Nieuwe onderzoekingen op betongebied (II)*door Ir. Robert l'HermiteDEEL H. HET ONDERZOEK VAN VERHARD BETON1. Vergelijking van drukproef, trekproef en buigproef; dispersieWanneer men beton wil onderzoeken, dan is de eerstevraag, die men zich moet stellen, wat men van deze proefverwacht. Wenst men te weten, of het materiaal een ze-kere druk zal kunnen weerstaan, dan moet men een druk-proef uitvoeren en wanneer men deze onder verschillendeomstandigheden herhaalt, moet men weten hoe men deverkregen cijfers in zijn berekeningen moet gebruiken, om- ?dat zij waarde hebben voor de veiligheid van de construc-tie. Maar al heeft men zich aangewend, de drukproef alsde voornaamste waardemeter te beschouwen, zij is tochniet de enige. In vele gevallen is de treksterkte even be-langrijk, want als een beton een hoge treksterkte heeft,dan zal ook de druksterkte hoog zijn: het omgekeerde isechter niet altijd waar. Zo bezien is de trekproef eigenlijkeen betere waardebepaling dan de drukproef. Maar derechtstreekse bepaling van de treksterkte is moeilijkuitvoerbaar buiten het laboratorium, omdat men specialeproefstukken moet gebruiken en de nodige maatregelenmoet nemen om de trekkracht centraal te laten aangrijpenMen kan deze proef in de praktijk vervangen door de be-paling van de buigsterkt? van een prisma met vierkantedoorsnede, dat door een constant koppel wordt gebroken.De afhankelijkheid of correlatie is uitstekend gebleken,wanneer men gebruik maakt van een omrekeningsfactor,die met de gedeeltelijke plastificering van de doorsnederekening houdt, zoals door Caquot is aangetoond.Het verband wordt uitgedrukt door de formule:Rt= 3,6 M/b3kg/cm2, waarin:Rt =de treksterkteM =het buigend koppel tijdens de breuk (kg),b =de zijde van het prisma (cm).De afwijking bedraagt minder dan 10%.Het is hierdoor mogelijk gebleken, de buigsterktebepalingals algemene kwaliteitscontrole aan te nemen. Wij hebbenhiervoor een apparaat ontwikkeld (foto 13). Aangezienechter de drukproef, terecht of ten onrechte, de meest ge-bruikte is, hebben we hierop een groot aantal onderzoe-kingen uitgevoerd. Wij brengen hierbij in herinnering, datdeze proef in Frankrijk wordt uitgevoerd op cubi metribben van 14 of 20 cm, die gedrukt worden tussen detwee platen van een pers met tussenlegging van bladencarton. Het leek noodzakelijk om de waarde van deze proefte onderzoeken, d.w.z. de nauwkeurigheid, de betrouw-baarheid en de betekenis ervan.Voor een willekeurig gekozen belangrijk bouwwerk, waar-voor bijna honderd proefcubi waren gemaakt, werd voorde (gemiddelde kwadratische relatieve) standaardafwij-king als toest van de spreiding 24% gevonden. Het gingom een groot aantal betonneringen, waarbij de korrel-verdeling, de cementhoeveelheid, enz. voortdurend had-den kunnen veranderen. Door de e proeven te rangschik-ken in groepen van drie, die ieder met een bepaald mengselovereenkwamen, was het mogelijk de kromme op te zettenvan de frequentie der afwijkingen van het gemiddeldevoor ieder der proeven en hieruit de waarschijnlijke foutte berekenen. Men kan dit gelijkstellen met de waarschijn-lijke fout van een normale verdeling, die gelijk is aan56/100 van de standaardafwijking. Men vindt dan, datdeze fout ongeveer 15% is.Een dergelijke statistiek werd opgezet van een serie be-tons, die in een laboratorium waren vervaardigd; daarvond men een fout van niet meer dan 10%. Wanneer menbedenkt, dat de afwijkingen bij elkaar opgeteld moetenworden: 2=2+22, dan kan men in de volgende tabelde invloed zien van de verschillende factoren, die despreiding veroorzaken.Aan de spreiding tussen de verschillende mengsels op eenbouwwerk kan het laboratorium niet veel verhelpen be-halve een raadgeving aan de uitvoerder: waak over degelijkmatigheid van