Rekenmodel VVUHSB
50 3
2 0 11
thema
Rekenmodel
VVUHSB
In civiele constructies wordt vezelversterkt ultra-hogesterktebeton al vaker toegepast, echter in
bouwkundige constructies nog nauwelijks. Hoewel de ontwikkeling van het materiaal ver is gevor -
derd en er al veel onderzoek heeft plaatsgevonden, ontbreekt er nog altijd voldoende regelgeving
en standaardisering. Om hier wat aan te doen heeft CAE Nederland rekenmodellen ontwikkeld.
1
Toepassing van vezelversterkt ultra-hogesterktebeton in bouwkundige
constructies (1)
schappen van beton leert dat als de druksterkte met 50%
toeneemt, de treksterkte slechts een toename laat zien van 15%.
De elasticiteitsmodulus blijft nog verder achter. Bij een verho-
ging van de druksterkte met 50% neemt de elasticiteitsmodulus
toe met slechts 5%.
Door toevoeging van staalvezels ontstaat een aanzienlijk hogere
treksterkte (fig. 2) en elasticiteit. Als vezels aan UHSB worden
toegevoegd, wordt gesproken van vezelversterkt ultra-
hogesterktebeton (VVUHSB of Ultra High Performance Fiber
Reinforced Concrete, UHPFRC). De vezels kunnen qua vorm,
Naast aandacht voor verwerkbaarheid in relatie tot wapenings-
dichtheid, duurzaamheid en beperking van krimp is er de
laatste decennia veel aandacht voor de ontwikkeling van de
druksterkte van beton. Daarbij wordt beton met een karakteris-
tieke druksterkte hoger dan 150 N/mm
2 doorgaans gedefini-
eerd als ultra-hogesterktebeton (UHSB of Ultra High Perfor -
mance Concrete ? UHPC).
Hoge druksterktes voor beton worden vooral bereikt door een
korrelskelet te realiseren met een zeer dichte en homogene
structuur. Een nadere beschouwing van de materiaaleigen-
Rekenmodel VVUHSB51
3
2 0 11
27rekenwaarde druksterkte
B45 B85B115 B200B200 2,5%
staalvezels B200 1% staal/
2% PVA vezels
1,65
2,352,654,5 8,0
10,0
50
64120
120120
rekenwaarde treksterkte
lengte en toegepast materiaal sterk variëren. Kleine, korte staal-
vezels (tot 6 mm) hebben een gunstige invloed op het scheur -
gedrag, terwijl lange vezels (tot 60 mm) worden toegepast om
de buigtreksterkte te verhogen. Een combinatie van verschil-
lende vezeltypen is eveneens mogelijk. Zo kan spatgedrag ten
gevolge van brand worden voorkomen door naast staalvezels
pva-vezels (synthetische vezels) toe te voegen.
Een belangrijk nadeel van vezelversterkt beton is de vaak
beperkte mogelijkheid controle te houden over de richting en
de verdeling van de vezels tijdens de stort en dus in het eind-
product. Om de hoge dichtheid en een goede verwerkbaarheid
van het beton te behouden, moet de samenstelling van het
mengsel worden afgestemd op het soort en toegevoegde
percentage vezels.
Op grond van de hoge druksterkte is VVUHSB bijzonder
geschikt voor toepassing in voor- of nagespannen constructies.
Dit is de reden dat het materiaal vooral wordt toegepast in de
civiele sector, bijvoorbeeld in Frankrijk, Duitsland, Canada, de
Verenigde Staten en ook in Nederland. In bouwkundige
constructies wordt VVUHSB wereldwijd echter nog maar
zelden gebruikt. De slag van het onderzoeksstadium naar prak-
tische rekenregels, die aansluiten bij de belevingswereld en
beroepspraktijk van de constructeur, moet nog worden
gemaakt.
Er wordt sinds enige tijd wel gewerkt aan de gewenste regelge-
ving. Binnen fib (Féderation Internationale du Béton) bereidt
de Special Activity Group 5 (SAG 5) een update voor van de
CEB-FIP Modelcode 90, zoals gepubliceerd in 1993. Binnen dit
kader richt fib Task Group 8.3 zich op FRC en fib Task Group
8.6 op UHPFRC. Een Europese norm als onderdeel van de
Eurocodes is op komst.
