Op 13 mei 2008 om tien over halfvijf in de middag stortte een deel van het gebouw van de faculteit Bouwkunde in Delft in. Dit als gevolg van een brand die even na negen uur begon. Het beton deed daarbij zijn (brandwerende) werk. Misschien niet zo goed als ?iedereen? had verwacht, maar wel volgens het boekje.
thema
Brand faculteit Bouwkunde 7 2 009 26
thema
Brand faculteit
Bouwkunde
Op 13 mei 2008 om tien over halfvijf in de middag stortte een deel van het gebouw van de
faculteit Bouwkunde in Delft in. Dit als gevolg van een brand die even na negen uur begon.
Het beton deed daarbij zijn (brandwerende) werk. Misschien niet zo goed als 'iedereen' had
verwacht, maar wel volgens het boekje.
Een reconstructie
Brand faculteit Bouwkunde 7 2 009 27
1 Brand in de faculteit Bouwkunde heeft het
gebouw grotendeels verwoest
Beschrijving van het gebouw
Het gebouw voor Bouwkunde is gereedgekomen in 1970 naar
een ontwerp van J.H. van den Broek (architect) en bouw- en
adviesbureau ir. K. Bakker en ir. H.A. Dicke (constructeur), het
latere D3BN. Het bestond uit een hoogbouw van twaalf lagen
boven een uitgebreide, paviljoenvormige onderbouw van twee
lagen. Het geheel was onderkelderd. De hoogbouw bestond uit
een centrale liftenhal met twee vleugels, de noord- en zuidvleu-
gel. In de vleugels waren per twee verdiepingen twee kantoorla-
gen naast een dubbelhoge atelierruimte (fig. 2). In die atelier -
ruimte was aansluitend op de bovenste van de twee kantorenla-
gen een hangvloer (staal met hout) aangebracht, over een deel
van het oppervlak. De draagconstructie bestond grotendeels uit
ter plaatse gestort beton. In de paviljoens in de onderbouw
werden in verband met de grote overspanningen (tot ruim 19
m) veel balken toegepast.
De stabiliteit van de hoogbouw werd verzorgd door de wanden
rond de liften, het trappenhuis en twee installatieschachten in
de liftenhal, aangevuld met schijven in de vleugels: tien van
300 x 2700 mm en twee van 450/500 x 5400 mm (de uiterste
schijven) (foto 5).
De kolommen in de hoogbouw hadden een afmeting van
500 x 500 mm. Op de begane grond hadden de deels in de
buitenlucht staande kolommen een extra dekking van 10 mm.
De afmeting kwam daarmee op 520 x 520 mm. De kolommen
stonden ten opzichte van de gevel circa 300 mm naar binnen,
waardoor achter de kolommen leidingen konden worden door -
gevoerd.
De vloeren van de hoogbouw waren opgebouwd uit u-vormige,
op de bouwplaats geprefabriceerde elementen van 250 en
400 mm hoog, met op een verloren bekisting van houten delen
gestorte tussenstroken. Ter plaatse van de gevelkolommen en
de stabiliteitswanden bevonden zich platte balken met een
overspanning van 5,40 m.
1
prof.ir. Kees van Weeren
TU Delft, faculteit Bouwkunde /
K.A.T. Kunst, Advies en Techniek
thema
Brand faculteit Bouwkunde 7 2 009 28
ping terecht, waardoor het besturingssysteem in het ongerede
raakte. Volgens een deskundigenrapport kan hierdoor een situ -
atie zijn ontstaan waarbij de motor van de bekerlift werd geblok -
keerd, de weerstand is opengeklapt, een draad van die weerstand
is gaan gloeien en het aanwezige kunststof is gaan branden.
Twee student hulpverleners probeerden met een handblusser de
vuurballen te blussen, die door de automaat werden uitge -
spuugd. Dit was tevergeefs. De koffieautomaat was samen met
een andere automaat ondergebracht in een meubel van mdf,
bekleed met 5 mm polyester (foto 7). De elektriciteitsaansluiting
was ingebouwd, waardoor de automaat niet snel spanningsloos
kon worden gemaakt. De stoppenkast in de omgeving was afge -
sloten, dus ook daar kon de spanning niet direct van het appa -
raat worden gehaald. Toen enige tijd later medewerkers van het
facilitair management ter plaatse kwamen, lukte dat wel. Maar
toen was de brand al een feit. De brand verspreidde zich snel en
vulde in zeer korte tijd het hele compartiment met een dichte
rook. Dit laatste kwam wellicht door het in brand raken van de
polyesterbekleding van het meubel rond de koffieautomaat, die
ook bijgedragen kan hebben aan de snelle ontwikkeling van de
brand. De ontwikkeling van de brand en het effect van de
aanwezige brandcompartimentering op de branduitbreiding
worden meer gedetailleerd beschreven in [8].
