Bescherming van ondergrondse betonwerkendoor ir J. DorleynAlvorens over te gaan tot de bespreking van de verschillendesoorten beschermingen, zullen in het kort de redenen worden na-gegaan, waarom beton onder de grond moet worden beschermd.Hiervoor kunnen twee oorzaken naar voren worden gebracht.1. bescherming tegen doorstromend vocht, daar het onmogelijkis beton te maken, dat volkomen dicht is;2. bescherming tegen chemische invloeden van buitenaf.Meestal treden beide verschijnselen gelijktijdig op.1. Bescherming tegen doorstromend vochtIndien men een ondergronds reservoir van beton (bijv. een kelder)aan de binnenzijde bekijkt, zal het oppervlak, indien er normaalbeton is gebruikt, altijd droog aanvoelen: van water zal men nietsmerken. Dit wil evenwel niet zeggen, dat er geen watertransportdoor het beton plaats vindt. Door de capillaire werking van hetbeton zal door capillaire kanaaltjes water worden opgezogen: hetbeton zuigt zich vol.Aan de binnenzijde van het reservoir vindt verdamping plaats,zodat het water, dat aan de binnenkant te voorschijn komt, zalverdampen. Aangezien nu de verdampingssnelheid groter is dan detransportsnelheid door het beton, zal het binnenoppervlak dusaltijd droog zijn. Wanneer de verdampingssnelheid evenwel kleineris dan de snelheid, waarmee het water zich verplaatst, zal er vochtaan de binnenzijde te voorschijn komen. Dit is het geval, als men temaken heeft met slecht beton (bijv. veel grindnesten, waardoorhet water zich gemakkelijk kan verplaatsen).Indien men dus te maken heeft met een normale kelder en zuiverwater, dan zal men deze kelder niet direct behoeven te bescher-men.Anders wordt de situatie, indien men het reservoir gebruikt alsbijv. opslagtank voor chemische stoffen, die het beton aantasten,waardoor men genoodzaakt is dit aan de binnenzijde te bescher-men. Door het aanbrengen van bitumenlagen op de binnenzijdevan het reservoir zou men dus het beton tegen chemische inwer-king kunnen beschermen. In de practijk zal nu blijken, dat dit nietmogelijk is. Het watertransport van buiten naar binnen blijft door-gaan; door het aanbrengen van de bitumineuze bedekking aan debinnenzijde wordt de verdamping evenwel volkomen tegengegaan.Hierdoor ontstaat er in het beton een waterdruk, die de bitumi-neuze laag losdrukt van het beton. Achter de bescherming ontstaandan waterkussens, zodat er op een gegeven moment lekken in debekleding zullen ontstaan, waardoor de agressieve stoffen op hetbeton gaan inwerken.Indien dus dergelijke betonnen reservoirs worden gebouwd, moe-ten zij aan de buitenzij de worden beschermd tegen watertrans-port door het beton, terwijl aan de binnenzijde een bescher-ming kan worden aangebracht, die de inwerking van de tankinhoudop het beton tegengaat.Vaak komt het voor, dat men een reeds bestaande ruimte wil gaangebruiken voor opslag van agressieve stoffen. Aan de buitenzijde isgeen bescherming aangebracht, waardoor het onmogelijk is eenbescherming aan de binnenzijde aan te brengen. Om dit reservoirtoch aan de binnenzijde te beschermen, gaat men dan als volgtte werk.Men brengt de normale bitumineuze bescherming aan en zandtdeze af. Daarna metselt men tegen deze bescherming een steens-muur zodanig, dat deze met de bescherming ??n geheel vormt.Nadat deze muur is afgepleisterd, wordt hierop de beschermingaangebracht tegen de inwerking van de agressieve stoffen. Deeerste bekleding doet hier dus als waterkering dienst; vormingvan waterkussens achter deze bekleding is niet mogelijk, omdat ereen tegendruk is van de steensmuur.Er is bij deze bespreking van uitgegaan, dat we uitsluitend te makenhebben met zuiver water. Bevat het water