thema
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 32
thema
Tandopleggingen
volgens NEN 6720
Berekeningswijze VBC 1995 vergeleken met experimenteel onderzoek
foto: Peter de Koning
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 33
Sinds eind 2006 zijn in Cement verschillende artikelen gepubli-
ceerd over de berekening van nokken, neuzen en tanden. De
aanleiding daarvoor was ernstige scheurvorming in een
tandoplegging in de praktijk en een discussie over de sterkte
daarvan. Uit numeriek en laboratoriumonderzoek door Klein-
man [1,2] bleek dat de feitelijke sterkte van die tandoplegging
aanzienlijk lager was dan volgens de ontwerpberekening het
geval zou moeten zijn. In NEN-normcommissie/CUR-VC20
"TGB-Betonconstructies" leidde dit tot de vraag of de norm
NEN 6720 (VBC 1995) [3] voor dit type constructies
voldoende duidelijk is dan wel aanpassing behoeft.
Na een eerste beoordeling was de conclusie van de commissie
dat de detaillering van de wapening in de betreffende tandop-
legging tekort schoot. Dit was aanleiding tot het commentaar
van de commissie bij het artikel 'Nokken met die tanden (3)'
[4]. Enerzijds werd in dat commentaar gewezen op de aanvul-
ling op de normtekst van artikel 8.1.4 in wijzigingsblad A4,
waartoe overigens al was besloten voorafgaand aan de publica-
ties van Kleinman. Anderzijds werd de constructeur gewezen
op de artikelen 8.2.3.1 en 9.11.7.2 in NEN 6720:
"?.. Het is van groot belang dat iedere constructeur zich nog eens
rekenschap geeft van de voorwaarde in artikel 8.2.3.1 waaronder
k
? mag worden verhoogd en wat in artikel 9.11.7.2 van de VBC
ten aanzien van detaillering wordt gesteld. De ophangwapening
moet volledig zijn verankerd. Dit kan bijvoorbeeld door het
toepassen van gesloten beugels en/of schuine staven." In dit artikel wordt nader ingegaan op de berekeningswijze
volgens NEN 6720 en de achtergonden daarvan. Vervolgens
wordt een aantal proefresultaten vergeleken met de bereke-
ningswijze volgens NEN 6720. Het betreft hier enerzijds al
langer bekend zijnde proefresultaten uit de Duitse vakliteratuur
en anderzijds de resultaten van recent aan de TU Eindhoven
uitgevoerde proeven. Afgesloten wordt met conclusies en
aanbevelingen voor de constructeur.
Berekeningswijze volgens NEN 6720
De berekening van de sterkte van een tandoplegging volgens
NEN 6720 is mede gebaseerd op de vakwerkanalogie (toelich-
ting bij artikel 9.11.7.1). In figuur 1 is een eenvoudige tandop-
legging getoond. Het vakwerk in die tandoplegging bestaat uit
de volgende onderdelen:
1 verticale ophangwapening;
2 horizontale trekband;
3 drukdiagonaal;
4 knopen.
Hierna wordt voor het in figuur 1 getoonde geval beschreven
hoe deze onderdelen worden gedimensioneerd.
Verticale ophangwapening
De verticale ophangwapening moet in staat zijn om de volle-
dige belasting vanuit de onderzijde van de ligger naar de
bovenzijde van de tand te brengen, of ? andersom bezien ? om
de belasting vanuit de bovenzijde van de tand naar de onder-
zijde van de ligger te brengen (artikel 9.11.7.1).
Het dimensioneren van de verticale ophangwapening is gere-
geld in artikel 9.11.7.2. De verticale ophangwapening moet in
staat zijn de volledige dwarskracht op te nemen, hetgeen eisen
stelt aan de hoeveelheid ophangwapening. Deze ophangwape-
In dit artikel wordt ingegaan op de berekeningswijze van een
tandoplegging volgens NEN 6720 (VBC 1995) en de achtergron-
den daarvan. De vorming van een drukdiagonaal in de tand en
een goede knoop ter plaatse van het snijpunt van deze drukdia-
gonaal met de ophangwapening is daarbij van groot belang.
