C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gU t i l i tei t sb o u wcement 1999 734Door het ontbreken van ther-misch isolatiemateriaal in despouwgevel van het bestaandeVan Goghmuseum en een ver-keerde detaillering van de directtegen de buitengevel geplaatsteexpositiewanden, trad op en ach-ter deze wanden schimmelvor-ming op, waardoor ze een slech-te achtergrond waren voor dekostbare kunstwerken. Op diverseschilderijen is in het verledendan ook op de achterzijde vande doeken schimmelvorminggeconstateerd.Naast dit feit was de wisselendevochtigheidsgraad ter plaatse vande schilderijen een nog desas-treuzer gevolg van de wandop-bouw. Door sterke wisselingenin de relatieve vochtigheid tredensnelle variaties in uitzetting enkrimp van het doek op, waardoorscheurvorming in de verflagenontstaat. Voor conservering vanschilderijen is zowel een con-stante relatieve vochtigheid alseen geringe temperatuurschom-meling van groot belang.Om de juiste klimaatcondities tekunnen garanderen, diende aller-eerst de gebouwschil grondigverbeterd te worden. Dankzij eenoptimale thermische isolatie vande wanden werd de basis gelegdvoor een goede nieuwe klimaat-installatie. Omdat de klimaatin-vloeden van buiten geminimali-seerd werden, kon de nieuweinstallatie met name worden uit-gelegd op het regelen en corrige-ren van de vocht- en warmtestro-men door de grote bezoekers-stromen. Deze bezoekersstroomis in de loop der jaren aanzienlijktoegenomen, waardoor de oudeklimaatinstallatie de vochtigheidin de ruimte onvoldoende op eenconstant niveau kon regelen.Het binnenspouwblad van degevel is uitgevoerd in fimon-steen, waardoor spouwmuuriso-latie wegens kans op vochtdoor-slag was uitgesloten.Ter verbetering van de wandop-bouw zijn tegen de binnenzijdevan de buitenwanden thermischge?soleerde voorzetwanden aan-gebracht, met nauwkeurig uitge-voerde voorzieningen tegenmogelijke inwendige condensa-tie. Tussen de expositiewandenen de voorzetwanden wordt deretourlucht van de luchtinstalla-tie afgevoerd.Bij de koudebruggen ter plaatsevan de aansluiting van de vloerenop de gevel is elektrische vloer-verwarming aangebracht vooreen hoge oppervlaktetempera-tuur.Op deze wijze is de temperatuurvan de expositiewand vrijwelgelijk aan die van de ruimteluchten ontstaan geen plaatselijketemperatuur- en vochtigheidsver-schillen tussen voor- en achter-zijde van de schilderijen (tabel 1).L i c h tIn een museum is goed licht vanessentieel belang voor de ruimte-beleving en de goede kleurweer-gave van de getoonde objecten.Naast het aspect van beleving envisualisering, speelt de lichttoe-treding een grote rol op het kli-maat en op de conservering vande schilderijen. Voor het VanGoghmuseum, dat door Rietveldals daglichtmuseum is ontwor-pen, betekent dit dat veel aan-dacht aan de daglichttoetredingis besteed.Renovatie Van GoghmuseumOude fundering draagt drieextra bouwlagenir.E.T.J.Holla, D3BN civiel ingenieurs, Amsterdam*ir.J.H.G.M. de Kort, Dorsser raadgevende ingenieurs, Den HaagHet Rietveld-gebouw van het Van Goghmuseum dat in 1973 werd opgeleverd,vertoonde inmiddels zowel bouwkundige als bouwfysische gebreken. Nadatde bouw van de nieuwe vleugel van architect Kurokawa gereed was gekomen[1], is een aanvang gemaakt met een ingrijpende renovatie van het bestaan-de museum. Daarbij is tevens voorzien in uitbreiding van de kantoorruimte.