O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB e t o n t e c h n o l o g i e
cement 2006 1 87
dr.-ing. S. Grünewald, Hurks Beton / TU -Delf t, fac. CiTG
prof.dr.ir. J.C. Walraven, TU -Delf t, fac. CiTG
Stabiliseerders verminderen de neiging van zelfverdich-
tend beton (ZVB) om te ontmengen, verbeteren het vul-
vermogen en maken andere mengselsamenstellingen
mogelijk. De invloed van een variatie in de mengselsa-
menstelling en eigenschappen van de componenten
wordt kleiner. De gebruikelijke naam van stabiliseerders
is 'viscositeitsmiddelen'. Echter, omdat het beoogde
effect niet het verhogen van de viscositeit, maar van de
stabiliteit van het mengsel is, wordt in het vervolg het
woord 'stabiliseerder' gebruikt. Dit artikel laat resultaten
zien van onderzoek naar het effect van stabiliseerders op
de eigenschappen van ZVB [1-3]. Nieuwe methoden zijn
getest om de invloed van stabiliseerders te kwantifice-
ren.
Het reduceren van het gehalte fijne stoffen
(< 0,125 mm) bij een poedertype ZVB leidt bij
betonmengsels tot grotere gevoeligheid voor schom-
melingen in de materiaaleigenschappen en de
mengselsamenstelling. Stabiliseerders maken
homogeen ZVB met een verlaagd cementlijmge-
halte en met een verhoogd water-poedervolume
(V
w/V p) mogelijk. Stabiliseerders worden om drie
redenen aan ZVB toegevoegd:
1 verhogen
van de homogeniteit van het mengsel;
2 vergroten
van de robuustheid;
3 verkrijgen
van meer vrijheid bij de samenstelling
van ZVB-mengsels.
In dit artikel worden drie ZVB-mengsels met stabi-
liseerder gepresenteerd waarbij de drie voordelen
zijn gecombineerd. Ter vergelijking is een poeder-
type ZVB met een relatief laag poedergehalte
beproefd.
M e n g s e l s a m e n s t e l l i n g
Vier ZVB-mengsels (tabel 1) zijn dusdanig aange-
past dat ze na het mengen een vloeimaat van
ongeveer 700 mm hadden ( 688-743
mm). Bij de g e-
noemde hoeveelheid water is het volume s upe rplas -
tificeerder en stabiliseerder meegeteld; deze hulp-
stoffen zijn daarom tussen haakjes aangegeven.
De ZVB zonder stabiliseerder (ZVB 1) is het referen-
tiemengsel; het poedergehalte (cement en vliegas) is
511 kg/m
3. ZVB 2 heeft een vergelijkbaar poederge-
halte; er is een stabiliseerder toegevoegd (Sika ST 5).
ZVB 3 en ZVB 4 hebben duidelijk lagere poederge-
haltes ( 375/390 kg/m
3). De cementlijmgehaltes van
de mengsels ZVB 3 en ZVB 4 zijn lager dan die van
ZVB 1 en ZVB 2; extra fijn zand en relatief hogere
water-poedervolumes maken een homogene zelfver-
dichtende vloei desondanks mogelijk. Behalve de
vier referentiemengsels werden acht mengsels
beproefd met 10 l/m
3 meer of minder water. Dit
verschil in waterhoeveelheid is realistisch om schom-
melingen te simuleren. Figuur 1 laat de korrelverde-
ling van de mengsels 1-4 in vergelijking met de
zeefgrenslijnen uit NEN 8005 [5] zien. De hoeveel-
heid fijn zand van de mengsels ZVB 3 en ZVB 4 was
hoger in vergelijking met ZVB 1 en ZVB 2.
