62?CEMENT?5 2025
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 28e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit
de praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit: Rick
van Middelkoop (Witteveen+
Bos), Willem van Heeswijk
(Heijmans), Dennis Heijl
(Heijmans), Friso Janssen (Gold-
beck Nederland), Harm Boel
(ABT), Matthijs de Hertog
(Nobleo), Jorrit van Ingen (WSP)
en Jacques Linssen (redactie
Cement).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Het wordt vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid,
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen.
Met de huidige software kan de
constructeur nauwkeuriger rekenen dan
ooit en kunnen gebouwen minutieus worden
gemodelleerd. Op papier is alles exact en
recht en zijn er geen passingsproblemen.
De praktijk, waar in weer en wind
constructies tot leven worden gebracht,
is weerbarstiger. Hier is een zelfde
accuratesse niet mogelijk met (kleine)
afwijkingen tot gevolg, zoals scheefstanden.
In NEN-EN 13670 zijn de voor de uitvoering
toegelaten maatafwijkingen beschreven.
Constructies zijn op deze toegelaten
afwijkingen voorbereid, door het correct
toepassen van de rekenregels in
NEN-EN 1992-1-1, paragraaf 5.2.
GEOMETRISCHE
IMPERFECTIES
Case
In de bouwfase van bouwconstructies kunnen kleine afwijkingen ontstaan in de geometrie. Deze zogenoemmde 'imperfecties' leiden tot aanvullende
krachtswerking in constructie-elementen. Deze case past de rekenregels toe op een gebouw van zes bouwlagen met afwijkende stabiliteitsvoorzieningen.
De nadruk ligt hierbij op het effect op de vloerschijven; het is dus geen totale stabiliteitsbeschouwing.
CEMENT 5 2025 ?63
rekenen in de praktijk (28)
Deze case richt zich op het toepassen van geome-
trische imperfecties op gebouwen. Deze moeten in
de ULS-berekeningen worden meegenomen, omdat
mogelijke afwijkingen in de geometrie een ongunstig
effect kunnen hebben voor het aangrijppunt van de
(verticale) belasting en de grootte van tweede-orde-
effecten. De norm kent hierbij voorschriften voor
afzonderlijke onderdelen (bijvoorbeeld wanden en
kolommen), de lokale imperfecties, en voor het hele
gebouw (stabiliteit), de globale imperfecties.
Globale imperfecties kunnen op twee manieren
in rekening worden gebracht, namelijk door het
beschouwde model een scheefstand te geven of door,
vanuit de scheefstand, een horizontale component af
te leiden voor de neerwaartse belastingen, veroorzaakt
door de blijvende en opgelegde belastingen.
Lokale imperfecties moeten worden beschouwd bij het
beoordelen van elementen zoals geschoorde kolom-
men of verbindingen tussen verticale elementen en
UITGANGS-
PUNTEN
gevolgklasse
CC2
gebouwafmetingen
32,4 m x 10,0 m x 18,0 m
(b x d x h)
stramienafstand
5,4 m
eindwanden
betonwand dik
200 mm met zes palen
tussenwanden
betonwand dik
250 mm op kolommen
met elk vier palen
kolommen
400 x 400 mm
2
funderingspalen
k = 150.000 kN/m
elasticiteitmodulus
beton
E = 15.000 N/mm
2
foto 1 Studentenwoningen Eindhoven
64?CEMENT?5 2025
10,0
3
,
0
3
,
0
3,0
3
,
0
3
,
0
3
,
0
5,4
5,4
5,4
5,4
5,4
5,4
stabiliteitswand
tot begane grond
stabiliteitswand
tot begane grond
stabiliteitswand
tot 1e verdieping
pendelkolommen
Door de pendelkolommen op de begane grond kunnen
de horizontale belastingen op de stabiliteitswanden
op de middenassen niet tot de begane grond worden
doorgezet en zullen deze door de vloeren worden
getransporteerd naar de eindwanden. Hiervoor wordt
het buigend moment in de tussenwand ontbonden in
twee verticale belastingen in de twee kolommen.
