foto I. overzicht van de rubberfabriek met waterreservoir en verkeersweg op de voorgrond, en met steenkoolopslag en spoorweg op de achtergrondDe nieuwe rubberfabriek te Brynmawr, luid Wales1)door prof. dr ir A. N. HaasInleidingDe fabriek voor de Brynmawr Rubber Ltd., gebouwd na de tweedewereldoorlog, heeft veel belangstelling getrokken. Het complexvan gebouwen, geheel in gewapend beton opgetrokken, is inder-daad waard om kennis van te nemen ; foto I geeft er een overzichtvan. Het complex is grotendeels als verdiepingsgebouw opge-trokken. Het kan als een goed voorbeeld van een moderneutiliteitsbouw worden bestudeerd, zowel wat betreft de con-structie van de onderdelen in verband met de eisen door de pro-ductie gesteld als om de aanpassing en de rangschikking van deruimten ten opzichte van de productiegang. Voorts vindt menhier een consequente en doordachte toepassing van het materiaalgewapend beton; in de fundering, voor de zwaar belaste vloerenen voor de overkapping werd het op een voor het geval ge?igendewijze toegepast.Het ontwerpHet gebouwencomplex beslaat een oppervlakte van rond 100 ? 137 m2(325'?450'). Van deze 13 700 m2worden er 7200 m2in-genomen door de hoofd-productieruimten.Ten aanzien van het productieproces kunnen twee hoofdgedeeltenworden onderscheiden:de ruimten waar de ruwe materialen worden behandeld en waarde halffabrikaten worden opgeslagen ende hoofdproductieruimten, waar de vervaardiging van de eind-producten plaatsvindt.In tek. 2 is in een isometrische projectie van de fabriek het be-drijfslint getekend. Voorts ziet men hierop, hoe de hoofd-pro-ductieruimten aan twee zijden zijn geflankeerd door ruimten voorde halffabrikaten, terwijl ??n zijde werd benut voor de afdelingen,die slechts indirect tot de productie bijdragen: lokalen voor de1) Bewerkt naar de publicatie ,,Factory at Brynmawr" van de Cement &Concrete Association, London 1952.tek. 2. isometrische projectie van het gebouwmet bedrijfslintCement 5 (1953) Nr 7-8 103tek. 3. terreinglooiing dienstbaar gemaakt aan de productiegangadministratie, de sociale diensten, de entree, enz. Door ean ratio-nele schikking van de afdelingen op verschillend niveau werd deglooiing van hst terrein benut e.1 20 veel mogelijk dienstbaargemaakt aan de productiegang (tek. 3).Zowel de voorraden voor de ruwe materialen als die van degereedgemaakte eindproducten worden geborgen in opslagruim-ten onder de grote productiehal. Voor deze laatste gold hetdevies, dat zo dikwijls wordt gesteld, wanneer een nieuwe fabriekmoet worden ontworpen: zo veel mogelijk ruim t e metzo weinig mogelijk kolommen.Wanneer de vraag naar, en de aard van de af te leveren productenbelangrijke fluctuaties kunnen ondergaan, is het gewenst het ge-bouw zo te ontwerpen, dat wijzigingen in de productie-apparaten(machines, leidingen, enz.) gemakkelijk in dezelfde ruimten kun-nen worden uitgevoerd. De hoofdproductie-hal is dan ook afge-dekt door middel van negen stuks koepels, van een type dat nogniet eerder is toegepast en waarvoor slechts weinig steunpuntennodig zijn.Bij de vervaardiging van rubberartikelen is de stofbestrijding eenfactor van betekenis. Dit was ??n van de redenen, die voor detoepassing van gewapend betonnen schaaldaken pleitte. Op grondvan deze overweging werd voor de beganegrond-verdieping eenpaddestoelvloer-constructie geprefereerd.Deze laatste constructie heeft ook het voordeel, dat het aanbrengenvan dienstleidingen en ventilatiekanalen aanmerkelijk wordt ver-eenvoudigd door de afwezigheid van balken en dat het een uiter-mate geschikt constructietype is voor de middelzware vloer-belastingen.De werkruimten worden door middel van warme lucht op degewenste temperatuur gebracht. Voorts wordt mechanischeventilatie toegepast.De uitvoeringHet gebouw is gefundeerd op