de samenstelling.De aanvullende spreidingsfactor voor overdracht van delaboratoriumresultaten op het werk kan worden veroor-zaakt voor het gebruik van een minder geschikte beton-molen, het gebruik van slecht toeslagmateriaal en door on-regelmatigheid bij het maken en het bewaren van deproefstukken.De spreiding op het laboratorium kan worden veroorzaaktdoor onregelmatigheden van het beton en door fouten bijde uitvoering der proeven.2. Het in de vorm brengen en het bewarenWanneer men aanneemt, dat het mengsel goed is gehomo-geniseerd, dan blijven er nog: het in de vorm brengen enhet verdichten, twee bewerkingen die niet aan vaste regelszijn gebonden. De klassieke methoden voor het vullen zijn:het porren en het trillen. In beide gevallen is een zekerehoeveelheid arbeid nodig voor het op zijn plaats brengenvan het materiaal. In het geval van het trillen schijnt debewerking gemakkelijk uit te voeren door de vormen teonderwerpen aan een trilling van bepaalde frequentie entijdsduur, zodat de proeven reproduceerbaar zijn. Heeftmen geen getrild beton, dan moet de verdichtingsarbeidconstant zijn; wij hebben hiervoor een apparaat ontwik-keld, dat is afgeleid van het grondverdichtingstoestelPROCTOR.De vorm (kubisch of eylindrisch) wordt op een waterdichteplaat geplaatst (tek. 14). Een eerste laag beton met eenvolume V, dat gelijk is aan ??n derde van het totaal volu-* Voor het eerste deel zie Cement 3 (1951) Nr 11-12, blz. 191-195.foto 13. apparaat voor bepaling van debuigsterkte van betonkubiCement 4 (1952) Nr 13-14224me, wordt in de vorm gebracht. Ben stalen stempel metmassa M wordt op de laag geplaatst. De stempel is voor-zien van een verticale steel, waarlangs een gewicht Mschuift, zodanig, dat M=2 V, waarbij V in 1. en M in kg.is gegeven. Het gewicht wordt bij de handvaten opgetildtek. 14toestel voor het aan-brengen en verdich-ten van betonmortel?n de vormentot aan de bovenste dwarsstang en men laat het dan vrijvallen over een hoogte van h=0.30 m. Deze bewerkingwordt n1 maal herhaald. Dan wordt de stempel opgelichten brengt men een tweede laag aan met hetzelfde volumeV en stampt deze op gelijke wijze in met n2 slagen. Nadatmen bovenop de vorm een bescherming heeft geplaatst,herhaalt men de bewerking voor de derde laag n3 slagen.Na verwijderen van de ring wordt de bovenkant afge-streken en met een troffel gladgemaakt.Onze eerste zorg bij het opstellen van dit voorschrift washet bereiken van een gelijkmatige verdichting over hethele volume, door het vaststellen van de aantallen slagenn1, n2, en n3 afzonderlijk voor iedere laag. Inderdaad kanmen waarnemen, indien men n slagen voor de eerste laaggebruikt, dat men dan 1,5 n slagen voor de tweede en2,5 n voor de derde laag nodig heeft voor het bereiken vaneen gelijke dichtheid.Het tweede probleem was het vinden van de basis n vanhet aantal slagen, dat nodig is voor de overeenstemmingmet een bepaalde wijze van fabricage. Hiervoor werdende volgende cijfers gevonden:1. porren in de vorm met 20 slagen per laag:n1=4, n2=6, n3=10.2. trillen van de vorm op een triltafel gedurende 30 sec.met 3.000 per minuut.n1=30, n2=45, n3=75.Men ziet, dat de spreiding bij het verdichten groot is. Voornormaal beton, dat niet getrild behoeft te wqrden, heb ikals gemiddelde waarden voorgesteld:n1=10, n2=15, n3=25.Tot dusver hebben wij kunnen vaststellen, dat deze me-thode een standaardafwijking geeft van 3 tot 5% tegen-over 15% op het werk.Na het maken van de kubus moeten we het bewaren be-schouwen. Hiertoe hebben wij enige proeven gedaan omeen inzicht te krijgen in de invloed van de omstandighedenvan het bewaren; wij hebben de volgende resultaten ge-kregen na 7 dagen, alles op ??n mengsel:Men ziet hieruit, dat niet alleen de vochtigheid invloedheeft, maar