N.B.: De case beperkt zich tot het beschouwen van de
geometrische imperfecties in de richting evenwijdig
aan de dragende wanden. Krachtswerking ten gevolge
van windbelastingen moeten in werkelijkheid worden
toegevoegd, maar is in de uitwerking niet opgenomen
omdat de case nadrukkelijk over imperfecties gaat. In
de regel nemen imperfecties maar een klein percen-
tage in van de totale stabiliteitskrachten.
Gewichtsberekening en verticale
belastingen
Omdat in een volledige beschouwing, waarin wind
wordt meegenomen, de stabiliteitskrachten in de
vloeren door wind dominant zijn, moet de wind als
dominante belasting worden beschouwd in belasting-
combinatie 6.10b, waardoor de opgelegde belasting in
de scheefstandsbelasting met de combinatiewaarde
moet worden bepaald. De gewichtsberekening is
getoond in tabel 1 en 2.
de vloerschijven. De horizontale componenten van de
diverse belastingsgevallen kunnen bij de bepaling van
de inwendige krachten aan de betreffende belastings-
gevallen worden toegevoegd.
In deze case wordt een bouwwerk (CC2) beschouwd
met zes stramienen van 5,4 m en zes bouwlagen met
een verdiepingshoogte van 3,0 m (fig. 2). De eindwan-
den (d = 200 mm) zijn de stabiliteitswanden op de
begane grond, de tussenliggende wanden (d = 250 mm)
hebben pendelkolommen (400 × 400 mm
2
) op de
begane grond.
fig. 2 Geometrische weergave van het bouwwerk
Tabel 1?Gelijkmatig verdeelde belastingen per onderdeel
Onderdeel G
k
[kN/m²] Q
k
[kN/m²] ?
0
P
Ed
[kN/m²]
Dakvloer 8,0 2,0 0,0 9,6
Verdiepingsvloeren 8,5 2,95 0,4 12,0
Eindwanden 7,0 0,0 - 8,4
Tussenwanden 6,25 0,0 - 7,5
Voor- en achtergevel 2,8 0,0 - 3,4
Tabel 2?Belasting op vloeren
Dakvloer P
Ed
[kN/m²] correctie d [m] h [m] q
Ed
[kN/m¹]
Dakvloer 9,60 1,0 10,0 96,0
Totaal 96,0
Verdiepingsvloer P
Ed
[kN/m²] correctie d [m] h [m] q
Ed
[kN/m¹]
Verdiepingsvloer 12,00 1,0 10,0 120,0
Betonwand 6,25 0,185 10,0 3,0 34,7
Voorgevel 2,80 1,0 3,0 8,4
Achtergevel 2,80 1,0 3,0 8,4
Totaal 171,5
CEMENT 5 2025 ?65
rekenen in de praktijk (28)
dak
5eV
4eV
3eV
2eV
1eV
qEd = 171,5 kN/m
1
qEd = 171,5 kN/m
1
qEd = 171,5 kN/m
1
qEd = 171,5 kN/m
1
qEd = 171,5 kN/m
1
qEd = 96,0 kN/m
1
1
u1
kolom 400x400mm
L=3000mm
4 palen per poer
k=150.000 kN/m per paal
2
u
4
5x 2,0m
M1
6 palen
k=150.000 kN/m per paal
u
3
u
2
M2
10,0m
dak
5eV
4eV
3eV
2eV
1eV
qEd = 953,5 kN/m
1
qEd = 782,0 kN/m
1
qEd = 610,5 kN/m
1
qEd = 267,5 kN/m
1
qEd = 96,0 kN/m
1
qEd = 267,5 kN/m
1
qEd = 0,0 kN/m
1
qEd = 96,0 kN/m
1
qEd = 782,0 kN/m
1
qEd = 610,5 kN/m
1
qEd = 430,0 kN/m
1
qEd = 430,0 kN/m
1
N.B.: De belastingen zijn uitgewerkt als strekkende
meter belasting per gebouwbreedte. Hierdoor is als
correctiewaarde voor de betonwand meegenomen:
1 / 5,4 = 0,185. In figuur 3 en 4 zijn de gebouwaanzich-
ten te zien met respectievelijke de belasting per vloer
en de cumulatieve belastingen, per m
1
gebouwbreedte.
