Een nieuw gebouw in de wijk Dijkstraten in Best combineert op uitzonderlijke wijze een onderwijsfunctie met een woonfunctie. De versprongen stramienen in de bovenbouw en de vraag naar grote kolomvrije ruimtes in de onderbouw vroegen om een uitgekiende benadering van het evenwicht.              
                
             
                              
                                      
                      Wandliggers  
op de wip	
Schijfwerking in vloeren is bepalend voor stabiliteit in 
constructief ontwerp multifunctionele accommodatie in Best	
1 MFA Dijkstraten Best, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen	
1	
16?	CEMENT	 5 20	 21
Op de begane grond van de multi-
functionele accommodatie (MFA) 
bevindt zich de schoolfunctie, een 
multifunctioneel kindcentrum dat 
bestaat uit klaslokalen, kinderdag- 
verblijven en sportzalen. 	
Centraal 
hierboven bevindt zich een appartementen-
blok met 22 appartementen. Het gebouw 
wordt gekenmerkt door een esthetisch 
speels en modern uiterlijk dat ontstaat door 
horizontale belijning en in de gevel versprin-
gende balkons (foto 1 en 3).  De stramienen van de bovenbouw zijn 
niet boven de stramienen van de onderbouw 
geplaatst. De bovenbouw is in twee richtin-
gen een half stramien van 7,5 m verschoven. 
De gevel van de bovenbouw ligt dus 3,75 m 
terug ten opzichte van de gevel van de begane 
grond.	
Opbouw
Op iedere verdieping vormen zeven appar-
tementen en een bergingenblok tezamen 
een carré (fig. 4). Op de bovenste verdieping 
bevindt zich in plaats van een berging een 
extra appartement. Aan de buitenzijde van 
het carré bevinden zicht de balkons, aan de 
binnenzijde ligt een open atrium met een 
galerij (bouwlaag 2 en 3, foto 5). Op bouw-
laag 1 bevindt zich binnen de galerij een plat 
dak. Dit dak is voorzien van daklichten ten 
behoeve van daglicht in de ondergelegen 
aula van de school. De onderwijsfunctie op de begane 
grond moest bij voorkeur kolomvrij worden 
uitgevoerd (donkergroen in fig. 6). Vanwege  de eisen aan daglicht en spuimogelijkheden 
zijn deze klaslokalen aan de gevel voorzien. 	
Constructief ontwerp
De genoemde eisen moesten worden ver-
enigd in een economisch ontwerp van de 
draagconstructie. Het toepassen van een 
balkenstructuur had niet de voorkeur. In 
plaats daarvan is gekozen voor het gebruik 
van de woningscheidende wanden als een 
dragende wandstructuur. Het stramienplan 
is afgestemd op de positie van deze wanden. 
Op de begane grond konden kolommen 
worden geplaatst in de lichte scheidings-
wanden tussen klaslokalen (donkergroen, 
fig. 6) en gangzones (lichtgroen, fig. 6). Deze 
kolomposities vallen in het midden van de 
bovengelegen wanden. De wandliggers kun -
nen dus uitsluitend in het zwaartepunt van 
de wand worden ondersteund door een 
'middenkolom'. Ze gedragen zich zodoende 
als wipkippen, waardoor een tweede onder-
steuning noodzakelijk was om ze stabiel te 
maken. Dit tweede steunpunt bevond zich 
bij voorkeur op een zo groot mogelijke af-
stand van de middenkolom, om stijfheid te 
bieden aan de hoger gelegen wanden. De 
maximale afstand van deze 'binnenkolom' 
bedraagt in dit ontwerp 3,0 m (fig. 7).
Zettingsgedrag
Als een steunpunt is geplaatst onder de re-
sultante van de belastingen wordt de volledi-
ge belasting opgenomen door dat steunpunt. 
Er ontstaan dan ook alleen zettingen in dat 
steunpunt. In de onbelaste ondersteu-	
IR. FRISO JANSSEN RC
Raadgevend Ingenieur / Constructief Ontwerper Croes Bouwtechnisch  Ingenieursbureau auteur 
PROJECTGEGEVENS 
project 
MFA Dijkstraten Best opdrachtgever 
Gemeente Best architect 
Eugelink Architectuur oa constructieadvies  
Croes Bouwtechnisch  Ingenieursbureau aannemer 
Giesbers ontwikkelen en  bouwen
leverancier en  engineering 
breedplaatvloeren  Atlas Albro	
Een nieuw gebouw in de wijk Dijkstraten in Best combineert op uitzonderlijke wijze een 
onderwijsfunctie met een woonfunctie. De versprongen stramienen in de bovenbouw en   
de vraag naar grote kolomvrije ruimtes in de onderbouw vroegen om een uitgekiende  benadering van het evenwicht. 	