Tevens wordt een aantal proefresultaten vergeleken met de
berekeningswijze volgens NEN 6720 en worden enkele aanbe-
velingen gegeven voor de constructeur.
ir. Jan Gijsbers 1)
TNO Bouw en Ondergrond
dr.ir. Cor van der Veen 1)
TU Delft, fac. CiTG
ir. Simon Wijte 1)
Adviesbureau ir. J.G. Hageman B.V.
1 Tandoplegging
1) De auteurs zijn lid van NEN-normcommissie/CUR-VC20 "TGB Betonconstructies"
F
trekband
ophangwapening
drukdiagonaal
1
thema
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 342
Twee vakwerkvormen met verschillende
krachten in de ophangwapening, namelijk
groter dan de oplegreactie (links) en gelijk
aan de oplegreactie (rechts)
3 k ? gebaseerd op 3-puntsbuigproeven
4 Beoordeling van de buigtrekwapening
5 Goede opvangmogelijkheid van de drukdia-
gonaal (links), geen goede opvangmogelijk-
heid van de drukdiagonaal (rechts)
bare schuifspanning ? 1 is een empirische rekengrootheid, die
gebaseerd is op een groot aantal proeven (toelichting artikel
8.2.3.1). De parameters die daarbij een rol spelen zijn:
- de rekenwaarde van de betontreksterkte f
b;
- de van de gedrongenheid afhankelijke vergrotingsfactor k
?;
- de schaalfactor k
h;
- het percentage langswapening ?
o.
De vergrotingsfactor k
? mag volgens artikel 8.2.3.1 alleen
worden toegepast indien zich tussen de belasting (op de tand)
en de eindoplegging een drukdiagonaal kan vormen. De
uitdrukking voor k
? is gebaseerd op de resultaten van 3-punts-
buigproeven op liggers van gewapend beton met variërende
slankheid. Bij meer gedrongen liggers vormt zich tussen de
belasting op de ligger en de oplegging een drukdiagonaal,
waardoor gedrongen liggers een grotere dwarskrachtsterkte
hebben dan slanke liggers (fig. 3). Voor meer achtergronden
hiervan wordt verwezen naar [5] en [6].
Naar analogie met de 3-puntsbuigproef moet de drukdiagonaal
zich in een tandoplegging kunnen vormen tussen de bovenzijde
van de verticale ophangwapening (de belasting op de tand) en het
oplegvlak aan de onderzijde van de tand (de eindoplegging).
Daarvoor is vereist dat de drukdiagonaal aan de bovenzijde van
de ligger goed kan worden opgevangen door de ophangwapening.
Dit volgt ook uit artikel 9.11.7.1, waarin de eis wordt gesteld dat
de volledige belasting over de gehele hoogte door de ophangwa-
pening kan worden overgebracht. Op het snijpunt van de drukdi-
agonaal in de tand en de verticale ophangwapening moet zich dus
een goed functionerende knoop kunnen vormen (fig. 5, links).
Opgemerkt wordt dat in figuur 105d van de toelichting van NEN
6720 de met pijltjes aangegeven ophangwapening bestaat uit twee
beugels, die de drukwapening omsluiten, en de opgebogen onder-
wapening. Omdat in dit geval de opgebogen onderwapening niet ning moet aan beide zijden van het breukvlak goed zijn veran-
kerd. De breedte van het gebied waarover de ophangwapening is
verdeeld, wordt bepaald door de hoek ?, waarvoor een waarde
tussen 30
o en 60 o mag worden gekozen. Het verdient echter,
mede in verband met de scheurvorming, aanbeveling de breedte
van het gebied zo klein mogelijk te kiezen, zodat de ophangwa-
pening direct naast de tand is geconcentreerd. Hierop wordt
later in dit artikel nog teruggekomen.
Opgemerkt wordt dat andere vakwerkvormen dan getoond in
figuur 1 denkbaar zijn. Er zijn ook vakwerkvormen mogelijk
waarbij de kracht in de ophangwapening groter is dan de
opleg reactie. Een voorbeeld daarvan is gegeven in figuur 2. De
kracht waarop de verticale ophangwapening moet worden
gedimensioneerd hangt dus af van het gekozen vakwerk. Deze
kracht is echter ten minste gelijk aan de oplegreactie bij een
vakwerk zoals weergegeven in figuur 1.