Het huidige tekort aan regelgeving in combinatie met de diver -
siteit aan toepassingsmogelijkheden heeft CAE Nederland
geïnspireerd rekenmodellen te ontwikkelen, waarmee elemen-
taire betonberekeningen kunnen worden uitgevoerd. Deze
rekenmodellen zijn ondergebracht in spreadsheets en spitsen
zich toe op constructieve elementen belast op normaalkracht,
dwarskracht en buiging.
Rekenmodellen en regelgeving
Constructieve elementen worden in hoofdzaak belast op
momenten, dwars- en normaalkrachten of combinaties
daarvan. Deze inwendige krachten moeten worden vertaald
naar optredende spanningen en vervolgens worden getoetst aan de toelaatbare spanningen. Hiervoor zijn kennis van de
materiaaleigenschappen en een passend ?-?-diagram nodig.
Er is behoefte aan een rekenmodel ten behoeve van een toets
op dwarskracht en een kolomgrafiek in een vorm die gelijkenis
heeft met de GTB. Deze aspecten met bijbehorende ontwerp-
keuzes zullen in dit en een volgend artikel nader worden toege-
licht. Er is hierbij gestreefd naar een zo goed mogelijke aanslui-
ting op NEN-EN 1992 (Eurocode 2).
De belangrijkste publicaties op het gebied van regelgeving zijn
op dit ogenblik [13], [14], [15] en [16]. Opvallend is dat in [14]
en [15] regelmatig wordt verwezen naar [13]. Ze zijn daarmee
toegespitst op het gebruik van het merk Ductal van de Franse
leverancier Lafarge.
Naast deze publicaties is er op het gebied van VVUHSB in de
afgelopen jaren een grote hoeveelheid artikelen verschenen.
Natuurlijk bevatten de vele publicaties overeenkomsten, maar
van een echte eenduidigheid in uitgangspunten, benaderings-
wijze en resultaten is geen sprake. Wel kan op grond van vele
onderzoeksresultaten worden geconcludeerd dat de betonsa-
menstelling sterk van invloed is op de eigenschappen van het
materiaal. Globaal gesproken gaat het hierbij om de aangehou-
den water-cementfactor, het soort en de hoeveelheid vul- en
hulpstoffen en het soort en percentage aan vezels. Voor het
opstellen van het ?-?-diagram, de berekening op dwarskracht
en de kolomberekening is gekozen voor een samenstelling met
eigenschappen uit tabel 1.
ir. Hans Ketel RO, ing. Rolf
Willemse PMSE RC, ing. Paul van
Rijen en ing. Edwin Koolen
CAE Nederland bv
1
Ductal, toegepast in de Pont du Diablefoto: Laurent Boudereaux2 Ontwikkeling van druk- en treksterkte
Tabel 1 Eigenschappen beschouwde samenstelling, conform opgave leverancier
(Lafarge, Ductal FM)
eigenschap indicatiewaarden
druksterkte 150 ? 180 MPpa
buigtreksterkte 15 ? 45 MPa
E-modulus 50 ? 60 GPa
dichtheid 2,5 g/cm
3
capillaire porositeit (>10 ?m)met warmtebehandeling: 0,5 ? 0,7%
zonder warmtebehandeling: 1,2 ? 1,6%
totale porositeit met warmtebehandeling: 1,9 ? 2,8%
zonder warmtebehandeling: 4,0 ? 6,0%
2
Rekenmodel VVUHSB
52 3
2 0 11
0
0,3 mm
1e
scheur
1%
L
f /4
W k
scheurwijdte
(1%)
(w0,3)
[N/mm 2
]
elastische tak
Eij
bcu
u 1%
btu bf
f
tj /
lim
bc u
u 1% u 0,3 e
thema
3a
Trekgebied ?-?-diagram
voor strain-softeningge -
drag volgens AFGC /
Setra 2002 (geïdealiseerd) 3b
?-?-diagram voor strain-
hardeninggedrag volgens
AFGC / Setra 2002 (geïde -
aliseerd)
rek bij grenswaarde betonstuik: ? u = 3 . 10 -3
rek ontstaan bij de eerste scheur: ? e = f tj ______ ?bf . E ij
rek bij scheurwijdte van 0,3 mm: ?
u0.3 = w 0.3 ___ lc
+ f tj ______ ?bf . E ij
waarin w
0.3 = 0,3 mm
rek bij scheurwijdte gelijk aan ?
u1% = w 1% ___ lc
+ f tj ______ ?bf . E ij
1% van proefstukhoogte
waarin w
1% = 0,01 . h en h = hoogte van het proefstuk (in mm)
maximaal opneembare rek ?
lim = l f ____ 4 . l c
waarin l
f de vezellengte is in mm
Voor de spanningen geldt:
?
bcu = 0,85 . f cj _____ ? . ? b
?
btu = ? (w0.3) ______ k . ? bf
waarin ?