CEMENT 5 2021	?17
2 MFA Best in aanbouw, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen
3 Verspringende balkons, foto: Giesbers ontwikkelen en bouwen
4 Bouwkundige plattegrond bovenbouw, met zeven appartementen per laag	
2	
3	
4	
18?	CEMENT	 5 20	 21
De wandliggers 
kunnen uitslui-
tend in het 
zwaartepunt 
van de wand 
worden onder-
steund en zijn 
zonder tweede 
steunpunt niet 
stabiel	
5
6	
5 Impressie binnenzijde open atrium, binnenzijde carré
6 Bouwkundige plattegrond school; donkergroen de kolomvrije klaslokalen, tevens is de bovenbouw geprojecteerd	CEMENT  5 2021	?19
binnenkolom
middenkolom	
ning ontbreekt er immers belasting. Als een 
veerwaarde wordt toegekend aan de onder-
steuning, dan zal als gevolg van zetting een 
scheefstand ontstaan in de constructie.  Het rotatiecentrum bevindt zich in dit 
geval boven de onbelaste kolom (fig. 8). Deze 
rotatie leidt naast een verticale component 
ook tot een horizontale component. De 
tweede bouwlaag zal ook zijdelings moeten 
verplaatsen.
Spiegelsymmetrie?	Op de meeste plaatsen 
bevindt zich aan de overzijde van het pand 
een vergelijkbare wand. Als gevolg van spie-
gelsymmetrie treedt bovengenoemde zijde-
lingse verplaatsing ook daar op. Door de eer-
ste en tweede verdiepingsvloeren (bouwlaag 
1 en 2) onderling te koppelen, treedt toch 
evenwicht op, waarbij de tweede verdiepings-
vloer als trekring gaat fungeren (fig. 9). Een 
even zo grote drukkracht treedt op in bouw-
laag 1.  Het koppel dat ontstaat als gevolg van de 
hefboom tussen bouwlaag 1 en bouwlaag 2 
veroorzaakt een herverdeling van de belas-
tingen op de kolommen. Op deze wijze wordt 
scheefzakken van een wand voorkomen en 
moeten beide kolommen onder een wand 
dezelfde verticale zakking ondergaan.	
Molenwiek?	De vloeren in het ontwerp zijn 
ontworpen als een molenwiek. Dit garan-
deert de symmetrische krachtswerking. Per 
zijde van het bouwwerk draagt een vloerveld 
van circa 7,50 x 22,50 m² op de betreffende 
betonwanden (fig. 10).	
Reverse engineering
Door het ontwerp van de fundering als uit-
gangspunt te nemen, inclusief veerwaarden, 
kon de verdeling van belastingen over de  
palen worden bepaald. Uitgangspunt daarbij 
was dat iedere paal over een gelijkwaardige 
veerwaarde beschikt en dat iedere paal 	
De verdeling 
van de belas-
ting over de ko-
lommen is be-
rekend op basis 
van reverse en -
gineering	
7	
7 Wandligger als wipkip, alle belasting wordt geconcentreerd in de kolom op as 3 (middenkolom)	20?	CEMENT	 5 20	 21
10	
8	9	
8 Impressie binnenzijde open atrium, binnenzijde carré?9 Spiegelsymmetrie heft de scheefstand op. Wanden zijn in evenwicht
10 Constructieprincipe; de rode vloerpijlen (lengte 22,5 m) geven de draagrichting van de vier vloeren (molenwieken) aan, in 
groen aangegeven de penanten voor de ondersteuning van galerijplaten, in blauw het buitenblad van de appartementen, 
dragend op de eerste verdiepingsvloer	CEMENT 5 2021	?21
bij gelijke zetting een gelijke belasting draagt. 
Indien 80% van de palen (onder één wand) 
wordt geconcentreerd onder de middenko-
lom, zal die kolom ook 80% van de belasting 
dragen. Kolombelastingen zijn derhalve in 
verhouding met de verdeling van het aantal 
palen onder de kolommen.Nadat een statisch onbepaalde con-
structie was ontworpen door toepassing van 
een trekring in bouwlaag 2 en een drukring 
in bouwlaag 1, kon op basis van de veerstijf-
heden van de funderingen de krachtswerking 
in de totale constructie worden berekend. 