gewapend-betonpalen (diameter39 resp. 48 cm), die ter plaatse zijn gestort en een belasting van40 resp. 60 ton dragen. De onderlinge afstanden zijn zo gekozen,dat de kolommen van de paddestoelvloer ieder op ??n paal dragen-De vloer zelf is I9 cm dik(1?"); ter plaatse van de kolomplaatis de totale dikte 28 cm (11 ").De vloerbelasting bedraagt 1 170 kg/m- (240 Ib/sq. ft) rustendebelasting en voorts 5 tons asdrukken van rijdende kranen. Dekolomafstand is 5,80 m (I9'1?") hart op hart, in beide richtingen.Een verticale doorsnede van de fundering en de paddestoelvloerentoont tek. 4a, waarop dan tevens de constructie van een betonnenschaaldak voorkomt. Een dergelijk dak heeft een rechthoekiggrondvlak van 19,2 ? 25 m (63' ? 82'). Er is een verschil in hoogtevan rond 2? m (8') tussen de geboorte en het hoogste punt van deschaal. De schaal zelve is voor het grootste gedeelte 7? cm dik enis in twee richtingen gekromd. Men kan haar denken te zijn ont-staan door een gedeelte van een verticale cirkel met een straalvan 25 m (82'9") te laten bewegen langs een cirkel m2t een straalvan 33 m (108').De koepelvormige schalen, die alle negen gelijk van afmetingenzijn, werden berekend vooreen belasting van 73 kg/m2. (I5 lb persq. ft). Behalve in de hoeken treedt er overal drukspanning in hetbeton op. De wapening bestaat uit draadnetten met I5cm maas-wijdte. Twee draadnetten elk met ca l,4 kg staal per msvindenvoor de hoofdwapening toepassing. In de hoeken zijn staven? 12 van zachtstaal bijgelegd.De schaal draagt langs de vier zijden op een opengewerkte gewa-pend-betonligger, waarvan de bovenkant de kromming van deschaalrand volgt en de onderzijde horizontaal is. De beide delenvan de ligger zijn 23 cm (9") dik en vinden onderlinge verbindingdoor gewapend-betonhangers, in doorsnede 5 cm, die pre-cast zijn en van te voren in de bekisting zijn gesteld. Tussendeze hangers is glas aangebracht en hierdoor vindt de dagver-lichting voornamelijk plaats.Tezamen met een aanvullende verlichting door glazen tegels inhet schaaldak wordt bereikt, dat de daglichtfactor op werkbank-hoogte minimum 5% bedraagt. De glazen koepels in het schaaldakhebben een middellijn van 1,83 m (6').Een overzicht van de hoofdproductieruimte toont foto 5.tek. 4a. dwarsdoorsnede van de domvormige dakconstructie104 Cement 5 (1953) Nr 7-8foto S. Negen gelijkvormige schaaldaken vormen het dak van de productie-afdeling.Het daglicht treedt binnen door de open boogbalken en door de ronde glazen tegels van 1,83 middellijn in het schaaldak.foto 4b. De vorm van de hoofdDroductieruimte looDt door tot in de buitenzevelCement 5 (1953) Nr 7-8 105tek. 6. dwarsdoorsnede van het ketelhuisDe gewapend betonnen draagconstructie is zo ontworpen, dathet schaaldak met een horizontaal oppervlak van 19,2 ? 25 mbenut wordt voor een stramien van 23,4 ? 29 m. Dientengevolgetreft men horizontale dakstroken tussen de schaalkoepels aan.Interessant is ook het ketelhuis, dat geborgen is in een ellips-vormig schaaldak (tek. 6).De architecten waren de ,,Architects' Co-operative Part-nership; de raadgevende ingenieurs voor de gewapend-beton-werken waren Ove Arup and Partners, die o.a. specialistenzijn op het gebied van gewapend betonnen schaaldaken.Boekbesprekingir J. F. Bish, Gewapend-Betonvoorschriften1950, voorzien van toelichtingen en voorbeelden,tweede druk.L. J. Veen's Uitgeversmaatschappij N.V., Amster-dam, ingen. f5,25.De tweede druk verschilt niet veel van de eerstedruk. Wel zijn er enkele aanvullingen, echter vanondergeschikt belang. Enkele opmerkingen mo-gen m.i. toch niet achterwege blijven.Op blz. 23 noot 25 staat: max. 1/14 q./2, wat welmin. 