(w0.3) de karakteristieke spanning is bij een scheurwijdte
van 0,3 mm
?
u1% = ? (w1%) ______ k . ? bf
,
waarin ?
(w1%) de karakteristieke spanning is bij ? = ? u1%
In bovenstaande formules voor ? u0.3, ?u1% en ? lim is l c de karakte-
ristieke lengte waarvoor geldt: l
c = ? h. Hierin is h de element-
hoogte. Door middel van deze karakteristieke lengte wordt dus
een overgang bewerkstelligd van rek naar scheurwijdte.
Daar waar binnen [13] voor vezelbeton een waarde voor l
c van
? h wordt aangehouden wordt binnen CUR 111 een waarde ter
grootte van h ? h
x verondersteld. Hierbij moet worden opge-
merkt dat CUR 111 specifiek voor vloeren geldt, dus voor rela-
tief dunne elementen.
Opstellen van het ?-?-diagram in de uiterste
grenstoestand
De basis voor de berekening van een snede belast op buiging
wordt gevormd door het geïdealiseerd ?-?-diagram conform
[13] (fig. 3). Momenteel is dit de enige norm waarin de
uitgangspunten voor het opstellen van een ?-?-diagram voor
balken of gedrongen elementen zijn vastgelegd. Voor dunne,
slanke elementen voldoet dit diagram niet en wordt terugge-
grepen op het diagram voor vezelbeton conform [16].
Wat voornamelijk opvalt binnen het trekgebied van dit
?-?-diagram is het relateren van de spanning aan de scheur -
wijdte. Voorts wordt ? met het oog op uittrekken, dan wel
breuk van de vezels ? van de veronderstelling uitgegaan dat de
vezels geen bijdrage meer leveren aan de opname van de snede-
kracht indien een rek van ¼ deel van de vezellengte ontstaat.
Indien ?
u1% groter is dan ? lim, dan verloopt de grafiek van ? u0.3 in
een rechte lijn naar ?
lim.
In figuur 3a is dit met de blauwe gestippelde lijn weergegeven.
Om het verloop van het ?-?-diagram te bepalen staat in [13]
omschreven welke proeven moeten worden uitgevoerd en op
welke wijze.
Bij belasting op trek zijn de vezels binnen het elastische gebied
nauwelijks actief. De trekspanning wordt door de betonmatrix
opgenomen. Na het ontstaan van de eerste scheur worden de
vezels geactiveerd. Afhankelijk van het vezelpercentage en de
grootte van de staalvezels zal de opneembare trekspanning
eerst nog toenemen. Het materiaal vertoont dus verstevigings-
of strain-hardeninggedrag. In de trekkromme van staal komt
dit gedrag tot uiting in het deel van het plastisch gebied dat
zich uitstrekt vanaf de vloeigrens tot het punt waarop de maxi-
male trekspanning wordt bereikt.
In geval van strain-softeninggedrag neemt na het ontstaan van
de eerste scheur de spanning direct af. Het percentage en de
grootte van de staalvezels zijn zodanig dat geen verstevigings-
gedrag op zal treden. Voor elke individuele betonsamenstelling
zal dus proefondervindelijk moeten worden vastgesteld of er
sprake is van strain-hardening dan wel van strain-softening.
Volgens [13] geldt voor de rekken:
3a 3b
Rekenmodel VVUHSB53
3
2 0 11
sr
se
sr = staalspanning in de scheurse = staalspanning in de stoorzonec = gemiddelde betontrekspanning (toelaatbaar)
c
staal verloop bij voltooid
scheurpatroon
beton
sr;max
Wk
W k = scheurwijdte
(verschil in verlenging tussen het beton en staal) s
r;max
CUR-111 h-hxAFGC-Setra2002
2/3h
spanning
nul-lijn
neutrale lijn
ongescheurde doorsnede
gescheurde
doorsnede c
h x
h
verwaarloosd in
CUR-111
softening
gedrag hardening
gedrag
betonspanning = 0
4 Model betonnen trekstaaf t.b.v.
verband rek en scheurwijdte 5
Rek- en spanningsverloop staal-
vezelbeton volgens CUR 111 en
AFGC / Setra 2002 in de UGT
Daarnaast bestaat het praktische nadeel dat met het verband
tussen scheurwijdte en rek tevens een directe relatie wordt
gelegd tussen elementhoogte en rek. Het verloop van het span-
nings-rekdiagram is hierdoor afhankelijk van de gekozen afme-
tingen van het te toetsen element. Met andere woorden: bij
wijziging van de hoogte van een te toetsen element, verandert
de karakteristieke lengte l
c en daarmee ? u0.3, ?u1% en ? lim. Bij
wijziging van het rekverloop wijzigt ook het spanningsverloop.