Horizontale trekband
De sterkte van de horizontale trekband bepaalt de momentca-
paciteit van de aansluiting van de tand aan de ligger. De hori-
zontale trekband wordt, als de tand als gedrongen constructie
kan worden beschouwd, gedimensioneerd op basis van artikel
8.1.4, inclusief de aanvullingen op dit artikel volgens wijzi-
gingsblad A4. Daarbij moet voor de bepaling van het moment
worden uitgegaan van de afstand 'a' tussen de belasting (de
oplegreactie) en de resultante van de kracht in de ophangwape-
ning (fig. 4). Bij het dimensioneren van de horizontale trek-
band moet tevens rekening worden gehouden met eventueel
aanwezige horizontale krachten ter plaatse van de oplegging.
Horizontale krachten kunnen bijvoorbeeld ontstaan door effec-
ten van krimp en temperatuur.
De horizontale trekband moet aan beide zijden goed zijn
verankerd. Aan de zijde van de tand voorbij de oplegging en
aan de zijde van de ligger voorbij de knoop waaraan de trek-
band trekt in het gekozen vakwerk.
Drukdiagonaal
De sterkte van de drukdiagonaal wordt niet rechtstreeks bepaald
maar via een toetsing van ?
d aan ? u (?u = ? 1 ? ? 2) met behulp van
artikel 8.2.1 tot en met 8.2.4, waarbij met name artikel 8.2.3.1 van
belang is. De formule in artikel 8.2.3.1 voor de uiterst opneem-
012345
a/d
dwarskrachtsterkte
a
d
a
2
3
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 35
genoemd), zijn daarvoor in NEN 6720 ? afgezien van de eisen
in artikel 9.11.7 ? geen nadere regels gegeven. Dit is overigens
al het geval sinds de verschijning van de eerste druk van NEN
6720 in 1990 en daarvoor toen de VB 74/84 van kracht was.
De wijze van detaillering van de wapening wordt, binnen het
gestelde in hoofdstuk 9 van NEN 6720, dus overgelaten aan de
deskundigheid van de constructeur. Het is zijn verantwoorde-
lijkheid om zorg te dragen voor een adequate detaillering van
de wapening, die past bij de krachtswerking in de constructie.
Zoals hiervoor besproken is het bij de tandoplegging essentieel
dat de drukdiagonaal goed kan worden opgevangen in de
knoop, hetgeen bijvoorbeeld kan worden bereikt met ophang-
wapening in de vorm van gesloten beugels. De knoop moet als
het ware goed zijn ingepakt in wapening.
De detaillering van de tandoplegging en de wapening daarin
moet zodanig zijn dat de wapening goed in de constructie past
en dat het beton goed kan worden aangebracht en verdicht. Bij
sommige schadegevallen in de praktijk bleek dat de wapening
niet goed was aangebracht omdat deze niet paste of dat het
beton slecht verdicht was door de grote hoeveelheid wapening.
Daaruit blijkt overigens dat een goede controle van het ontwerp
en een goed toezicht bij de uitvoering van dit type constructies
erg belangrijk is. Het gezegde 'The devil is in the detail' is hier
zeker van toepassing.
Bij een adequate detaillering van de wapening zal meestal niet
de sterkte van de drukdiagonaal maatgevend zijn, maar de
sterkte van de trekstaven, dus in het geval van figuur 1 de hori-
zontale trekband dan wel de verticale ophangwapening. Dit
blijkt ook uit de vergelijking met proefresultaten die hierna
wordt gegeven.
Bij een detaillering van de wapening zoals aangegeven in figuur
5 (rechts), kan de drukdiagonaal niet goed worden opgevangen
omdat er aan de bovenzijde van de ophangwapening geen
opvangvlak aanwezig is. De drukdiagonaal kan zich dus niet
vormen, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde in artikel goed in staat is om aan de bovenzijde de drukdiagonaal op te
vangen, wordt de vorming van een knoop bemoeilijkt en kan de
drukdiagonaal minder goed ontstaan.
Voor de bepaling van k
? geeft NEN 6720 de volgende uitdruk-
king:
k
? = 12 ___ g ? ?