Door gebruik te maken van deze ringen kan 
immers geen sprake meer zijn van zakkings-
verschil. Tenzij de wanden in gelijke mate 
roteren. Echter, door de eerder besproken 
spiegelsymmetrie is dit tot een minimum 
beperkt.
Dimensionering
 
Vloeren?	
De overspanningen van de vloeren 
bedragen maximaal 10 m. De vloeren in 
bouwlaag 2 t/m 4 zijn uitgevoerd met een 
dikte van 290 mm. Door de aannemer is, in 
goed overleg met de constructeur, gekozen 
voor een breedplaatvloer met achteraf aan-
gebrachte voorspanning zonder aanhechting 
(VZA). Hierdoor zijn overspanningen tot 10 m 
mogelijk met deze vloerdikte van 290 mm. 	
Bouwlaag 1?	Bij de overspanning van 10 m 
vereisen de relatief zware galerijplaten een 
extra ondersteuning. Derhalve zijn dragen-
de penanten ontworpen aan de galerijzijde. 
Deze penanten zijn niet gefundeerd; de be-
lasting moet worden opgenomen door de 
vloer van bouwlaag 1.  Aan de gevelzijde draagt het buiten-
blad op bouwlaag 1. Hierdoor is een relatief 
hoge lijnlast op de eerste verdiepingsvloer 
aanwezig.  Beide belastinggroepen vereisen een 
relatief sterke en stijve verdiepingsvloer. 
Derhalve is bouwlaag 1 uitgevoerd in een 
dikte van 390 mm.	
Trekring?	De trekring in bouwlaag 2 is bere-
kend op een ontwerptrekkracht van 4650 kN 
(zie ook onder 'Rekenkundige onderbou-
wing evenwicht'). Om deze kracht op te   nemen zijn extra naspankabels (VZA) voor-
zien. Per hoofdrichting zijn circa 54 kabels 
aangebracht met een werkkracht van 100 kN 
(totaal 5400 kN). Door de verdiepingsvloer 
op voorspanning te brengen voordat de be-
lastingen daadwerkelijk optreden, werd 
scheurvorming voorkomen en vervorming 
van de vloer beperkt.
De normaaldrukkrachten in de vloe-
ren verdelen zich over de diepte van die 
vloeren, zijnde tweemaal 7500 mm. Uitgaan-
de van een vloerdikte van respectievelijk 290 
en 390 mm bedraagt de spanning in de vloer:  
Uit naspanning tweede verdieping:   	
 
54	
 00 (kN) / [2x 7500 x 290] = 1,24 N/mm² 
Uit druk eerste verdieping:     	
 
4	
 650 (kN) / [2x 7500 x 390] = 0,80 N/mm²	
Modellering
Onder meer voor het bepalen van het even-
wicht zijn eenvoudige controleberekeningen 
in 2D uitgevoerd (zie ook onder 'Rekenkun-
dige onderbouwing evenwicht'). De krachts-
afdracht is echter niet volledig te beschou-
wen op basis van 2D-rekentechnieken. De 
benadering van de betonwanden op verende 
ondersteuningen en de benadering van de 
krachtsafdracht van penanten in de binnen-
ring (galerijzijden) is een relatief grove be-
nadering. Derhalve is het bouwwerk door 
Atlas Albro volledig 3D-gemodelleerd in een 
rekenprogramma (fig. 11).
Het gehele model is nagelopen op de 
uitkomsten van de 2D-benaderingen. Zowel 
de krachtswerking in de vloeren als de reac-
tiekrachten op de funderingen bleken goed 
overeen te komen.  In het 3D-model zijn de belastingeffec-
ten van de beganegrondvloer niet meegeno-
men. De lastverdeling van de beganegrond-
vloer was immers niet afhankelijk van de 
bovenbouw. De beganegrondvloer was reeds 
gebouwd voordat de bovenbouw werd ge-
bouwd en verbonden door middel van de 
druk- en trekringen.
