitbreidingvan de fabriek aan beide zijden een halvan gelijke afmetingen kan worden aan-gebouwd. Op grond hiervan moest dooreen bovenlicht voor voldoende verlichtingworden gezorgd, daar de hal in haaruiteindelijke vorm een breedte van on-geveer 60 m zal verkrijgen. Eveneenswerd bovenin een ventilatieklep aange-bracht, waardoor de stralingswarmte vande oven wordt afgevoerd.Ontwerpen met een spantafstand van7,90 m, 11,75 m en 15,80 m zijn onder-zocht. De grootste overspanning bleekvoor een staalconstructie iets duurder.Rekening houdende met de besparingaan funderingswerk bleek zij echter con-156 cernent 3 (1951) Nr 9-10foto 4. aanzicht van het kogelmolengebouw van het N.W. gezienOp de voorgrond zijn de buisleidingen op betonmasten aangebracht.foto 5. interieur van de ovenhal met de 120 m lange cementdraaiovencurrerend. Een spantafstand van 15,80 mis wel ongewoon groot. Met het oog opde grote afmetingen van de hal zelfdiende daaraan echter ook van architec-tonisch standpunt uit bezien de voorkeurte worden gegeven. De afstand en dehoogte van de spanten zijn daarbij on-geveer van dezelfde grootte.Door het in acht nemen van deze ver-houdingen kon, ondanks de grootte vanhet object, een harmonische werkingworden bereikt.De constructie is geheel gelast met uit-zondering van de montagelassen tussenkolom en ligger, die gebout is. Statischgezien betreft het een aan beide kantenvolledig ingeklemd raamwerk.Een wiskundig onderzoek toonde aan, dathet aannemen van volledige inklemmingin de fundering toelaatbaar was, daar debouwgrond slechts in geringe mate sa-mendrukbaar is. De toelaatbare belastingvan de mergel werd bij centrische be-lasting op 4, bij excentrische belastingaan de rand op 5 kg/cm2vastgesteld.Het dak bestaat uit cassettenplaten vanbimsbeton. Gewezen wordt nog op hetloopbordes onder de bovenste vensters,welk onder meer dient voor het reinigenvan de ramen. Voor een betere lichtinvalzijn deze van roosters gemaakt.Het totale gewicht van de staalconstructiebedraagt 500 ton. Dit komt overeen meteen hoeveelheid staal van 134 kg per m2bebouwde oppervlakte. Een zeer belang-rijk gedeelte van deze hoeveelheid staalwerd gebruikt voor de zijwanden, diebehalve d, vertikale belastingen ook dewinddruk moeten opnemen.Het electrische verdeelstation is een. ge-bouw van gewapend beton van 34,80 mlengte en 22,40 m breedte. De kelderdient hoofdzakelijk voor toevoer van dekabels, terwijl zich op de begane grondde schakelruimte, de bedieningskameren de aan alle zijden gesloten cellenvoor de transformatoren bevinden. Of-schoon dit gebouw niet bijzonder grootis, waren hierbij een aantal interessanteproblemen op te lossen. Opvallend wasbij dit gebouw het ongewoon grote aantalsparingen. Al deze sparingen werdendoor de leverancier van de electrischeinstallaties, N.V. Electrostroom te Rotter-dam, tijdig opgegeven, zodat ze volledigop de bouwkundige tekeningen kondenworden verwerkt.Foto 6 toont de bekisting van de vloertussen kelder en begane grond v??r hetaanbrengen van de wapening. De spa-ringen werden van zaagselbeton gemaakten na het verharden van het beton uitde vloer geslagen. Op de foto zijn even-eens talrijke verankerde invoeqers voorhet ophangen van de electrische kabelste zien.Foto 7 toont de kelder na be?indigingvan de bouw- en montagewerkzaamhe-den. Het is een paddestoelvloerconstructiemet een steunpuntenafstand van 4,02 tot4,83 m.De toepassing van een balkvrije vloerbood constructieve voordelen en was bo-vendien aanbevelenswaardig met het oogop de talrijke kabels onder de vloer.Daar de kelder waterdicht moet blijven,werden keldervloer ?n kolomfundamentals ??n gewapende plaat uitgevoerd.Statisch bezien gaat het hier om een om-gekeerde paddestoelvloer, waarvan debelasting door de tegendruk van debodem van beneden naar boven plaatsCement 3 (1951) Nr 9-10 157foto 6. bekisting van de vloer tussen kelder en begane grondvan het electrische verdeelstationDe sparingen in het beton zijn duidelijk te zien.foto 