T e s t m e t h o d e n
Het vulvermogen van ZVB en de stortenergie bepa-
len de helling waarmee ZVB zich uitbreidt; de
vloeimaat en de trechtertijd zijn geschikte criteria
om het vulvermogen van ZVB te meten [ 6]. Vul- en
passeervermogen van ZVB kunnen met de L-Box
[7] worden bepaald. Is de invloed van het toeslag-
materiaal op het passeervermogen gering, dan is
sprake van een goede relatie tussen de vloeimaat en
de L-Box blokkeermaat [ 8]. Is het passeervermogen
Stabiliseerders in
zelfverdichtend beton
W e t e n s c h a p
0
10 20 30 40
50
60 70 80 90
100
0,1 110 100
zeefopening (mm)
doorgang (M-%) lijn A
lijn B
lijn C
ZVB1/ZVB2ZVB3/ZVB4
Ta b el 1 | M e n g s e l s a m e n s t e l l i n g v a n d e v i e r r e f e r e n t i e m e n g s e l s
mengselcomponent ZVB1 ZVB2 ZVB3 ZVB4
(kg/m 3) (kg/m 3) (kg/m 3) (kg/m 3)
CEM I 52,5 R (ENCI Maastricht) 3
88 - 274 290
CEM III 42,5 N (ENCI Rotterdam) - 373 - -
vliegas (SMZ) 123 125 101 100
water 174 178 192 180
fijn zand (0,125-0,25 mm) - - 105 106
zand (0,125-4 mm) 875 866 810 819
grind (4-16 mm) 770 762 804 813
superplastificeerder: Glenium 27 (12,8) (3,2) (6,0) (8,6)
stabiliseerder: Foxcrete - - (2,0)
stabiliseerder: ST5 - (0,8) - (1,0)
druksterkte (28 dagen) (N/mm
2) 78,6 48,8 47,8 57,9
water-bindmiddelfactor [4] 0,40 0,45 0,62 0,55
1 Ko r r e l ve r d e l i n g e n ze e f-
g r e n s l i j n e n vo l g e n s N E N
8 0 0 5 [ 3 ]
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i e
B e t o n t e c h n o l o g i e
cement 2006 1 88
van ZVB onvoldoende, dan wordt zelfs met een
grote vloeimaat een relatief lage blokkeermaat ver-
kregen. Met de genoemde testmethoden is het niet
mogelijk de homogeniteit van ZVB te kwantifice-
ren. Verschillende methoden ter bepaling van de
homogeniteit van ZVB zijn in het kader van het
Europese project 'Testing SCC' beproefd. Volgens
een 'Round Robin' studie [9] was de 'zeefstabiliteit-
test' (foto 2), ontwikkeld door GTM uit Frankrijk, de
meest betrouwbare testmethode.
De zeefstabiliteittest wordt als volgt uitgevoerd. Een
representatief monster van tien liter beton wordt in
een emmer gedaan. Daarna wordt een rustperiode
van vijftien minuten aangehouden. Vervolgens
wordt 4,8 ± 0,2 kg beton uit de bovenste laag van de
emmer op een zeef (opening: 5 mm) uit een hoogte
van 500 ± 50 mm gestort. Na twee minuten wordt
gewogen hoeveel specie (< 5 mm) door de zeef is
gelopen. Waarden lager dan 5% worden verkregen
voor mengsels met een te grote cohesie, terwijl 15%
de grenswaarde voor stabiel ZVB is [10]. Afhanke-
lijk van de toepassing kan de grenswaarde ook 20%
zijn; een lagere stabiliteit is dan acceptabel.
Het resultaat van de penetratietest [ 11] is de indring-
diepte van een cilinder in beton. De penetratiecilin-
der (foto 3) is met een staaf bevestigd aan een plaat
en kan zich na het losdraaien van een schroef vrij
bewegen. Het gewicht van de cilinder is 54 gram
(hoogte: 50 mm, wanddikte: 1 mm, diameter cilin-
der buiten: 77 mm). Deze kan van metaal of kunst-
stof gemaakt zijn [11].
Voor de penetratietests werd een plastic buis (dia-
meter binnen: 140 mm) gekozen en tot een hoogte
van 500 mm met beton gevuld. Na een rustperiode
van twee minuten zet men de cilinder op het beton
en laat deze vrij bewegen. De duur van de test is
twee minuten; een indringdiepte tot maximaal
8 mm is acceptabel voor homogeen ZVB.