Bouwwijze
Doordat het statisch systeem pas volledig was 
na het spannen van de tweede (trekring), is 
gekozen voor een totale onderstempeling 
van het bouwwerk. Zowel bouwlaag 1 als bouwlaag 2 zijn 	
Om de   
trekkrachten in 
de vloer op te 
nemen, is   
voorspanning 
voorzien
22?	CEMENT	 5 20	 21
volledig onderstempeld uitgevoerd totdat de 
eerste en tweede verdiepingsvloer zijn uitge-
hard en afgespannen (foto 12).Het principe dat het gehele bouwwerk 
in een gestempelde uitvoering is gebouwd,  had direct gevolgen voor de ontwerpuit-
gangspunten. De vloerbelasting van de bega-
negrondvloer alsmede de funderingsbalken 
en paalconfiguratie zijn afgestemd op deze 
bouwfase.
11
12
11 3D-model van het gebouw als een totale constructie
12 Zware stempelramen zijn noodzakelijk voor het dragen van 2 bouwlagen	CEMENT 
5 2021	?23
Voor het bepalen van het evenwicht in de draagcon-
structie van de multifunctionele accommodatie is een 
eenvoudige controleberekening uitgevoerd.
Uitgangspunten
Er is gerekend met de volgende uitgangspunten: 
 wandlengte: 7,5 m, 4 verdiepingsvloeren
 wanddikte: 250 mm
 wandhoogte: 9,0 m
 vloerdikte bouwlaag 1: 390 mm
 vloerdikte bouwlaag 2: 290 mm
 h.o.h.-afstand tussen kolommen: 3 m
 betonsterkteklasse: C30/37
Belasting?De belasting is eerst op een vereenvoudigde 
manier benaderd. De rekenwaarde van momentane 
vloerbelasting bedroeg circa 12,5 kN/m² (vloer 290 mm) 
respectievelijk 15,0 kN/m² (390 mm). 
Per wand wordt circa 10 m vloerbelasting opgevangen. 
Rekening houdend met een steunpuntfactor van 1,15 
is 11,50 m belastingbreedte aangehouden per beton-
wand.
De totale belasting uit vloeren: 
F
d =  1,15 ? [12,50 (kN/m²) ? 3 + 15,0 (kN/m²) ? 1] ? 10 (m) ? 7,50 (m)
= 4530 kN  
Eigen gewicht wanden:  
F
d =  9,0 (m) ? 7,50 (m) ? 0,25 (m) ? 25 (kN/m²) ? 1,20 = 506 kN
Wandlast: 5036 kN
Ondersteuning: 6 palen (4 onder de middenkolom en 
2
 
onder de binnenkolom) 
Paalbelasting: 839 kN/paal 
Middenkolom (4 x 839) draagt 3357 kN 
Binnenkolom (2 x 839) draagt 1679 kN.
Lijnlast wanden: 5036 / 7,50 = 671 kN/m
Vanwege aanvullende belastingen, die verder niet in dit 
artikel zijn uitgewerkt, bedraagt de rekenwaarde van 
de kolomdruk 3840 kN in plaats van 3357 kN, die uit 
deze vereenvoudigde benadering volgt.	
Eerste-ordemoment
De krachten in de wand kunnen nu eenduidig worden 
verdeeld over de palen. Door de excentriciteit tussen 
de paalbelastingen en de resultante van de wandbe-
lasting ontstaat een uitwendig eerste-ordemoment in 
de wand. 
Dit eerste-orde-effect bedraagt voor twee palen: 
 kolomlast: 1679 kN
 momentarm: 3,0 m (afstand kolommen)
 moment per wand: 5037 kNm
In de molenwiek draagt per zijde 22,5 m belasting op 
wanden. Hierdoor is het effect voor de vloer ongeveer 
een factor 2,0 groter (t.o.v. 11,5 m).
Het eerste-ordemoment wordt gecompenseerd door 
een trekkracht in de tweede verdiepingsvloer en een 
drukkracht in de eerste verdiepingsvloer. De moment-
arm tussen beide bouwlagen bedraagt 3,0 m (verdie-
pingshoogte), zodat de horizontale evenwichtskracht 
1679 kN bedraagt per wand.
Voor de totale molenwiek (factor 2,0) bedraagt de 
trekkracht in de vloer 3358 kN.
Stabiliteit van het evenwicht
Formules voor standzekerheid worden relatief weinig 
toegepast. Voor dit project is voor de meest ongun-
stige situatie een vergelijking opgesteld conform 
NEN-EN 1990, formules 6.10a en 6.10b EQU ( toetsing 
van statisch evenwicht). Er wordt onderscheid gemaakt 
tussen gunstig werkende blijvende belasting (0,90 G) 
en ongunstig werkende blijvende belasting (1,10 G). 
