7EJAARGANG5-6JUNI1955CEMENTtijdschrift gewijd aancement en betonalgemeen-redacteur:ing. G. J. Hamer(verantwoordelijk voor de inhoud)redactie-secretaris :H. M. Mosredactie-adres:Herengracht 507, Amsterdam-C,telefoonnummer: 38531administratie-adres:Nw. Achtergracht 102-104, A'dam-C,tel. 56968, Postgiro 525812 t.n.v. N.V.Uitg. Mij ,,Met Couragie", A'damabonnementsprijzen :1. Nederland,. Indonesi?,Overzeese Gebiedsdelen,Belgi? en Luxemburg 9,-- p. j.2. Studie-abonnementen voorT.H.-studenten, M.T.S.-ersen militairen 5,-- p. j.3. Buitenland f 12,-- p. j./. InleidingHet belangrijkste bij de keuring van cementis de bepaling van de sterkten van mortels.Voor de oorlog werd hiertoe algemeengebruik gemaakt van de in het normbladN 495 beschreven methode met een aarde-vochtige mortel.Vooral na de oorlog is deze werkwijzeechter in binnen- en buitenland hoe langerhoe meer verlaten en vervangen door dezogenaamde plastische-mortelmethode.Deze methode en haar merites zijn eerderuitvoerig beschreven door ir A. J. P.van der Burgh (I).Van beide beproevingswijzen mogen nogeens de voornaamste verschillen wordengememoreerd. In Tabel I zijn deze schema-tisch weergegeven.De nieuwe beproevingsmethode heeftenkele zeer uitgesproken voordelen bovende normmethode:1. de aansluiting aan de practijk van debetonwegenbouw is veel groter, omdateen overeenkomstige watercementfactorwordt gebruikt, en vooral omdat demortel te beschouwen ?s als een mikro-beton, door de goede gradering van hetzand en de aanwezigheid van een fractiezeer grofkorrelig zand (zie Tabel IIIen foto , ...);2. de beproevingen zijn betrouwbaarderals gevolg van de geringere schomme-lingen in de resultaten;3. de nieuwe methode is veel minderbewerkelijk; er is ten opzichte van denormmethode een tijdsbesparing vanongeveer 75%.II. De bestaande keuringseisenIn 1946 werd op het Rijkswegenbouw-laboratorium begonnen met de ontwikke-ling van een keuringsmethode, gebaseerd opde plastische mortel. Na het eerste experi-mentele stadium werden in de ?aren 1949-1951 de meeste cementmonsters gekeurdvolgens beide methoden, teneinde incorrelatie met de eisen volgens N 481-484nieuwe eisen te kunnen vaststellen. Vanaf1952 werd de nieuwe methode als nor-male contr?lebeproeving ingevoerd voorde meeste cementen, die voor werken vande Rijkswaterstaat werden gebruikt.Sinds Januari 1955 worden nu alle binnen-komende monsters cement gekeurd volgensde plastische-mortelmethode, tenzij degebruiker de normmethode uitdrukkelijkverlangt.In de uitgave 1953 van de'Eisen door de Rijks-waterstaat gesteld aan bouwstoffen voor dewegenbouw' zijn de ?n tabel II weergegeveneisen opgenomen (art. 4, ? I, pag. 17 en 18).Tabel II. De huidige eisen van de Rijkswaterstaat voor keuring van cementoverneming van artikelen en illu-straties na schriftelijke toestemminguitgave ENCI-CEMIJ n.v.tabel II klasse A klasseverhardingsduurin etmalenbuigtreksterktein kg/cm2min.druksterktein kg/cm2min.buigtrek-sterktein kg/cm2min.druksterktein kg/cm2min.1 + 21 + 61 + 27304050125225325354555175275400Cement 7 (1955) Nr 5-6 95tabel 1 normmethode N 495 plastische-mortelmethodezandsoort nagenoeg ??nkorrelignormaalzandsterk gegradeerd zandwatercement-factor 0,32 0,44verse mortel aardevochtig plastischproefstukken 30 acht-vormen(kleinste doorsnede 5 cm2)15 kubi (ribbe 7,07 cm)9 prisma's(I6x4x4cm)mengapparaat mortelmolen deegmengerverdichtingswijze hamermachine van B?hme licht stampen methandstampervolumegewicht 2,27 g/cm32,35 g/cm3sterkten trek- en druksterkte buigtrek- en druksterkteEisen voor cementkeuringvolgens de plastische-mortelmethodedoor ir C. van de Fliert, technoloog RijkswegenbouwlaboratoriumTabel I. Verschillen tussen de normmethode (N 495) ende plastische-mortelmethodefoto I. zaagsnede van mortelblokjes (7 ? 