Door het inzakken van beton na het storten, ontstaat
ruimte onder de wapening, die boven in de bekisting
groter is. De hechtsterkte van het beton met de wape-
ning daalt met groter wordende zakking van de
oppervlakte [ 12]. De zakking van de oppervlakte werd
gemeten met behulp van een drijvend metaalplaatje
( 700 x 700 x 0,5 mm
3) op ZVB (betonkolom: 200
mm). Een opnemer werd geplaatst op het metaal-
plaatje om de inzakking te bepalen. De meting van
de zakking werd gestart vijftien minuten na het
mengen (het mengsel werd hiervoor kort doorge-
mengd), werd vervolgd gedurende tien uur en geeft
een indicatie van de volumestabiliteit van ZVB in de
beginfase na het mengen. De zakking van een
homogeen ZVB is 0,5 % of lager [ 12]. De oppervlakte
van het beton rond het metaalplaatje is gedurende de
test afgedekt met een plastic folie om scheurvorming
in de specie te voorkomen.
R e s u l t a t e n e n d i s c u s s i e
Vul- en passeervermogen zelfverdichtend beton
De figuren 4 en 5 laten het effect zien van een vari-
atie van 10 l/m
3 meer of minder water op de vloei-
maat en de blokkeermaat.
Het verschil in vloeimaat voor - 10 tot +10 l/m
3
water is 300 mm voor ZVB 1, 188 mm voor ZVB 2,
160 mm voor ZVB 3 en 110 mm voor ZVB 4. ZVB3
en ZVB4 zijn het meest robuust tegen de variatie
van het water; het referentiemengsel zonder stabili-
seerder (ZVB1) met een relatief laag poedergehalte
was het minst robuust. Het valt op dat minder
water op ZVB1 en ZVB2 een relatief groter effect op
de vloeimaat heeft dan meer water. De mate van
verschil (de helling in fig. 4) geeft een indicatie van
de effectiviteit van de stabiliseerders. De effectiviteit
van een stabiliseerder is afhankelijk van het type en
de dosering. Figuur 5 toont het effect van de variatie
van water en de mengselsamenstelling op de blok-
keermaat. Alleen de mengsels ZVB1 en ZVB2 met
2 | Ze e f s t a b i l i t e i t t e s t
3 | P
e n e t r a t i e v a n d e c i l i n -
d e r i n e e n b e t o n n e n
ko l o m v a n 5 0 0 m m
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB e t o n t e c h n o l o g i e
cement 2006 1 89
500 550 600 650
700 750 800 850
-15 -10 -5 0 5 10 15
variatie water (l/m 3)
vloeimaat (mm)
0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0
-15 -10 -5 05 10 15
blokkeermaat (-)
0% 5%
10% 15% 20% 25%
-15 -10 -5 0 5 10 15
zeefstabiliteit (%)
0 2 4 6
8
10 12
-15 -10 -5 0 5 10 15
trechtertijd (s)
0 5
10 15 20 25
-15 -10 -5 0 5 10 15
penetratie (mm)
variatie water (l/m 3)
variatie water (l/m 3)
variatie water (l/m 3)
variatie water (l/m 3)
ZVB 1 ZVB 2 ZVB 3 ZVB 4
minder water voldoen niet aan de grenswaarde van
minimaal 0,8; de blokkeermaat van mengsel ZVB1
met 10 l/m
3 minder water was lager dan 0,5.
Mengsels met een vrij hoge blokkeermaat neigen
tot ontmenging.
Bij een constant cementlijmgehalte wordt het poe-
dergehalte kleiner als het water-poedervolume
groter wordt. Zonder stabiliseerder en bij een
grote vloeimaat zijn zulke mengsels niet stabiel of
gevoeliger voor een variatie in het gehalte water.
