De huidige generaties Eurocodes
zijn vanaf 2005 beschikbaar en
in Nederland officieel van kracht
sinds 2012.
Dat moment vormde een
sluitstuk van een periode die al eind jaren 70
is ingezet. De huidige revisie, die ook al weer
een jaar of acht in voorbereiding is, past in
een trend die eigenlijk al een eeuw gaande
is: ongeveer iedere 10 à 15 jaar worden con-
structieve normen herzien.
Redenen nieuwe Eurocodes
Er zijn een aantal redenen te noemen voor
een nieuwe herziening. Een daarvan is een
verdere harmonisatie van de Europese
markt, door het wegnemen van belemme-
ringen om in een ander land diensten (engi-
neering) of producten aan te bieden. Bij
producten gaat het niet alleen om bouwpro-
ducten, maar bijvoorbeeld ook om reken-
software die door het beperken van nationale
regels beter uitwisselbaar wordt.
Misschien wel het belangrijkste doel
van de revisie is het verbeteren van het
gebruiksgemak, ofwel ease of use. Complexe
normen vergroten de kans op fouten, zo is
de gedachte. In relatie tot de omvang van de
nieuwe Eurocode 2, die meer dan 400 pagi-
na's dik is, lijkt dit wellicht merkwaardig.
Deze uitbreiding is echter voor een belang-
rijk deel het gevolg van het samenvoegen
van de huidige Eurocodes NEN-EN 1992-1-1,
NEN-EN 1992-2 en NEN-EN 1992-3 (verder:
EC2:2004) in één nieuwe Eurocode:
NEN-EN 1992-1-1 (verder: EC2:2023)
1
).
Verder geldt dat EC2:2023 wordt uitge-
breid met onderwerpen die nog niet in
EC2:2004 stonden, en die in Nederland in een
aantal gevallen zijn ingevuld door bijvoor-
beeld CROW-CUR Aanbevelingen. Een voor-
Overzicht wijzigingen
Eurocode 2
Nieuwe Eurocode 2 bevat veel wijzigingen
IR. HANS GALJAARD
auteur
Over een aantal jaar wordt de opvolger van de huidige generatie Eurocodes van
kracht, zo ook het deel over betonconstructies (Eurocode 2, NEN-EN 1992-1-1).
Een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.
Nieuwe generatie Eurocodes
1
) Dit gaat niet altijd goed, bijvoorbeeld in de huidige
opzet vallen bruggen onder NEN-EN 1992-2.
Artikelen uit NEN-EN 1992-1-1 die daarbij van
toepassing zijn, moeten zijn vermeld aan het begin
van ieder hoofdstuk van NEN-EN 1992-2. Artikel 6.1(9)
uit NEN-EN 1992-1-1 is wel vermeld in de nationale
bijlage bij NEN-EN 1992-1-1, maar wordt niet
aangewezen in de nationale bijlage bij NEN 1992-2,
en geldt formeel dus niet voor bruggen.
34?CEMENT?5 2025
2
) De Eurocodes kennen twee typen bijlagen:
normatieve en informatieve. Landen zijn vrij in hun
keuze om in de nationale bijlage de informatieve
bijlage informatief te laten, normatief te maken of in
zijn geheel te vervangen door een andere tekst.
beeld hiervan is de informatieve
2
) bijlage L,
over constructies geheel of gedeeltelijk ge-
wapend met staalvezels.
EC2:2004 is voor een groot deel ge-
stoeld op fib Model Code 1990. Dit is feitelijk
kennis die al 40 jaar oud is. Voor een groot
deel is deze kennis nog steeds actueel, maar
er zijn ook onderwerpen waar in de afgelo-
pen decennia veel nieuwe kennis en inzich-
ten zijn opgedaan. Een groot voordeel van
de invoering van de Eurocodes blijkt ook te
zijn dat door het gebruik van één gezamen-
lijk voorschrift in veel landen, onderzoek in
die landen ook min of meer automatisch
enigszins is toegespitst op dat voorschrift.
Hoewel nationale bijlagen een belang-
rijke rol zullen blijven spelen, is het doel wel
de mate waarin landen zelf regels kunnen
bepalen en het aantal nationaal bepaalde
parameters (Nationally Determined Parame-
ters, NDP's) sterk te verminderen. In de
praktijk is gebleken dat veel landen voor be-
paalde NDP's uit EC2:2004 dezelfde waarden
hanteren. Om een voorbeeld te geven: voor
de NDP's in artikel 7.2 bleken 25 van de 28
bij CEN aangesloten Europese landen de
standaardwaarden te hanteren. Nederland
hoorde daar overigens niet bij. In het geval
dat nagenoeg elk land dezelfde waarde
hanteerde, is deze NDP vervangen door een
vaste waarde. Het totale aantal NDP's in de
Eurocode 2 is nochtans toegenomen, maar
dit wordt voor een groot deel veroorzaakt
door de nieuw toegevoegde bijlagen aan
EN 1992-1-1:2023.
Inhoud hoofdstukken
De hoofdstukindeling van alle Eurocodes
(niet alleen betonconstructies) is gewijzigd
en ook het aantal bijlages is uitgebreid.
EC2:2023 heeft 14 hoofdstukken en 19 bijla-
gen (A t/m S). Alleen al de eerste drie hoofd-
stukken ? scope, normatieve referenties en
termen, definities en symbolen ? nemen
48 pagina's in beslag. Maar hiermee is mede
wel een beter overzicht van de definities en
gebruikte symbolen verkregen.