*ir.Holla is thans werkzaam bij T&E ConsultSituatie enkel doek dubbel doekTe Te Ti= 20 ?C; RV = 50%kans op schimmel wand -2,5 +3,5kans op schimmel schilderij -36,5 -7,0Ti= 20 ?C; RV = 55%kans op schimmel wand +2,0 +6,5kans op schimmel schilderij -25,5 -1,5Ti= 22 ?C; RV = 50%kans op schimmel wand +3,0 +7,5kans op schimmel schilderij -22,5 -0,0Ti= 22 ?C; RV = 55%kans op schimmel wand +8,0 +11,0kans op schimmel schilderij -11,0 +5,5Tabel 1 | Buitentemperaturenwaarbij de kans opschimmelvorming bestaatachter schilderijen tegeneen onge?soleerde spouw-muur met enkele voorzet-wand, indien deze buiten-temperatuur gedurendelangere aaneengeslotenperioden wordt onder-schredenR e c o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gU t i l i tei t sb o u wcement 1999 7 35In het verleden werd het muse-um geplaagd door een hinderlijkschaduwpatroon als gevolg vande lichttoetreding door de dak-koepels. Dit verschijnsel ont-stond doordat het door de diffu-serende daklichten toetredendelicht door de direct eronder gele-gen lichtwerende lamellen alslijnbronnen werd verdeeld endeze lijnbronnen een interfere-rend schaduwpatroon vormdenmet de daaronder gelegen even-wijdig aangebrachte plafondras-ters.Dit aspect is in een eerdere ver-bouwingsfase verholpen door delichtwerende lamellen op dederde verdieping 45? te draaienten opzichte van het erondergelegen rasterplafond (foto 1).Het hinderlijke schaduwpatroonverviel hierdoor.Desondanks bestond zowel bijde directie van het museum alsbij de architect de wens anderevormen van daglichttoetredingnader te onderzoeken, mede doorhet gegeven dat de bestaandedaklichtkoepels ook in thermisch-hygrisch opzicht verbetering be-hoefden.Bij dit onderzoek zijn met hetrekenmodel Adeline diversesimulatieberekeningen gemaakt,waarbij de invloed van de trape-ziumvormige dakopstanden opde daglichtverdeling en de licht-niveaus is bepaald. Door diverseparameters te vari?ren (groteopening, kleur wanden, zonwe-rend glas e.d.), kon een goedinzicht worden verkregen in demogelijkheden van de varianten(fig. 2).Het museum stelt aan de verlich-ting van de zalen als eis eenregelbaar verlichtingsniveau vanmaximaal 250 lux. Door bereke-ning kon worden aangetoond datdit maximale verlichtingsniveauzonder verdere zonwerendevoorzieningen ook onder extre-me buitenlichtcondities kon wor-den gerealiseerd.In een latere fase is ter plaatseeen mock-up opstelling van detrapeziumvormige dakopstan-den gemaakt zonder plafond eneen mock-up van het bestaandekoepelopbouw met een diffuse-rend lichtdoorlatend plafond(foto's 3 en 4). Bij beide varian-ten diende ook de luchttoevoer-installatie, waarvan de kanalen inde bestaande situatie tussen delichtkoepels zijn aangebracht,grondig aangepast te worden.Beide opstellingen voldedenlichttechnisch aan de verwach-tingen die door de berekeningenwaren gewekt.Uiteindelijk is om budgettaireredenen besloten de bestaandedakkoepels te handhaven en zijnmet geringe aanpassingen debouwkundige gebreken verhol-pen. Hierbij is de eerdergenoem-de aanpassing van de richtingvan de lichtwerende lamellenover alle verdiepingen doorge-voerd en zijn nieuwe rasterpla-fonds en kunstlichtarmaturenaangebracht.A k o e s t i e kDe akoestiek van de tentoonstel-lingszalen wordt bepaald dooreen comfortabele korte nagalm-tijd, die grotendeels wordt ver-kregen met de houtwolcement-aftimmering van de luchtkana-len en de geringe ruimtehoogte.De nagalmtijd van de hoge cen-trale hal is lang, waardoor dezeruimte een akoestisch karakterheeft dat in overeenstemming ismet de afmetingen ervan.Ter