7. kelder van het electrische verdeelstationDe paddestoelvloerconstructie veroorlooft een eenvoudige ophanging vande kabels voor de stuurstroom.foio 8. oppervlakte van een gezaagde gasbetonplaatDe platen werden door de ENCI zelf vervaardigd.vindt. Daar kolomkoppen op de keider-bodem niet gewenst waren, werd de vloerzonder kolomkoppen uitgevoerd. Oor-spronkelijk was voor de kelderruimte eenhoogte van slechts 1,40 m voorzien, daarzij alleen tijdens de montage en voor re-paraties wordt betreden. Zij werd echteruitgevoerd met een hoogte van 2 m, het-geen bij de uitvoering van de montage-werken zeer gunstig bleek.Aan de schakel- en bedieningskamers wasde eis gesteld, dat aan vloeren en wan-den geen condenswater mocht optreden.De ontworpen betonnen muur van 15 cmdikte had een onvoldoende warmte-isolatie. Op grond hiervan moesten debinnenmuren en het dak met warmte-isolerend materiaal worden bekleed. Ditgeschiedde door de Enci zelf met gas-betonplaten. Op foto 8 is een dergelijkegasbetonplaat te zien. Typisch is de po-reuze, op honingraat lijkende structuur.De plaat is 50 cm lang, 33 cm hoog en5 cm dik. Zij heeft een s.g. van 450 kg/m3.Door dit lichte gewicht verkrijgt zij haargrote warmte?solering, waardoor dewarmfegeleiding van de buitenmuur van3.10 tot 1,22 kcal/m2.h.?C wordt ver-minderd.Wanneer aan een vloeibare cementmortelaluminiumpoeder wordt toegevoegd,vormt deze met het kalkhydraat een ver-binding en komt er waterstof vrij. De vrij-komende waterstof veroorzaakt de blaas-jes, welke op foto 8 duidelijk zichtbaarzijn en doet daardoor de cementmortelrijzen als een koek. Door toevoeging vanchemicali?n kan worden bereikt, dat deblokken reeds na ??n dag ontkist en meteen gewone zaag in de gewenste afme-tingen kunnen worden gezaagd. Dank zijde porositeit is het gasbeton spijkerbaaren kan het worden gezaagd.Gasbeton vertoont evenals de anderesoorten lichtbeton een ongewoon grotekrimp. De nabehandeling moet zeer zorg-vuldig geschieden en ook bij het gebruikis voorzichtigheid geboden.Op foto 9 is de toepassing van gasbeton-platen bij de uitvoering van de murenvan het electrische verdeelstation te zien.De platen werden v??r het betonstortenin de bekisting aangebracht. De aan-hechting van beton en gasbeton is dankzij de ruwe oppervlakte van het gasbetonzeer goed. Om mogelijke scheurvormingin het pleisterwerk te voorkomen, werdde gehele muurvlakte met kippengaasovertrokken.Foto 10 werd genomen bij de montagevan een vakwerkligger van gewapendbeton. Deze ligger, die ook in tek. 2 isweergegeven, vormt tezamen met U-vor-mige balken het dak van het cement-molengebouw, dat volledig vooraf werdgereedgemaakt. De liggers hebben eenspanwijdte van 17,96 m, een afstand van8,00 m en een hoogte van 2,31 m. Detoepassing van vakwerkliggers in gewa-pend beton geschiedt zeer zelden, of-schoon zij b.v. statisch beslist gunstigerzijn dan Vierendeelliggers. Zeer zekervereisen zij een zorgvuldig statisch on-derzoek.Bij de berekening van een vakwerk wordter steeds van uitgegaan, dat de stavenin de knooppunten door wrijvingslozescharnieren met elkaar zijn verbonden.Bij staalconstructies, waarvan de stavennaar verhouding elastisch zijn, is dezeaanname zeker gerechtvaardigd. Bij be-158 Cement 3 (1951) Nr 9-10foto 9. wand van een electrisch verdeelstation, bekleed met gasbetonplatenOver deze platen werd v??r het pleisteren kippengaas aangebracht.foto 10. montage van een vooraf gereedgemaakte vakwerkliggervan gewapend beton voor het cementmolengebouwDe bijzondere wijze van ophanging van de kabel aan de kraanis duidelijk te zien.foto 11. vullen met vermiculite van de spouw tussen de betonnen buitenmantelen de gemetselde binnenmantel van de schoorsteentonconstructies daarentegen zijn de af-zonderlijke staven veel stijver en daardoor de optredende trek- en drukkrach-ten in de staven de hoeken in de knoop-punten van de vakwerkdriehoek veran-deren en de staven dus moeten vervor-men, kunnen zeer belangrijke momentenoptreden.De