dat ook een verandering van de omstandig-heden een niet te verwaarlozen uitwerking heeft .Het is dusvan belang, dat het beton wordt bewaard onder nauw-keurig vastgestelde omstandigheden en bij zo hoog moge-lijke vochtigheid. Wij hebben besloten op het laborato-rium ruimten te gebruiken met 99% vochtigheid.3. De drukproefWij gaan nu over tot de proef zelf. De kubus wordt tussende platen van een pers geplaatst en tot breuk belast. WilCement 4 (1952) Nr 13-14de proef echter betekenis hebben, dan moet de belastingaltijd op dezelfde wijze worden herhaald. Nu zijn de vlak-ken van de kubi niet volkomen vlak en deze ongelijk-matigheid heeft een belangrijke invloed op de resultaten.ondanks het tussenplaatsen van karton. Het komt voordat cubi van bouwwerken komen waarvan de vlakkeneen kromming tot ??n mm vertonen. Het is practischonmogelijk, dat stalen vormen na lang gebruik nauwkeu-riger zijn dan ongeveer 3/10 mm; dit is echter reeds deorde van grootte van de vervorming bij breuk.Teneinde de invloed van de onregelmarigheid der vlakkente bestuderen hebben wij getracht deze te verbeteren doorde stukken af te slijpen Wij hebben toen kunnen vaststel-len, dat deze weinig economische bewerking geen groterenauwkeurigheid dan 3/10 mm kan geven. Daarna hebbenwij zeer zware vormen laten maken, tot op 1/1000 mmzuiver; wij vonden, dat de slijtage bij het gebruik en hetschoonmaken na enige tijd ook geen grotere nauwkeurig-heid dan de vorige methode toelaat. Tenslotte hebbenwij gedacht aan een snel hardende pleisterlaag. Na enigzoeken kwamen wij tot het volgende mengsel:zwavel : 62%zeer fijn zand : 36%koolstof (roet) : 2%Dit mengsel wordt reeds gebruikt in Engeland en in deVerenigde Staten. Het gesmolten mengsel wordt gegotenop een stalen plaat, die van een opstaande rand is voor-zien. De kubus wordt binnen die rand geplaatst en in deweke massa gedrukt, die onmiddellijk hard wordt. Menhoeft de kubus slechts te draaien om de andere zijde opgelijke wijze te behandelen.Men tracht zoveel mogelijk de beide vlakken evenwijdigte houden, doch voor persen met instelbare stempels isdat niet absoluut noodzakelijk. Hier kan men volstaanmet een tolerantie van de orde van een millimeter. Devolgende tabel geeft een vergelijking tussen de verschil-lende oppervlakken.Men ziet hieruit, dat de kubi met ruw oppervlak belang-rijke afwijkingen vertonen. Het tussen plaatsen van eenkarton geeft hierin een verbetering, maar de gemiddeldewaarde van de vastheid loopt erdoor achteruit. Het beton-met de opgebrachte pleisterlaag heeft zich het best ge-houden met slechts 4% afwijking. Door bovendien nauw-keurig op de snelheid van belastingvergroting te letten,zijn wij er in geslaagd de afwijkingen tot minder dan 2,5%te reduceren bij 12 proefstukken.Ben nader probleem, waarmee wij ons hebben bezigge-houden, is juist die snelheid van toeneming van de druk;hierop hebben wij systematische proeven uitgevoerd. Bijdeze proeven is gebleken, dat wanneer men als basisneemt een druktoeneming van 25 kg/cm2/sec, de vastheidbij 10 kg/cm2/sec 3% minder is en bij 40 kg/cm2/sec, 8%meer. De snelheid van druktoeneming kan dus even groteafwijkingen geven als de normale spreiding.4. Betekenis van de drukproefWanneer de drukproef met de meest mogelijke nauwkeu-righeid is uitgevoerd en dus de spreiding niet meer dan4% bedraagt, dan moet men nog nagaan, welke betrek-king er bestaat tussen de aldus gevonden druksterkte opeen bepaalde doorsnede en de werkelijke druksterkte, diede constructeur nodig heeft voor zijn berekeningen.Het eerste punt van onderzoek is de invloed van de af-metingen van de kubus geweest. Wij hebben hiertoe meerdan honderd proeven uitgevoerd op een beton, dat geengrover grind had dan 2 cm diameter. Neemt men de