Immers, zoals in figuur 8 is weergegeven zijn binnen de door -
snede drie onbekende inwendige krachten te onderscheiden,
namelijk de resultante van het drukgebied (N), de resultante
van het trekgebied (T) en de resulterende trekkracht in de
wapening (T
s). Bij een inwendig statisch onbepaalde belastings-
situatie is de spanningsverdeling afhankelijk van de optredende
rekken. Dit vraagt dus om een berekening met een spreadsheet,
waarmee een iteratieve berekening kan worden uitgevoerd.
Bij het afleiden van het ? -? -diagram voor zowel de uiterste grens-
toestand als de bruikbaarheidsgrenstoestand is aansluiting gezocht
bij NEN-EN 1992. In tabel 2 en 3 is aangegeven welke symbolen
van toepassing zijn binnen [13] en de NEN-EN 1992. Onder -
scheid is hierbij gemaakt tussen het druk- en het trekgebied.
Figuur 4 heeft betrekking op een betonnen trekstaaf, waarin
één wapeningsstaaf opgenomen is. Dit model verschaft inzicht
in bovengenoemd verband tussen scheurwijdte en rek.
De totale scheurwijdte is de som van de scheurwijdte op het
moment van scheuren en de verlenging ná het voltooien van
het scheurpatroon.
Er geldt:
w
k = w sr + ?w
waarin:
w
sr = 2 . s r;max . (? sm ? ? cm)
Hierin is s
r;max de inleidingslengte, ? sm de gemiddelde staalrek en
?
cm de gemiddelde betonrek.
Voor s
r;max geldt binnen het model uit figuur 4:
s
r,max = 0,25 . Ø __ ?L
. fctm ___ fbd
Voorts geldt voor de gemiddelde staal- en betonrek:
?
sm = 0,5 . (? sr + ? se) ____________ Es
= 1 _____ 2 . E s
. (? sr + n . ? c) en ? sm = 1 _____ 2 . E s
. n . ? c
zodat uiteindelijk wordt gevonden:
w
k = 2 . 0,25 . Ø __ ?L
. fctm ___ fbd
. (? s ? 0,5 . ? sr) ___________ Es
w
k = 2 . s r;max . ?
In het geval van traditioneel gewapende elementen zijn het
aantal wapeningsstaven en de aanhechtspanning bekend, zodat
de maximale scheurwijdte en rek nagenoeg exact kunnen
worden vastgesteld. Voor staalvezelbeton is de term s
r,max lasti-
ger te definiëren. Er kan immers geen zuivere uitspraak worden
gedaan over de aanhechting, het beschikbare oppervlak en de
spreiding, ligging en oriëntatie van de vezels.
Tabel 2 Overzicht symbolen in drukzone
symbolen
benaming AFGC / Setra 2002NEN-EN 1992
karakteristieke cilinderdruksterkte f
cj fck
gemiddelde cilinderdruksterkte -f cm
rekenwaarde druksterkte f bcu fcd
elasticiteitsmodulus E ij Ecm
rek bij plastische vervorming? bc ?c3
rek bij grenswaarde betonstuik ? u ?cu3
coëfficiënt langeduureffecten ?? cc
partiële materiaalfactor ? b ?c
4
5
Rekenmodel VVUHSB
54 3
2 0 11
50000 C90
C80 C70 C60 C50
C35
C25
in N/mm 2
in ?
113
2,3
0,106
+ 0,106
450
____
h
4875
____
h
2,6
5,3
6,4
post-peak
gedrag
post-peak
gedrag
-0 0 -1 -2-3-4
-20 -40 -60 -80
-100
c [10 -3
]
compressive strain
c [MPa]
compressive stress
thema
grenswaarde bij betonstuik gelijk, namelijk 2,6?. Vanwege de
geringe verschillen tussen de experimenteel gevonden waarden
en de waarden conform NEN-EN 1992, zijn de waarden voor
?
c3 en ? cu3 overeenkomstig NEN-EN 1992 aangehouden.