Ontruiming
Naast het verdriet over het verlies van een gebouw en veel
persoonlijke eigendommen, overheerste bij de brand toch
vooral de opluchting over de succesvolle ontruiming. Alle
systemen werkten, er hoefde nog geen pleister te worden uitge-
reikt, ook niet bij de brandweer.
Sinds de cafébrand in Volendam op 1 januari 2001 zijn er binnen
de TU Delft en de faculteit Bouwkunde veel maatregelen
genomen ter vergroting van de brandveiligheid, vooral de veilig -
heid voor de studenten en medewerkers. Vanwege de grote
toename van het aantal studenten sinds de bouw waren de
vluchtwegen niet meer toereikend. Daarom is een extra brand -
In de ateliers was de overspanning van de vloeren circa 10 m,
de hoogte van de vloerelementen was 400 mm. Aan de zijde
van de kantoren was de overspanning van de vloeren circa
7,60 m, de hoogte van de vloerelementen was daar 250 mm.
Ter plaatse van de gevel was aan de vloer het betonnen binnen-
spouwblad (borstwering) van 1650 mm (op de even verdiepin-
gen) of 950 mm (oneven verdiepingen) hoog gestort (foto 6).
Deze binnenspouwbladen waren niet rechtstreeks met de
gevelkolommen verbonden; er zat circa 500 mm tussen. Deze
ruimte was bedoeld om de horizontale doorvoer van leidingen
langs de gevel mogelijk te maken.
De platte gevelbalken met de daar aan vast gestorte binnen-
spouwbladen, werden zowel op buiging als op wringing belast.
Een belangrijk deel van de inklemming van de ribbenvloeren
in de gevelkolommen (en in de stabiliteitsschijven) werd via
deze wringing naar de kolommen overgebracht.
Ontstaan van de brand
Zoals iedere brand had ook die op de faculteit Bouwkunde een
kleine oorzaak; een opeenstapeling van vele factoren leidde
uiteindelijk tot het dramatische gevolg. Een ondeugdelijke
koppeling in een waterleiding in de zuidvleugel begaf het na 40
jaar. Het lekwater kwam in een koffieautomaat op de 6e verdie -
2
3
noordvleugel liftenhal
bezweken kolommen
zuidvleugel
29
2 Dwarsdoorsnede over de noordvleugel, in de hoogbouw links de dub -
bel hoge ateliers en rechts de kantorenbron: archief TU Delft FM&VG3 Plattegrond van een verdieping in de hoogbouw. Bij de instorting
scharnierden de vloeren (gearceerd) langs de oplegging (stippellijn)bron: archief TU Delft FM&VG4 Atelier op 6e verdieping zuidvleugel met de hangvloer. Met de cirkel is de
locatie van de koffieautomaat aangegeven waar de brand is begonnenfoto: faculteit Bouwkunde5 Hal begane grond met stabiliteitsschijven uit de hoogbouw. De verloren
houten bekisting van de ter plaatse gestorte vloerstroken is zichtbaarfoto: faculteit Bouwkunde
Met het oog op instortingsgevaar gaf Bouw- en Woningtoezicht
na enkele uren aan dat het gebouw moest worden ontruimd. Dit
omdat de gevelkolommen zichtbaar aangetast raakten. Boven -
dien werd rekening gehouden met het gegeven dat een 'normale'
betonconstructie een brandwerendheid van 90 minuten bezit en
de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van de
brandwerende scheidingen maximaal 30 minuten bedroeg.