De trechtertijden kunnen voor ZVB met stabili-
seerder duidelijk lager zijn dan men gewend is;
ZVB met trechtertijden van twee seconden of
lager kan stabiel zijn. Figuur 6 laat de resultaten
van de trechtertests zien. De trechtertijd van refe-
rentiemengsel ZVB 1 was 5,7 seconden en is rela-
tief laag voor een homogeen ZVB zonder stabili-
seerder. Het verschil van de trechtertijd, veroorzaakt
door de aanwezigheid van meer of minder water,
wordt kleiner met afnemende trechtertijd van het
referentiemengsel. Homogeniteit en stabiliteit van zelfverdichtend beton
Figuren
7 en 8 tonen de resultaten van de testen
naar de homogeniteit van ZVB voor de zeefstabili-
teittest (fig. 7) en de penetratietest (fig. 8). De vier
referentiemengsels waren stabiel met een zeef-
waarde onder 15% en met penetratiedieptes van
ongeveer 8 mm of lager (ZVB 4: 9 mm). De zeef-
waardes van de mengsels ZVB 3 en ZVB4 met meer
of minder water voldeden aan de criteria, terwijl dat
niet het geval was voor ZVB 1 en ZVB2: ZVB1 is
minder robuust dan ZVB 2. Alleen ZVB3 had een
penetratiediepte van 8 mm of lager met 10 l/m
3
extra water.
De twee testmethoden leiden niet noodzakelijk tot
hetzelfde resultaat. De statische en dynamische
weerstand tegen ontmenging zijn niet hetzelfde en
het testresultaat wordt hierdoor beïnvloed. Het
verschil tussen de referentiemengsels was groter
met de penetratietest in vergelijking met de zeef-
stabiliteittest. Tests met de penetratiemethode aan
de TU Delft hebben in sommige gevallen tot een
relatief grote indringdiepte geleid, hoewel de grove
toeslagen direct onder de oppervlakte zweefden. In
tegenstelling tot de zeefstabiliteittest is bij de pene-
tratietest geen onderste grenswaarde gegeven.
Omdat toeslagkorrels onder de oppervlakte van
ZVB moeten zweven, is een geringe indringdiepte
van de cilinder normaal. De penetratietest is in het
gebied tussen 0-2 mm niet voldoende nauwkeurig
om verschillen duidelijk te kunnen maken.
4 | Vl o e i m a a t r e s u l t a t e n
5 | R
e s u l t a t e n L- B ox t e s t e n
6 | R
e s u l t a t e n v a n d e
t r e c h t e r t e s t s
7 | R
e s u l t a t e n ze e f -
s t a b i l i t e i t t e s t s
8 | R
e s u l t a t e n p e n e t r a t i e -
t e s t s
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i e
B e t o n t e c h n o l o g i e
cement 2006 1 90
Figuur 9 toont metingen naar de zakking van
beton. Na tien uur nam de zakking nauwelijks nog
toe en kon daarom een eindwaarde van de opper-
vlaktezakking kon worden bepaald. Het is te her-
kennen dat vooral in de eerste 1-2 uur het grootste
deel van de zakking plaatsheeft. Er kunnen duide-
lijke verschillen tussen mengsels optreden; zelfs
tussen homogene zelfverdichtende mengsels is een
verschil in zakking mogelijk. Nog niet bekend is
wat de zakking van beton bepaalt.
Figuur 10 laat de eindwaarden (tien uur na het star-
ten van de meting) van de oppervlaktezakking van de
referentiemengsels en de mengsels met meer of
minder water zien. De hoeveelheid water heeft geen
duidelijk effect op de zakking. In sommige gevallen
is de zakking van het referentiemengsel het grootst,
in één geval (ZVB 3) het laagst. Mengsels uit de serie
ZVB 2 zakken het meest; hoewel het referentiemeng-
sel homogeen was, zakte de oppervlakte meer dan de
grenswaarde van 1 mm ( 0,5 % van 200 mm). De hoe-
veelheid en de samenstelling van de toeslag waren
bijna identiek aan die van ZVB 1, echter, hoogovence-
ment is toegepast in plaats van portlandcement.
Hoogovencement heeft een lagere waterbehoefte
dan portlandcement. Door het toevoegen van de
stabiliseerder kan een relatief hoger water-poedervo-
lume worden gestabiliseerd. De zakking na een uur
ten opzichte van die bij tien uur (fig. 11) hangt af van
de mengselsamenstelling.