Er geldt:
?
c3 = 2,3?
?
cu3 = 2,6?
Uit figuur 6a blijkt dat het mengsel van Ductal ? waarvan de
materiaaleigenschappen de basis hebben gevormd voor het
maken van de oriënterende berekeningen ? na het ontstaan van
de eerste scheur strain-hardening ofwel verstevigingsgedrag
vertoont. Ter vereenvoudiging van het ?-?-diagram wordt het
rood gearceerde deel buiten beschouwing gelaten. Het opper -
vlak van dit gearceerde deel is zeer klein ten opzichte van het
gehele oppervlak aan de trekzijde van het diagram, vanwege de
relatief hoge waarde voor ?
ctu ten opzichte van ? ct;0.3 en ? ct. fctd;2
komt hierdoor te vervallen waardoor voor f ctd;1 het symbool f ctd
wordt gebruikt.
De belangrijkste formules waarop de waarden volgens tabel 4
gebaseerd zijn, worden als volgt bepaald:
f
cd = ? cc . fck/?c , waarin ? cc = 1,0; E cd = f cd/?c3 ;fctd;1 = f ctk;0.05 /?c
;
f
ctd;2 = ? (w0.3) /k . ? c; ?ctu = l f/4 . l c ; ?ct = f ctd;1 /Ecd
Het ?-?-diagram dat de basis vormt voor berekeningen in de
uiterste grenstoestand is weergegeven in figuur 6a.
Uit proeven met Ductal is gebleken dat ? bij belasting op druk
? de plastische fase wordt bereikt bij een rek van 2,35?. De
grenswaarde van de rek bij betonstuik wordt bereikt bij 3? [3].
Zoals uit figuur 9 blijkt, stelt NEN-EN 1992 ? rekeninghou-
dend met post-peak gedrag ? een begrenzing aan de rek bij
betonstuik afhankelijk van de betonsterkteklasse. Post-peak
gedrag is kenmerkend voor hogere betonsterkteklassen en wil
zeggen dat de rek nog iets toeneemt bij een sterke teruggang
van de opneembare drukspanning. Dit typische gedrag treedt
op vanaf C55. Naarmate de betonsterkteklasse hoger wordt
neemt de grenswaarde bij betonstuik af. Vanaf C80/95 blijft de
Tabel 3 Overzicht symbolen in trekzone
gekozen / gebruikte symbolen
benaming AFGC / Setra 2002NEN-EN 1992aangepast symbool
in NEN-EN stijl
karakteristieke treksterkte f
tj fctk;0.05
spanning bij ontstaan 1 e scheurf tj / ?bf - f ctd;1
spanning bij voltooid scheurpatroon ? btu -f ctd;2
rek bij ontstaan 1 e scheur ? e ?ct -
rek bij voltooid scheurpatroon ?
u0.3 -? ct0.3
rek bij scheurwijdte van 1% ? u1% -? ct1%
maximaal opneembare rek ? lim ?ctu -
partiële materiaalfactor ?
bf ?c -
scheurwijdte ww
k -
karakteristieke lengte l
c --
elasticiteitsmodulus E
ij Ecm -
vezeloriëntatiefactor k- -
vezellengte l
f --
spanning bij scheurwijdte van 0,3 mm ?
(w0.3) --
spanning bij scheurwijdte van 1% ?
(w1%) -- Tabel 4
Overzicht materiaaleigenschappen
symbool VVUHSB
benaming C170 / 200
karakteristieke cilinderdruksterkte f
ck 170 MPa
karakteristieke kubusdruksterkte f
ck;cube 200 MPa
rekenwaarde druksterkte f
cd 113 MPa
karakteristieke treksterkte f
ctk;0.05 8 MPa
karakteristieke waarde treksterkte bij w = 0,30 mm?