_____
A 0 ____ b · d 1
geen drukdiagonaal
mogelijk;
k
? = 1
4 5
goede verankering ophangwapening,
boven in de liggergeen goede verankering ophangwapening,
boven in de ligger
thema
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 36
8.2.3.1 voor het toepassen van een hogere k ? ? waarde dan 1,0.
Volgens artikel 8.2.3.1 moet in een dergelijk geval voor k
? de
waarde 1,0 worden aangehouden.
Uit proeven van Kleinman op tandopleggingen met een aan de
praktijk ontleende, en enigszins met figuur 5 (rechts) vergelijk-
bare detaillering, blijkt overigens dat de sterkte van de tandop-
legging in zo'n geval wel hoger is dan behorend bij k
? = 1,0. In
het specifieke geval werd door Kleinman gevonden dat een k
?
van ongeveer 1,9 werd gehaald [2]. Dat was echter wel aanzien-
lijk lager dan in de ontwerpberekening van die tandconstructie
door een onjuiste interpretatie van NEN 6720 was aangehouden.
Vergelijking met proefresultaten
Voor de vergelijking met proefresultaten is gebruikgemaakt van
de resultaten van proeven op tandopleggingen, die zijn gerappor-
teerd door Steinle en Rostásy [7, 8], door Houwen [9] en door De
Bruijn e.a. [10]. De proefresultaten zijn vergeleken met de volgens
NEN 6720 berekende sterkte van de tandopleggingen, waarbij
echter is uitgegaan van de gemiddelde materiaaleigenschappen
die voor de betreffende proefstukken beschreven zijn.
Steinle en Rostásy
Door Steinle en Rostásy [7,8] zijn proeven op zes verschillende
wapeningsconfiguraties beschreven, zie figuur 7. Voor de
vergelijking is van de volgende gemiddelde materiaaleigen-
schappen uitgegaan:
Beton: ?
W = 520 kp/cm2: f' c;gem = 55 N/mm2
?
W = 480 kp/cm2: f ' c;gem = 50 N/mm2
eenassige druksterkte f '
b = 0,85·f c;gem
treksterkte f
b = 0,85(1 + 0,05 f' c;gem )
Staal: BSt 42/50: f
s = 420·1,1 = 462 N/mm2
Voor iedere wapeningsconfiguratie zijn twee proeven gedaan.
In tabel 1 zijn de proefresultaten en de resultaten van de bere-
keningen samengevat.
Uit een vergelijking tussen de proefresultaten van Steinle en de
berekeningsresultaten op basis van gemiddelde materiaaleigen-
schappen, blijkt dat met één uitzondering de experimenteel
gevonden bezwijklasten groter zijn dan de berekende
bezwijklasten. De uitzondering is proef T2-re, waarvoor de
onderzoekers beschrijven dat de gevonden 'lage' bezwijklast
wordt veroorzaakt door een verankeringsprobleem van de
ophangwapening als gevolg van slecht verdicht beton in het
proefstuk. De proeven T5, waarvan Steinle slechts een onder-
grens voor de bezwijklast rapporteert, zijn met deze ondergrens
in de vergelijking opgenomen.
F
V;u
l
Ao b
Ao
h
k
e?
Aø8
ø10
ø18
2ø22 2ø22
h
k
e?
A
5ø10
ø8
ø10
ø10
2ø18
2ø22
h
k
e? ?=50°
A3ø10
ø10
ø16ø18
h
k
e?
Aø8
ø10
ø18
2ø22
2ø22 2ø22
h
k
Aø8
2ø14 2ø22
ø10
2ø252ø14
h
k
e? A T1T2
T3T4
T5T6
140 140 150
386 90 280 280 140 140 120 120
60 90
oplegging
200 x 300 mm
tot zelfde hoogte
als andere zijde
36037
34035 3925
38025
2000
2760380opleggingen
200 x 320 mm let op: binnen dit gebied staven
onderling koppelen door binddraad.
Niet lassen!let op: binnen dit gebied staven
onderling koppelen door binddraad.
Niet lassen!
