C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gUtiliteitsbouwcement 2002 8 45Het `Plan BodembeschermendeVoorzieningen voor bedrijfsmati-geactiviteiten'(PBV)geeftrichtingaan het ontwerpen en beherenvanvloeistofdichtevoorzieningen.Om de bodem ook daadwerkelijktegen indringing van verontreini-gendevloeistoffentebeschermen,worden de eisen vanuit het be-voegd gezag in Nederland steedsmeer aangescherpt. Bij de ver-gunningverlening en de handha-ving wordt op basis van de Wetmilieubeheer van de gebruikersvan voorzieningen steeds vakerverlangd aan te tonen, dat de be-treffendevoorzieningenookdaad-werkelijkalsvloeistofdichtkunnenwordenaangemerkt.Ditaantonenmoet, aan de hand van Aanbeve-ling 44, worden uitgevoerd dooreen Deskundig Inspecteur (DI).D e s k u n d i g I n s p e c t e u r ( D I )Een Deskundig Inspecteur isiemand die de opleiding `Deskun-dig Inspecteur Bodembescher-mende Voorzieningen' met goedgevolg heeft afgerond ?n werk-zaam is bij een inspectiebedrijfdat is gecertificeerd op basis vanBRL K1151/01 [2]. Alleen inspec-teurs die aan deze criteria vol-doen, mogen de zogeheten `PBV-Verklaring Vloeistofdichte Voor-ziening' afgeven (foto 1). Een ver-klaring die door het Bevoegd Ge-zag wordt verlangd en h?t bewijsis dat de betreffende voorzieningop basis van de stand der techniekals vloeistofdicht kan worden aan-gemerkt.Deze verklaring toont niet alleenaan dat de voorziening op hetmoment van inspectie vloeistof-dicht was, maar vermeldt ook deperiode (keuringstermijn) waar-over de DI verwacht dat de voor-ziening vloeistofdichtheid blijft.Vloeistofdicht is in dit kader gede-finieerd als: de situatie waarbijeen vloeistof de `niet met vloeistofbelaste zijde' van de voorzieningniet bereikt. Om een keuringster-mijn te kunnen vaststellen, moetde DI voor het beoordelen vanbestaande voorzieningen inzichthebben in de invloed op de vloei-stofdichtheid van de detaillering,aanwezige scheuren en de matevan vloeistofindringing in mate-rialen.In de praktijk blijkt dat met namehet materiaal beton in vloeistof-dichteconstructieswordtverwerkt.Het betreft zowel betonspecie,verwerkt in ter plaatse gestorteBrede kennis ook van constructeur vereistVloeistofdichte betonvloer ismeer dan vloeistofdicht betoning. M. de Jonker, INTRON B.V.Het realiseren van vloeistofdichte betonvloeren of -verhardingen is meer danhet verwerken van de bij een betoncentrale bestelde betonspecie, waaraanhet certificaat vloeistofdicht is gekoppeld. Even belangrijk zijn een goed ont-werp en een gespecialiseerde uitvoering van aanleg of herstel van de beton-vloer of -verharding. Volgens de jongste versie van CUR/PBV-Aanbeveling 44`Beoordeling van vloeistofdichte voorzieningen' [1], moet een DeskundigInspecteur erop toezien dat voorzieningen ook daadwerkelijk als vloeistof-dicht kunnen worden aangemerkt. Waarop moet zo iemand eigenlijk letten?1 | Beoordelingbestaande vloerC o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gU t il i teit sb o u wcement 2002 846vloeren en verhardingen, als ge-prefabriceerde betonproducten.Dit betekent dat, naast de con-structieve eisen voor het ontwer-pen van betonnen vloeistofdichtevoorzieningen, een ontwerper/constructeur (analoog aan hetinzicht van de DI) ook kennismoet hebben van:? de detaillering van de vloeistof-dichte constructies;? het beheersen van de scheur-wijdte;? de vloeistofindringing in hetmateriaal beton.De kennis om een goed ontwerpte maken is gebundeld in hetCUR/PBV-Rapport 196 [3]. Opge-merkt wordt dat