Als de uitwerking inclusief wind zou worden uitgewerkt,
kan ervoor worden gekozen de blijvende en opgelegde
belastingen als karakteristieke belastingen in te voeren
en er daarna belastingcombinaties mee te maken.
Stijfheid ondersteuningen
De stijfheid van de ondersteuning is relevant voor de
krachtswerking in de vloeren en daarom specifiek
uitgewerkt. Zie hiervoor ook figuur 5.
fig. 4 Verticale
cumulatieve belastingen
fig. 3 Verticale
belastingen per vloer
fig. 5 Rotatiestijfheden fundering
66?CEMENT?5 2025
Rotatiestijfheid middenassen?De rotatiestijfheid wordt
bepaald door de translatieveren van de palen en de
kolom reciproke op te tellen en daarna om te zetten
naar een rotatieveer.
Stijfheid kolom: k
kolom
= E A
kolom
/ L
kolom
= 15.000 · 400 · 400 / 3000 = 800.000 kN/m
Stijfheid palen: k
palen
= 4 · 150.000 = 600.000 kN/m
Gecombineerde stijfheid: k
t
= 1 / (1/k
kolom
+ 1/k
palen
)
= 1 / (1/800.000 + 1/600.000) = 342.857 kN/m
u
1
= M
1
/ (k
t
/ L
1
) = M
1
/ (342.857 · 10,0) = 2,917 · 10
-7
M
1
?
1
= u
1
/ 0,5 L = 2,917 · 10
-7
M
1
/ (0,5 · 10,0) = 5,833 · 10
-8
M
1
k
t,1
= M
1
/ ?
1
= M
1
/ 5,833 · 10
-8
M
1
) = 1,71 · 10
7
kNm/rad
Rotatiestijfheid eindgevels?De rotatiestijfheid wordt
bepaald door de translatieveren van de palen om te
zetten naar een rotatieveer.
Stijfheid palen: k
palen
= 150.000 kN/m per paal
F
2
= k
paal
u
2
= 150.000 u
2
F
3
= k
paal
u
3
= k
paal
· 3/5 u
2
= 150.000 · 3/5 · u
2
= 90.000 u
2
F
4
= k
paal
u
4
= k
paal
· 1/5 u
2
= 150.000 · 1/5 · u
2
= 30.000 u
2
M
2
= 2 · (F
2
· 5,0 + F
3
· 3,0 + F
4
· 1,0)
= 2 · (150.000 u
2
· 5,0 + 90.000 u
2
· 3,0 + 30.000 u
2
· 1,0)
= 2,100 · 10
6
u
2
u
2
= 4,762 · 10
-7
M
2
?
2
= u
2
/ 0,5 L = 4,762 · 10
-7
M
2
/ (0,5 · 10,0) = 9,523 · 10
-8
M
2
k
t,2
= M
2
/ ?
2
= M
2
/ 9,523 · 10
-8
M
2
= 1,05 · 10
7
kNm/rad
Geometrische imperfecties volgens de
norm
De voorschriften voor geometrische imperfecties zijn
opgenomen in NEN-EN 1992-1-1. Hier geldt paragraaf
5.2(8), waarin onderscheid wordt gemaakt tussen
imperfecties voor afzonderlijke elementen (lokale
imperfecties) of voor schorende constructies (globale
imperfecties) (fig. 6).
Globale imperfecties?Bij de globale imperfecties wordt
de scheefstand van het hele gebouw bepaald. Hier
moet rekening worden gehouden met de totale bouw-
werkhoogte en alle elementen die (kunnen) bijdragen
aan de scheefstand.
Onderdelen die bijdragen aan scheefstand:
? Kolommen begane grond: 10
? Tussenwanden: 5 × 5 = 25
? Eindwanden: 2 x 6 = 12
m = 25 + 10 + 12 = 47
h = 18,0 m
?
0
= 1/300
?
h
= 2 / L
0,5
; 2/3 ? ?
h
? 1??? = 2 / 18,0
0,5
= 0,47? ?
h
= 2/3
?
m
= [0,5 (1 + 1/m)]
0,5
= [0,5 (1 + 1/47)]
0,5
= 0,715
?
i
= ?