25120
200 220
135 25
60
39340
35360
520 2 20 opbuigen
3 20 niet opbuigen
516
310
60135
200120 220
700
60 10
bgl. 12
bgl. 10 bgl. 10bgl. 12bgl. 10 bgl. 10 bgl. 12 bgl. 12bgl. 12 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 bgl. 10 2x
8
7
6
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 37 6
Oppervlak A o van lastvlak, l Ao × b Ao 7 Beproefde wapeningsconfiguraties [7,8]
8 Geometrie proefstukken 1-1 t/m 1-4 [9]
oplegging ligt dan bij proef 4-12-3-10, waardoor de grootte van
het berekende moment voor het toetsen van de momentcapaci-
teit toeneemt. Bij een gelijke hoeveelheid buigtrekwapening
leidt dit tot een lagere bezwijklast.
De Bruijn e.a.
Door De Bruin e.a. is een artikelenreeks in Cement gepubli-
ceerd, waarvan in deze aflevering van Cement een verslag van
experimenteel onderzoek op twee typen tanden is opgenomen
[10]. De resultaten van deze , in totaal vier proefstukken, zijn
vergeleken met de resultaten die op basis van de gemiddelde
materiaaleigenschappen volgen uit de hiervoor beschreven
rekenmethode volgens NEN 6720.
Vergelijking
In figuur 9 zijn de proefresultaten vergeleken met de volgens de
rekenregels van NEN 6720 en op basis van gemiddelde materi-
aaleigenschappen bepaalde bezwijklasten. Uit deze vergelijking
wordt geconcludeerd dat bij een adequate detaillering van de
wapening de berekeningswijze volgens NEN 6720 leidt tot een
voldoend veilige tandoplegging. Uit tabel 1 blijkt tevens dat er bij de verschillende wapenings-
configuraties verschillende bezwijkmechanismen bepalend zijn
voor de maatgevende bezwijklast.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij de berekening van proefstuk
T1 aangenomen is dat uitsluitend de beugel in staat is de druk-
diagonaal in de tand op te nemen. Dit leidt tot een beperkt
aangehouden grootte van A
o aan de bovenzijde van de drukdia-
gonaal, namelijk de diameter van de beugel maal de breedte
van de beugel: 8×200 mm2. De beperkte afmeting van dit druk-
vlak leidt tot een significante reductie van de rekenkundige
dwarskrachtsterkte van de tand. Als A
o in de berekening wordt
bepaald op basis van de afmeting van het oplegvlak dan is de
berekende dwarskrachtsterkte gelijk aan 669 kN. In dat geval
zal het bezwijken op buiging bepalend zijn voor de bezwijklast
van het proefstuk, 307 kN. Ook deze bezwijklast is nog juist
kleiner dan de experimenteel bepaalde waarden.
Houwen
In zijn afstudeerscriptie voor de TU Eindhoven heeft Houwen
veertien proeven op tandopleggingen beschreven [9] (beschre-
ven in artikel 'Buigtrekwapening en beugels' in deze aflevering
van Cement). Ook voor deze proeven is de sterkte van de
tandoplegging op basis van NEN 6720 berekend. Bij deze bere-
keningen is uitgegaan van de door Houwen gerapporteerde
gemiddelde kubusdruksterkte van het beton en van de eveneens
door hem genoemde treksterkte van het wapeningsstaal van
540 N/mm2. Tevens is er bij deze berekeningen vanuit gegaan
dat alle beschouwde wapeningsstaven voldoende verankerd zijn.
In figuur 8 is de geometrie van de proefstukken 1-1 t.m. 1-4
schematisch weergegeven. Bij de overige proeven is de proef-
stukaanduiding een indicatie voor de toegepaste wapening:
proefstuk 4-12-3-10, heeft als trekband 4 staven Ø12 en 3
beugels Ø10 als ophangwapening enz.
In tabel 2 zijn de proefresultaten en de resultaten van de bere-
keningen samengevat.
Uit een vergelijking van de waarden in tabel 2 blijkt dat, behou-
dens de proeven 4-20-5-10 en 4-20-6-10, de experimenteel
bepaalde bezwijklasten groter zijn dan de op basis van de
gemiddelde materiaaleigenschappen berekende bezwijklasten.
De rekenkundige bezwijklast wordt bepaald door het bezwij-
ken van de trekband bij buiging of het bezwijken van de
ophangwapening.