Hierna worden de hoofdstukken 4 t/m 14 in
vogelvlucht besproken. Sommige bijlagen
hebben een directe relatie met een bepaald
hoofdstuk en worden in samenhang met dat
hoofdstuk besproken.
Hoofdstuk 4 ? Basis of design
In hoofdstuk 4 over de ontwerpbasis zijn de
eerste verschillen te zien. Om te beginnen
de mogelijkheid (via een NDP) om de karak-
teristieke waarde van de voorspanbelasting
voor toepassing in de bruikbaarheidsgrens-
toestand te laten variëren. Nieuw is artikel
4.2.1.6 over belasting door gas- of waterdruk
in scheuren in de constructie. Een gevolg
van dit artikel kan zijn dat de dwarskracht
in een wand door waterdruk niet op een af-
stand d uit de dag, maar altijd in de dag van
de oplegging, moet worden bepaald.
Voor het betonaandeel van de dwars-
kracht- en ponscapaciteit moet voor normale
ontwerpsituaties een afwijkende materiaal-
factor
?
v
= 1,40 worden gehanteerd. De reden
hiervoor is al aan de orde gekomen in de
eerder in Cement gepubliceerde artikelen
over dwarskracht.
Voor in de grond gevormde palen moet
(NDP) de materiaalfactor worden verhoogd
met een factor k
cip
.
Informatieve bijlage A sluit aan op de
inhoud van hoofdstuk 4 en geeft, naast
achtergrondinformatie voor de materiaal-
factoren, mogelijkheden om de materiaal-
factoren in bepaalde gevallen aan te passen,
bijvoorbeeld afhankelijk van de uitvoerings-
nauwkeurigheid of berekeningsmethode
(zowel lagere als hogere waarden). De natio-
nale bijlage moet duidelijk maken hoe dit in
Nederland kan worden toegepast.
Hoofdstuk 5 ? Materials
Hoofdstuk 5 over materialen kent belangrij-
ke wijzigingen ten opzichte van de huidige
Eurocode. Wat direct opvalt is dat de tabel
met parameters voor beton gekoppeld aan
sterkteklasse, een stuk kleiner is geworden.
Enerzijds wordt dit veroorzaakt doordat er
nu nog maar twee voor alle sterkteklassen
gelijke
?-?-diagrammen mogen worden
gebruikt, namelijk het constante blokdia-
gram en het parabolisch lineair diagram
(fig. 1 en 2). Het in Nederland veel gebruikt
PLANNING
De komende tijd publiceert NEN staps-
gewijs alle nieuwe (tweede generatie)
Eurocodes. Wanneer een nieuwe norm
wordt gepubliceerd, wordt de oude
automatisch door NEN 'ingetrokken'.
Dat betekent dat er geen onderhoud of
aanpassingen aan de oude norm meer
plaatsvinden, ze kunnen wel nog worden
gebruikt.
NEN heeft ervoor gekozen de Europese
Eurocodes en, indien beschikbaar, de
nationale bijlagen en Nederlandse ver-
talingen, op twee vaste momenten in
het jaar te publiceren, in het voor- en
najaar. De eerste publicatie was in april
2025, de volgende serie wordt in oktober
2025 verwacht. De uiterste datum
waarop de lidstaten, en dus ook NEN,
de nieuwe Eurocodes moeten publice-
ren is 30 september 2027 (De DOP, Date
of Publication). De Date of withdrawl
(DOW) is april 2028. Dat is de uiterste
datum vanuit CEN waarop de eerste
generatie Eurocodes moet zijn ingetrok -
ken (het mag ook eerder).
Het is vervolgens aan de overheid om
de nieuwe Eurocodes te gaan wijzen in
het Bbl. Wanneer dat gebeurt, is nog
niet bekend. Naar verwachting zal dat
niet eerder zijn dan in 2029.
De nieuwe Eurocode 2 Betonconstruc-
ties is in 2023 goedgekeurd. De
komende tijd zal worden gewerkt aan
een Nederlandse vertaling en zal de
nationale bijlage bij de Eurocode 2 wor-
den opgesteld. Beide zullen naar ver-
wachting in september 2027 beschik-
baar zijn. Ook wordt op Europees
niveau gewerkt aan een amendement
waarin de laatste zaken, zoals referen-
ties naar andere Eurocode delen, wor-
den aangepast zodat in 2027 een kwali-
tatief goede norm beschikbaar is.
CEMENT 5 2025 ?35
d
x
u
?
cu f
cd
A
s
A
c
x
sb
= 0,8 x
u
f
cd ?
c2
a b c d
?
2,0 3,5
f
cd
?
c (?)
c
(N/mm
2
)
bilineaire ?-?-diagram is niet langer opgeno-
men. De aanpassing in de huidige EC2:2004
van het
?-?-diagram voor hogere sterkte-
klassen is vervangen door een reductiefac-
tor
?
cc
die de rekenwaarde van de sterkte
vanaf C40/50 reduceert. Daarmee konden
alle
?-waarden uit de tabel worden ge-
schrapt. Nieuw is ook dat de karakteristieke
betondruksterkte mag worden bepaald voor
een t
ref
tussen de 29 en 91 dagen na het stor-
ten. De regels voor het wel of niet in reke-
ning brengen van lange-duur-effecten zijn
geoptimaliseerd en afhankelijk van de ge-
bruikte cementklasse, het tijdstip van bepa-
len van de druksterkte (t
ref
) en het tijdstip
van aanbrengen van de ontwerpbelasting.