berekening wordt meestal in tweegedeelten uitgevoerd. In de eerste plaatsworden de trek- en drukkrachten vast-gesteld, zoals zulks bij staalconstructiesgebruikelijk is. In de tweede plaats wor-den de door deze krachten veroorzaaktevervormingen onderzocht en de daaruitvoortvloeiende momenten berekend.Om deze secundaire momenten zo kleinmogelijk te houden, moet de buigings-stijfheid van deze stavenzo klein mogelijk zijn.Bij een gegeven oppervlakte wordt ditbereikt door doorsneden met grotebreedte en geringe hoogte te nemen,zoals ook uit vorenstaande formule volgt.Ook op foto 10 is te zien, dat de stavennaar verhouding geringe hoogte maar eengrote breedte hebben.Een ligger afzonderlijk heeft een gewichtvan 8 ton. De op het werk beschikbarekranen konden echter elk maar 2,5 ton,dus in totaal 5 ton hijsen. De aannemerheeft zich uit dit dilemma geholpen dooreen oplossing, die even eenvoudig alselegant is. Op foto 10 is te zien, dat deligger niet rechtstreeks aan de kabel vande kraan is vastgemaakt. De kabel is opeen ander punt aan de kraan bevestioden gaat dan over een katrol, waaraan deligger hangt, naar de top van de kraanen van daar naar de lier. Daardoor draagtde kabel slechts ongeveer de helft vande last bij rechtstreekse ophanging. Tochis het krachtenspel in de kraan zelf enigs-zins veranderd en gaf het aanleiding totversterking van enkele staven.De schoorsteen aan het einde van hetovengebouw is op foto 2 te zien. Hijheeft een hoogte van 110 m. De inwen-dige doorsnede bij het begin van hetrookkanaal bedraagt 4,54 m en aan detop 3,00 m. De schoorsteen bestaat uiteen mantel van gewapend beton, eenisolatielaag van vermiculite en een ge-metselde binnenwand. Op foto 11 vulteen arbeider de ruimte tussen de buiten-en binnenmuur met vermiculite. Deze'solatielaag is nodig, daar de rookgassenin de schoorsteen een temperatuur van260 ?C kunnen hebben' en het beton ditgeweldige temperatuurverschil met debuitenlucht niet kan opnemen. De diktevan de vermiculitelaag bedraagt 5 tot10 cm. Door deze laag kan het tempera-tuurverschil in de betonwand op gemid-deld 15 ?C tot 23 ?C worden terugge-bracht.De zwarte binnenkant van de betonwandis ontstaan door de behandeling van hetoppervlak met een bitumenproduct metasbestvezels, dat het beton beschermttegen de inwerking van eventuele agres-sieve stoffen in de rookgassen.Bij de berekening van de schoorsteenwerd er van uitgegaan, dat de windbe-lasting beantwoordt aan de formule W --= 120 + 0,6h kg/m2, waarbij h gelijkis aan de hoogte van het betreffendeveld vanaf de bodem. Experimentele on-derzoekingen hebben aangetoond, datCement 3 (1951) Nr 9-10 159foto 12. scharnieroplegging van St.37op de kolommen van de overdekte opslagplaatsfoto 13. betonhamer voor het beproevenvan de sterkte van betonde winddruk bij ronde doorsneden met 1/3 wordt vermin-derd, waarmede eveneens rekening werd gehouden. Voortswerd de eis gesteld, dat de schoorsteen bij de grootste totheden gemeten windsnelheid van 264 m/sec, nog een kantel-veiligheid van 1,5 moet hebben. Daaruit kan de grootte vande bodemplaat worden afgeleid, die een achthoekige vormen een middellijn van 13,00 m heeft.De twee papbassins zijn op foto 2 aan de rechterzijde zicht-baar. Zij hebben een middellijn van 24,40 m en een hoogtevan 7,62 m. De pap in de bassins heeft een soortelijk gewichtvan 1,80 kg/dm3. De wand van het bassin heeft aan debovenzijde een dikte van 15 cm en aan de onderzijde van70 cm. De wanddruk wordt hoofdzakelijk opgevangen doorde ringwapening en voor een klein gedeelte door de in-klemming van de wand in de bodemplaat. De naar benedentoenemende dikte van de wand is daardoor te verklaren, dathet niet gewenst is, de in het beton optredende trekspan-ningen een bepaalde grens te laten overschrijden, aangeziendaardoor scheurvorming onvermijdelijk zou zijn. Niettegen-staande de toelaatbare betontrekspanning met 16 kg/cm2zeer laag werd gehouden, vertoonden deze bassins enkeleondichte plaatsen, die zich