plaatse van de nieuwe rol-trappen naar de nieuwe vleugelzijn aanvullende absorberendevoorzieningen aangebracht in devorm van geperforeerde gips-wanden met glasvlies-afwerking,om geluidoverdracht van instal-latiegeluid (roltrap) via reflectiesvan de wanden naar de centralehal te beperken.1 | Lichtwerende lamellen 45? gedraaid tenopzichte van rasterplafond (plafond nietzichtbaar op foto)3 | Mock-up tapeziumvormigelichtkappen4 | Mock-up diffuserende plafondelemen-ten met bestaande daglichtkoepels2 | Simulatiemodel dagverlichting doornieuwe tapeziumvormige lichtkappen(Adeline)C o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gU t i l i tei t sb o u wcement 1999 736K a n t o o r v l e u g e lConstructieve opbouwAan de zijde van het Museum-plein, tegenover de nieuwe expo-sitievleugel, is het museum uit-gebreid met kantoorruimte. V??rde uitbreiding bestond het pandaan deze zijde uit een kelder,begane grond, eerste verdie-pingsvloer en een dak (fig. 5). Devloeren waren alle betonnenplaatvloeren van 250 mm dik,berekend op een nuttige vloerbe-lasting van 4 kN/m2. De wensvan het museum was het realise-ren van een zo groot mogelijkoppervlak aan kantoorruimte,zonder de bestaande bebou-wingsgrenzen te overschrijden.Volledige sloop van het bebouw-de oppervlak was gezien de beno-digde investering niet interes-sant. Uit een eerste onderzoekbleek dat de fundering een hogerdraagvermogen had dan de aan-wezige belastingen, waardoor hetwel mogelijk was op de bestaan-de fundering enkele lagen bij tebouwen. Omdat de constructierelatief zwaar was uitgevoerd,rees het idee een deel van hetaanwezige skelet te slopen en tevervangen door een lichtere con-structie. Uiteindelijk is de con-structie vanaf de begane grondgesloopt en vanaf dit niveau weeropgebouwd. Alvorens de gekozenconstructie toe te lichten, wordteerst ingegaan op de funderings-constructie van het gebouw.FunderingHet palenplan, de oude sonde-ringen, het funderingsadvies ende heiregisters waren nog aan-wezig. Het museum is gefun-deerd op Parera-palen, een sys-teem dat ongeveer overeenkomtmet het huidige Vibro-systeem.Alle palen zijn gemaakt met eenheibuis van 470 mm, binnendia-meter 420 mm. Onderlinge ver-schillen in de paaldraagvermo-gens zijn ontstaan door verschil-lende inheiniveaus en verschil-lende afmetingen van de voet-platen.Behalve door berekening opbasis van sonderingen, is hetinheiniveau destijds bepaalddoor in het werk op stuit teheien. Het heien werd gestaaktindien de kalender over ten min-ste twee tochten van 0,25 mhoger was dan 50 voor de palenmet een voetplaat van 520 mm,respectievelijk 70 slagen per 0,25m bij een voetplaat van 650 mm.Het inheiniveau varieert vanNAP -16 m tot -18 m, het beginvan de tweede zandlaag inAmsterdam. Deze is enkelemeters diep en vertoont hogeconusweerstanden.Op basis van deze gegevens zijnmet de huidige voorschriften detoelaatbare paalbelastingen be-paald. Omdat voor de aanleg vande kelder destijds enkele metersontgraven is, is er niet gerekendop negatieve kleef. Wel is op deoude sondeerwaarden een reduc-tie toegepast vanwege de afgeno-men grondspanning door dezeontgraving. Uit berekening bleekhet representatieve draagvermo-gen per paal te vari?ren tussen700 kN en 950 kN.Omdat de paalbelastingen in denieuwe situatie enkele procentenhoger zijn dan de draagvermo-gens, is ook het vervormingsge-drag beschouwd. Indien de stijf-heid van de kelder wordt ver-waarloosd, zullen de zettingenten gevolge