Anderzijds is ook de E-modulus geen
vast gegeven meer. Voor beton met grind als
toeslagmateriaal is nog gegeven hoe deze
kan worden bepaald, maar dat geldt niet
voor beton met andere toeslagmaterialen,
zoals kalksteen en graniet. Het te gebruiken
toeslagmateriaal zal dus voorafgaand aan de
uitvoering moeten worden vastgelegd, of er
zullen conservatieve waarden (bij stabiliteit:
lage waarden) voor de E-modulus moeten
worden gebruikt in de berekeningen van de
constructeur.
Voor de betonsterkteklasse wordt nog
steeds de dubbele aanduiding van cilinder-
en kubussterkte gebruikt (bijvoorbeeld
C30/37). Tijdens de ontwikkeling van
EC2:2023 is voorgesteld over te gaan naar
een enkele aanduiding (bijvoorbeeld C30),
maar hier werd bezwaar tegen gemaakt. De
kubussterkte wordt overigens, net als nu het
geval, verder nergens gebruikt in EC2:2023,
en komt niet eens voor in de tabel met para-
meters gekoppeld aan de sterkteklassen.
Voor krimp en kruip zijn tabellen met
basiswaarden na 50 jaar gegeven. Voor uit-
gebreidere informatie, en voor constructies
met een levensduur van meer dan 50 jaar,
wordt verwezen naar bijlage B. Dit is een
van de wijzen waarop men aan de nage-
streefde ease of use invulling heeft gegeven.
De in EC2:2023 opgenomen informatie
over wapeningsstaal is behoorlijk uitgebreid.
Dit wordt met name veroorzaakt door het
nog niet beschikbaar zijn van de te harmo-
niseren norm EN 10080 voor wapenings-
staal, die al enkele decennia in ontwikkeling
is. Naast waarden voor sterkteklasse B500
geeft de norm nu ook waarden voor B400,
B450, B550, B600 en B700. De nationale bij-
lage kan de te hanteren sterkteklassen van
wapeningsstaal beperken.
Iets vergelijkbaars geldt ook voor voor-
spanstaal. In de EN 10138-serie is alleen het
deel voorspanstaven beschikbaar, en nog
geen deel voor draden en strengen. In tegen-
stelling tot wapeningsstaven die door middel
van het staafmerk en het wapeningsboekje
ook zonder label herkenbaar zijn, is voor-
2
Nieuwe generatie Eurocodes
1 Parabolisch lineair ?-?-diagram. Bron: Constructieleer Gewapend Beton (2025)
2 Parabolisch lineair diagram en constante blokdiagram (figuur 8.2 uit EC2:2023)
1
36?CEMENT?5 2025
spanstaal dit niet. Het lijkt dan ook niet
waarschijnlijk dat zal worden afgeweken
van de nu in Nederland gehanteerde metho-
diek waarbij slechts één sterkteklasse is toe-
gelaten voor een bepaald type en diameter
voorspanstaal; de aanduiding voor een ze-
vendraads streng is hierdoor in Nederland
altijd Y1860S7.
Gekoppeld aan hoofdstuk 5 zijn de
normatieve bijlagen B (tijdsafhankelijk ge-
drag van materialen) en C (eisen aan mate-
rialen). Bijlage B behandelt de sterkte- en
stijfheidsontwikkeling van beton, krimp en
kruip van beton en relaxatieverliezen van
het voorspanstaal. De bepaling van de kruip-
factor heeft aanzienlijke wijzigingen onder-
gaan ten opzichte van EC2:2004. De kruip-
factor is nu opgebouwd uit een basiskruip-
coëfficiënt die ook zonder uitdroging op-
treedt, en een coëfficiënt gekoppeld aan
uitdroging. Een ander belangrijk verschil is
dat de kruip zich op veel langere termijn
blijft ontwikkelen ? een fenomeen dat al is
waargenomen bij oudere Nederlandse vrije
voorbouwbruggen. Verder is de krimp ver-
deeld in een basiskrimp die optreedt zonder
vochtverlies en een deel uitdrogingskrimp.
Bij de definities wordt aangegeven dat basis-
krimp zonder vochtverlies vroeger werd
aangeduid met autogene krimp. Ten slotte is
ook de bepaling van het relaxatieverlies van
voorspanstaal behoorlijk aangepast. Op zich
niet verwonderlijk want de achtergrond van
de huidige regels was niet te achterhalen. Nu
worden indicatieve waarden gegeven voor
draden en strengen en voor staven. Verder
worden aanwijzingen gegeven hoe nauw-
keurigere waarden kunnen worden bepaald
op basis van informatie van specifieke leve-
ranciers.
Bijlage C betreft de aan beton, wape-
ningsstaal, voorspanstaal, wapeningskoppe-
lingen, staven met een ankerkop en achteraf
in te boren wapening te stellen eisen.
Hoofdstuk 6 ? Durability
Hoofdstuk 6 gaat over levensduur en beton-
dekking en bevat belangrijke wijzigingen.
Om te beginnen valt op dat de tabellen waar-
in de voor de constructie aan te houden mi-
lieuklassen (Exposure Classes) zijn opgeno-
men, zijn overgeheveld van EN 206 naar
EC2:2023, en dus van een tweedelijnsnorm
naar een eerstelijnsnorm.