echter, na drie maanden in bedrijfte zijn geweest, zelf hebben gesloten.Een volledig vrijstaand bassin zonder haarscheuren is bijgrote druk alleen door voorspanning te verkrijgen. Of dezemethode echter economisch te verdedigen is, valt sterkte betwijfelen. Van de 5 inschrijvers heeft geen enkele eendergelijke variant voorgesteld.Het magazijn en de werkplaats van de nieuwe fabriek vormeneen lang gerekt gebouw, links op foto 2 zichtbaar. De over-spanning bedraagt 12,00 m en de lengte 70,40 m. De vakwerk-liggers staan op een afstand van 5 m op kolommen van vol-wandige profielen. Een kraan van 5 ton laadvermogen isover de gehele lengte van de hal ge?nstalleerd.Na de beschrijving van de gebouwen moet nu nog op enkeleinteressante details worden gewezen.Foto 12 toont een scharnieroplegging, waardoor de kolommenaan de voorzijde van de overdekte opslagplaats met de balkzijn verbonden. Dit scharnier, uitgevoerd in St.37, moet eenvertikale kracht van 384 ton overbrengen.Het werkt in het vlak van de balk als een scharnier; lood-recht op het vlak van de balk moet het echter belangrijkemomenten opnemen, die aan de ene kant door de luifel enaan de andere zijde door de belasting van de kraan alswringende momenten op de balk worden veroorzaakt.Foto 13 toont een betonhamer in gebruik. Deze is een in-strument, hetwelk onderzoek van het beton zonder bescha-diging mogelijk maakt. Een dergelijk instrument is bijzondernuttig om na te gaan, wanneer het beton voldoende sterkteheeft om te worden ontkist.Door het maken van proefblokjes kan deze vraag niet af-doende worden beantwoord. Worden de proefstukken ge-maakt, zoals in de voorschriften is bepaald, dan zullen zeanders verharden dan beton in het werk. Onderwerpt menze echter aan dezelfde temperatuurs- en vochtigheidsom-standigheden als het beton in het werk, dan zullen ze on-gunstigere resultaten vertonen (kleine massa en dus snelleafkoeling of uitdroging). De proefstukken kunnen wel inzichtgeven in de kwaliteit van het gemaakte beton, doch niet overde verharding. De betonhamer vult hier dus een lacune aan.De bediening van de betonhamer is uiterst eenvoudig. Hette onderzoeken vlak wordt vooraf met een carborundumsteenglad gemaakt, zoals op foto 13 is te zien. Daarop wordt eenveer gespannen tot een bepaald punt, waarop de spanpalterugspringt. De veer schiet dan een stalen staaf met aande voorzijde een kogelvormige kap tegen het beton. Deterugkaatsing van deze staaf wordt automatisch gemeten.Tussen deze terugkaatsing en de druksterkte van het betonbestaat een rechtstreeks verband. Normaal vinden 10 metin-gen plaats, hetgeen in ca 3 minuten mogelijk is. Daarop wordthet gemiddelde vastgesteld, waarna de overeenkomstigedruksterkte direct uit een tabel kan worden afgelezen. Schietmen schuin naar boven of zelfs tegen het plafond, dan is deterugslag groter; schiet men schuin naar beneden, dan isdeze kleiner. De correcties hierop kunnen eveneens uit eengrafiek worden afgelezen.Een groot gedeelte van de proefstukken voor drukproevenwerd eerst met de betonhamer beschoten. De afwijkingen160 Cement 3 (1951) Nr 9-10De uitvoering van de werken in gewa-pend beton, welke van deze nieuwbouwverreweg het grootste gedeelte uitmaak-ten, was opgedragen aan de HollandscheBeton Mij in Den Haag, welke deze wer-ken onder leiding van Ir. J. Lazonderheeft uitgevoerd. De staalconstructie vande ovenhal werd geleverd en gemonteerddoor Stahlbau Rheinhausen (Niederrhein),terwijl de Hollandsche Constructie Werk-plaatsen te Leiden de werkplaats en hetmagazijn uitvoerden. Verdere bij denieuwbouw betrokken firma's waren: DeVries Robb?, Gorinchem; SteenfabriekDe Zwaluw, Maastricht; Tillie & Schols,Maastricht; Godfroy & Zn, Maastricht;Betondak, Arkel, Gorinchem; Dordrecht-sche Asphaltfabriek, Den Haag; fa. Mer-tens, Geleen en Tilburg; Betonbouw Bar-tels, Maastricht, en verschillende andereTot slot enkele statistische gegevens ensuggesties. In totaal werd in de nieuw-bouw 24000 m3beton verwerkt. Onge-veer 