7 cm2)In de 'Eisen 1953' is tevens een nauwkeurige beschrijving gegevenvan de voor de bepaling van de buigtrek- en druksterktevolgens de plastische-mortelmethode te volgen werkwijze(pag. 38 en 39). Dit voorschrift luidt als volgt.De proefstukken, die de vorm hebben van prisma's, die 16 cmlang, 4 cm hoog en 4 cm breed zijn, worden vervaardigd in stalenvormen en bestaan uit een mengsel van cement en normzand.Het normzand is samengesteld uit gelijke gewichtshoeveel-heden van 3 zanden, die bij iedere mortelbereiding moetenworden gemengd. Deze zanden moeten, wat betreft de korrel-grootte, aan de volgende eisen voldoen:Tabel 111. de samenstelling van het zand voor deplastische morteltabel III korrelafmetingenin mmzeefgrenzenzand 1 5,6 -- 2,8 op zeef 5,6 : 0-5%op zeef 2,8 :95-100%zand 2 2,8 -- 1,4 op zeef 2,8 :0-5%op zeef 1,4 :95-100%zand 3 0,3 -- 0,075 op zeef 0,3 : 0-10%op zeef 0,15 :90-95%op zeef 0,075 :99-100%De mortel wordt samengesteld uit gelijke gewichtsdelen cement,zand I, zand 2 en zand 3. De hoeveelheid toe te voegen waterbedraagt 11% van het totale gewicht van de droge materialen.Bij de bereiding van de mortel worden de droge materialen ge-durende I minuut voorgemengd, daarna wordt het water toe-gevoegd en het geheel nog 3 minuten gemengd. Het mengen ge-schiedt uit de hand door middel van een menglepel (sinds 1954geschiedt het mengen machinaal in een speciale mengmachine,een zgn. deegmenger, waarvan de mengbak een inhoud heeft van10 liter; zie foto 2).De stalen vormen worden in twee lagen gevuld. Voor iedere laagwordt 310 gram mortel afgewogen en deze wordt zo gelijkmatigmogelijk in de vorm verdeeld. De lagen worden afzonderlijk lichtgestampt en wel met 25 slagen per laag. Voor het stampen wordtgebruik gemaakt van een brede houten stamper, gewicht ca 700 g,die van onderen 15 cm breed en 2 cm dik is en waarvan hetonderste gedeelte met een koperen plaat is bekleed.Na het stampen wordt het bovenvlak van het proefstuk onmiddel-lijk met een stalen lineaal vlak afgestreken. De verdere behande-ling van de proefstukken komt geheel overeen met die volgens denormmethode, zoals die is aangegeven in N 495.De bepaling van de buigtreksterkte geschiedt in drievoud doormiddel van het trektoestel van Michaelis, dat in dit geval voor-zien moet zijn van een inrichting voor het buigen van prisma's,die zodanig is, dat de opleggingsafstand 10 cm bedraagt en de drukaan de bovenzijde van het proefstuk juist in het midden tussen deopleggingspunten aangrijpt. Het gewicht van de hagelkorrels, diegedurende de beproeving per seconde uitlopen, moet 100 g be-dragen.Het gewicht van de bak en de daarin bij breuk van het proefstukaanwezige hagelkorrels vermenigvuldigd met 11,7 geeft de buig-treksterkte in kg/cm2.De druksterkte wordt bepaald in zesvoud. Daartoe wordt ge-bruik gemaakt van de breukstukken, verkregen bij de beproevingop buigtreksterkte. De grootte van het drukvlak bedraagt4x6,25 cm2, dit is 25 cm2. De druk tijdens de beproeving moettoenemen met 20 kg/cm?