(w0.3) 12 MPa
rekenwaarde treksterkte bij ontstaan 1e scheur f
ctd;1 5,3 MPa
rekenwaarde treksterkte bij w = 0.30 mm f
ctd;2 6,4 MPa
elasticiteitsmodulus E
cm 50 000 MPa
rek bij plastische vervorming ?
c3 2,3 ?
rek bij grenswaarde betonstuik ?
cu3 2,6 ?
rek bij ontstaan 1e scheur ?
ct 0,106 ?
rek bij w = 0,30 mm ?
ct;0.3 (450/h) + ? ct ?
maximale rek trekzijde ?
ctu (4875/h) = 5,0 ? 25,0 ?
vezeloriëntatiefactor k1,25
6a 6b
Rekenmodel VVUHSB55
3
2 0 11
spanning
rek
2,35 ? 3 ?
bcu spanning
rek
C20 C35 C50
C55
C60
C70
C80
C90
2,35 ? 3 ?
bcu spanning
rek
C20 C35 C50
C55
C60
C70
C80
C90
2,3 ? 2,6 ?
f
cd
a
aT T
T
1
x1
x
2
x
3
T 2
T 3
trekgebied nader
beschouwd
T
Ts N
x
a
x
x
T
0,9h-x
) x
(1-
cu3
c3
ctct;0,3
ctd
ctus
tevens geldt: T s = A s . fyd
Dan volgt voor de hoogte van het drukgebied:
x = A
s . fyd __________________________________ b . (0,56 . f cd ? 192,31 . f ctd . [? ctu + ? ctd ? ? ct]
Hierbij is x begrensd overeenkomstig artikel 5.5. van NEN-EN
1992-1-1
? ? 0,54 + 1,25
( 0,6 + 0,0014 ______ ?cu3 )
. x u __ d
voor f ck > 50 N/mm 2
waarin:
? = M
nhvd _____ Mel
= 1 en d = 0,9h
? x
u = 0,9h _____________________
0.54 + 1,25 ( 0,6 + 0,0014 ______ ?cu3 )
en ten slotte volgt voor de maximale momentcapaciteit:
M
u = N . x . (1 ? ?) + T . a + T s . (0,9h ? x)
Uit gemaakte berekeningen voor balken van verschillende
afmetingen is gebleken dat de inwendige spanningsverdeling
volgens figuur 8, dus het bezwijkstadium in de uiterste grens-
toestand, niet zal worden bereikt zonder toepassing van voor -
spanning. Leidend is namelijk de optredende rek in het
conventionele wapeningsstaal. In de berekeningen is deze
karakteristieke rek bij maximale belasting overeenkomstig
NEN-EN 1992-1-1 (?
uk) begrensd op 5%. Hierbij is uitgegaan
van een staalkwaliteit B500B. De hoge benodigde rek in het
wapeningsstaal om deze plastische spanningsverdeling moge-
lijk te maken is eenvoudig te verklaren uit de kleine benodigde
hoogte voor het drukgebied ten gevolge van de hoge toelaat-
bare drukspanning.
Op grond van een evenwichtsbeschouwing van een op buiging
belaste doorsnede volgens figuur 8 is uiteindelijk ? met het
verband tussen spanningen en rekken ? het maximaal opneem-
baar moment af te leiden.
Voor het drukgebied geldt:
N = 0,56 . b . f
cd . x en ? . x = 0,34 . x
Voor het trekgebied geldt:
x
T= ? i=1
3
xi = 384,62 . x . ? ctu
T =
? i=1
3
Ti = 192,31 . x . f ctd . b . ( ?ctu + ? ctd ? ? ct)
a = T
1 . 2/3 . x 1 + T 2 . (1/2 . x 2 + x 1) + T 3 . (1/3 . x 3 + x 2 + x 1) ____________________________________________ T
9a
Rekken volgens Ductal
9b Rekken volgens Ductal en NEN-EN 1992
9c Aangehouden rekken UGT
6a
Geïdealiseerd ?-?-diagram UGT
6b Werkelijk verloop ?-?-diagram UGT
7 Trekgebied spanning- en rekdiagram
8 ?-?-diagram over de doorsnede in UGT
7
8
9a 9b 9c
Rekenmodel VVUHSB
56 3
2 0 11
thema
10 ?-?-diagram over de
doorsnede in BGT
11 ?-?-diagram voor dunne
platen overeenkomstig
CUR 111
Voor dunne platen geldt ten slotte:
?
ft;max = w max _______ 2(h ? x)
? b = x _____ h ? x
. ? ft;max
ftd = f td1 ? ? ft;max ____ ?ctu
. (f td2 ? f td3)
? = 1/2 . f
td + 1/6 . (f td2 ? f td) ___________________ ftd + 1/2 . (f td2 ? f td)
T = 1/2 . b . (h ? x) . (f
td + f td2)
N = 1/2 . ?
b . b . x
f
td;3 is de spanning waarbij de optredende rek 25? bedraagt. De
waarde voor f
td;3 dient experimenteel te worden bepaald.