Om 12:15 uur hadden alle brandweermedewerkers het gebouw
verlaten. Op dat ogenblik stonden van de zuidvleugel de 6e tot
en met de 12e verdieping in brand. Rond het gebouw werd een
veiligheidsafstand voor instorting aangehouden van 2x de
gebouwhoogte. Dit omdat het gebouw meegetrokken zou
kunnen worden door een gedeeltelijke instorting. Daarom is
rond 13 uur ook het naastgelegen pand van Rijkswaterstaat
ontruimd. Deze veiligheidsafstand was achteraf gezien ruim
genomen. Deze opmerking mag echter niet als kritiek op deze
beslissing worden beschouwd. Het gaat hier om beslissingen die
zeer snel moeten worden genomen op basis van zeer beperkte
informatie. En een verkeerde beslissing kan dodelijke ongevallen
tot gevolg hebben, waarbij de brandweermedewerkers het groot -
ste risico lopen.
In feite had de ter plaatse gestorte stabiliteitsconstructie van
kernen, schijven en verbindende vloeren zo veel incasserings-
vermogen, en daarmee een zo veel grotere brandwerendheid
dan de kolommen, dat meetrekken van het gebouw door een
gedeeltelijke instorting niet aan de orde was. Dat is bij de sloop
ook gebleken.
Pas toen de gehele zuidvleugel vanaf de 6e verdieping tot het
dak in brand stond, was er sprake van een grootschalige
uitbreiding van de brand naar de liftenhal, die een apart brand-
compartiment vormde. Daarna breidde de brand zich uit naar
de noordvleugel. Al die tijd was er nog geen sprake van brand
beneden de 6e verdieping.
Nadat de brand circa 2 uur op de 7e verdieping van de noord -
vleugel (en op alle verdiepingen daarboven) had gewoed, bezwe -
ken hier de gevelkolommen aan de zijde van de kantoren. Pas
toen breidde de brand zich beneden de 6e verdieping uit. Het
duurde vervolgens nog uren voordat de brand beneden de 6e
verdieping weer 'terug' kwam in de liftenhal en de zuidvleugel.
trap buiten het gebouw gerealiseerd. Verder is er een ontruimings -
installatie gemaakt, is de bedrijfshulpverlening (BHV) getraind en
zijn ontruimingen geoefend. De brand- en rookwerendheid van
een aantal scheidingen werd bovendien verbeterd.
Na de brandalarmering werd de situatie door BHV-ers beoordeeld
en op basis daarvan werd om circa 9:15 uur de ontruimingsinstal -
latie geactiveerd. In aanvulling daarop werd door BHV-ers nog
'geveegd'. Alle ruimtes werden gecontroleerd op achterblijvers. Om
9:45 uur werd nog één medewerker, die de ontruimingsinstallatie
niet had gehoord, uit het gebouw gehaald.
Uitbreiding van de brand
De brand kon gemakkelijk van de 6e verdieping overslaan naar
de 7e verdieping. In feite betrof het hier één brandcompartment.
Er was een open, met een rooster afgedekte strook als meest
directe verbinding. Verder was er slechts een scheiding in de
vorm van grote glazen ruiten rond de inhangvloeren, die uitslui-
tend als geluidwering diende.
Als gevolg van de tijdens de brand heersende noordoostenwind
(windkracht 3) werden de vlammen naar de westgevel aan de
Mekelweg geblazen waar de dubbelhoge ontwerpateliers waren
gelegen. Na korte tijd sloegen daar de vlammen uit de ramen.
Ongeveer per uur breidde het vuur zich uit naar het bovengelegen
compartiment, weer bestaande uit 2 verdiepingen. Van deze
brandperiode was gedurende circa een halfuur sprake van een uit -
slaande brand. Per compartiment duurde de brand 1½ tot 2 uur.
4
5
thema
Brand faculteit Bouwkunde 30
Snelle uitbreiding en lange brandduur
Naast de gedeeltelijke instorting waren vooral bijzonder de
snelle uitbreiding direct na het ontstaan van de brand en de
relatief lange brandduur per brandcompartiment. Uit een
voorlopige simulatie van prof. Brian Meecham en zijn studen -
ten Fire Engineering van het Worcester Polytechnic Institute
(VS) kwam naar voren dat de brand zich vanuit de koffieauto -
maat inderdaad zeer snel kon ontwikkelen met een hoge
temperatuur. Dat is enerzijds het gevolg van de grote hoeveel -
heid brandstof. Hierbij speelde de 5 mm polyester op het
meubel rond de automaten in de beginperiode van de brand
een belangrijke rol. Anderzijds ligt de oorzaak in het 'opgeslo -
ten' zijn van de brandhaard tussen twee betonschijven en een
laag plafond.