Een tweede opvallende wijziging is de
invoering van de exposure resistance classes
(duurzaamheidsweerstandsklasse) (zie arti
-
kel Betondekking op basis van Exposure
Resistance Class (ERC)' in Cement 2024/4).
Hierbij wordt uitgegaan van prestaties van
een betonsamenstelling, bepaald met be
-
proevingsmethoden en worden er in principe
geen eisen gesteld aan water-bindmiddelfac
-
tor of bindmiddelsamenstelling. Deze ERC's
zijn vooralsnog ingevuld voor twee varianten:
XRC voor aantasting door carbonatatie (XC),
en XRDS voor aantasting door chloriden,
zowel zeezout als dooizout (XS en XD). De
klasse XRF voor vorst-dooi en XRA voor che
-
mische aantasting zijn nog in ontwikkeling.
In de nieuwe systematiek bepaalt de
constructeur de milieuklasse, eventueel in
afstemming met de betontechnoloog (zoals
dat nu ook gebeurt). Tevens stelt de con-
structeur vast wat de ontwerplevensduur is
van de constructie, 50 of 100 jaar. In combi-
natie met een voorgestelde dekking volgt
dan de ERC uit tabellen uit de norm. De
betonproducent moet vervolgens aantonen
dat het betonmengsel voldoet aan de voorge-
schreven ERC.
De bepaling van de ERC zou onderdeel
worden van de herziene EN 206 maar lijkt
niet op tijd gereed. In plaats daarvan lijkt bij
invoering van EC2:2023 gebruik te moeten
worden gemaakt van informatieve bijlage P
(Alternative cover approach for durability).
De informatie uit deze bijlage komt groten-
deels overeen met de huidige regels volgens
EC2:2004. Deze informatieve bijlage zal
daarbij normatief moeten worden verklaard
in de nationale bijlage.
Hoofdstuk 7 ? Structural Analysis
Hoofdstuk 7 gaat over constructieve analyse
en kent een aantal wijzigingen. Zo is de her-
verdeling van krachten door kruip bij een
systeemverandering volgens de methode
Trost (visco-elastisch materiaalgedrag), die
in EC2:2004 alleen in het bruggendeel was
opgenomen, nu standaard onderdeel van
EC2:2023.
Ten aanzien van voorspanning valt op
dat de gegeven grenswaardes nu geen
Misschien wel
het belangrijkste
doel van de
revisie is het
verbeteren
van het
gebruiksgemak
CEMENT 5 2025 ?37
M
02
M
02M |N
Ed|·e
i
M
2 = |N
Ed|e
2
M
01 0,5M
2 |M
01 - 0,5M
2 - 2|N
Ed|·e
i
|
M
0Ed + M
2
3
4
Bij dwarskracht
is een factor
geïntroduceerd
die afhankelijk
is van de
korrelgrootte
van het
toeslagmateriaal
Nieuwe generatie Eurocodes
NDP's meer zijn en dat de reductiefactor
voor de relaxatieverliezen, die in EC2:2004
alleen impliciet viel op te maken uit vergelij-
king 5.46, nu expliciet wordt benoemd.
Een groot deel van de vereenvoudigde
berekeningsmethoden voor stabiliteit zijn in
EC2:2023 ondergebracht in de informatieve
bijlage O 'Simplified approaches for second
order effects' (fig. 3).
Ook de informatieve bijlage F, met
aanwijzingen voor het uitvoeren van niet-
lineaire berekeningen om de constructieve
betrouwbaarheid aan te tonen, en de nor-
matieve bijlage G, voor het ontwerpen van
membraam-, schaal- en plaatelementen,
sluiten aan op dit hoofdstuk (fig. 4).
Hoofdstuk 8 ? Ultimate Limit States (ULS)
Hoofdstuk 8 behandelt de toetsing van de
uiterste-grenstoestand. In de eerste plaats
valt hier op dat, zoals bij hoofdstuk 5 al ver-
meld, niet langer gebruik wordt gemaakt
van het bi-lineaire
?-?-diagram. Voorts wor-
den er duidelijke regels gegeven welke capa-
citeitsvergroting bij druk, eventueel in com-
binatie met buiging, mag worden verwacht
van opsluitende wapening.
De wijziging van de weerstandsbepa-
ling van de dwarskracht in elementen zon-
der dwarskrachtwapening, respectievelijk
het betonaandeel bij pons, is bijzonder groot.
Hierover zijn eerder artikelen in Cement
verschenen en er staan nog een aantal op
stapel. Voor met name constructies met gro-
te effectieve hoogte zal dit betekenen dat de
capaciteit van het beton wordt gereduceerd
ten opzichte van EC2:2004 en constructies
eerder moeten worden voorzien van dwars-
kracht- of ponswapening (zie ook kader
'Nieuwe inzichten dwarskracht verwerkt in
huidige Eurocode 2').
Bij dwarskracht en pons is een factor
geïntroduceerd die afhankelijk is van de
korrelgrootte van het toeslagmateriaal (foto 5).