2 000 ton wapeningsstaal werd ge-legd en 800 ton staal was nodig voorstaalconstructies. OP het werk waren ge-middeld ongeveer 500 met een maximumvan 720 arbeiders aanwezig. Voor deaannemers waren gemiddeld 200 tot 500arbeiders werkzaam.Voor de gunning van de werken vondenin totaal zeven aanbestedingen plaats.De betonwerken der zware industrie zijnm het algemeen sterk afhankelijk van dearootte en de vorm van de machines.Uaar deze bij gunning nooit in alle detailsbekend zijn, zijn veranderingen tijdens debouw onvermijdelijk. Worden nu bij deaanbieding van de aannemer eenheids-prijzen afgegeven in plaats van een glo-bale prijs dan heeft dit het voordeel, datde verrekening veel eenvoudiger wordt.Bij de eenheidsprijzen behoeft men n.l.alleen de uitgevoerde variant op de kwan-titeiten te onderzoeken, terwijl bij opgavevan een globale prijs ook nog de hoe-veelheden volgens bestektekening moe-ten worden nagerekend, waardoor hetwerk wordt verdubbeld. Bovendien zou-den dan strikt genomen voor de bestek-tekening ook weer uitvoeringstekeningenmoeten worden gemaakt, wat natuurlijkDe inschrijving zoals deze b.v. in Frank-rijk, Duitsland, enz. gebruikelijk is, heeftbovendien hel voordeel, dat hel risicovan de aannemer bij de inschriiving veelkleiner is en dat het werk zich beoerkttot de prijsberekening, terwijl de bere-kening van de kwantiteiten reeds aan-wezig is.De vraagstukken en ervaringen bij debouw van een groot industriegebouw zijnzo talrijk, dat deze in dit artikel natuur-lijk slechts even aangeroerd kunnen wor-den. Een aantal zeer interessante punten,zoals de belastingsvoorschriften, de voor-schriften voor de betondekking op hetwapeningsstaal, de ervaringen met krim-pen en temperaluurswerking, de installa-ties op het werk, de metingen van door-buigingen, trillingen, enz. konden daarinniet eens worden vermeld.Bij het be?indigen van hel werk werdeen oproep tot de medewerkers van hetstudiebureau gericht, om hun ervaringenin het kort samen te vatten, welke dan ineen rapport kunnen worden vastgelegd.Het zou van belang zijn hierover metandere industrie?n tot een uitwisselingvan gedachten en ervaringen te komen.(Foto's van Foto-Persbureau ,,Het Zuiden", Maastricht)161foto 14. glazenwasserswagenzijn in de regel gering. Het is echter ge-bleken, dat de resultaten bij drie-daagseproefstukken minder goed overeenkomen.Blijkbaar heeft een groot vochtgehaltevan het beton ten gevolge, dat de terug-slag kleiner wordt, waaruit onjuiste resul-taten worden afgeleid.De betonhamer heeft in de praktijk zeergoede diensten bewezen; niettemin doetmen er goed aan, hem te beschouwen alsaanvulling op het onderzoek van deproefstukken.Om een goede verlichting in de gebou-wen te verzekeren moet niet alleen eenvoldoend vensteroppervlak aanwezig zijn,doch moet ook de mogelijkheid bestaande vensters op eenvoudige wijze schoonte maken. Op foto 14 is een reinigings-wagen te zien, zoals die in de nieuwbouwvan de Enci bij alle vensters op grotehoogte in gebruik is.Cement 3 (1951) Nr 9-10De installatie bestaat uit twee delen; deeigenlijke wagen is van staal en de korfvan aluminium. De wagen loopt op tweerollen, die op een U-vormige rail liggen.Hij glijdt zo licht,.dat hij door de bedie-mngsman door een lichte duw tegen devensterramen in beweging kan wordengezet. De korf heeft een gewicht vanslechts 10 kg en kan door de bedienings-man zelf op de gewenste hoogte van deladder worden opgehangen.Aan de nieuwbouw van de Enci werkteeen groot aantal firma's, waaronder ookvele buitenlandse, mede. Het bord aande ingang van de nieuwbouw, afgebeeldop foto 15, geeft daarvan een overzicht.Zoals reeds medegedeeld, werd het ont-werp voor de gebouwen, machinerie?nen electrische installaties door het studie-bureau van de Enci behandeld. De archi-tectonische vormgeving werd verzorgddoor het architectenbureau P. Dingemansb. Wouda en P. v. d. Bergh in Utrecht.foto 15. bord met opgave van de firma's bij het entree van de nieuwbouw
Reacties