De relatief lange brandduur per compartiment houdt ongetwij -
feld verband met de grote hoeveelheden brandbaar materiaal in
de gebouwconstructie en het interieur. De plafonds waren beves -
tigd op een uitgebreide houtconstructie, de houten bekisting van
de tussenstroken in de vloer was na de bouw voor een belangrijk
deel achtergebleven en ook de wanden van de kantoren, met
geïntegreerde kasten, waren van hout. In de kantoren waren zeer
uitgebreide boekenverzamelingen en dossiers aanwezig.
Zonder deze grote brandbelasting zou van een gedeeltelijke
instorting wellicht geen sprake zijn geweest, de brand zou dan
per compartiment zeker korter hebben geduurd.
Feitelijke brandwerendheid bij gedeeltelijke
instorting
Bij de gedeeltelijke instorting bezweken de gevelkolommen op
as U-10 t/m U-3. U-3 was de kolom aan het einde van de
vleugel en U-10 de laatste kolom naast de betonnen leiding-
schacht in het midden van het gebouw. Het tijdstip van het
Instorting
Om kwart voor vier bezweken de gevelkolommen van de kanto -
ren in de noordvleugel op de 7e verdieping. Toen het stof van de
instorting was opgetrokken, werd duidelijk dat door het bezwij -
ken van de kolommen de vloeren waren gescharnierd langs de
oplegging op de platte balken tussen de stabiliteitsschijven (fig. 3,
foto 9). De meeste vloeren waren voor een belangrijk deel blijven
hangen aan de onderwapening van de ribben. De wapening was
deels losgescheurd, zodat de vloeren een extra stuk naar beneden
kwamen te hangen. De bovenwapening zal zijn bezweken.
Door het bezwijken van de vloeren ontstond een horizontale
schokbelasting op het gebouw. Volgens een ooggetuige, die de
instorting vanaf de kopzijde van de noordvleugel zag gebeuren,
bewoog het gebouw hierdoor aan de bovenzijde circa 1,5 m
heen en weer. Nadere berekeningen zouden moeten aantonen
in hoeverre dit juist kan zijn geweest, of dat de emotie van het
ogenblik een belangrijke rol heeft gespeeld.
Door de horizontale beweging van het gebouw zal de aansluiting
van de kolommen aan de platte gevelbalken aan de andere gevel -
zijde beschadigd zijn. Dat is mede een reden waarom vanuit de
autoriteiten zeer terughoudend is gereageerd op verzoeken het
uitgebrande gebouw te betreden. Bij een latere inspectie van het
gebouw vanuit een kraanbak door medewerkers van Bouw- en
Woningtoezicht, was duidelijk te zien dat de kolommen in de
resterende gebouwconstructie plaatselijk sterk waren aangetast
(foto 10).
6
Brand faculteit Bouwkunde 7 2 009 31
6 Gevel met ter plaatse gestorte binnen spouwbladen foto: faculteit Bouwkunde7 Meubel van mdf met polyester, waarin de
koffie- en de snoepautomaat zijn ingebouwd. De ophangconstructie
van het plafond bestaat uit een uitgebreide houtconstructiefoto: faculteit Bouwkunde8 Om halfvijf waren er nog maar vanuit één raam in de noordvleugel
vlammen te zien, van de kamer van de auteurfoto: Rob Jastrzebski
Kan een gebouw zo maar instorten bij brand; zijn hoge
gebouwen wel veilig bij brand en hoe staat het met de
nog veel hogere faculteit EWI?
Bij het brede publiek bestaat onwetendheid over het verschil
tussen publieke en private verantwoordelijkheden bij brand.
Zeker bij bestaande gebouwen heeft de overheid als eerste prio-
riteit dat een gebouw veilig kan worden ontruimd en dus
hooguit tijdelijk veilig genoeg moet zijn voor binnentredende
hulpverleners. Dit is bij velen onbekend en wordt nauwelijks
geaccepteerd.
Het blusbaar zijn van een brand is een private verantwoorde-
lijkheid. Met een financiële risicoafweging kan worden aange-
toond dat de investeringen om iedere brand blusbaar te maken
niet rendabel zijn. Dat deze investeringen daarom niet worden
genomen, ook niet bij faculteit EWI, schokte sommige toehoor -
ders zichtbaar en hoorbaar.
breken van het vensterglas ter plaatse (temperatuur boven de
300 °C) varieerde per kolom.