De invloed van deze paramater d
dg
op de
capaciteit van het beton is even groot als die
van het langswapeningspercentage. Hier-
door moeten, wanneer gebruik wordt ge-
maakt van de capaciteit van het beton, voor-
afgaand aan de uitvoering keuzes worden
3 Momentenlijnen van geschoorde kolommen (figuur O.1 uit EC2:2023). Bron: Constructieleer Gewapend Beton (2025)
4 Vertaling van krachten in een schaalelement (links) naar een sandwichmodel (rechts) (figuur G1 uit EC2:2023)
38?CEMENT?5 2025
Key
1 slab edge
2 supporting area
a) around large supporting
areas
b) around wall end c) around wall
corner
d) near opening e) with inserts
Key
1 supporting area
2 inserts
Key
1 slab edge
2 supporting area
a) around large supporting
areas
b) around wall end c) around wall
corner
d) near opening e) with inserts
Key
1 supporting area
2 inserts
vastgelegd met betrekking tot de minimale
grootte van de toe te passen maximale korrel-
grootte.
Voor het bepalen van de schuifspan-
ning in de doorsnede moet in EC2:2023 wor-
den uitgegaan van de inwendige hefbooms-
arm z in plaats van d. Ook de invloed van de
normaalkracht op de dwarskrachtcapaciteit
van het beton is grondig herzien, en kan zo-
wel een lagere als hogere bijdrage opleveren.
Door de wijziging geeft de methode nu ook
correcte resultaten voor gebieden met een
gelijktijdig optredend maximaal buigend
moment en maximale dwarskracht zoals
dat bij inklemmingen het geval is.
Bij pons moet in EC2:2023 een perife-
rie op 0,5d van de kolom worden aangehou -
den (fig. 6). Deze kan bij relatief grote vier-
kante/rechthoekige kolommen bovendien
slechts een deel van de omtrek van de
kolom beslaan (fig. 7). De bepaling van de
maximale ponscapaciteit wanneer pons-
5
7
6
5 Bij dwarskracht en pons is een factor geïntroduceerd die afhankelijk is van de korrelgrootte van het toeslagmateriaal
6 In rekening te brengen periferie bij pons (figuur 8.18 uit EC2:2023)
7 Lengte van de periferie bij pons (figuur 8.18 uit EC2:2023)
KENNISDELING
Een nieuwe Eurocode zal voor veel
ontwerpers/constructeurs betekenen
dat zij hun kennis moeten opfrissen en
dat rekentools (spreadsheets, software)
een update moeten krijgen. Dit is
prima in te passen in de gewenste per-
manente educatie van de ontwerper/
constructeur. De Betonvereniging
bereidt zich erop voor en er loopt al
een cursus 'Vernieuwde Eurocode 2'.
Het boek Constructieleer Gewapend
Beton (CB2) is net herzien (zie kader
'CB2 aangepast aan nieuwe Euro-
code'). En natuurlijk besteedt ook
Cement er uitgebreid aandacht aan.
Alle artikelen zijn gebundeld op
www.cementonline.nl/
nieuwe-generatie-eurocodes.
Verder zullen net als bij introductie van
de huidige Eurocodes vragen vanuit de
praktijk worden behandeld in de
Cement-rubriek VARCE.
DOSSIER MET ARTIKELEN OVER
DE NIEUWE EUROCODE
CEMENT 5 2025 ?39
a) Group of bars (bending) b) Isolated bars (bending) c) Circular cross-section
(bending)
d) Group of bars, distributed
along perimeter (both faces in
tension)
e) Group of bars (both faces in
tension)
f) Isolated bars (both faces in
tension)
wapening wordt toegepast, is afhankelijk
van het toegepaste type ponswapening. Er
wordt onderscheid gemaakt tussen haar-
spelden of kopdeuvels.
Bij de schuifkrachtoverdracht in stort-
naden wordt in EC2:2023 onderscheid
gemaakt enerzijds tussen naden zonder
kruisende wapening of naden waarin de
wapening zo verankerd is dat het tot vloeien
kan worden belast, en anderzijds door na-
den die worden gekruist door wapening die
niet tot vloeien kan worden belast, met een
veel lagere capaciteit.
Het deel over de vakwerkanalogie is
duidelijker opgeschreven, met een uitbrei-
ding voor belastingen die op hoeken van
constructies aangrijpen.
Hoofdstuk 9 ? Serviceability Limit States
(SLS)
Hoofdstuk 9 behandelt de bruikbaarheids-
grenstoestand. Er zijn een aantal wijzigin-
gen doorgevoerd ten aanzien van de scheur-
wijdteberekening. Zo wordt in EC2:2023 een
effectieve E-modulus aangegeven, waarin de
kruipfactor is verwerkt waarmee de lange-
duureffecten voor bijvoorbeeld scheurwijdte
en doorbuiging kunnen worden bepaald.
De tabellen voor toelaatbare diameter
en staafafstand zijn geschrapt. Van de for-
mule voor het bepalen van de scheurwijdte
is met name de bepaling van de scheuraf-
stand herzien op basis van uitgevoerde kali-
bratieproeven. De bepaling van de effectieve
trekzone is verduidelijkt en is bijvoorbeeld
ook aangegeven voor ronde doorsneden
(fig. 8). Ook is aangegeven hoe de scheur-
wijdte bij verhinderde vervorming kan wor-
den bepaald.
De informatieve bijlagen D over de be-
oordeling van scheurvorming bij verhinder-
de vervormingen en bijlage S over minimum
wapening voor scheurwijdtebeheersing en
een vereenvoudigde berekeningsmethode
voor scheurwijdte sluiten aan op dit hoofd-
stuk.
Hoofdstuk 10 ? Fatigue
Hoofdstuk 10 is een geheel nieuw hoofdstuk
dat specifiek aan vermoeiing is gewijd. Hier-
in worden met name regels gegeven voor
een snelle toets op basis van een constante
spanningswisseling. Normatieve bijlage E
geeft aanvullende regels, onder meer voor
wisselende spanningswisselingen.