Voor de gemaakte oriënterende berekeningen is deze waarde,
vanwege het ontbreken van deze proefresultaten gelijk aan
0 N/mm
2 verondersteld.
Ter indicatie: stel de hoogte van het drukgebied (x) en de reste-
rende hoogte (h ? x) verhouden zich als 1:3. Voorts wordt
uitgegaan van een vloer van 150 mm dik. De optredende
scheurwijdte bedraagt de maximaal toelaatbare waarde van
0,30 mm. Dan ontstaat aan de trekzijde een verlenging van
1,3? in de uiterste vezel. Het optredende verschil tussen f
td3 =
0 en 0 < f
td3< ftd2 bedraagt in dat geval niet meer dan 5%. Met
andere woorden: de conservatieve benadering om voor f
td3 =
0 N/mm
2 aan te houden leidt tot een zeer beperkte afwijking in
de bijdrage van het trekgebied aan het opneembaar inwendig
moment doordat het verschil tussen ?
ft;max en ? u relatief groot is.
Rekenvoorbeeld
Ter illustratie van het verschil in gedrag tussen een balk
vervaardigd uit VVUHSB en conventioneel beton is een reken-
voorbeeld opgesteld waarvan de resultaten samengevat zijn in
tabel 5. Het betreft een balk met een breedte van 400 mm en
een hoogte van 600 mm. Om de wapening te laten vloeien
voordat de betonstuik wordt bereikt, kan voor beide situaties
de maximaal toelaatbare hoogte van het drukgebied worden
bepaald. Op grond van deze maximaal toelaatbare hoogte kan
de maximale hoeveelheid wapeningsoppervlak worden vastge-
steld, om ten slotte tot het maximaal opneembaar moment te
komen. Vanwege het aanmerkelijk hoger maximaal wapenings-
In de meest gangbare gevallen blijkt het optredend moment in
de uiterste grenstoestand al opneembaar met de veronderstelde
spanning-rekverdeling in de buikbaarheidsgrenstoestand, zoals
in figuur 10 weergegeven. Dit wordt hoofdzakelijk bewerkstel-
ligd door het betrekkelijk omvangrijke trekgebied, dat een
significant aandeel aan het inwendig momentevenwicht levert.
Voor dunne platen is de spanning-rekverdeling, zoals voorge-
steld in CUR 111, beter bruikbaar dan de spanning-rekverde-
ling overeenkomstig figuur 8. Het spanning-rekdiagram
volgens CUR 111 is weergegeven in figuur 11.
Voor zowel slanke als gedrongen elementen kan voor de bere-
kening van het maximaal opneembaar moment het spannings-
figuur, zoals dat van toepassing is in de bruikbaarheidsgrens-
toestand, worden aangehouden. Met deze conservatieve bena-
dering wordt reeds in de uiterste grenstoestand aan de scheur
-
wijdte eis van w
max = 0,30 mm voldaan. Hiertoe wordt in het
?-?-diagram ten behoeve van de bruikbaarheidsgrenstoestand
de optredende staalrek beperkt tot een rek corresponderend
met een scheurwijdte van 0,30 mm.
Voor de relatie tussen rek en scheurwijdte geldt in dit geval:
w
k = 2
__ 3
h . (? s ? ? ct) ? 3w k ____ 2h
= ? s ? ? ct
zodat ? s = 3w k ____ 2h
+ ? ct
Voorts kan worden afgeleid:
T = (d ? x) .
( 1 ? 1
__ 2
. ?
ct __ ?s )
. fctk;0.05 . b
a =
1
__ 2
+ 5
__ 6
. ( ?ct __ ?s )
2
__________
1 ?
1
__ 2
( ?ct __ ?s )
. (d ? x) ? a = ? . (d ? x)
waarin ? =
1
__ 2
+ 5
__ 6
. ( ?ct __ ?s )
2
__________
1 ?
1
__ 2
( ?ct __ ?s )
N = 1
__ 2
. x
2 ______ (d ? x)
. ? s . E cm . b
zodat volgt: M
qp = 2/3 . N . x + (d ? x) . (T . ? + Ts)
Tabel 5 Vergelijk opneembare momenten
wapening
[mm 2] wap. percentage
[%] C28/35
C170/200
opneembaar moment
balk b x h = 400 x 600 mm
2 3115 1,3604 kNm708 kNm
6392 2,7niet haalbaar 1503 kNm
}Mu;d = N . 2/3 . x + T . ? . (h ? x)
Rekenmodel VVUHSB57
3
2 0 11
T
T
s N
a
x
x
T = d - x 2/3
x
c
ct
c
s
fctd
cu3
ft;max
u = 25?
f
cd
ftd;2
f td
f td;3
T N
x
x
) x
(1-
(h-x)
£
percentage voor een balk uitgevoerd in VVUHSB is het maxi-
maal opneembaar moment aanzienlijk groter.