1/24 q/l2zal moeten zijn, daar in art. 25, onder5, gesproken wordt van een aan beide zijden vol-ledig ingeklemde plaat.Blz. 25, flg. 27-a: De plaats van de lijnen onder22,5? en 45? is geheel willekeurig gekozen en hadook op ? van de kolombreedte vanaf de dagmaatvan de balk kunnen beginnen. Deze methode vanfig. 27-a is echter niet aan te bevelen, daar in velegevallen de aanhechtspanning aan de onderwape-ning nabij een steunpunt te groot zal zijn.In fig. 27-d zal deze aanhechtspanning ongeveer dehalve waarde hebben van die in fig. 27-a, als inbeide figuren onderin de balk dezelfde staven aan-wezig zijn en de dwarskracht even groot is.Blz. 49: In art. 30, onder 18, is er niet op gewezen,dat sparingen in vierzijdig opgelegde platen eengeheel andere krachtsverdeling kunnen veroor-zaken en daardoor grotere momenten kunnenontstaan.Blz. 51, fig. 5: Een opmerking over de momentenin de liggers zou daar niet overbodig zijn. Bij eentrapeziumvormige belasting en vrije opleggingenis het max. veldmoment gelijk aan '/? -'2--7? q?*2?Voor de 3 gevallen , en blijkt dan het vol-gende:A. De ligger is aan beide zijden gedeeltelijk in-geklemd. Het max. veldmoment is gelijk aan :Hieruit is af te leiden, dat bij een verhouding b/lgroter dan :0,522 voor geval A0,578 voor gevalen 0,506 voor gevalmen voor het max. veldmoment een gunstigereuitkomst krijgt, als de belasting van q per m1overde gehele balklengte wordt aangenomen dan metde trapeziumvormige belasting.Dit geldt niet voor de inklemmingsmomenten ende dwarskracht.Blz. 53, stadium IIB, fig. 42: Hoewel de formuleminder juist.En stadium IIB is het beton gescheurd. Ter plaatsevan een verticale scheur kan het beton geen ver-ticale kracht overbrengen, dus is daar ter plaatsegeen verticale schuifspanning, maar dan ook geenhorizontale schuifspanning aanwezig. Onder deneutrale lijn is dan ook de schuifspanning bij eenscheur denkbeeldig.Deze uitgave is goed verzorgd. v.T.|Handbuch f?r Stahlbetonbau, IV. Bd, Tl I. Diebodenphysikalischen Grundlagen - St?tzmauern,von Dr.-Ing. . Mund. 5. Auflage.Een boekwerk, dat onderdeel uitmaakt van eenuit 12 banden bestaande serie, verdient ?en be-spreking, welke niet alleen beperkt mag'blijventot de inhoud van het onderhavige eerste deel vande IVde band. Indien hiaten worden opgemerkt,dient men tevens rekening te houden met het aandeze voorlopige uitgave ontbrekende tweede deel,t.w. het hoofdstuk 'Grundbau' bewerkt door dethans verscheiden Duitse hoogleraar Colberg.Het eerste hoofdstuk behandelt de grondmechani-ca op de door Ter zag h i gelegde physische grond-slagen; het geeft de hoofdzaken beknopt weer.Hieraan zal de plaatsruimte niet vreemd zijn ge-weest; de auteur heeft zich waarschijnlijk moetenbeperken tot de meest belangrijke theoretischepunten, welke echter, blijkens een citaat, geens-zins alleen in verband staan met de in de tweedehelft behandelde keermuren. Niettegenstaandede beperkingen', welke recensent zichzelf hier-boven heeft opglegd, meent hij toch vele zakente missen, welke juist uit een practisch oogpuntvan belang zijn, o.a. zou een beschrijving van hetgrond- en grondwateronderzoek, boor-, monster-steek- en sondeerapparaten, en van waarnemings-buizen voor het grondwater hier wel op haarplaats zijn geweest. Slechts oppervlakkig wordtingegaan op de waterspanningen bij bewegendgrondwater, en de theorie der aequipotentiaal-Hjnen, welke voor de stabiliteit van de keermurentoch belangrijk moet worden geacht, ontbreekt;ook wordt met geen woord gerept over de elasti-citeitswetvanTerzaghien de tijd-zettingstheorieal is de mogelijkheid aanwezig, dat deze in hettweede deel zullen worden uiteengezet. De fun-dering vormt een integrerende factor bij de vorm-geving en buiten de hoog bouwconstructies vallenvele gewapend-betonwerken aan te wijzen,waarbtjvoor de vaststelling van belastingen en reactieseen fundamentele kennis van grondonderzoek engrondverbetering van het grootste belang is voorhet economische