Hoofdstuk 11 ? Detailing of reinforcement
and post-tensioning tendons
Hoofdstuk 11 geeft regels voor de detaillering
van wapening en voorspanning (fig. 9). In de
Het in
Nederland veel
gebruikt
bilineaire
?-?-diagram is
niet langer
opgenomen
8
Nieuwe generatie Eurocodes
8 Bepaling van de effectieve trekzone (figuur 9.3 uit EC2:2023) 40?CEMENT?5 2025
Table 11.3 ? Types of laps and design lap lengths l sd
Type of lap splice
Design lap length l
sd Tension laps
Compression
laps
straight bars
l
sd = kls ? lbd
15?
where l bd is calculated according to 11.4.2,
see also 11.5.3
bends and
hooks
(tension
only)
l
sd = kls ? lbd
15?
where l
bd is calculated
according to 11.4.4
?
loops
(tension
only)
l
sd is calculated
according to 11.5.4 ,
with the limit
l
sd
?mand + 4?
?
headed bars l sd is calculated according to 11.5.5
intermeshed
fabric
lsd = kls ? lbd
max{15?; 250 mm}
where l
bd is calculated according to 11.4.5
layered
fabric
bonded post-
installed
reinforce-
ment
lsd,pi = kls ? lbd,pi 15?
where l
bd,pi is calculated according to
11.4.8
nieuwe norm is ook aandacht voor toepas-
sing van staven met een ankerkop. De for-
mule voor het bepalen van de verankerings-
lengte is sterk gewijzigd en lijkt met name
voor grotere staafdiameters te leiden tot een
aanzienlijke toename van de verankerings-
lengte. Buiten zones waar zich plastische
scharnieren kunnen ontwikkelen, hoeven
overlappingslassen niet te verspringen en
anders moet bij niet verspringende overlap-
pingslassen worden gerekend met een ver-
hoogde rekenwaarde van de optredende
spanning. Ook worden meer regels gegeven
voor overlappingslassen voor bijvoorbeeld
staven met een ombuiging of een ankerkop.
Hoofdstuk 12 ? Detailing of members and
particular rules
Hoofdstuk 12 gaat over de detaillering van
constructiedelen. Bij het bepalen van de
minimale wapening op basis van het
scheurmoment of de scheurtrekkracht van
de doorsnede wordt onderscheid gemaakt
tussen het toepassen van wapeningsklasse
A, B en C. Verder valt op aan dit hoofdstuk
dat veel detailleringsregels in een overzich-
telijke tabelvorm zijn gegeven.
Overlappingslassen in torsiebeugels
parallel aan het lijf zijn nog toegestaan,
maar moeten qua overlappingslengte wor-
den ontworpen op 1,2× de rekenwaarde van
de vloeispanning. Voor gebouwen in CC2
worden regels gegeven voor trekbanden in
vloeren om de robuustheid van deze con-
structies te vergroten.
Bij poeren is duidelijker aangegeven
welke wapening mag worden meegerekend
voor de trekband (fig. 10).
NIEUWE INZICHTEN
DWARSKRACHT
VERWERKT IN HUIDIGE
EUROCODE 2
In mei 2025 is een nieuwe nati-
onale bijlage gepubliceerd bij
NEN-EN 1992-1-1, 'Eurocode 2:
Ontwerp en berekening van
betonconstructies - Deel 1-1:
Algemene regels en regels voor
gebouwen'. Hierin is het inzicht
verwerkt dat de dwarskracht-
weerstand bij constructies met
hoogten van de doorsneden
groter dan 500 mm à 700 mm
werd overschat (omdat het
schaaleffect juist werd onder-
schat).
9
9 Type overlappingslassen en overlappingslengte (Tabel 11.3 uit EC2:2023) CEMENT 5 2025 ?41
a) De?inition of width bs b) load carrying system with bent-up of main reinforcement
outside widths b s as suspension reinforcement
c) de?inition of anchorage zones with and without con?inement due to pile compression
Key
1 main reinforcement in the width b
s and anchored behind the pile
2 main reinforcement outside the width b
s
3 struts carrying shear
4 bent-up part of main reinforcement acting as suspension reinforcement
5 anchorage of the suspension reinforcement
6 anchorage zone of main reinforcement with con?inement due to pile compression
7 anchorage zone without con?inement due to pile compression
8 pile
9 arched compression strut
10 tie between piles
Hoofdstuk 13 ? Additional rules for precast
concrete elements and structures
Hoofdstuk 13 geeft aanvullende regels voor
geprefabriceerde betonelementen en con-
structies en is vergelijkbaar, maar uitgebrei-
der, dan het huidige hoofdstuk 10. Regels uit
EC2:2004 die specifiek zijn voor de toepas-
sing van voorgerekt voorspanstaal, zoals de
verankering van voorspanelementen op
aanhechting en de dwarskrachtweerstand
op basis van afschuiftrekbreuk, zijn naar dit
hoofdstuk verplaatst.
Hoofdstuk 14 ? Plain and lightly reinforced
concrete structures
Hoofdstuk 14 geeft regels voor ongewapen-
de of licht gewapende constructies en is
vergelijkbaar met hoofdstuk 12 van
EC2:2004.
Bijlagen
Zoals gezegd bevat EC2:2023 19 bijlagen (A
t/m S), deels informatief, deels normatief.