Opmerkelijk is dat bij proef 4-12-4-10, ondanks dat er meer
ophangwapening aanwezig is dan bij proef 4-12-3-10, zowel de
berekende bezwijklast als de experimenteel bepaalde
bezwijklast lager is dan die van proef 4-12-3-10. Een verklaring
voor de lagere berekende waarde is dat bij proef 4-12-4-10 de
resultante van de kracht in de ophangwapening verder van de
proefproefresultaten berekeningsresultatenverhouding
proef/berekening
li remaat-
gevendbuigingdwars-
krachtophang-
wapeningli re
T1 312 320 268 307 268 398 1,16 1,19
T2 477 345 363 423 699
363 1,31 0,95
T3 514 496 360 371 744
360 1,42 1,38
T4 360 320 309
309 557 398 1,16 1,04
T5 >754 >440 440 656 896
440 >1,71 >1,00
T6 597 528 323 446
323 509 1,85 1,63 Tabel 1 Proef- en berekeningsresultaten [kN] proefserie Steinle [7, 8]
Tabel 2 Proef- en berekeningsresultaten [kN] proefserie Houwen [9]
proefproef-
resultaatberekeningsresultaten
verhouding
proef/berekening
maatgevend buiging dwarskrachtophang-
wapening
1-1 278 259 259 346 366 1,07
1-3 292 259
259 346 366 1,12
1-2 380 254 382 476
254 1,50
1-4 389 254 382 476
254 1,53
4-12-1-10 155 85 212 200
85 1,82
4-12-2-10 208 170 202 344
170 1,22
4-12-3-10 259 203
203 325 254 1,28
4-12-4-10 223 188
188 296 339 1,19
4-12-5-10 235 192
192 352 424 1,22
4-20-2-10 312 170 550 481
170 1,84
4-20-3-10 353 254 507 444
254 1,39
4-20-4-10 406 339 469 460
339 1,20
4-20-5-10 400 424 437 460
424 0,94
4-20-6-10 432 448
448 477 509 0,96
thema
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 38
zorg te dragen voor een adequate detaillering van de wapening,
die past bij de krachtswerking in de constructie.
Bij een adequate detaillering van de wapening zal meestal niet
de sterkte van de drukdiagonaal in de tand maatgevend zijn.
De sterkte van de tand wordt veelal bepaald door de sterkte van
de trekstaven, dus in het geval van figuur 1 de horizontale trek-
band dan wel de verticale ophangwapening.
Bovenstaande bevindingen geven geen aanleiding tot het aanpas-
sen van NEN 6720. Overigens zou een eventuele aanpassing van
NEN 6720 nog maar een kort leven zijn beschoren, want de
TGB's, dus ook NEN 6720, worden conform de huidige planning
in maart 2010 ingetrokken. Over ongeveer één jaar wordt volle-
dig overgeschakeld op de toepassing van de Eurocodes met de
bijbehorende Nationale Bijlagen. In dat verband wordt gewezen
op de berekeningsmethode voor tandopleggingen die volgens
NEN-EN 1992-1-1 [11] moet worden toegepast. Deze methode
is beschreven in paragraaf 6.5 'Berekening met behulp van staaf-
werkmodellen' (Engels: 'Design with strut and tie models').
Volgens de regels in deze paragraaf worden drukstaven, treksta-
ven en knopen afzonderlijk getoetst. Opgemerkt wordt dat ook
deze regels een nadere interpretatie door de constructeur vergen,
zeker bij het detailleren. Wat dit betreft wordt ? meer nog dan bij
NEN 6720 ? deskundigheid van de constructeur verlangd bij het
juist interpreteren en toepassen van NEN-EN 1992-1-1.
In de lopende cursussen voor constructeurs over de toepassing
van NEN-EN 1992-1-1 wordt nadere aandacht besteed aan de
toepassing van staafwerkmodellen. Ongetwijfeld zal dit onder-
werp ook in komende nummers van Cement worden behan-
deld. Vooruitlopend daarop en in aanvulling op het hiervoor al
gestelde, worden onderstaand enkele nadere aanbevelingen
gegeven voor het detailleren van de wapening.
Aanbevelingen
Een goede verankering van de ophangwapening wordt verkre-
gen door bijvoorbeeld verticale gesloten beugels toe te passen
die de (druk)langswapening omsluiten. De schuine drukdiago-
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies
Uit de vergelijking van diverse proefresultaten met de bereke-
ningsresultaten volgens NEN 6720 blijkt dat de berekenings-
methode van de sterkte volgens NEN 6720 bij adequate detail-
lering van de wapening van de tandoplegging leidt tot een
voldoend veilige tandoplegging.