van de toename vande paalbelastingen circa 2 mmbedragen. In werkelijkheid zullendeze vervormingen echter afvlak-ken. Uit controle op scheurvor-ming bleek dat er in de beton-constructie geen ontoelaatbarescheurwijdtes te verwachten zijn.Nieuwe constructieDe stramienen van het museum(5 x 5 m2) bleken geschikt voorgasbeton vloerplaten van 200mm dikte, opgelegd op stalenhoedliggers tussen de kolom-men. Door toepassing van lichtescheidingswanden en een pla-fond over een gedeelte van hetoppervlak, kon het eigen gewichtvan de vloerconstructie tezamenmet de rustende belastingenbeperkt blijven tot 3,50 kN/m2,als volgt opgebouwd:- eigen gewicht gasbetonplaten1,70 kN/m2- afwerklaag 1,00,,- plafond, leidingen 0,30 ,,- scheidingswanden 0,50 ,,De nuttige belasting bedraagt2,50 kN/m2.5 | Doorsnede over bestaande toestand6 | Tweede verdieping museum, derde ver-dieping kantoorR e c o n s t r u c t i e & u i t v o e r i n gU t i l i tei t sb o u wcement 1999 7 37In totaal konden zo op debestaande fundering vijf bouwla-gen worden gerealiseerd, ter ver-vanging van de twee geslooptelagen (fig. 6).In verband met de bouwtijd zijnde kolommen, bestaande uitkokers 200 x 200 mm2, in lengtesvan drie, respectievelijk twee ver-diepingen uitgevoerd. De stabili-teit wordt verzorgd door verticalestalen windverbanden. Voor deschijfwerking van de vloer zijnop de hoedliggers stalen strippengelast, weggewerkt in de afwerk-laag (fig. 7).GevelDe gevel is als glazen vliesgeveluitgevoerd. Deze transparantegevel geeft het kantoordeelopenheid en ruim zicht op hetMuseumplein en vormt een con-trast met de gesloten betonsteen-wanden van de expositiedelen(fig. 8).In eerste instantie was door dearchitect een glazen gevel ont-worpen met een binnen- en bui-tenschil, waarbij natuurlijke toe-voer van ventilatielucht mogelijkwas en zonwering tussen buiten-en binnenbeglazing was voor-zien. De ruimte tussen de tweegevelelementen was door middelvan schuifdeuren vanuit de kan-toorruimten toegankelijk.De gebruiker wilde, door de erva-ring in de tijdelijke huisvestingin een tegenovergelegen histori-sche kantoorvilla, een meer tradi-tionele gevel met direct naar bui-ten te openen ramen.Uiteindelijk is een volledigevliesgevel ontworpen die doorglasstroken tussen gevel en vloe-ren en tussen gevel en wandenlos gehouden is van de bouw-kundige hoofdconstructie. Dekleine kantoorkamers krijgendoor de brede zichthoek die hier-door ontstaat, toch een ruimkarakter. Bovendien is de ruim-telijke werking in de hoogte ver-groot door de plafonds als `eilan-den' uit te voeren, met rondomdus een strook zonder plafond.De glazen vloerstrook is in eenzeer laat ontwerpstadium op ver-zoek van de gebruiker vervangendoor een ondoorzichtige multi-plex vloerstrook.Achter het zonwerende glas vande vliesgevel worden lichttempe-rende elementen aangebracht inde vorm van houten jalouzie?n.Verwarming geschiedt door lageconvectorelementen voor degevel en koeling door koelcon-vectors onder het plafond. sL i t e r a t u u r1. Faas, W.M. en E.T.J.Holla,Nieuwe vleugel voor het VanGoghmuseum. Cement 1999nr. 6.Betrokkenen:architect:Greiner & van Goor, Amsterdamadviseur bouwfysica:Dorsser raadgevende ingenieurs,Den Haagadviseur constructie:D3BN civiel ingenieurs, Amsterdamprojectmanagement:PKB Bouwadviseurs, Amsterdamaannemer:J.P. van Eesteren, Amsterdam7 | Constructie verdiepings-vloeren kantoor8 | Transparante gevelkantoor vormt contrast metgesloten baksteenwanden
Reacties