/sec.Bovenstaande eisen zijn, zoals later zal blijken, aan de lage kant,Cement 7 (1955) Nr 5-6vooral wat betreft de buigtreksterkten. De keuze van een wat laagniveau was bij de voorlopige vaststelling in 1952 ook zeer juist,omdat men eisen, gebaseerd op een nieuwe beproevingsmethode,alleen dan definitief mag stellen, wanneer een jarenlange ervaringzulks rechtvaardigt, en niet behoeft te worden gevreesd vooronrechtmatige afkeuringen. Zo mag ook normalisatie pas ge-schieden, wanneer een keuringsmethode en haar resultaten nietmeer discussiabel zijn.Dit is ook de reden, waarom in de 'Eisen 1953' (pag. 18) nog isopgenomen de clausule: 'Ingeval van afkeuring van het cementkan op verzoek van de betrokkene een herkeuring plaats vindenvolgens de normmethode'.Nu echter sindsdien weer drie jaren zijn verlopen, waarin totaal300 monsters cement werden gekeurd met plastische mortel,ligt het voor de hand, de bestaande eisen te toetsen aan de be-proevingsresultaten van deze jaren en te bezien in hoeverrecorrectie gewenst is.III. Verband tussen buigtreksterkte en druksterkteIn het 'Bulletin Nr 16' van de 'Union of testing and researchlaboratories for materials and structures' (2) geeft T. Akazawade volgende formule voor het verband tussen de buigtreksterkteKb en de druksterkte Kd voor mortelprisma's van 15?4?4 cm3Kb = Kd0.71.Aan de hand van de keuringsresultaten, van de 300 monsterscement volgens de plastische mortel-methode in de jaren 1952-1954, is nu nagegaan, of en binnen welke grenzen deze formulebruikbaar is. Daarbij is dan uitgegaan van de formule:Kb = Kdxlog Kbof x = -----log KdVan de 300 monsters cement waren er 80 van klasse A, 200 vanklasse B en 20 van klasse C. Ten aanzien van de correlatie tussende buigtrek- en druksterkte volgens bovenstaande formulebleek, dat wel een scherp onderscheid gemaakt diende te wordentussen de sterkten van mortels na een verschillende verhardings-duur en bereid met cementen van verschillende klasse. In ditopzicht bleek verder weinig verschil in gedrag te bestaan tussenhoogoven- en portlandcementen.Om te komen tot een duidelijk overzicht, werden telkens degevonden buigtreksterkten ondergebracht in groepen van 5 een-heden, dus bijv. 28-32 kg/cm2, 33-37 kg/cm2, enz., en wel afzonder-lijk voor de sterkten van mortels bereid met cementen van ver-schillende klasse en na een verschillende verhardingsduur. Van deovereenkomstige druksterkten werden dan de gemiddelden be-rekend; deze gemiddelden werden afgerond op 25 eenheden, dievan de buigtreksterkten op 5 eenheden.Uit de overeenkomstige gemiddelden werd ? berekend als deverhouding tussen de logarithmen van de beide sterkten. Hetresultaat hiervan is Tabel IV.foto 2. mengapparaat96Tabel IV. Overzicht van de met elkaar corresponderende waarden voor de buigtreksterkte voor, de druksterkte Kd de druksterkte kb en x3waaring: x=log Kb mortels met cement van verschillende klasse en met verschillende verhardingsduurlog Kdklasse A klasse B klasse C Klasse C (na 1 dag)verhardingstijd?n etmalenKbkg/cm2Kdkg/cm2X Kbkg/cm2Kdkg/cm2X kbkg/cm2Kdkg/cm2X Kbkg/cm2Kdkg/cm2X1+2 3035404550551251501752002252500,7050,7100,7140,7180,7220,7264045505560651752002252502753000,7140,7180,7220,7260,7290,73260657075803754004254504750,6910,6970,7020,7070,71135404550551501752002252500,7100,7140,7180,7220,7261 +6 455055606570752252502753003253503750,7030,7080,7130,7180,7220,7250,728505560657075803003253503754004254500,6860,6930,6990,7040,7090,7130,7176570758085905005255505756006250,6720,6780,6840,6890,6940,6991 + 27 606570758085904004254504755005255500,6830,6900,6960,7010,7050,7090,713657075808590955005255505756006256500,6720,6780,6840,6890,6940,6990,7037075808590956006256506757007250,6640,6710,6770,6820,6870,692Allereerst zien we, dat telkens een toeneming van rond 5 een-heden in de buigtreksterkte correspondeert met een toenemingvan rond 25 eenheden in de druksterkte. Vanzelfsprekend magniet worden verwacht, dat deze regelmaat in alle individuelegevallen opgaat. We hebben hier immers te maken met mechani-sche beproevingen, die door tal van vaak niet geheel bekende ofcontroleerbare factoren worden be?nvloed. Als zulke factorenzijn te noemen :de wisselingen in de aard van het cement, afhankelijk van defabricagemethoden, de wijze van opslag en de ouderdom;de menselijke factor bij de bereiding en beproeving van deproefstukken;de schommelingen in de uiterlijke omstandigheden tijdens deverharding, enz.Wanneer we nu, deze factoren in aanmerking nemend, eendivergentie toelaten van 10% van de gevonden sterkten, duswanneer we stellen dat:Kd? 2 =(l?0,l) Kdxen (Kd? 12)* = (l? 0,1) Kdwaarin Kb, Kd en ? de in tabel IV met elkaar corresponderendewaarden aanduiden, dan blijkt dat aan deze formules wordtvoldaan voor de:(1+ 2) daagse sterkten: in 90-95% van alle beproevingen,(1+ 6) daagse sterkten: in 85-90% van alle beproevingen,(1+27) daagse sterkten: in 70-75% van alle beproevingen.Naarmate de verhardingsduur toeneemt, is dus de kans, dat indi-viduele sterkten afwijken van de berekende gemiddelden, groter.Dit is ook weer te verwachten: naarmate de verharding voort-schrijdt, zullen bovengenoemde factoren, die de schommelingenin de beproevingsresultaten bepalen, een grotere rol spelen.Wat nu betreft de waarden van = log Kb uit Tabel IV, trekkenlog Kdwe de volgende conclusies:a. het verband tussen de logarithmen van Kb en Kd is niet geheellineair, omdat geen constante is;de opgave van Akazawa (I) van ? = 0,71 in zijn formuleKb=Kd?'7iis dus in zijn algemeenheid onjuist (zie ook graf. 3b. is voor proefstukken, bereid met cementen van gelijke klasse,kleiner, naarmate de duur van de verharding op het momentvan beproeven groter is; met andere woorden: naarmate deverharding voortschrijdt, neemt de druksterkte relatief meertoe dan de buigtreksterkte (zie graf. 4);c. is voor proefstukken, bereid met cementen van dezelfdeklasse, maar verschillende activiteit, groter naarmate de proef-stukken bij gelijke verhardingsduur hogere sterkten bezitten;met andere woorden: naarmate de verhardingssnelheid vaneen cement van bepaalde klasse groter is, neemt de buigtrek-sterkte relatief meer toe dan de druksterkte;d. is voor proefstukken, bereid met cementen van verschillendeklasse, bij gelijke verhardingsduur kleiner, naarmate de klassehoger is; met andere woorden: naarmate het cement vanhogere klasse is, is bij gelijke buigtreksterkte de druksterktehoger.IV. Vaststelling van de eisena. Het niveau van de gevonden mortelsterktenTeneinde te komen tot een juiste vaststelling van de eisen is eerstnagegaan, welk aantal van de gekeurde cementmonsters (uit-gedrukt in procenten van het totaal) mortelsterkten gaven, diegraf. 