Voor de veranderlijke lasten zijn uitsluitend de ongun-
stige beschouwd (1,5
  Q).
Door deze controleberekening is aangetoond dat de 
totale trekwapening in de vloerschijf van de tweede 
bouwlaag moet zijn ontworpen op een trekkracht van 
4650
  kN.	
Rekenkundige onderbouwing   
evenwicht	
24?	CEMENT	 5 20	 21
Rekenkundige onderbouwing  
wandliggers
De wandliggers van de multifunctionele accommoda-
tie zijn in het constructiemodel een lijnvormig dragend 
element. Door de hoogte van de wand fungeert deze 
wand niet als buigligger, maar als stijve (gedrongen) 
wandschijf. Tussen twee wanden in overspannen de 
vloeren; aan de onderzijde de eerste verdiepingsvloer 
met dikte 390
  mm, aan de bovenzijde de tweede 
verdiepingsvloer met een dikte van 290 mm. Een 
gewapende verbinding tussen wand en vloer gaat 
zich gedragen als een volledige inklemming. Hierdoor 
ontstaan ook krachtswerkingen loodrecht op het 
wandvlak. Voor de bepaling van de wapening was het 
derhalve relevant om de grootte van de inklemming 
als gevolg van ongelijke velden en ongelijke belastin-
gen te bepalen, en deze inklemming te voorzien van 
extra wapening. De reactiekracht uit de eerste verdie-
pingsvloer moest worden opgehangen in de wand tot 
aan de drukboog, directe lastafdracht. De lastafdracht 
in de wanden is toegelicht in figuur 14.
De wandliggers zijn ontworpen op een groot aantal 
gelijkmatig optredende belastingen en mechanica
-
modellen:
 raamwerkberekeningen in dwarsrichting (buigtrek	-	
w
apening inklemming vloeren);
 ophangwapening (reactiekrachten eerste verdiepings-
vloer); 
 dwarskrachtwapening (gedrongen liggers);
 partiële lastinleiding kolommen;
 momentlasten wandliggers (trekbanden);
 minimumwapening;
 afschuifvlak van stortnaden.
Onderstaand wordt beknopt toegelicht hoe de wape-
ning is bepaald. Deze is per laag en op basis van 
superpositie berekend.
Verticale wapening
Buigtrekwapening inklemming vloer-wand (fig 13: 1)?
Vanwege de inklemming van wand en vloer (in dwars-
richting) moesten effecten van belast/onbelast en 
ongelijke velden in het rekenschema van vloeren 
worden beschouwd in de krachtswerking. Het steun- puntmoment van de vloer zal zich naar stijfheden 
verdelen over:	
 aansluitend vloerveld; 
 ondersteuning (ingeklemde kolom Ø500) onder de 
vloer; 
 aansluitende betonwand op de vloer. 
Maximaal inklemmoment in wandvoet: 13 kNm/m 
(rekenkundige bepaling Atlas, 3D-rekenpakket).
Hefboomsarm wand (0,8 H): z = 200 mm 
M
d/z = 65 kN/m 
A
s;ben	 = 150 mm²/m (per zijde) 
Deze benodigde hoeveelheid wapening is  
gecombineerd met andere draagprincipes tot het 
totaal aan stekwapening/verticale wapening.
Ophangwapening vloer eerste verdieping (fig 13: 2)?
De reactiekracht uit de vloer:  
R	
d = 11,5 (m) ? 15 (kN/m²) = 172,5 kN/m
R
d/2 = 86,25 kN/m
A
s;ben	 = 200 mm² (per zijde)
Deze benodigde hoeveelheid wapening is gecombi-
neerd met andere draagprincipes tot het totaal aan 
stekwapening/verticale wapening.	
Ophangwapening plat dak school (fig 13: 3)?	De reactie 
uit het platte dak van de school (bouwlaag
 
1) resulteert 
in een belasting op de uitkraging. Deze last wordt door 
middel van een trekband opgehangen in de wand. 	
De reactiekracht (niet uitgewerkt):   
R
d = 600 kN
Rd/2 = 300 kN
A
s;ben	 = 690 mm² (per zijde) (losse staven 3Ø20 = 942 mm², 
derhalve ook haarspelden Ø20, praktisch over 1   m, 
zwart in fig. 14)
Dwarskracht uit puntlast (plat dak bouwlaag 1)
Voor de berekening van de gereduceerde dwarskracht 
moest de 	
?-factor worden bepaald. Door een directe 
belastingafdracht hoefde niet de totale dwarskracht te 
worden beschouwd.	