Voor mengsel ZVB2 (het mengsel met hoogovence-
ment) is ongeveer 80% van de zakking al opgetre-
den na een uur, terwijl dat maar ongeveer 40% is
voor ZVB3. Hoe groter de hoeveelheid water is voor
een serie mengsels, des te kleiner de zakking is in
het begin. Dit is waarschijnlijk ook de reden voor de
vrij lage zakking in het begin bij de mengsels ZVB 3
en ZVB4, die een hoger water-poedervolume bevat-
ten.
P r a k t i j k p r o e v e n
Om ervaring met stabiliseerders in ZVB op te doen
zijn praktijkproeven uitgevoerd. Hierna worden in het kort de experimenten en de belangrijkste con-
clusies samengevat. Na het uitvoeren van de proe-
ven op de verwerkbaarheid werden verschillende
elementen gestort.
Eerste serie proeven
Bij de experimenten met stabiliseerders werd geke-
ken naar het effect van het type en de dosering van
de stabiliseerder en of de hoeveelheid poeder zou
kunnen worden teruggebracht in vergelijking met
conventioneel ZVB. Voor de praktijkproef is een
mengsel met hoogovencement (
56 Vol.-% van het
poeder) en vliegas gekozen. De water-bindmid-
delfactor was 0,54 en het poedergehalte ongeveer
450 kg/m
3. De gehaltes grind en zand waren ver-
hoogd ten opzichte van conventioneel ZVB. De
stabiliseerder was Diutan Gum (als vaste stof; pro-
ducent: Kelcocrete) in een dosering van 0,005% ten
opzichte van het poedergewicht. De stabiliseerder
werd van tevoren in water opgelost. Na het mengen
zijn een vloei van 685 mm, een vulhoogte van de
U-box van 330 mm (foto 12) en een trechtertijd van
8,0 seconden gemeten. Omdat een ZVB met stabi-
liseerder minder fijne stoffen kan bevatten en min-
der taai is dan conventioneel beton, vraagt het ook
minder mengenergie, waardoor met een kortere
mengtijd kan worden volstaan. De invloed van de
stabiliseerder op de verwerkbaarheid kan door extra
superplastificeerder worden gecompenseerd. Opval-
lend bij het beproefde mengsel was een relatief
hoog gehalte lucht: een overdosering van de super-
plastificeerder kan tot luchtbelvorming in beton
leiden.
0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0
1,2 1,4
-15 -10 -5 0 5 10 15
zakking, na 10 uur (mm)
0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0-15 -10 -505 10 15
zakking, 1/10 uur (-)
variatie water (l/m 3) variatie water (l/m 3)
0,0 0,3 0,6 0,9 1,2 1,5
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
tijd (uren) mengsel 1
mengsel 2
zakking oppervlakte (mm)
9
| Vo o r b e e l d e n v a n m e t i n -
g e n v a n d e o p p e r v l a k t e -
z a k k i n g
1 0 | Z
a k k i n g v a n d e o p p e r-
v l a k t e t i e n u u r n a h e t
b e g i n v a n d e m e t i n g
1 1 | R
e l a t i eve z a k k i n g v a n
d e o p p e r v l a k t e ( n a
1 u u r ve r g e l e ke n m e t
1 0 u u r )
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eB e t o n t e c h n o l o g i e
cement 2006 1 91
Tweede serie proeven
Het doel van deze proeven was een mengsel te ont-
werpen met een poedergehalte vergelijkbaar met
ZVB3 en ZVB4. Om het gehalte fijn zand te verho-
gen werd zilverzand aan het mengsel toegevoegd.
De uiteindelijke korrelverdeling van de toeslag
week af van die van het TU Delft-mengsel; kalk-
steenmeel (met portlandcement) in plaats van
vliegas werd toegepast. Het uiteindelijke poederge-
halte van het proefmengsel was 430 kg/m
3 (water-
cementfactor: 0,65). De stabiliseerder was Foxcrete
S20 (1,9 kg/m
3; producent: Avebe). De resultaten
na het mengen waren een vloeimaat van 695 mm
(foto 13), een trechtertijd van 4,4 seconden, een
penetratiediepte van 2 mm en een blokkeermaat
(L-Box) van 0,90. De druksterkte na 28 dagen was
56,2 N/mm
2.