opgeloste zouten, dankan men uitsluitend aan de buitenzijde beschermen.2. Bescherming tegen chemische invloeden van buitenafDe mate van inwerking van chemische invloeden is afhankelijk vande aard van de omringende grond. Deze bestaat uit een mengselvan: regenwater, grond- en oppervlakwater, in deze vloeistoffenopgeloste gassen en verder uit vaste bestanddelen.Regenwater bevat steeds opgeloste zouten en gassen. Het voornaam-ste opgeloste gas is kooldioxyde (C02), dat met het water koolzuur(H2C03) vormt en dat het regenwater zuur doet reageren. Daar-naast bevinden zich nog zuurstof en stikstof in het regenwater. Inde omgeving van steden en fabrieken zal men bovendien sulfatenin het regenwater kunnen vinden. Door de verbranding van kolenin de fabrieken zal er steeds zwaveldioxyde (S02) uit de schoor-30stenen te voorschijn komen, dat met het water zwaveligzuur(H2S03) vormt en dan verder oxydeert tot zwavelzuur (H2S04).Door de geringe concentratie zullen er dus sulfaat-anionen (S04")in het water voorkomen.Daarnaast hebben wij in Nederland veel te maken met zeewinden,die naast zwavel-anionen ook nog chloorionen (Cl') aan het waterzullen afstaan.Het grond- en bodemwater bevat veel overeenkomst met het regen-water. Ook hier zijn kooldioxyde, zuurstof en stikstof in opgelostetoestand aanwezig. Ook treffen we hier Cl' en S04" in anion-vormaan met daarnaast vooral in kalkhoudende gronden het hydro-carbonaat-anion (HC03'), dat uit calciumcarbonaat (CaCo3) enopgelost koolzuur ontstaat.De zuurgraad van het in Nederland voorkomende grondwatervari?ert in de regel van 6 tot 8?, waardoor het minder zuur is danregenwater.Door inwerking van het regenwater op de koolzure kalk van degrond ontstaat een vermindering van de concentratie aan water-stof-anionen (H'), waardoor de reactie in alcalische richting wordtverschoven. Is de grond arm aan koolzure kalk, dan wordt dereactie veel minder in alcalische richting verschoven, waardoor dezuurgraad beneden 7 blijft.De vaste bestanddelen van de grond in Nederland bestaan hoofd-zakelijk uit kalk, zand, klei, leem en humus.Indien bijvoorbeeld het aantal kleidelen overheerst, spreekt menvan kleigrond. Zo kunnen we dus ook kalk-, humus- en zandgron-den hebben.Deze gronden kunnen nu gaan reageren met de chemische stoffen,die in het grondwater aanwezig zijn, waarbij ook de aanwezigheidvan zuurstof een belangrijke rol speelt. Is er in de grond lucht, dusook zuurstof aanwezig, dan spreekt men van aerobe-gronden integenstelling tot anaerobe-grondsoorten, Hierbij is het nog moge-lijk, dat een bepaalde grond nu eens anaerobe-, dan weer in aerobe-toestand verkeert. Dit is van belang voor de vorming van hetbasische ferrisulfaat (Fe(OH)S04), dat zeer sterk zuur reageert.Indien er vrij veel grondwater aanwezig is, dat de pori?n tussen devaste delen opvult en waarbij lucht dus verdreven is, hebben we deanaerobe-toestand, waarbij dus geen zuurstof aanwezig is.Indien nu het grondwater S04"-anionen bevat, kunnen deze wordengereduceerd tot sulfiden. Aangezien er in een groot deel van onzegrond vrij veel ijzerverbindingen voorkomen, kan het onoplosbareferrosulfide worden gevormd.Krijgen we nu een daling van de grondwaterstand, waardoor hetonoplosbare ferrosulfide als vaste stof tussen de gronddeeltjesachterblijft, dan zal in de plaats van het water lucht komen, waar-door de grond dus van de anaerobe- in de aerobe-toestand over-gaat. Dan zal het ferrosulfide weer geoxydeerd kunnen wordentot ferrosulfaat.Nu is het afhankelijk van de samenstelling van de grond, wat erverder gebeurt. Hebben we te maken met kalkarme gronden, danzal de oxydatie zich voortzetten, waardoor basisch