In tabel 1 is de tijdsduur aangegeven vanaf het breken van het
glas tot aan de gedeeltelijke instorting. Bij kolom U-3 was het
glas ten tijde van de gedeeltelijke instorting nog niet gebroken.
Er mag dan ook van worden uitgegaan dat deze kolom toen
nog niet was aangetast.
Ter plaatse van kolom 8 bevond zich een compartimentsscheiding
met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van 30
minuten. Dat kan het relatief grote verschil in tijdsduur tussen
kolom U-7 en U-8 verklaren. Van de foto's en video van de instor -
ting is niet eenduidig af te lezen welke kolom als eerste in de rij
bezweek. De indruk bestaat wel dat dit ergens in het midden van
de kolommenrij is gebeurd. Dat zou dan tot de conclusie kunnen
leiden dat de feitelijke brandwerendheid van deze kolom (onder
deze brandomstandigheden) 1 tot 1½ uur heeft bedragen.
Ten opzichte van de eis voor bestaande bouw van 30 minuten,
en voor nieuwbouw van 60 minuten dus ruim voldoende.
Vragen
Bij de vele lezingen die de auteur over de brand heeft gehou-
den, werden verschillende vragen gesteld, zowel vanuit het
algemene publiek als vanuit deskundigen op het gebied van
brand en/of constructie. De vragen die in het kader van dit
artikel van belang worden geacht zijn:
? Kan een gebouw zo maar instorten bij brand; zijn hoge
gebouwen wel veilig bij brand en hoe staat het met de nog
veel hogere faculteit EWI?
? Waarom is de zuidvleugel niet ook ingestort?
? Zou bij een brand die vanaf beneden was gestart, maar verder
een zelfde verloop zou hebben gehad, sprake zijn geweest van
een eerdere instorting?
kolom tijdsduur in minuten
U-3 glas niet gebroken
U-4 35
U-5 57
U-6 74
U-7 83
U-8 125
U-9 166
U-10 180 of meer
Tabel 1 Tijd tussen het breken van het glas en de gedeeltelijke instorting
8
7
Brand faculteit Bouwkunde 7 2 009 32
? literatuur en bronnen
1 Brand bij Bouwkunde ? Evaluatie van de crisisbeheersing en
vergunningverlening rond de verwoestende brand bij de
Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. COT Instituut voor
Veiligheids- en Crisismanagement, 22 december 2008
2 Evaluatierapport ? Evaluatie crisismanagement tijdens brand
13 mei 2008. Ernst & Young, 12 januari 2009
3 Feitenonderzoek brand Faculteit Bouwkunde TU Delft ?
Interseco. 7 januari 2009
4 Dossier bouwtekeningen en -berekeningen Directie
FM Vastgoed TU Delft
5 Bouwkunde ? Portret van een gebouw 1970 ? 2008
6 Fotoarchief Faculteit Bouwkunde
7 Gesprekken met ooggetuigen, grotendeels in het kader van
de International Fire Research Group
8 Weeren, C. van, Compartimentering bij brand Bouwkunde.
Bouwfysica, nummer 3-2009, NVBV
zal de brandwerendheid naar boven toenemen. Immers, de
grootste afname in draagvermogen bij een kolom treedt op
wanneer de dekking op het betonstaal is verdwenen door
afspatten en/of vergruizen, en het betonstaal wordt blootgesteld
aan de hitte van de brand. Afhankelijk van de hoogte varieert
de wapening van de kolom en daarmee ook de grootte van de
afname in draagvermogen bij het vrijkomen van de wapening.
Bij het gebouw voor Bouwkunde zorgde het effect van het
buigend moment in de kolommen voor een veel beperktere
teruggang in de hoeveelheid wapening in de kolom, en
daarmee, samen met het verschil in (kubusdruk)sterkte in een
veel kleiner of zelfs ontbrekend verschil in de brandwerendheid
van de kolom op de 3e en de 7e verdieping.
Of er dus sprake zou zijn geweest van een eerdere instorting bij
een brand vanaf de 3e verdieping is niet met zekerheid te zeggen.