C o n c l u s i e s
Stabiliseerders verruimen het gebied van prakti-
sche mengselsamenstellingen en eigenschappen
van ZVB en kunnen de robuustheid verhogen. Hoe
hoger het watergehalte relatief tot het volume van
de poeders is, des te effectiever is de stabiliseerder
(de vereiste dosering stijgt ook). In dit artikel zijn
mengsels beschreven die duidelijk verschillen van
ZVB ontworpen met de Japanse methode. Het
effect van de mengselsamenstelling, de stabiliseer-
ders en het gehalte aan water op de testresultaten is
besproken. Stabiliseerders hebben het potentieel
ZVB economischer en robuuster te maken.
D a n k w o o r d
Het onderzoeksproject 'stabiliseerders in zelfver-
dichtend beton' is gefinancierd door Senter. Avebe
en de Nederlandse Bouwstoffen Combinatie BV
hebben deze studie ondersteund. Betonmortelbe-
drijven Cementbouw (eerste serie), Strukton Prefab
Beton en T&E Consult (tweede serie) hebben de
praktijkproeven uitgevoerd. De experimenten zijn
in samenwerking met R. v.d. Baars, T. Blom, E.
Horeweg en R. Mulder uitgevoerd. Hierbij wordt
een woord van dank uitgesproken. n
L i t e r a t u u r
1. Grünewald, S., J.C. Walraven, Viscosity agents
in self-compacting concrete; a state-of-the-art.
TU Delft, Sectie Gebouwen en Civieltechnische
Constructies, Stevinrapport 25.5-04-04, 2004.
2. G
rünewald, S., J.C. Walraven, Self-compacting
concrete with viscosity agents in the fresh
state. TU Delft, Sectie Gebouwen en Civieltech-
nische Constructies, Stevinrapport 25.5-05-05,
2005.
3. G
rünewald, S., J.C. Walraven, Self-compacting
concrete with viscosity agents in the hardened
state. TU Delft, Sectie Gebouwen en Civieltech-
nische Constructies, Stevinrapport 25.5-05-06,
2005.
4. CUR-Aanbeveling 94, Toepassing van poeder-
koolvliegas in mortel en beton. CUR, Gouda,
2003.
5. NEN 8005: Nederlandse aanvulling op NEN-EN
206-1, Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschap-
pen, vervaardiging en conformiteit. Nederlands
Normalisatie Instituut, Delft, 2002.
6. CUR-Aanbeveling 93: Zelfverdichtend beton.
CUR, Gouda, 2002.
7. Bartos,
P.J.M., M. Sonebi, A. Tamimi, Worka-
bility and Rheology of Fresh Concrete: Com-
pendium of Tests, Report of Technical Com-
mittee TC 145 WSM, Workability of Special
Concrete Mixes. RILEM publicaties, Report 24,
Cachan, 2000.
8. G
rünewald, S., J.C. Walraven, M. Emborg,
J. Cärlsward, C. Hedin, Evaluation of test
methods for filling ability of SCC. Proceedings
1st International Conference on Design, Per-
formance and Use of Self-Consolidating Con-
crete, Changsha 2005.
9. T
ang, L., Final report: WP6: Round Robin.
Europees 'Testing SCC'-project.
10.
Cussigh, F., Final report: WP3.3: Segregation
Resistance of SCC. Europees 'Testing SCC'-
project.
11.
Bui, V.K., D. Montgomery, I. Hinczak, K. Tur-
ner, Rapid testing method for segregation resi-
stance of self-compacting concrete. Cement and
Concrete Research, vol. 32, 2002.
12.
Khayat, K.H., Use of Viscosity-Modifying
Admixture to reduce Top-Bar Effect of Ancho-
red Bars cast with Fluid Concrete. ACI Materi-
als Journal, vol. 95, 1998.
1 3 | Z V B m e t Foxc r e t e S 2 0
1 2 | Z V B m e t D i u t a n G u m
Reacties