De informatieve bijlagen A, D, F, O, P en S en
normatieve bijlagen B, C, E, G en Q zijn reeds
besproken samen met de hoofdstukken. In
het navolgende worden de informatieve
bijlagen H, I, J, L, N en R en normatieve bij-
lagen K en M behandeld. Informatieve bijla-
gen kunnen in de nationale bijlage overigens
desgewenst normatief worden gemaakt,
worden aangepast of geheel worden vervan-
gen door andere regels.
Bijlage H ? Guidance on design of concre-
te structures for water-tightness
Informatieve bijlage H geeft aanwijzingen
voor de waterdichtheid van constructies, zo-
als nu geformuleerd in NEN-EN 1992-3. Het
10 Verankering wapening in poeren (figuur 12.8 uit EC2:2023)
Nieuwe generatie Eurocodes
42?CEMENT?5 2025
is belangrijk acht te slaan op de opmerking
dat wanneer zelfherstellend vermogen ont-
breekt, elke doorgaande scheur, ongeacht
de scheurwijdte, zal blijven lekken. In de
praktijk zal dit betekenen dat per beton-
mengsel/cementsoort moeten worden be-
oordeeld of sprake is van zelfherstellend
vermogen, of dat andere maatregelen moe-
ten worden getroffen.
Bijlage I ? Assessment of Existing Structures
Informatieve bijlage I geeft regels voor de
beoordeling van bestaande constructies. Er
worden regels gegeven voor het bepalen van
de sterkte van beton en wapening op basis
van proeven. Verder worden aanwijzingen
gegeven voor de toetsingen in de uiterste-
grenstoestand en bruikbaarheidsgrenstoe-
stand, rekening houdend met bijvoorbeeld
gladde wapening. De verwachting is dat deze
informatieve bijlage wordt vervangen door
een aangepaste versie van NEN 8702.
Bijlage J ? Strengthening of Existing
Concrete Structures with CFRP
Informatieve bijlage J geeft regels voor het
versterken van bestaande constructies met
extern gelijmde koolstofvezelwapening of
koolstofvezelwapening die op beperkte diep-
te in de constructie is aangebracht.
Bijlage K ? Bridges
Normatieve bijlage K geeft aanvullende re-
gels voor bruggen. Het overgrote deel van
deze bijlage wordt ingenomen door aanvul-
lende regels voor vermoeiing van weg- en
spoorbruggen. De NDP's die in het reguliere
deel van de norm staan, kunnen volgens
deze bijlage een andere waarde krijgen voor
de toepassing bij het ontwerpen van brug-
gen. Hoe dit zich in Nederland gaat ontwik-
kelen is nog niet bekend.
Bijlage L ? Steel Fibre Reinforced Concrete
Structures
Informatieve bijlage L geeft regels voor con-
structies gewapend met staalvezels. Er wor-
den regels gegeven voor het verhogen van de
capaciteit in de uiterste grenstoestand voor
dwarskracht en pons, alsmede in de bruik-
baarheidsgrenstoestand voor de beperking
van de scheurwijdte, terwijl er gelijktijdig
minder staal (wapening en vezels) in de
doorsnede zit. Opgemerkt wordt dat er op
dit moment nog geen norm is over hoe
staalvezelbetonconstructies moeten worden
vervaardigd. Voor het in de praktijk verkrij-
gen van voldoende betrouwbare materiaal-
eigenschappen is dit wel van belang.
Bijlage M ? Lightweight aggregate concrete
structures
Normatieve bijlage M geeft regels voor licht-
gewicht beton met een ovendroog soortelijk
gewicht tussen de 800 en 2000 kg/m3. Deze
bijlage bestaat voornamelijk uit modificaties
van artikelen uit het basisdeel in hoofdstuk 12.
Bijlage N ? Recycled aggregates concrete
structures
Informatieve bijlage N geeft regels voor het
beton dat geheel of gedeeltelijk is vervaar
-
digd met gerecycled toeslagmateriaal. Afhan-
kelijk van het percentage gerecycled materi-
aal kan het zijn dat reducties nodig zijn op
bijvoorbeeld de capaciteit van het beton om
dwarskracht op te nemen. De benodigde
reducties zijn overzichtelijk opgesomd.
Bijlage R ? Embedded FRP reinforcement
Informatieve bijlage R geeft regels voor con-
structies gewapend met vezelversterkt
kunststof, zoals koolstof- en glasvezelstaven.
Basaltvezelwapening wordt niet benoemd,
maar lijkt, mits de juiste parameters worden
benoemd, inpasbaar.
Gevolgen
Normen maken is mensenwerk. De nieuwe
Eurocodes kunnen dus nog wel kleine fout-
jes bevatten. Deze zullen mogelijk aan het
licht komen als de norm uitvoerig wordt ge-
bruikt. Iedereen heeft er baat bij dat deze
gemeld worden. Bij het tot stand komen van
dit voorschrift zijn de afleidingen gelukkig
uitvoerig beschreven en is achtergrondin-
formatie vastgelegd in een achtergrondrap-
port, dat ter zijner tijd waarschijnlijk be-
schikbaar zal komen. Dit rapport geeft
antwoord op veel vragen en laat zien hoe
proefresultaten gebruikt zijn om grenswaar-
den vast te stellen.