construeren.In het tweede kapittel wordt slechts de groep vande op staal gefundeerde keermuren behandeld,zowel in massieve als in gewapend-betonuitvoering.De voor onze Nederlandse kustgebieden veel-vuldig toegepaste paalfunderingen zijn {naar staataangegeven) ter andere plaatse ondergebracht,waarschijnlijk ook weer in het reeds genoemdeaanvullende deel. Hetzelfde is het geval met dedamwandconstructies.De auteur is een aanhanger van Coulomb enbekend om zijn publicaties over de regels vanRebhann. De lange uitweiding over de tallozemeetkundige constructies voor het bepalen vanhet gevaarlijkste glijvak en de gronddrukco?ffi-cienten is echter niet zo waardeloos, als men doorde geestdriftige jongere beoefenaars van de mo-derne grondmechanica meermalen hoort be-weren. Het blijkt maar al te vaak, dat de naarconcrete cijfers van een bepaalde orde van groottesnakkende constructeur teruggrijpt naar dezebeproefde klassieke gronddrukmethoden, dievooral door Krey en ook door KoJlbrunnerzoduidelijk en in overzichtelijk verband zijn be-schreven. In het bijzonder geidt dit in de gevallenvan boven belastin g door puntlasten.Bij de cylindrische glijvlakken merkt de auteureigenlijk slechts op, dat de verschillen voor deactieve gronddrukken onbeduidend zijn, echterbij de passieve gronddrukgevallen de cijfers be-langrijk lager liggen dan voor het rechte glijvlak.Ook al wordt de passieve gronddruk bij keer-muren slechts zelden in de berekening betrokken,blijft dit hoofdstuk onbevredigend te noemen,terwijl de cohaesie er geheel verwaarloosd is.Een uitgebreid overzicht van 31 uitgevoerdegrond kerende constructies in ruime interpretatievan het woord volgt op de laatste 75 bladzijden.Dit is verreweg het meest interessante gedeelte,hoewel hier slechts specifiek Duitse constructienaar voren zijn gebracht met de in de loop derjaren tot uiting gekomen gebreken. Een uit-zondering vormt een kademuur te Schiedamvolgens het bekende bij ons veelvuldig toegepasteL-vormige type, welke vanwege haar paalfunderingin dit deel eigenlijk misplaatst is. Caissonkade-muren, die men toch wel had kunnen verwachten,ontbreken geheel.Over krimpvoegen volgt slechts een onbelang-rijke aanvechtbare theorie; van een systema-tische uiteenzetting met schetsen is geen sprake.De draineringsmethoden zijn typisch Duits. Deopmerkingen over de uitvoering en aesthetischeverzorging zijn onbelangrijk en buiten enig ver-band (lll-de en ?-de band ?)De redactie zal zich terdege rekenschap dienen tegeven, dat juiste co?rdinatie aan de verzorgingvan een dergelijke boekenreeks ten grondslagmoet liggen. Men doet anders beter grondmecha-nica en funderingsmethoden in ??n band te hou-den om dualisme en hiaten te voorkomen. Even-min dienen de keermuren gescheiden te wordennaar hun funderingsconstructie, en in groterverband dienen bruggehoofden en vleugels, dam-wanden en kademuren mede te worden behandeldter wille van een beter overzicht voor hen, die ditboekwerk als leerboek wensen aan te schaffen.Het ware ook beter geweest deze recensie uit testellen tot na de voltooiing van deze IVde band.De dimensionneringsmethode voor buiging ennormaalkracht hoort in de Ie band thuis, maaroverigens beschikt men heden over eenvoudigereen betere methoden.De litteratuur-opgave aan het eind vertoont eensterk conservatief karakter en iets nieuws uitmeer recente jaren wordt niet naar voren ge-bracht.Dit eerste deel is vooral voor streken met solideondergrond bruikbaar. Voor ons kustgebied metzijn eigen karakter blijft de combinatie met hetaangekondigd deel over de funderingsmethoden,hoewel slechts onder voorbehoud, geboden.F. J. NOZBestelde U reedseen verzamelband?Prijs f 4,35Bestellingen te richten aan:Administratie "Cement"N. Achtergracht 102-104 -Amsterdam-C106 Cement 5 (1953) Nr 7-8
Reacties