vast-225heid van een kubus met 10 cm ribbe als eenheid, dan krijgtmen voor een kubus van:5 cm : 0,95 20 cm : 1,0910 cm : 1,00 30 cm : 1,0015 cm : 1,08 40 cm : 0,80Deze cijfers vertonen een (kwadratische relatieve) stan-daardafwijking, die minder wordt met het groter wordenvan de kubus; zij varieert van 10% voor de kubus van5 cm tot 3% voor de kubus van 40 cm.Volgens de waarschijnlijkheidstheorie moet, rekeninghoudend met de invloed van fouten, de druksterkte maarevengoed de spreiding afnemen met toeneming van de af-metingen. Daarentegen zien wij hier, dat de vastheid eenmaximum vertoont bij afmetingen tussen 14 en 20 cm.Dit is waarschijnlijk te danken aan afwijkingen in de ma-ten, waarvan de relatieve waarde toeneemt naarmate deafmetingen zelf kleiner worden.Het tweede punt van onderzoek was de invloed van dekeuze der vlakken, waarop de druk wordt uitgeoefend.Wij hebben gevonden, dat wanneer men drukt op de zij-vlakken loodrecht op de lagen, men 13% minder druk-sterkte vindt dan bij drukken op onder- en bovenvlak. Inhet eerste geval is ook de spreiding groter. Beproevingloodrecht op de lagen geeft waarden, die ten naastenbijgelijk zijn aan het gemiddelde van de druksterkte van delagen, terwijl beproeving loodrecht op de lagen meer devastheid van de zwakste laag geeft.Het is interessant om te weten, of de druksterkte van be-tonkubi een juist beeld geeft van de druksterkte van hetin een grote massa gemaakte beton. Veronderstelt men,dat beide op dezelfde manier worden gemaakt en dat hetverdichten ook eender gebeurt, dan blijven er toch ver-schillen door de invloed van het oppervlak. Teneinde dezevraag te kunnen beantwoorden, hebben wij grote blokkenbeton vervaardigd en hieruit kubi met 15 cm ribbe ge-zaagd. De resultaten hebben wij vergeleken met die vankubi, welke in vormen van 15 cm waren gegoten. De invormen vervaardigde kubi gaven vastheden, die iets lagerwaren dan bij de uitgezaagde kubi. Het verschil bedraagttussen 2 en 10%, gemiddeld 4,5%. De vastheid van dekubus uit de vorm geeft dus een behoorlijk beeld van deware vastheid, maar wijkt iets af.Het is dus zeker, dat de druksterkte van een kubus niethelemaal overeenkomt met de druksterkte van het betonin het werk. Gebruikt men cylinders met toenemendehoogte en constante diameter dan neemt de druksterkteaf naarmate de hoogte toeneemt, totdat boven H/D=2 eenconstante waarde wordt bereikt.Men is er dan ook toe gekomen, de proef uit te voeren opcylinders met een hoogte precies gelijk aan H=2D. Wijhebben op het laboratorium een cylinder genomen met200 cm2doorsnede, d.w.z. 15,9 cm diameter, en 30 cmhoogte. De vlakken werden voor de breekproef gelijk ge-maakt met een pleisterlaag van zwavel en zand. Wij heb-ben echter vastgesteld, dat de verhoudingcylindersterkte/kubussterkteveranderde met de aard vanhet beton, zonder dat wij hier-voor een regel hebben kunnenvinden. Als gemiddelde vaneen honderdtal proeven heb-ben wij 0,75 gevonden meteen standaardafwijking van10%. Ongetwijfeld komt decylindersterkte dichter bij de,,ware vastheid" dan de ku-bussterkte. Ter nader onder-zoek hebben wij deze kwestiebestudeerd aan een proefstuk,waarvan de hoofdvorm eropberekend was, iedere opeen-hoping van spanningen te ver-mijden. (tek. 15). Het proef-stuk bestaat uit twee massievekoppen met een parabolischeverbindingslij n, waarbij in hetmidden een cylindrisch ge-tek. 15proefstaat met parabolischelijnen en cylindrisch midden-gedeelte226deelte ligt. Door middel van een model in aluminium metrekmeters langs de ontwikkelingslijn werd aangetoond, datde arbeid constant was op een hoogte gelijk aan twee maalde diameter en dat er geen sprake was van een opeenhopingvan spanningen in het overgangsgedeelte.Dergelijke proefstukken zijn in beton