Van groot belang is dat wordt voldaan aan de voorwaarde die in
artikel 8.2.3.1 wordt gesteld voor het toepassen van grotere
k
?-waarden dan 1,0. Deze voorwaarde is dat een drukdiagonaal
kan worden gevormd tussen de belasting op de tand (dit is de
bovenzijde van de ophangwapening) en de eindoplegging, dus
de oplegging van de tand. Hiervoor is nodig dat zich een goede
knoop kan vormen in het snijpunt van de drukdiagonaal in de
tand en de ophangwapening, waarin de drukdiagonaal adequaat
wordt opgevangen. Indien dit niet kan dan moet volgens artikel
8.2.3.1 voor k
? de waarde 1,0 worden aangehouden.
Uit proeven van Kleinman op tandopleggingen met een ? aan
de praktijk ontleende ? tekortschietende detaillering van de
wapening, blijkt dat de sterkte van de tandoplegging in zo'n
geval wel hoger is dan behorend bij k
? = 1,0. In het specifieke
geval werd door Kleinman gevonden dat een k
? van ongeveer
1,9 werd gehaald. Dat was echter wel aanzienlijk lager dan in de
ontwerpberekening van die tandconstructie door een onjuiste
interpretatie van NEN 6720 was aangehouden.
Voor de detaillering van de wapening zijn zeer veel verschil-
lende varianten denkbaar. Daarvoor zijn in NEN 6720 ? afge-
zien van de eisen in artikel 9.11.7 ? geen nadere regels gegeven.
De detaillering van de wapening wordt, binnen het gestelde in
hoofdstuk 9 van NEN 6720, dus overgelaten aan de deskundig-
heid van de constructeur. Het is zijn verantwoordelijkheid om
0 100 200 300
400
500 600 700
800
0 100 200 300 400 500
bezwijklast volgend uit proef (kN)
bezwijklast volgens rekenregels NEN 6720
en gemiddelde materiaaleigenschappen (kN)
Steinle
Houwen
De Bruijn
Ftrekband drukdiagonaal
ophangwapening
9 10
Tand opleggingen volgens NEN 6720 1 2009 39
I LITERATUUR
1 Kleinman, C.S., Nokken met die Tanden!. Cement 2006/7.
2 Kleinman, C.S., Nokken met die Tanden! (2). Cement 2007/2.
3 NEN 6720, Voorschriften Beton TGB 1990 ? Constructieve eisen en
rekenmethoden ( VBC 1995).
4 Kleinman, C.S., Nokken met die Tanden! (3). Cement 2007/3.
5 CUR-rapport 94-13, Achtergronden bij de VBC 1990.
6 CUR-rapport 47, Gedrongen balken en korte consoles.
7 Steinle, A und F.S. Rostásy, Zum Tragverhalten ausgeklinkter Träger-
enden (I). Beton + Fertigteil-Technik, Heft 6/1975.
8 Steinle, A und F.S. Rostásy, Zum Tragverhalten ausgeklinkter Träger-enden (II). Beton + Fertigteil-Technik, Heft 7/1975.
9 Houwen, P.G.M. Onderzoek naar het gedrag van tandopleggingen.
Eindhoven, november 2008.
10 De Bruijn, W.A., B.M.A. Slenders en C.S. Kleinman, Gezonde tanden
(3) - Beproevingen in het Van Musschenbroek Laboratorium.
Cement 2009/1.
11 NEN-EN 1992-1-1, Eurocode 2: Ontwerp en berekening van beton-
constructies ? Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen,
inclusief nationale bijlage.
12 Fib Bulletin 2, Structural Concrete Textbook on behaviour, design
and performance, vol. 2. 304 pg, 2000.