3. verband tussen de logarithmen van de buigtreksterkteen de druksterkte KdCement 7 (1955) Nr 5-6. 97boven zekere grenzen liggen. Dit zien we in Tabel V, waarin Kben Kd weer met elkaar corresponderen zoals in Tabel IV. Alsminimum grenzen zijn hier genomen, die waarden boven welketenminste 95% van alle gevonden sterkten gelegen waren.Uit deze tabel blijkt, dat het aantal cementen met mortelsterkten,die boven de genoemde grenzen liggen, voor de druksterkten inhet algemeen lager ligt dan voor de buigtreksterkten.Daaruit volgt, dat in de druksterkten een grotere spreiding aan-wezig is dan in de buigtreksterkten.b. De normen voor het vaststellen van de eisenHet is niet eenvoudig duidelijk normen te vinden voor het vast-stellen van de minimum eisen, vooral niet, omdat enig verbandtussen de beproevingsresultaten op een laboratorium en hetgeenin de betonpractijk wordt verlangd, veelal niet realiseerbaar is.Als algemene richtlijn kan echter wel gesteld worden, dat deeisen op een zodanig niveau dienen te liggen, dat hieraan door decementindustrie onder normale omstandigheden kan wordenvoldaan, waarbij met enige schommeling in het product rekeningkan worden gehouden. Daaruit volgt, dat in het algemeen dekeuringsresultaten ruimschoots boven de eisen dienen te liggenen dat alleen dan een afkeuring mag plaats vinden, wanneer ersprake is van een cement, dat ten opzichte van andere norm-cem?nten duidelijk 'uit de toon valt'. Tot verhoging van de eisenkan dan ook alleen worden overgegaan, wanneer is gebleken datna verloop van jaren door de industrie de kwaliteit van het ge-keurde product aanmerkelijk hoger is, althans kan wordenopgevoerd.Bezien we nu Tabel V, dan blijkt het uit het bovenstaande voor dehand te liggen, hiervan telkens de eerste waarden voor de sterk-ten als minimum-eisen te stellen, en wel omdat, globaal genomen:1. meer dan 95% van alle cementmonsters sterkten gaven, dieboven deze eisen liggen;2. meer dan 75% van alle cementmonsters sterkten gaven, dietenminste 10% boven deze eisen liggen;3. meer dan 50% van alle cementmonsters sterkten gaven, dietenminste 20% boven deze eisen liggen.Nu zijn er nog een paar factoren, die in dit verband een rol kunnenspelen.In de eerste plaats is het in de practijk inzake de weerstand vanbeton tegen spanningen zo, dat de druksterkte nauwelijks inte-ressant is, omdat bijna nooit drukspanningen optreden, die zogroot zijn, dat beton van behoorlijke kwaliteit hieraan geen weer-stand kan bieden. Het gaat immers in de betontechniek in hoofd-zaak om het opvangen van trekspanningen. Dat wil natuurlijk nietzeggen, dat de bepaling van de druksterkte niet van betekenis is,maar wel, dat de eisen voor de druksterkten moeten wordenaangepast aan die voor de buigtreksterkten, in die zin, dat wan-neer een cement volgens de eis voor de buigtreksterkte wordtgoedgekeurd, dit normaliter ook het geval moet zijn voor dedruksterkte.Dit is van betekenis in het licht van wat reeds eerder werd ge-concludeerd, namelijk dat de druksterkten grotere spreidingvertonen (zowel boven als beneden een zeker gemiddelde) dande buigtreksterkten en wel des te groter, naarmate de verhar-dingsduur van de mortel-proefstukken groter is, dus na I +27dagen.Een tweede factor is van geheel andere aard. In zeer veel gevallenzijn, ondanks