Berging van goederen
Na de brand bleek de laagbouw voor het grootste deel onbe-
schadigd te zijn. Belangrijke inventarisonderdelen daar waren
de bibliotheekcollectie, de stoelencollectie, de maquettecollec-
tie, de afstudeeradministratie (die als enige onderdeel van de
administratie nog niet was gedigitaliseerd) en apparatuur in de
vormstudie/maquettehal. Daarnaast stonden tussen enkele van
de paviljoens nog containerketen, waarin een deel van de staf
van de faculteit was gehuisvest.
Na de brand is vanaf de buitenzijde de constructieve staat van
het gebouw beoordeeld. Hierbij was Bouw- en Woningtoezicht
de belangrijkste partij. De meeste van de belangrijke inventaris-
onderdelen waren gelegen naast de zuidvleugel, waarvan de
constructieve staat als duidelijk beter dan die van de noord-
vleugel (met zijn gedeeltelijke instorting en horizontale schok)
werd beoordeeld. Op basis van een zorgvuldig gemaakt draai-
boek met permanente visuele bewaking van het gebouw en
portofooncontact tussen de betrokkenen, heeft de brandweer
op basis van vrijwilligheid de stoelencollectie, de maquettecol-
Waarom is de zuidvleugel niet ook ingestort?
De twee vleugels waren elkaars spiegelbeeld. De belastingen op de
gevelkolommen waren in beide gevallen gelijk. Ook de brandbe -
lasting was op beide plaatsen niet duidelijk verschillend. Er zijn
echter enkele andere verschillen, waaronder de wind en het blus -
werk. Waarschijnlijk is daardoor de zuidvleugel wel blijven staan.
De wind, met een snelheid van 14 tot 16 km/uur, waaide min of
meer loodrecht op de vleugels, naar de westgevel (aan de Mekel -
weg) toe. Aan deze gevel waren ook veel meer uitslaande vlam-
men dan aan de oostgevel. De kantoren lagen in de zuidvleugel
aan de oostgevel en in de noordvleugel aan de westgevel. In de
zuidvleugel is op de 6e verdieping enkele uren geblust, via de gang
die direct aan de kantoren grensde. In de noordvleugel is niet
geblust. Toen de brand de noordvleugel bereikte, had de brand -
weer het gebouw al ontruimd. Volgens informatie van een bevel -
voerder van de brandweer duurde de brand in de zuidvleugel in
het brandcompartiment van de 6e en 7e verdieping circa 1½ uur,
terwijl dat in de noordvleugel ongeveer 2 uur duurde. Dat zou het
gevolg van het bluswerk geweest kunnen zijn.
Zou bij een brand die vanaf beneden was gestart, maar
verder een zelfde verloop zou hebben gehad, sprake zijn
geweest van een eerdere instorting?
We vergelijken de bezweken kolommen op de 7e en de 3e
verdieping. Het beton bevatte tot de 4e verdieping 375 kg/m 3
hoogovencement en had een 28-daagse kubusdruksterkte van
ten minste 350 kg/cm 2 (K350). Vanaf de 4e verdieping tot het
dak was het cementgehalte 325 kg/m 3 en de kubusdruksterkte
ten minste 300 kg/cm 2 (K300).
De kolommen 500 x 500 mm waren op de 7e verdieping gewa -
pend met 12 Ø32, aldaar via overlappingslassen verjongend
naar 8 Ø22 en 4 Ø24, en op de 3e verdieping met 16 Ø32 QR 40.
De normaalkracht was op de 7e verdieping 1882 kN en op de 3e
2935 kN. Het buigend moment volgens de berekening was op de
7e verdieping 52,7 kNm en op de 3e 64,5 kNm, dus vrijwel gelijk.
Bij kolommen met over de gehele hoogte een zelfde (forse)
afmeting, die uitsluitend door normaalkrachten worden belast,
thema
9
Brand faculteit Bouwkunde 7 2 009 33
9 De kamervloer, die in figuur 3 was gearceerd, hangt hier
verticaal naar beneden foto: Gemeente Delft 10 Kolom met gespatte dekking, vooral in de kolomhoeken foto: Gemeente Delft
Een ideeënprijsvraag voor nieuwbouw werd door minister Plas-
terk gelanceerd op de Architectuur Biënnale in Venetië en leverde
honderden inzendingen op vanuit de gehele wereld. De door de
brand nog verder toegenomen nationale en internationale
bekendheid van de faculteit Bouwkunde heeft geleid tot een
uitbreiding van internationale samenwerking. Ook is de instroom
van studenten sterk vergroot.