vooralsnog aande ontwerper van vloeistofdichtevoorzieningengeeneisenwordengesteld.Hierna wordt nader ingegaan openkele voor vloeistofdichtheid es-senti?le aspecten, die zowel voordeDIalsdeontwerpervannieuwevoorzieningen van belang zijn.D e t a i l l e r i n gVaak moet de vloeistofdichtheidvanbestaandevoorzieningenwor-den beoordeeld. In deze situatievormt de detaillering veelal dezwakste schakel voor de vloeistof-dichtheid. Met name doorvoerenin de vloer, aansluitingen tussenvloeren en wanden, vloeistofke-ringen ter plaatse van entreedeu-ren en de voegvullingsmassa en/ofafdichtingsprofielenvormendekritische punten. Daarnaast moe-ten ook de aansluiting van be-drijfsrioleringen op de vloer en dekwaliteit van de bedrijfsrioleringals onderdeel van de voorzieninghierbijspecifiekwordengenoemd.Om scheuren in de vloer te voor-komen moet de ontwerper/con-structeur rekening houden metde (verhinderde) opgelegde ver-vorming, veroorzaakt door krimpen temperatuur- verandering. Ditheeft met name bij het ontwerpvan oudere vloeren en verhardin-gen doorgaans niet plaatsgehad.Voor nadere informatie hieroverwordt verwezen naar [4].Voor de DI zijn in Aanbeveling 44de criteria omschreven waaraandeze detailleringen moeten vol-doen. De bevindingen tijdens debeoordeling van de voorzieningworden getoetst aan de eisen dieaan de voorziening door hetBevoegd Gezag worden gesteld.Deze eisen zijn, afhankelijk vanhet bedrijfsproces, vastgelegd ineen van toepassing zijnde Alge-mene Maatregel van Bestuur of inspecifieke vergunningseisen.Wanneer tijdens de beoordelingblijkt dat de voorziening niet alsvloeistofdicht kan worden aange-merkt, moet de DI een richting-gevend advies in zijn rapportopnemen. Het richtinggevendekarakter van dit advies houdtverband met de onafhankelijkepositie die de inspecteur moet in-nemen. Omdat geen merken enspecifieke producten mogen wor-den genoemd, wordt in deze rich-tinggevende adviezen veelal ver-wezen naar de herstelmethodenzoals omschreven in CUR/PBV-Aanbeveling 65 [5]. Nadere infor-matie over standaarddetails isopgenomen in [3].ZoalsdetitelalaangeeftbevatAan-beveling 65 basisinformatie voorde ontwerper van vloeistofdichtevloeren of verhardingen, uitge-voerd in ter plaatse gestort betonof geprefabriceerde betonelemen-ten. Deze basisinformatie omvatregels en eisen voor het ontwerp,de materialen en de aanleg vanvloeistofdichte betonvloeren en-verhardingen, alsmede voor be-schermlagen op constructies meteen draagvloer van beton, met alsdoel deze vloeistofdicht te maken.Voor specifieke onderwerpen bijhet ontwerpen van vloeistofdichtevoorzieningen, bevatten ook deCUR/PBV-Aanbevelingen 64 [6]en 78 [7] relevante informatie.S c h e u r e nNaast de detaillering van de door-voeren en aansluitingen van devoorzieningen, vormt het v??rko-men in de vloer of verhardingvanscheurendiedevloeistofdicht-heid bedreigen, een belangrijkaandachtspunt (foto 2). In gevalvan vrijdragende betonvloeren of-verhardingen moet het ontwerpvan de vloer zijn gedimensio-neerd volgens NEN 6720. In dezenorm is scheurvorming onlosma-kelijk gekoppeld aan gewapendbeton. Scheurvrij gewapend be-ton wordt, ook in de wetenschap-pelijke wereld, zelfs voor onmo-gelijk of anders wel als extreemduur aangemerkt. Het is dus vanbelang de betonconstructie zo-danig te ontwerpen, dat de scheu-ren de vloeistofdichtheid niet be-dreigen. Aanbeveling 65 maakthierbij een onderscheid tussenscheuren in beton ten gevolge vanbuigtrekspanningen en scheurendoor trekspanningen.Voor