9 Vergelijking berekende en experimenteel
bepaalde bezwijklast
10 Goede verankering van de ophang-
wapening
De sterkte van de tandoplegging wordt verder beïnvloed door
de volgende fenomenen [12]:
a De sterkte van de drukstaaf in het vakwerkmodel neemt
drastisch af bij dwarstrekrekken en schuine scheuren.
b Knoopkrachten en knoopgebieden moeten worden afge-
leid van een vakwerkmodel, waarin de staven georiënteerd
zijn overeenkomstig het elastisch gedrag. Kleine hoeken
tussen drukdiagonalen en trekstaven in een knoop waar
twee drukstaven en een trekstaaf samenkomen (C-C-T-
knopen, Compression-Compression-Tension-knopen)
leveren een minder goed model en kunnen compatibili-
teitsproblemen geven in het knoopgebied. Hoeken kleiner
dan circa 40º tussen de belangrijkste drukdiagonalen en
trekstaven in C-C-T-knopen moeten bij voorkeur worden
voorkomen. De hoogte van de tand moet dus niet te klein
worden gemaakt.
c De sterkte van knopen loopt gevaar indien wijde scheuren
ontstaan in naastgelegen trekstaven. Deze scheuren kunnen
doordringen tot in het knoopgebied. Dit effect wordt in de
praktijk nog versterkt door de verhindering van opgelegde
vervormingen. Trekkrachten in de naastgelegen trekgebieden
moeten worden opgenomen door wapening en een scheur-
verdelende wapening moet aanwezig zijn in naastgelegen
gebieden met lage trekrekken.
d De effectieve betonsterkte in knoopgebieden, die zijn gelegen
in vlakke spanningsgebieden, wordt ook verhoogd door het
verhinderen van dwarsvervormingen (rekken). Een verge-
lijkbaar effect treedt op door de verhindering van dwarsrek-
ken in zwaar belaste knoopgebieden door het naastgelegen
beton. Deze effecten en het positieve effect van de 'opsluit-
wapening' (confining reinforcement) verklaren waarom de
draagcapaciteit van geconcentreerde knopen [11] bij experi-
menten en in de praktijk meestal groter is dan verwacht.
In een volgend nummer van Cement zal een volledig uitge-
werkt voorbeeld van een tandoplegging worden beschreven.
)
naal kan zich dan afzetten tegen de (druk)langswapening en de
gesloten beugels (fig. 10).
Wanneer de beugels worden verdeeld over een breder gebied
ontstaat een ongelijkmatige verdeling van de ophangkracht in
de beugels. Omdat de spanning in de beugels nabij de keel
groter zal zijn dan de gemiddelde waarde, heeft dit met name
een ongunstige invloed op de scheurwijdte in de keel van de
tandoplegging. Concentreer de beugels daarom bij voorkeur
nabij de keel over een breedte gelijk aan de halve tandhoogte.
Men moet er wel voor zorgen dat de concentratie van beugels
niet ten koste gaat van de verankering van de onderste langs-
wapening door daar extra haarspelden aan te brengen.
De scheur in de keel van de tandoplegging is vaak aan de wijde
kant omdat slechts één scheur vanuit de keel ontstaat en de
spanning in de ophangwapening in de BGT relatief hoog is
(>280 MPa). Dit effect wordt versterkt door de hiervoor
genoemde ongelijkmatige spanningsverdeling als gevolg van het
spreiden van de ophangwapening over een breder gebied. Om
de scheurwijdte te beperken kan men de ophangwapening
verdelen door 1/3 deel van de verticale ophangkracht op te laten
nemen door schuine ophangwapening en 2/3 deel door verti-
cale gesloten beugels (zie ligger T3 in figuur 7). Een goed alter-
natief is het om de volledige ophangkracht op te laten nemen
door verticale ophangwapening en een praktische schuine
wapening toe te voegen om de scheurwijdte te beperken.
Een in principe onjuiste verankering van de ophangwapening
ontstaat indien de onderste langswapening omhoog wordt
gebogen en boven in de ligger terug wordt gebogen (zie ligger
T1 in figuur 7). De schuine drukdiagonaal kan zich niet tegen
de terug gebogen langswapening afzetten maar gaat er langs
(fig. 5, rechts). Dit effect wordt versterkt bij het toepassen van
grote staafdiameters in combinatie met kleine tandhoogten. In
dat geval bereikt de drukdiagonaal het theoretisch vakwerk-
knooppunt niet, waardoor de hoofdscheur nog eerder langs de
teruggebogen langswapening loopt.
Reacties