gemaakt en hebbenons geleerd, dat de druksterkte, die ongetwijfeld zeer dichtbij de ware druksterkte ligt, ongeveer 90% van de cylin-derdruksterkte bedraagt. Het aantal proeven is echter nogte gering om met grote zekerheid cijfers te kunnen geven.5. De elasticiteitsmodulus en de controle op het werkDe bepaling van de druksterkte toont nooit meer dan eender eigenschappen van het beton; men moet er niet te veeluit willen afleiden. De controle van de homogeniteit doorhet bepalen van de granulometrische samenstelling vanhet verse beton en de bepaling van de buigsterkte be-horen bij de regelmatige practische controle op het werk;men zou er de krimp en de neiging tot scheurvorming aantoe kunnen voegen. Een enkel proefstuk kan echter no siteen volledig beeld geven van het gehele beton en nadat hetgebroken is, moet men de proef herhalen op een anderproefstuk, dat nooit identiek kan zijn aan het eerste; despreiding veroorzaakt altijd enige onzekerheid bij de me-tingen. Sommige veranderingen in de structuur en som-mige physisch-chemische processen hebben in de eerstetijd een zo onduidelijke uitwerking, dat men ze niet kanvolgen aan een serie achtereenvolgens onderzochte proef-.stukken. Daarom hebben wij een niet-destructieve me-thode van waardebepaling van het beton willen uitweiksn.Het uitgangspunt voor deze methode ligt in het feit, datde elasticiteitsmodulus een zeker verband vertoont metde dichtheid van de structuur, dus met de vastheid. Wijhebben dus getracht de modulus van Young voor betonte bepalen langs niet-destructieve weg en evenals de Ame-rikanen en Engelsen hebben wij de methode door middelvan trillingen gekozen.Een prisma van beton wordt op een rubberkussen gelegden aan ??n uiteinde door een trillinggever aangestoten.Met behulp van een trillingsdetector aan het andere eindebepaalt men de frequentie, waarbij het prisma resoneert.Uit de resonantiefrequentie kan men, wanneer de lengtebekend is, de voortplantingssnelheid van het geluid be-rekenen en hieruit, dank zij het eenvoudig te bepalensoortelijk gewicht, met behulp van een eenvoudige for-mule de elasticiteitsmodulus vinden.Wij willen in de eerste plaats opmerken, dat de methodenauwkeurig is, want voor een bepaald beton is de stan-daardafwijking niet meer dan 4%, wanneer men een serieproefstukken uit een homogeen mengsel maakt. De ver-andering van de modulus hangt echter van de wijze vanbewaren af.In graf. 16 is te zien, dat - voor een beton met 6,5 % waterberekend op totale gewicht (W/C-faetor=0,475) - deelasticiteitsmodulus E bij bewaren in water regelmatigtoeneemt. Bij bewaren in droge lucht neemt de E eersttoe, vertoont dan een maximum en neemt vervolgensCement 4 (1952) Nr 13-14langzaam af. Deze afneming hangt klaarblijkelijk samenmet het verlies aan water door verdamping. Overigensgaat deze vermindering van de E niet gepaard met eenvermindering van de druksterkte; dit verschijnsel moetnog worden verklaard.Voor betonproefstukken op het laboratorium geldt devolgende formule:waarin:Rd=de druksterkte, bepaald op gecorrigeerde kubiE=de elasticiteitsmodulus (kg/cm2) enK=een getal, dat met de leeftijd verandert.Voor proeven hebben wij gevonden:na 7 dagen:K=17 800 kg/cm2, met een spreiding van 8,5% enna 100 dagen:K=18 450 kg/cm2, met een spreiding van 2,8%.Het schijnt dus moeilijk een nauwkeurige schatting vande vastheid te maken bij een korte verhardingstijd.Wij hebben eveneens getracht het verband te bepalenmet de treksterkte. De proef werd uitgevoerd na 100 dagenen als formule werd gebruikt:Gevonden werd:na 100 dagen onder water: K'=77 000 kg/cm2met eenspreiding van 2,2% enna 100 dagen in droge lucht: K'=80 000 kg/cm2met eenspreiding van 8,7%.De meting van de elasticiteitsmodulus geeft dus zeker eenmogelijkheid