scheuren door buigtrekspan-ningen geldt als ontwerpeis, datde dikte van de drukzone (x) tenminste moet voldoen aan de vol-2 | Craquel? en krimpscheurC o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gUtiliteitsbouwcement 2002 8 47gende drie criteria:? x > 2 ? e(waarin e de gemiddeldeindringdiepte is van de vloei-stof bepaald volgensCUR/PBV-Aanbeveling 63 [8],in mm);? x > 30 mm;? x > 2D(waarin D de bovenmaat is vanhet grove toeslagmateriaal, inmm).Daarnaast geldt in algemene zin,dat het voor de vloeistofdichtheidgunstiger is om meer fijnerescheuren te hebben dan een be-perktaantalbredescheuren.Tochkan er ook voor worden gekozenom, op vooraf bepaalde plaatsen,de scheuren met krimpvoegen inte leiden en deze krimpvoegenvervolgens vloeistofdicht af tewerken.De keuze om op vooraf gekozenplaatsenkrimpvoegenaantebren-gen en deze vervolgens als dila-tatievoeg af te dichten, kan ookworden gemaakt voor:? zuivere trekspanningen ingewapend beton, die door-gaande scheuren tot gevolghebben en derhalve niet alsvloeistofdicht kunnen wordenaangemerkt;? scheuren bij ongewapendebetonverhardingen en -vloe-ren. Voor deze scheuren moetworden aangetoond dat allespanningen die optredentijdens de verharding en degebruikstoestand, dermateklein blijven dat geen wille-keurige scheuren ontstaan.In principe moet de hart-op-hart -afstand van de krimpscheurenniet groter zijn dan 5 m, tenzijwordt aangetoond dat grotere af-standen niet leiden tot willekeu-rige scheuren.Tot slot wordt nog stil gestaan bijcraquel?scheuren, die zich veelalbeperken tot de toplaag van hetbeton. Deze vorm van scheuren isvoornamelijk het gevolg van eencombinatie van:? de speciesamenstelling vanhet betonmengsel;? de uitvoeringsomstandighedentijdens het aanbrengen enafwerken van de betonvloer of-verharding;? de kwaliteit waarmee dezewerkzaamheden wordenverricht.In de Nederlandse bouwpraktijkis de omvang van deze craquel?-scheuren wel te be?nvloeden,doch veelal niet geheel te voorko-men. Bij een beoordeling van devoorziening, moet de DI zichervan overtuigen dat de in het op-pervlak zichtbare scheuren geendoorgaande scheuren betreffen.Indien, bijvoorbeeld als gevolgvan het ontbreken van ontwerp-informatie, nadere informatienodig is, kan worden beslotennader onderzoek te verrichtendoor het boren van betonkernen(foto 3). Een alternatief is het op-pervlak met de craquel?scheurenaf te werken met een kunsthars-gebonden beschermlaag.V l o e i s t o f i n d r i n g i n go n g e s c h e u r d b e t o nAls het ontwerp (detaillering,scheurbeheersing) is afgestemdop de eisen ten aanzien van vloei-stofdichtheid, kan het zinvol zijnom ook nog te beoordelen of dedichtheid van het ongescheurdebeton zelf ook voldoet bij gebruikvan een bepaalde vloeistof. Velejaren is voor beoordeling de me-thodiek conform ISO/DIS 7031[9] gehanteerd. Uit onderzoek inhet kader van het Plan Bodembe-schermende Voorzieningen isechter gebleken dat voor de in depraktijk optredende indringing inbeton de capillaire absorptieproefrepresentatiever is. Deze proef isomschreven in Aanbeveling 63.Dat de indringing van vloeistof-fen in beton sterk afhankelijk isvan de aard van de vloeistoffen ende kwaliteit van het beton, magals bekend worden verondersteld.Minder bekend is het gegeven dathet verband tussen deze maatge-vende parameters kan wordenvastgelegd in zogeheten vloeistof-indringingskarakteristieken (fig.4). Algemene informatie over de-ze karakteristieken is vastgelegdin een CUR/PBV-flyer [10]. Dezekarakteristieken