Verder onderzoek
Over het gebouw en het verloop van de brand zijn veel gegevens
beschikbaar: rapporten, bouwtekeningen, foto's, video's en verslagen
van ooggetuigen. Daarom is de brand een goede casus om verder te
documenteren en te bestuderen. In de Verenigde Staten is het initia -
tief genomen om te komen tot een database, waarvoor de brand van
Bouwkunde een eerste casus zou kunnen zijn. Hier wordt verder aan
gewerkt door een International Fire Research Group, bestaande uit
Brian Meacham en Haejun Park (Worcester Polytechnic Institute),
Michael Engelhardt (University of Texas at Austin), Venkatesh
Kodur (Michigan State University), IJsbrand van Straalen (TNO),
Kees van Weeren, (Technische Universiteit Delft), René de Feijter en
Kees Both (Efectis).
Deze groep is enkele keren bij elkaar geweest en heeft onder meer
gesproken met brandweer en hulpverleners. In de Verenigde
Staten zullen verdere analyses en simulaties van het ontstaan en
verloop van de brand worden uitgevoerd.
Wellicht kan dit onderzoek ook nog een bijdrage leveren aan de
onderzoeken, die de laatste tijd in Nederland zijn opgestart naar
brand en brandwerendheid.
De onderzoekinstellingen NIFV, Efectis en TNO hebben gezamenlijk
een visie ontwikkeld op brandveiligheid in de bouw en de rol van
onderzoek daarin. Zij sluiten daarmee aan bij het lopende Actiepro -
gramma Brandveiligheid van de ministeries VROM en BZK.
Daarin is geconcludeerd dat het huidige systeem voor brandpreven -
tie aan de grenzen van zijn mogelijkheden is gekomen. Er bestaan
te weinig mogelijkheden om innovatieve brandveiligheidsmaatrege -
len, gebaseerd op risicoanalyses, toe te passen. De ontwikkelde
missie, visie en strategie worden in 2009 in samenspraak met
belanghebbenden uitgewerkt. Het doel hiervan is de programme -
ring van onderzoek voor het komende decennium.
Conclusies
De brand van de faculteit Bouwkunde heeft ten aanzien van de
brandwerendheid van deze ter plaatse gestorte betonconstructie
met deze vuurbelasting laten zien dat:
? de brandwerendheid van de kolommen ten minste 60 tot 90
minuten bedroeg;
? de brandwerendheid van het samenstel van kernen, vloeren en
stabiliteitswanden zeker (veel?) meer dan 90 minuten bedroeg. ?
lectie en de afstudeeradministratie uit het gebouw gebracht.
De bibliotheek, die naast de liftenhal was gelegen, op korte
afstand van de noordvleugel, werd niet veilig genoeg geacht om
te betreden. Daarom is de bibliotheek door de sloper van een
stevige bescherming op het dak voorzien. De inhoud is daarna
alsnog gered.
Tijdens de sloop is apparatuur uit de vormstudie/maquettehal
gered. De containerketen konden ook vrijwel onbeschadigd
worden weggetakeld. Andere nog gave onderdelen van de
inventaris zijn voor het grootste deel gesneuveld bij de sloop.
Sloop
De sloop begon met de noordvleugel. De bovenste lagen zijn
gebeuld, met de bekende stalen bal. Daarna was de constructie
bereikbaar met een knabbelaar. Tijdens het slopen werd steeds
water verneveld en soms ook schuim gespoten, om eventueel
vrijkomend asbest te binden.
Bij de sloop bleek de liftenhal met de vier kernen veel zwaarder
te slopen dan de vleugels, die in langsrichting van het gebouw
weinig stijve onderdelen bezaten.
Nieuwe kansen
Iedere ramp creëert nieuwe kansen. Dat geldt ook voor deze
ramp. In de media is vaak verslag gedaan van de snelheid
waarmee de faculteit weer op orde kwam. Bij de wederopbouw
van de voorzieningen is uitgebreid gebruikgemaakt van de
aanwezige expertise op de faculteit, op het gebied van program-
ma's van eisen, projectmanagement, architectuur, restauratie en
bouwtechniek.
10
Reacties