CEMENT  5 2021	?25
Fd = V	d = 600 kN	
? = 0,55 
V
d;red	 = ? Vd = 0,55 ? 600 kN = 330 kN
Dwarskracht ten gevolge van lijnlast (hoger gelegen 
vloeren en wandgewichten) 
Q	
d = 512,5 (lijnlast) + 172,5 (last vloer bouwlaag 1)  
= 685 kN/m
Uitkraging: 3,75 m
V
d = 685 kN/m ? 3,75 m = 2570 kN
? = 0,28 
V
d;red	 = ? Vd = 0,28 ? 2570 = 720 kN
Totale dwarskracht
V	
d;totaal	 = 330 + 720 = 1050 kN
A	
s;ben	 = V	d/2 = 525 kN/zijde = 1206 mm² (per zijde) 
A	
s;ben	 = 322 mm²/m (per zijde, uitkraging 3,75 m)
Deze benodigde hoeveelheid wapening is gecombi-
neerd met andere draagprincipes tot het totaal aan 
stekwapening/verticale wapening.
Totale verticale wapening?De verticale wapening 
bedraagt het totaal van de berekende wapening per 
zijde (superpositie):
Buigtrekwapening: 150 mm²/m
Ophangwapening: 200 mm²/m
Dwarskrachtwapening: 322 mm²/m
Totaal: 672 mm²/m (Ø12-150 = 754 mm²/m, groene 
wapening in fig. 14) Partiële toets (fig 13: 4)?Een fictieve kolom in de wand 
moet zijn getoetst op normaaldrukkracht. Hiervoor is 
Technosoft Kolomwapening toegepast. De wapening 
in de kolom moet minimaal Ø12-150 bedragen om de 
normaaldrukkracht te kunnen opnemen. De reeds bere-
kende wapening volstond als kolomwapening, er was 
geen extra wapening noodzakelijk in de 'fictieve kolom'.	
Horizontale wapening
Berekening horizontale trekband (fig 13: 5)?
Zoals bij dwarskracht reeds is bepaald:
M
d = F	d ? 3,75 = 600 ? 3,75 = 2250 kNm
M	
d = 0,5 q	d l2 = 0,5 ? 685 ? 3,75² = 4800 kNm
M	
d = 7050 kNm
Hoogte console (gereduceerd): z = 2700 mm
M
d/z = 2600 kN
A
s;ben	 = 6000 mm² (12Ø20 (rode wapening in fig. 14) + 
12Ø16 (paarse wapening in fig. 14)).
Berekening horizontale wandwapening?De horizontale 
wapening is bepaald aan de hand van het minimum 
wapeningspercentage en de eis uit de Eurocode: mini-
maal de helft van de trekband moet als flankwapening 
aanwezig zijn.
Minimaal percentage: (C30/37) (NEN-EN 1992-1-1  
art. 9.2.1.1):	
?min = 0,19% = 475 mm²/m	
13	
13 Lastafdracht wandligger	26?	CEMENT	 5 20	 21
Minimaal helft van aanwezige wapening in trekband.
A
s;min	 = 0,50 ? 6000 mm² = 3000 mm²
Wandhoogte: 3,0 m, twee zijden:  500   mm²/m
Dit is de maatgevende wapening. Dit komt overeen 
met Ø10-150 = 524 mm²/m (paarse wapening in fig. 14).
Controle afschuifvlak (fig 13: 6)?De resultante 
normaaldrukkracht (drukdiagonaal) leidt tot een trek-
kracht in de trekband van 2600 kN. Om evenwicht te 
maken, is een equivalente drukkracht noodzakelijk in 
de eerste verdiepingsvloer.
Het stortvlak vloer-wand moet de schuif	
 spanning die 
hier	
door wordt veroorzaakt op kunnen nemen.
De maximale schuifspanning wordt bepaald door:	
 hechtsterkte beton;
 wrijving door bovendruk;
 afschuiven van wapening.
In art. 6.2.5. uit Eurocode 2 is dit vertaald in:
v
Rdi = c f	ctd + ?  	?n + ? fyd ( ?  sin 	? + cos 	?) ? 0,5	 v fcd	
Wij onderscheiden eerst hechtsterkte en wrijving. 