tot kwaliteitscontr?le. Stel dat we op eenserie proefstukken de E hebben bepaald en dat we doormiddel van een aantal proeven de daarmee overeenkomen-de vastheden hebben gevonden. De factoren K en K' zijndan voor iedere ouderdom vast te stellen. Het is zondermeer duidelijk, dat een analoge meting in het werk zelfhet probleem van de controle van het beton zeer zou ver-eenvoudigen.Met dit doel hebben wij een apparaat geconstrueerd, waar-mee de voortplantingssnelheid van een geluidsstoot langseen plat vlak kan worden bepaald. Op een bepaald puntvan dit oppervlak (b.v. het oppervlak van een balk) wektmen door middel van een automatisch hamertje regel-matige stoten op, Op bepaalde afstanden van het begin-punt plaatst men twee pick-ups, de ene op een afstandR1 en de andere op een afstand R1 + R2 (tek. 17). Met be-tek. 17schema van het ap-paraat voor metingvan de voortplan-tingssnelheid van eengeluidstoot in betonop het werkhulp van een versterkersysteem, dat in een afzonderlijkepublicatie zal worden beschreven, meet men de tijd, waar-in het golffront zich van de eerste naar de tweede pick-upbeweegt. Men kan de aflezing vergemakkelijken door deeerste pick-up A te plaatsen op het uiteinde van een me-talen staaf C, waarin de voortplantingssnelheid bekend is.Door het andere uiteinde ' van de staaf op het beton teverplaatsen kan men de signalen van beide pick-ups latensamenvallen op het scherm van een oscillograaf, welke alsmeetapparaat dient. Men vervangt aldus een tijdmetingdoor een lengtemeting en men verkrijgt de betonlengte,die equivalent is met de lengte van de metalen staaf. Deberekening van de elasticiteitsmodulus volgt dan zeergemakkelijk.Deze meetmethode is zeer nuttig gebleken. Het is mogelijkhiermee de modulus op 5% nauwkeurig te bepalen op eenbasis van ongeveer 50 cm en wij zijn bezig haar nog te ver-beteren. Deze methode maakt ook een onderzoek van hetoppervlak mogelijk, waardoor men plaatsen met geringeresterkte en met schadelijke scheuren kan bepalen. Menheeft kunnen vaststellen, dat de aanwezigheid van wape-ning geen grote invloed heeft op de voortplantingssnelheidindien de hoeveelheid ervan niet boven de 3% uitgaat.CONCLUSIEIn het tweede gedeelte van dit overzicht hebben wij getracht uiteente zetten, hoe nodig het Is de begilppen, die betrekking hebben opde kwaliteit van het beton, nauwkeurig vast te leggen. De gebruike-lijke bepalingen van de druksterkte, zoals ze In laboratoiia en opbouwweiken worden uitgevoerd, zijn nog zeer onvolmaakt. Aan deene kant Is dit te wijten aan de spreiding, aan de andere kant is pokde mechanische betekenis van deze meting niet geheel duidelijk.Door deze methode te perfectionneren en er de juiste physischewaarde van te bepalen, zal men de contr?le zeer vergemakkelijken.Door het uitvoeren van niet-destructleve metingen kan men zich over-tuigen van de gelijkmatigheid van het weik en van de overeenstem-ming met de proefmonsters. Maar wanneer we grotere zekerheidkunnen krijgen omtrent de kwaliteit van het materiaal, dan kunnenwe een deel van de onzekerheid, die de berekeningen van de con-structeur beheerst, wegnemen; m.a.w.: we kunnen de zekerheids-factor verminderen.We zullen dus economischer kunnen construeren gelijktijdig met hetgeven van grote'e garantie voor de ste vte. Dat Is tenslotte hetdoel van hen, die de techniek vooruit willen brengen en het Is derechtvaardiging van hun werk. v. d. L.Buitenlandse bronnenWEGVERHARDINGEN VAN VOORGESPANNEN BETONEen overzicht van voltooide wegverhardingen van voorgespannenbeton geeft W. P. Andrews, M.C., B.E., A.M.I.C.E. in Roads andRoad Construction van September 1951,Na er op te hebben gewezen, dat de toepassing van voorgespannenbeton bij bruggen, reservoirs en andere constructies In