Wordt dezelfde balk voor zowel VVUHSB als conventioneel
beton voorzien van dezelfde wapeningshoeveelheid, dan ligt
het maximaal opneembaar moment voor de balk vervaardigd
uit VVUHSB slechts 17% hoger. Deze lichte verhoging komt tot
stand door de extra bijdrage geleverd door de vezels.
Conclusie
? VVUHSB toegepast in elementen belast op buiging vertoont
? indien voorzien van dezelfde wapeningshoeveelheid ? geen
opmerkelijk hogere opneembare momenten dan elementen
vervaardigd uit conventioneel beton.
? Toepassing van VVUHSB maakt een hoger maximaal wape-
ningspercentage mogelijk waardoor uiteindelijk het maxi-
maal opneembaar moment aanzienlijk hoger uitvalt.
? Indien geen voorspanning wordt toegepast is scheurvorming
maatgevend.
? In de bruikbaarheidsgrenstoestand leveren de vezels een
grote bijdrage aan het opneembaar moment.
? VVUHSB is bij uitstek geschikt voor het opnemen van hoge
drukkrachten. Het toepassen van voorspanning leidt tot
slanke constructies die hoge belastingen op kunnen nemen.
In een volgend artikel wordt aandacht besteed aan een toets op
dwarskracht en worden kolomberekeningen gepresenteerd.
Meer informatie
Voor meer informatie over VVUHSB zie www.uhsb.nl . ??
BROnnEn
1
Prisco, M. di, Pizzari, G. & Vandewalle, L,
Fibre reinforced concrete: New design
perspectives. RILEM, 2009.
2 Chanwillard, G. & Rigaud, S., Complete
characterisation of tensile properties of
Ductal UHPFRC according to the
French recommendations. Lafarge
Labortoire Central de Recherche, St.
Quentin Fallavier, France.
3 Association Française de Génie Civil
(AFGC), Service d'études techniques
des routes et autoroutes (Setra), 2002,
Bétons fibrés à ultra-hautes performan-
ces recommandations provisoires.
4 Ductal, Mechanical Performances,
Lafarge.
5 NEN-EN 1992-1-1: Eurocode 2:
Ontwerp en berekeningen van beton-
constructies ? Deel 1-1, Algemene
regels en regels voor gebouwen.
6 Bruin, H.J. de, Voorgespannen spoor -
brug in hogere sterkte beton, slank,
slanker, slankst!,TU Delft, Holland Rail-
consult, 2003.
7 Walraven, J.C., College: High strength
concrete. TU Delft, sectie Betoncon-
structies, 2009.
8 Walraven, J.C., Hoge sterkte beton: van
idee naar realisatie.TU Delft, sectie
Betonconstructies.
9 Schmidt, M. & Fehling, E., Ultra-High-
Performance Concrete: Research,
Development and Application in
Europe. 2003. 10
Naaman, A.E., High Performance Fiber
Reinforced Cement Composites.
Department of Civil and Environmen-
tal Engineering University of Michi-
gan, 2003.
11 Wiens, U, Sachstandbericht UHFB
Druckfassung 2007-05-21. DAfStb,
Germany, 2007,
12 Schachinger, I., Schubert, J., Mazanec,
O., Effect of Mixing and placement
Methodes on Fresh and Hardened
Ultra High Performance Concrete
(UHPC). 1
st symposium Kassel,
Germany 2004.
13 FGC / Setra 2002, Ultra High Perfor -
mance Fibre-Reinforced Concretes,
Interim Recommendations. Associa-
tion Française de Génie Civil, Groupe
de Travail BFUP.
14 Recommendations for Design and
Construction of Ultra High Strength
Fibre Reinforced Concrete Structures
(Draft). Japan Society of Civil Engineers.
15 Design Guidlines for Ductal
Prestressed Concrete Beams. School
of Civil and Environmental Engineer -
ing, University of New South Wales,
mei 2000.
16 CUR Aanbeveling 111, Staalvezelbe -
ton bedrijfsvloeren op palen ?
Dimensionering en uitvoering. CUR
Bouw & Infra, 2007.
10 11
Reacties