Het resterende deel moet worden opgenomen door 
stekwapening kolom en additionele stekwapening.
Afschuifvlak:
B = 250 mm
L = 1000 mm
c = 0,20
f
ctd = 1,35 N/mm²
? = 0,60 F	
d =  3840 kN
Stekwapening: gekozen: 4Ø25 (1963 mm²)
Betonaandeel:
c f
ctd B L = 67 kN
Bovendruk:
? N
d = 0,60 ? 3840 = 2304 kN
Bijdrage kolomstekken: (4Ø25)
? A
s ? 435 = 0,60 ? 1963 (mm²) ? 435 (N/mm²) = 512 kN
Capaciteit doorsnede kolom ? wand:
Totale weerstand bedraagt:  
v	
Rdi = 67 + 2304 + 512 = 2883 kN (> 2600 kN, dus 
voldoende)
Deze capaciteit wordt begrensd door betonsterkte:
H
max = 0,5 f	cd ? A	beton	 = 0,50 ? 20 ? 250 ? 1000 = 2500 kN  
(< 2600 kN, dus betondoorsnede te klein)
Er is ruim meer oppervlak beschikbaar dan 250 x 1000 
voor het opnemen van de horizontaalkracht, op basis 
van deze toetsing kon worden geconcludeerd dat het 
afschuifvlak voldoet in combinatie met aanwezige 
stekwapening.	
Totale wapening
Dit alles leidt tot een wapeningsconfiguratie zoals 
getoond in figuur 14.?	
 	
4414
14 Wandwapening wandliggers	CEMENT  5 2021	?27                  
                 
                      
        Projectgegevens
        Project: MFA Dijkstraten Best
Opdrachtgever: Gemeente Best
Architect: Eugelink Architectuur oa
Constructieadvies: Croes Bouwtechnisch Ingenieursbureau
Aannemer: Giesbers ontwikkelen en bouwen
Leverancier en engineering breedplaatvloeren: Atlas Albro
             
    
    Op de begane grond van de multifunctionele accommodatie (MFA) bevindt zich de schoolfunctie, een multifunctioneel kindcentrum dat bestaat uit klaslokalen, kinderdagverblijven en sportzalen. Centraal hierboven bevindt zich een appartementenblok met 22 appartementen. Het gebouw wordt gekenmerkt door een esthetisch speels en modern uiterlijk dat ontstaat door horizontale belijning en in de gevel verspringende balkons (foto 1 en 3).
De stramienen van de bovenbouw zijn niet boven de stramienen van de onderbouw geplaatst. De bovenbouw is in twee richtingen een half stramien van 7,5 m verschoven. De gevel van de bovenbouw ligt dus 3,75 m terug ten opzichte van de gevel van de begane grond.
         Op iedere verdieping vormen zeven appartementen en een bergingenblok tezamen een carré (fig. 4). Op de bovenste verdieping bevindt zich in plaats van een berging een extra appartement. Aan de buitenzijde van het carré bevinden zicht de balkons, aan de binnenzijde ligt een open atrium met een galerij (bouwlaag 2 en 3, fig. 5). Op bouwlaag 1 bevindt zich binnen de galerij een plat dak. Dit dak is voorzien van daklichten ten behoeve van daglicht in de ondergelegen aula van de school.
De onderwijsfunctie op de begane grond moest bij voorkeur kolomvrij worden uitgevoerd (donkergroen in fig. 6). Vanwege de eisen aan daglicht en spuimogelijkheden zijn deze klaslokalen aan de gevel voorzien.
         
Reacties
Sebastiaan van Rossum 31 augustus 2021 16:06
Onder de kop 'Stabiliteit van het evenwicht' wordt gerekend met EQU factoren om de totale kracht uit te rekenen waarop de trekwapening in de vloerschijf van de tweede bouwlaag moet worden ontworpen. In artikel 6.4.1 van de NEN-EN 1990 staat dat de EQU bedoeld is voor situaties waarbij de sterkte van bouwmaterialen in het algemeen niet bepalend zijn; waar de STR bedoeld is voor die situaties waar de sterkte van bouwmaterialen bepalend is. In deze situatie wordt de kracht in de trekwapening bepaald en is daarmee de sterkte van dit bouwmateriaal bepalend. Daarmee vraag ik me af of het gebruik van de EQU grenstoestand hier wel geheel in lijn met de norm is.