geven voor eenbepaalde betonsamenstelling, deindringdiepte na een bepaald tijd-stip (meestal 144 uur) van twee ofmeer verschillende vloeistoffenaan. Doordat vloeistoffen wordengetypeerd door een oppervlakte-spanning en een viscositeit, kanuitdekarakteristiekendeindring-dieptevanelkewillekeuriganderevloeistof (na eveneens 144 uur)worden afgeleid.K e n n i s o n t w i k k e l i n gHet mag duidelijk zijn dat dekennis over het materiaal betonzich nog voortdurend ontwikkelt,zeker als het gaat over beton datwordtgebruiktinconstructiesomde bodem te beschermen. Helaasis vastgesteld dat bijvoorbeeld ge-prefabriceerde betonelementen,die een beperkt aantal jaren ge-leden conform [9] als vloeistof-dicht zijn geleverd, door de DI bijdebeoordelingvanvloerenenver-3 | Vloeistofindringing4 | Voorbeeld van eenvloeistofindringings-karakteristiek7060504030201000 1 2 3 4 5 6 7 8indringingsdiepteinmmna144uur (/)1/2vloeistofindringings-karakteristiek555C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gU t il i teit sb o u wcement 2002 848hardingen niet meer als vloeistof-dichtkunnenwordenaangemerkt.Naar verwachting zal de capillaireabsorptieproef deze situaties inde toekomst voorkomen. Maar deontwikkelingen gaan door. Zo zalbijvoorbeeld in de toekomst moe-ten worden vastgesteld in welkemate met staalvezels versterktebetonconstructies vloeistofdichtkunnen zijn en blijven.Kortom, het realiseren van vloei-stofdichte betonvloeren is meerdan het verwerken van de bij eenbetoncentrale bestelde betonspe-cie, waaraan het certificaat vloei-stofdicht is gekoppeld. Alleen incombinatiemeteengoedontwerpen een gespecialiseerde uitvoeringvanaanlegofherstelvandebeton-vloer of -verharding kan wordenbereikt dat de voorziening nietuitsluitend kort na aanleg ofherstel vloeistofdicht is, maar datdeze functionele prestatie gedu-rende de ontwerplevensduur vande voorziening gewaarborgd is.Een waarborg die periodiek doorde DI door het afgeven van eenPBV-Verklaring VloeistofdichteVoorziening kan worden be-krachtigd (foto 5). sL i t e r a t u u r1. CUR/PBV-Aanbeveling 44`Beoordeling van vloeistof-dichte voorzieningen'.Stichting CUR, Gouda, derdeherziene uitgave, 2002.2. BRL K1151/01 `Beoordelings-richtlijn voor het procescerti-ficaat voor Inspectie Bodem-beschermendeVoorzieningen'. Kiwa, Rijs-wijk, 2002.3. CUR/PBV-Rapport 196`Ontwerp en detailleringbodembeschermende voor-zieningen'. Stichting CUR,Gouda, 2000.4. Breugel, K. van et al., Beton-constructies onder Tempera-tuur- en Krimpvervormin-gen. Betonpraktijkreeks 2,Stiching BetonPrisma,'s-Hertogenbosch, 1996.5. CUR/PBV-Aanbeveling 65,`Ontwerp en aanleg vanbodembeschermende voor-zieningen. Uitvoering doormiddel van een vloeistof-dichte betonvloer of beton-verharding of het aanbren-gen van een beschermlaagop een draagvloer van beton'.Stichting CUR, Gouda,1998.6. CUR/PBV-Aanbeveling 64,`Vloeistofdichte kunsthars-gebonden beschermlagen'.Stichting CUR, Gouda,tweede herziene uitgave,2001.7. CUR/PBV-Aanbeveling 78,`Vloeistofdichte voegcon-structies in bodembescher-mende voorzieningen'.Stichting CUR, Gouda, 2001.8. CUR/PBV-Aanbeveling 63,`Bepaling van de vloeistof-indringing in beton door decapillaire absorptieproef'.Stichting CUR, Gouda, 1998.9. ISO/DIS 7031, `Concretehardened determination ofthe depth of penetration ofwater under pressure'. ISO,Gen?ve, 1983.10. CUR/PBV-flyer `Beton alsbeschermer van het milieu'.Redactionele bijlage bijCement 2000 nr. 5.5 | Beoordeling bestaandeverharding
Reacties