0
?
h
?
m
= 1/300 · 2/3 · 0,715 = 0,00159
H
dak
= ? (N
b
? N
a
) = 0,00159 · (96,0 ? 0,0) = 0,153 kN/m
1
H
verdiepingsvloeren
= ? (N
b
? N
a
) = 0,00159 · (267,5 ? 96,0) =
0,273 kN/m
1
Lokale imperfecties?Bij de lokale imperfecties wordt
gekeken naar afzonderlijke elementen. Hier moet
daarom rekening worden gehouden met alle elemen-
ten die aansluiten op de vloerschijf en de feitelijke
lengte van het element. Beschouwingen per vloer zijn
relevant voor de interne krachtswerking en de koppe-
ling van de vloerschijven aan de schorende construc-
ties, strikt genomen niet voor het beoordelen van de
schorende constructie zelf.
Dakvloer
Onderdelen die bijdragen aan scheefstand:
Betonwanden op 5e verdieping (5×)
m = 5
h = 3,0m
?
0
= 1/300
?
h
= 2 / L
0,5
; 2/3 ? ?
h
? 1???? = 2 / 3,0
0,5
= 1,15 ?
h
= 1,0
?
m
= [0,5 (1 + 1/m)]
0,5
= [0,5 (1 + 1/5)]
0,5
= 0,774
?
i
= ?
0
?
h
?
m
= 1/300 · 1,0 · 0,774 = 0,00258
H
dak
= ? N
a
= 0,00258 · 96,0 = 0,248 kN/m
1
Scheefstand op 2e t/m 5e verdiepingsvloer
Onderdelen die bijdragen aan scheefstand:
Betonwanden boven en onder de verdiepingsvloer (10×)
m = 10
h = 3,0m
?
0
= 1/300
?
h
= 2 / L
0,5
; 2/3 ? ?
h
? 1 = 2 / 3,0
0,5
= 1,15 ?
h
= 1,0
?
m
= [0,5 (1 + 1/m)]
0,5
= [0,5 (1 + 1/10)]
0,5
= 0,742
?
i
= ?
0
?
h
?
m
= 1/300 · 1,0 · 0,742 = 0,00247
fig. 6 Fragment uit NEN-EN 1992-1-1, par 5.2
CEMENT 5 2025 ?67
rekenen in de praktijk (28)
H
5e,verdiepingsvloer
= ? (N
b
+N
a
) / 2 = 0,00247 · (96,0 + 267,5) / 2
= 0,449 kN/m
1
H
4e,verdiepingsvloer
= ? (N
b
+N
a
) / 2 = 0,00247 · (267,5 + 439,0) / 2
= 0,873 kN/m
1
H
3e,verdiepingsvloer
= ? (N
b
+N
a
) / 2 = 0,00247 · (439,0 + 610,5) / 2
= 1,297 kN/m
1
H
2e,verdiepingsvloer
= ? (N
b
+N
a
) / 2 = 0,00247 · (610,5 + 782,0) / 2
= 1,721 kN/m
1
Scheefstand op 1e verdiepingsvloer
Onderdelen die bijdragen aan scheefstand:
? Betonwanden boven de 1e verdiepingsvloer (5×)
? Kolommen onder de 1e verdiepingsvloer: (10×)
m = 5 + 10 = 15
h = 3,0m
?
0
= 1/300
?
h
= 2 / L
0,5
; 2/3 ? ?
h
? 1 = 2 / 3,00,5 = 1,15 ?
h
= 1,0
?
m
= [0,5 (1 + 1/m)]
0,5
= [0,5 (1 + 1/15)]
0,5
= 0,730
?
i
= ?
0
?
h
?
m
= 1/300 · 1,0 · 0,730 = 0,00243
H
1e,verdiepingsvloer
= ? (N
b
+N
a
) / 2 = 0,00243 · (782,0 + 953,5) / 2
= 2,112 kN/m
1
Mechanicamodel
Met een rekenprogramma is het gebouw in het platte
vlak gemodelleerd, waarin de belasting door globale
imperfecties (1×) en door lokale imperfecties (6×) zijn
ingevoerd. In figuur 7a en 7b zijn ter voorbeeld de
scheefstandsbelastingen op het totale gebouw en de
belasting op alleen de 3e verdiepingsvloer als afzon-
derlijk element getoond.