de beton-wereld reeds bekendheid heett verworven, stelt de schrijver vast,dat deze toepassing voor wegverhardingen nog minder algemeenbekend is.Als voornaamste voordelen van voorgespannen beton voor wegver-hardingen worden genoemd:1) besparing van wapeningsstaal;2) practisch geheel voorkomen van scheuren;3) grotere afstand van uitzetvoegen;4) groter draagvermogen van de betonplaten;5) betere geschiktheid op slechte ondergrond, welke niet kan wor-den verdicht of gestabiliseerd.De grotere draagkracht, de verminderde dikte en de grotere lengtevan de platen worden in het bijzonder als economische voordelenvermeld.Enkele foto's illustreren betonstartbanen, aangelegd door Fre yssi -net in 1945/46 bij de luchthaven Orly bij Parijs. Eveneens wordt deaanleg beschreven van een verharding van voorgespannen beton opde oprit naar een brug over de Marne te Esbly.De door Freyssinet toegepaste kabels werden in 1950 eveneens ge-bruikt door de Crawly Development Corporation (Chief EngineerMr. A 3. W. Mac Intosh) op een weg te Crawly. Deze voorge-spannen betonconstructle wordt met foto's toegelicht.SCHOONMAKEN EN OPNIEUW VULLEN VANVOEGEN IN CEMENTBETONWEGEN IN MINNESOTAIn ,,Roads and Streets" van Februari 1951 nr 2, beschrijft 3. Rob-bers, Assistant Maintenance Engineer, Minnesota State HighwayDepartment St. Paul, hoe ? 1950 in drie bestekken de voegen enscheuren in 100 mijl cementbetonwegen, breed ruim 6 m (20 feet),Cement 4 (1952) Nr 13-14werden schoongemaakt en opnieuw gevuld. Uit een vijftiental foto'sbij het artikel Is te zien, hoe dit herstel van voegen en scheurenmet snijmachines en voegvu?machines grootscheeps werd aangepakt.Het werk 'had zulk een succes, dat In 1951 een nog groter gelijk-soortig werk werd aanbesteed.Verschillende delegaties van naburige staten bezochten de herstel-werkzaamheden, welke de bijzondere aandacht van onderhoudsinge-nleurs trokken.In afwijking van vroegere methoden werd niet afgerekend per eenheidvan voegiengte, doch per gewicht van voegvuimaterlaal. Het resul-taat van deze ,,per pound"-wljze van afrekenen, overtrof de vroegere,,per-foot payement basis". De aannemers maken de voegen enscheuren niet nodeloos wijder of dieper, aangezien dat een kostbareprocedure is.Met een - door twee man bediende snijmachine werden langs- endwarsvoegen en scheuren geheel ontdaan van oud voegmaterlaal,vuil, enz., terwijl de kanten van de voegen ruw werden gemaakt.De langs-voegen werden bovendien als as-lijn ingericht door dezehet hieronderstaande dwarsprofiel te geven.Na vier passages van de snijmachine ontstond het gewenste as-lijnprofiel, dat, gevuld met voegvuimaterlaal, als een uitstekende ver-keergeleldende lijn dienst doet.Ook het ruw maken van de dwarsvoegen en de scheuren, om deaanhechting met het voegvuimaterlaal te bevorderen, geschieddemachinaal. De aldus bewerkte voegen werden voorts met roterendeborstels en gecomprimeerde lucht schoongeborsteld en geblazen.De voegvulling bestond uit een rubber-asfaltmengsel. Ook het vullenvan de voegen geschiedde met behulp van een kleine ketel opwielen met een ingebouwd warmte-element en een uitvloei-appa-aatHet verkeer werd met zorg van de pas gevulde voegen verwijderdgehouden door over de halve wegbreedte te werken en het werkmet rode vlaggen en rubber-verkeergeleiders af te zetten.Niettegenstaande voor elk onderdeel van het werk machines werdengebruikt, had de aannemer, Otto B. Ashbach & Sons, Inc. van St.Paul, 20 man per ploeg ?n dienst.Het artikel en de illustraties laten zien, hoeveel zorg door het Minne-sota State Highway Department aan het onderhoud van de voegen inbetonwegen wordt besteed. Nederlandse beheerders van dergelijkewegen kunnen daaruit lering trekken. Ir. F. KANSTEIN(vervolg op blz. 231)227
Reacties