Wat verder goed is om te realiseren is
dat EC2:2023 invloed zal hebben op de
NATIONALE BIJLAGE
Met het beschikbaar komen
van EC2:2023 begint het traject
om een nationale bijlage op te
stellen met daarin waarden
voor de Nationally Determined
Parameters (NDP's). Kalibratie-
berekeningen zullen worden
uitgevoerd om een vergelijking
te maken met EC2:2004, en om
daarmee eventueel NDP's aan
te passen. Veel NDP's zijn ech-
ter vervallen en dat levert soms
gebruiksgemak voor de con-
structeur op. Verder mag de
nationale bijlage geen strijdige
informatie bevatten die het
gebruiksgemak verder kan
vergroten.
CEMENT 5 2025 ?43
uitwisseling van informatie tussen de ont-
werper, betontechnoloog, en de uitvoerende
partij. Zo zal het type toeslagmateriaal
(grind, kalksteen, graniet) en de afmeting
van het toeslagmateriaal van invloed kun-
nen zijn op de resultaten van de berekening
en zal dat in overleg met de technoloog of
uitvoerende partij op voorhand moeten wor-
den vastgelegd, om herberekeningen tijdens
of na uitvoering te voorkomen. Hetzelfde
geldt bijvoorbeeld ook voor de klasse (A, B
of C) of zelfs de sterkte van het wapenings-
staal.
Zoals bij eerdere normovergangen,
klinken er aanvankelijk kritische geluiden.
Dit was het geval in 1974 (VB 74), 1992 (VBC)
en 2012 (EC2:2004). Enige tijd na invoering
nam het commentaar af en leek iedereen
zich te realiseren dat de 'nieuwe' norm
eigenlijk toch wel voldeed. Dat zal naar ver-
wachting nu niet anders zijn.
Vooruitblik
Het is de bedoeling van CEN TC250 (Europese
TGB Plenair) dat in november van 2027 een
geheel pakket van tweede generatie Euroco-
des van een goede kwaliteit beschikbaar is.
In de diverse Euroco-dedelen die nu uitko-
men zijn nog verschillende onvolkomenhe-
den aanwezig. Denk hierbij aan niet correc-
te verwijzingen. Terwijl in de diverse landen
gewerkt wordt aan het opstellen van de nati-
onale bijlagen (zie kader 'Nationale bijlagen')
en zo nodig aan het maken van een vertaling,
wordt door de diverse subcommissies van
CEN TC250 gewerkt aan een wijzigingsblad
voor de nieuwe norm om dit soort zaken op
te lossen. Na afronding van dit proces zal
CEN in 2027 een geüpdatete versie van de
Eurocodes uitbrengen, waarin de diverse
wijzigingsbladen zijn opgenomen.
De vertaling van deze versie en de
nationale bijlage zullen naar verwachting
uiterlijk in september 2027 beschikbaar zijn.
NEN zal dan in april 2028 het onderhoud
aan de nationale bijlagen bij de huidige
Eurocodes staken. Het is vervolgens aan de
overheid om de nieuwe Eurocodes aan te
gaan wijzen in het Besluit bouwwerken leef-
omgeving (Bbl). Zolang de wetgever naar de
oude Eurocodes verwijst, blijven de oude
Eurocodes van kracht.?
CB2 AANGEPAST AAN
NIEUWE EUROCODE
Constructieleer Gewapend Beton (CB2)
heeft al lange tijd een belangrijke plek
in het constructieve onderwijs, op
HBO's, universiteiten en bij cursussen in
de sector. Ook in de beroepspraktijk
heeft CB2 zijn waarde ruimschoots
bewezen. Er is nu een nieuwe versie uit
die volledig is aangepast aan de
nieuwe Eurocode 2.
44?CEMENT?5 2025
Planning
De komende tijd publiceert NEN stapsgewijs alle nieuwe (tweede generatie) Eurocodes. Wanneer een nieuwe norm wordt gepubliceerd, wordt de oude automatisch door NEN ‘ingetrokken’. Dat betekent dat er geen onderhoud of aanpassingen aan de oude norm meer plaatsvinden, ze kunnen wel nog worden gebruikt.
NEN heeft ervoor gekozen de Europese Eurocodes en, indien beschikbaar, de nationale bijlagen en Nederlandse vertalingen, op twee vaste momenten in het jaar te publiceren, in het voor- en najaar. De eerste publicatie was in april 2025, de volgende serie wordt in oktober 2025 verwacht. De uiterste datum waarop de lidstaten, en dus ook NEN, de nieuwe Eurocodes moeten publiceren is 30 september 2027 (De DOP, Date of Publication). De Date of withdrawl (DOW) is april 2028. Dat is de uiterste datum vanuit CEN waarop de eerste generatie Eurocodes moet zijn ingetrokken (het mag ook eerder).
Het is vervolgens aan de overheid om de nieuwe Eurocodes te gaan wijzen in het Bbl. Wanneer dat gebeurt, is nog niet bekend. Naar verwachting zal dat niet eerder zijn dan in 2029.
De nieuwe Eurocode 2 Betonconstructies is in 2023 goedgekeurd. De komende tijd zal worden gewerkt aan een Nederlandse vertaling en zal de nationale bijlage bij de Eurocode 2 worden opgesteld. Beide zullen naar verwachting in september 2027 beschikbaar zijn. Ook wordt op Europees niveau gewerkt aan een amendement waarin de laatste zaken, zoals referenties naar andere Eurocode delen, worden aangepast zodat in 2027 een kwalitatief goede norm beschikbaar is.
Reacties