Krachtswerking in vloeren
Met het rekenprogramma zijn de krachten in de
vloeren bepaald voor de verschillende situaties. De
buigende momenten (ULS in kNm) in de vloerschijven
zijn getoond in figuur 8a t/m 8g.
Samenvatting buigende momenten in
vloeren
De maximale (absolute) buigende elementen per vloer
(ULS in kNm) zijn weergegeven in tabel 3. Hierin blijkt
dat bij de 1e en 2e verdieping de hoogste resultaten
worden gevonden door lokale imperfecties, terwijl dit
bij de 3e verdieping tot en met dak juist door globale
imperfecties het geval is. Om de totale krachtswerking
in de vloer te vinden ten gevolge van stabiliteitskrach-
ten, moeten de waarden worden gesuperponeerd met
resultaten door windbelastingen.
Conclusie
Om de maatgevende krachtswerking in de vloeren
te vinden, waarmee de trekbanden kunnen worden
gedimensioneerd, is het noodzakelijk om zowel naar de
geometrische imperfecties van het gehele gebouw,
fig. 7a Scheefstandsbelasting totale gebouw fig. 7b Scheefstandsbelasting 3e verdiepingsvloer
Tabel 3?Overzicht buigende momenten
Onderdeel 1e verdieping2e verdieping3e verdieping4e verdieping5e verdieping dak
Totale gebouw (globale imperfecties) 110 81 49 16 15 42
1e verdieping (lokale imperfecties) 156
2e verdieping (lokale imperfecties) 92
3e verdieping (lokale imperfecties) 41
4e verdieping (lokale imperfecties) 9
5e verdieping (lokale imperfecties) 5
Dak (lokale imperfecties) 7
68?CEMENT?5 2025
als naar afzonderlijke elementen te kijken.
Vaak wordt bij de stabiliteitsberekening alleen naar
het totale gebouw gekeken, omdat men dan minder
geïnteresseerd is in de krachtswerking in de vloeren,
maar juist vooral in de krachtswerking op de schorende
elementen of de fundering. Echter bij gebouwen
waarin het samenspel tussen wanden en vloeren
vraagt om forse belastingtransport door de vloeren,
kunnen lokale imperfecties de maatgevende situatie
worden voor de betreffende vloer. Dit effect mag niet
worden onderschat.
fig. 8a Totale gebouw (globale imperfecties)
fig. 8b 1e verdieping (lokale imperfecties)
fig. 8d 3e verdieping (lokale imperfecties)
fig. 8f 5e verdieping (lokale imperfecties)
fig. 8c 2e verdieping (lokale imperfecties)
fig. 8e 4e verdieping (lokale imperfecties)
fig. 8g Dak (lokale imperfecties)
Deze case richt zich op het toepassen van geometrische imperfecties op gebouwen. Deze moeten in de ULS-berekeningen worden meegenomen, omdat mogelijke afwijkingen in de geometrie een ongunstig effect kunnen hebben voor het aangrijppunt van de (verticale) belasting en de grootte van tweede-orde-effecten. De norm kent hierbij voorschriften voor afzonderlijke onderdelen (bijvoorbeeld wanden en kolommen), de lokale imperfecties, en voor het hele gebouw (stabiliteit), de globale imperfecties.
Globale imperfecties kunnen op twee manieren in rekening worden gebracht, namelijk door het beschouwde model een scheefstand te geven of door, vanuit de scheefstand, een horizontale component af te leiden voor de neerwaartse belastingen, veroorzaakt door de blijvende en opgelegde belastingen.
Lokale imperfecties moeten worden beschouwd bij het beoordelen van elementen zoals geschoorde kolommen of verbindingen tussen verticale elementen en de vloerschijven. De horizontale componenten van de diverse belastingsgevallen kunnen bij de bepaling van de inwendige krachten aan de betreffende belastingsgevallen worden toegevoegd.
In deze case wordt een bouwwerk (CC2) beschouwd met zes stramienen van 5,4 m en zes bouwlagen met een verdiepingshoogte van 3,0 m (fig. 2). De eindwanden (d = 200 mm) zijn de stabiliteitswanden op de begane grond, de tussenliggende wanden (d = 250mm) hebben pendelkolommen (400 x 400 mm2) op de begane grond.
Reacties