bepaalde voorschriften, de resultaten van eencementkeuring pas bekend, nadat men al begonnen is met deverwerking ervan. Dit kan ook meestal moeilijk anders, omdat alsmen zou moeten wachten op een volledige keuringsuitslag, dusna een maand, de hoge kosten van opslag van het materiaal welzeer bezwaarlijk zouden zijn. Daarom wordt in bestekken tegen-woordig wel de clausule opgenomen, dat het niet voldoen aan deeisen voor de (I + 2)-daagse sterkten, leidt tot definitieve afkeu-ring van het cement.Practisch is het dan ook meestal zo, dat een beoordeling van decementkwaliteit op grond van de (1+2)- en (l+6)-daagse sterk-ten plaats vindt en dat de (I+27)-daagse sterkten alleen van be-lang zijn als een controle-achteraf, behalve wanneer de anderekeuringsresultaten niet doorslaggevend zijn. Zo is men dan ookgekomen tot de volgende formulering van de interpretatie van dekeu ri ngsresu Itaten :'Het cement wordt afgekeurd, indien het noch aan de (1+2)-daagse, noch aan de (l+6)-daagse sterkten voldoet.Het cement wordt voorlopig niet afgekeurd, indien het slechtsaan de (l+2)-daagse of aan de (l+6)-daagse sterkten voldoet;het al of niet voldoen aan de eis van de (I +27)-daagse sterktenis dan beslissend voor de goed- of afkeuring.Onafhankelijk van de uitslag van de proeven ter bepaling van de(l+2)-daagse en de (l+6)-daagse sterkten, wordt het cementafgekeurd, indien het niet aan de (I+27)-daagse sterkten vol-doet' ('Eisen 1953', pag. 18).Tabel V. aantal monsters cement (in % van het totaal)met mortelsterkten boven zekere grenzenklasseenverhardings-duurK in kg/cm2tenminsteaantalin%Kd in kg/cm2tenminsteaantalin%30 95 125 95A 1 + 2 35 73 150 7540 58 175 6045 100 225 95A 1 + 6 50 88 250 8355 76 275 6460 100 400 95A 1 + 27 65 99 425 9070 96 450 7540 97 175 98 1 + 2 45 79 200 9350 46 225 6250 99 300 97B 1 + 6 55 92 325 8960 72 350 6665 100 500 96B 1 +27 70 94 525 8075 75 550 6735 95 150 95C l 40 75 175 7545 70 200 7055 100 350 100C 1 + 2 60 100 375 9065 85 400 8065 100 500 95C 1 + 6 70 100 525 8575 80 550 6070 100 600 95C 1 + 27 75 100 625 9080 80 650 7598 Cement 7 (1955) Nr 5 6graf. 4. verband tussen de buigtreksterkte K en= log kb* log KdJuist omdat de (I+27)-daagse sterkten inzake een goed- of af-keuring zo beslissend zijn, is het gewenst de eisen hiervoor niette scherp te stellen, opdat --bijzondere gevallen daargelaten--een cement, dat voldoet aan de eisen voor de (I +2)- en (I +6)-daagse sterkten, niet wordt afgekeurd op de eis voor de (I + 27)-daagse sterkten, terwijl op dit moment de betreffende partijcement reeds geheel of grotendeels verwerkt is.Wanneer we nu de eisen voor de druksterkten na (I +27) dagen50 eenheden lager stellen dan volgens bovenstaande statistischeverwerking is gevonden, wordt voldoende ruimte gegeven voorincidenteel wat ongunstige schommelingen.Geheel de wijze, waarop we tot de eisen gekomen zijn, in reke-ning brengend, dienen overigens de eisen voor de (1+2)- en-(l+6)-daagse sterkten zowel afzonderlijk als in verband metelkaar juist zo scherp mogelijk te worden gesteld.Dat wil dus zeggen : dat zoveel mogelijk het ideaal wordt bereikt,dat een cement, wanneer het wordt afgekeurd, resp. goedgekeurd,dan ook over de gehele linie wordt afgekeurd resp. goedgekeurd.Het was de bedoeling van vorenstaande ontwikkeling van deeisen dit ideaal na te streven.c. De nieuwe voorstellenWe komen dus tenslotte tot eisen, zoals die in Tabel VI zijn weer-gegeven. Hierin zijn tevens tussen haakjes de huidige eisen(Tabel II) opgenomen, voor zover deze van de hier voorgesteldeafwijken (voor de C-klasse bestonden nog geen eisen).Nu doet zich vanzelfsprekend de vraag voor, in hoeverre dezenieuwe concept-eisen re?el zwaarder zijn dan de bestaande, dusof in de laatste drie jaren meer afkeuringen zouden hebben plaatsgevonden, wanneer deze eisen reeds van kracht waren geweest.De mogelijkheid hiertoe blijkt voor alle 300 keuringen slechts tebestaan in 8 gevallen (I A- en 7 B-cementen), waarvan ter illustra-tie in Tabel VII de keuringsresultaten zijn opgenomen. Hierin zijncursief gedrukt die sterkten, welke boven de bestaande enbeneden de nieuwe eisen liggen en vet gedrukt zijn die sterkten,die beneden de bestaande en dus ook beneden de nieuwe eisenzijn gelegen. De romein gedrukte sterkten voldoen aan alle eisen.Hieruit zien we, dat slechts in ??n geval (B 7) sprake geweest zouzijn van een afkeuring volgens de nieuwe eisen, die volgens debestaande eisen niet heeft plaats gevonden.In alle andere gevallen correspondeert een afkeuring volgens denieuwe eisen steeds met een afkeuring volgens de bestaande,hetzij bij gelijke, hetzij bij verschillende verhardingsduur.Hieruit blijkt dat met de nieuwe voorstellen nauwelijks sprake isvan een verzwaring van de eisen, maar practisch alleen van eencorrectie van de bestaande.V. SlotVier jaar geleden schreef ir A. J. P. van der Burgh (I):'Het zou in alle opzichten een grote vooruitgang betekenen, alsook in ons land voor de cementkeuring de plastische mortel-methode kon worden ingevoerd.Niet alleen dat deze technisch beter is dan de tot nu toe gevolgde,maar ook de veel eenvoudigere uitvoering en de arbeidsbesparingmaken deze keuringsmethode bijzonder aantrekkelijk. Eennauwe samenwerking tussen alle belanghebbenden op dit gebiedzal nodig zijn om tot een resultaat te kunnen komen'.Intussen is er van die zo gewenste vooruitgang nauwelijks sprakegeweest.Helaas zijn er nog tal van belanghebbende instellingen en labora-toria, die met de plastische-mortelmethode niet of nauwelijksop de hoogte zijn, laat staan er de nodige ervaring mee hebben.Tabel VI. nieuwe voorstellen voor de eisencementklasse enverhardingsduurbuigtreksterkte inkg/cm2tenminstedruksterkte inkg/cm2tenminsteA 1 + 2A 1 + 6A 1 + 2730 --45 (40)60 (50)125 --225 --350 (325) 1 + 2B 1 + 6 1 + 2740 (35)50 (45)65 (55)175 --300 (275)450 (400)C 1C 1 + 2C 1 + 6C 1 +2735 --55 --65 --70 --150 --350 --450 --550 --Tabel VII. mortelsterkten van monsters cement, dieniet voldoen aan de nieuwe eisenafkeurings- 1+2 1 +6 1 +27gevallen Kb Kd Kb Kd Kb KdA I 29 132 50 235 74 338B I 38 170 53 26S 74 434B 2 36 161 55 258 76 455B 3 33 159 49 283 72 502B 4 51 187 63 282 73 385B 5 30 132 45 244 69 375B 6 39 173 58 279 75 483B 7 52 228 60 295 73 421Ook de cementhandel baseert zich voor zijn leveranties nogsteeds uitsluitend op de verouderde normmethode.Spoedige, ook internationaal geregelde, normalisatie van deplastische-mortelmethode ware daarom zeer te wensen.litteratuur:(1) 'Cement', Januari 1951, pag, 53-55(2) 'R.I.L.E.M.*, nr ?6, November 1953, pag. 22(R?union Intern, des Lab d'Essais et de Recherches sur les Mat?riauxet les Constructions)Standards for testing cement by the plasticmortar methodby ir. C. v. d. FliertA comparison is made between the old standardmethod (N 495) and the new so-called plasticmortar method, used for the determination ofmortar strengths for testing cement.On account of a nearly ten years long experienceon the State Road Laboratory the conclusion is,that in every respect this modern testing ofcement has to be preferred in stead of the present-day standard method.For the average numbers of a relatively greatseries of testresults there is a useful relationbetween the bending strength Kb, and the com-pression strength Kb in the formula Kb = Kbx,wherein is a number dependent on the natureof the cement and the duration and velocity ofhardening.It is evident, that the claimed minimal strengthsfor testing cement by the plastic mortar method,which were fixed preliminary in 1952, need acorrection.New standards are proposed with reference tothe testresults of 300 samples of cement of differ-ent nature and class in the last three years.Exigences relatives aux essais de cimentd'apr?s la m?thode des mortiers plastiquespar Monsieur ?'ing?nieur C. van de FliertComparaison de l'ancienne m?thode (normen?erlandaise N 495) et de la nouvelle m?thodedite des mortiers plastiques, employ?e pourd?terminer les r?sistances des mortiers dans lesessais de ciment. Le laboratoire National desChauss?es (Rijkswegenbouwlaboratorium) ? laHaye, est, apr?s dix ann?es de recherches, arriv?? la conclusion que cette nouvelle m?thode estpr?f?rable aux m?thodes standards employ?esactuellement. Les r?sultats d'essais sur des s?riesd'?prouvettes relativement larges, d?montrentl'existence d'une relation valable entre la r?si-stance ? la flexion Kb et la r?sistance ? la com-pression Kb notamment, Kb = Kb, o? est unnombre qui d?pend de la nature du ciment et dela dur?e et vitesse de durcissement. Il va de soique les r?sistances minima exig?es pour les essaisde ciment d'apr?s la m?thode des mortiersplastiques, d?termin?es en 1952 pour la derni?refois, doivent ?tre corrig?es. L'auteur, se r?f?rantaux r?sultats d'essais faits pendant les 3 derni?resann?es, sur plus de 300 ?prouvettes avec cimentsde nature variable, propose des crit?res nouveaux.Die Pr?fung von Zement mit Hilfe der plasti-schen-M?rtelmethodevon Dipl.-Ing. . van de FliertDie alte Standardmethode zur Bestimmung derM?rtelfestigkeit anl?sslich der Pr?fung vonZement (N 495) wird mit der neuen sogenanntenplastischen M?rtelmethode verglichen.Das Reichsstrassenbaulaboratorium im Haag ge-langt auf Grund seiner ?ber ungef?hr zehn Jahrelaufenden Untersuchungen zum Schl?sse, dass diemoderne Pr?fungsmethode von Zement dergebr?uchlichen in jeder Hinsicht ?berlegen ist.Zur Bestimmung der Mittelwerte aus den ver-h?ltnism?ssig langen Versuchsreihen verf?gt man?ber eine Beziehung zwischen Biegefestigkeit Kbund Druckfestigkeit Kb, die lautet Kb -- Kbxwobei eine Zahl ist, die von der Zementsorteund der Erh?rtungsdauer abh?ngig ist.Es ist klar, dass die vorgeschriebenen kleinstenFestigkeiten des mit Hilfe der plastischen M?rtel-methode untersuchten Zementes seit 1952 einerKorrektur unterzogen werden m?ssen. Es werdendann auch mit Verweisung nach den Versuchs-res?ltaten der letzten drei Jahre, genommen ausProben mit 300 Zementmustern von verschiede-ner Art und Klasse, neue Festigkeitszahlen vor"geschlagen.Cement 7 (1955) Nr 5-6 99
Reacties