ferrosulfaatontstaat, dat zeer sterk zuur reageert. Bij kalkgronden kan dit nietgebeuren, daar het gevormde ferrosulfaat hier omgezet wordt ingips (CaS04), dat moeilijk oplosbaar is en ferrihydroxyde.In zure gronden, onder aanwezigheid van S04"-anionen, kan betonernstig worden aangetast. Bij aanwezigheid van sulfaathoudendeoplossingen wordt er een dubbelzout gevormd. Dit dubbelzout,dat uit Ca-AI en S04 bestaat, bevat veel kristalwater; het zgn.'zout van Candlot' of cementbacil. Hierbij wordt het zout dus alseen bacil beschouwd, die de ziekte in het beton veroorzaakt.Het dubbelzout is samengesteld uit kristalwater, tricalciumalumi-naat en calciumsulfaat. Het dubbelzout kristalliseert in mikrosko-pisch kleine naaldjes, die zich stervormig om een 'moedermolecuul'vormen.Bij verharding van het beton ontstaan aanzienlijke hoeveelhedenvrije kalk en vormen zich oplosbare aluminaten.Komt nu het sulfaathoudende grondwater in aanraking met hetbeton, dan zal er met de vrije kalk gips (CaS04) worden gevormd.Nu zijn alle factoren aanwezig, die een snelle vorming van hetdubbelzout in de hand werken. Bij de vorming van dit dubbelzoutkunnen 30 moleculen kristalwater worden opgenomen, waardoorvolumevergroting optreedt. Deze volumevergroting brengt metzich mee, dat er scheurvorming optreedt, waardoor het sulfaat-houdende water steeds dieper in het beton kan doordringen,waardoor de aantasting kan doorgaan.De vorming en bestendigheid is alleen maar mogelijk in een op-lossing, die verzadigd is aan calciumhydroxyde (Ca(OH)2). HebbenCement 7 (1955) Nr 1-2we dus steeds nieuwe aanvoer van S04" houdend water, zodat allevrije kalk wordt omgezet in CaS04, dan zal uiteindelijk het dubbel-zout overgaan in een slijmachtige massa, die uit het beton wordtgespoeld, waardoor gaten ontstaan.Hoe beschermen we beton tegen dergelijke aantasting?Allereerst is het nodig, dat er goed verdicht beton wordt gemaakt.Indien we uitsluitend te maken hebben met zuiver water, kan menveel bereiken door aan de mortel een zgn. morteldichter toe tevoegen, waardoor de pori?n tussen de betondelen worden opge-vuld, zodat het watertransport door het beton geheel, of groten-deels, kan worden tegengegaan. Men moet hierbij goed op de kwa-liteit van deze producten letten, daar zij vermindering van trek- endruksterkte van het beton teweeg kunnen brengen.De chemische aantasting kan men door toevoeging van deze pro-ducten evenwel niet tegengaan. De snelheid van aantasting is even-wel geringer geworden, daar de destructieve producten niet zogemakkelijk in het beton kunnen dringen.Een andere beschermingsmethode, die bovengronds veel wordttoegepast, is het fluateren, waardoor de vrije kalk, die zich aan deoppervlakte bevindt, wordt omgezet in een calciumsilicaat, dathard en onoplosbaar is; daardoor voorkomt men, dat de opper-vlakte onmiddellijk wordt uitgeloogd, hetgeen voor een onder-grondse bescherming evenwel lang niet voldoende is.Daarnaast worden tegenwoordig veel producten toegepast, waarinde sterk waterkerende siliconen worden verwerkt, waardoor eengoede dichting wordt verkregen. Ook deze producten wordenevenwel alleen bovengronds toegepast.Ondergrondse installaties worden meestal tegen waterdoorlaat-baarheid en chemische aantasting beschermd met bituminuezeproducten. Men past hier nu verschillende uitvoeringen toe.I. Bescherming met asfalt-oplossingenHierbij gaat men uit van asfaltbitumina, die met behulp van oplos-middelen, zoals benzol, terpentina of solvent naphta, in opgelostetoestand gebracht zijn. Het is mogelijk deze opgeloste bituminamet de kwast op het betonoppervlak te strijken. Meestal past meneen driemalige behandeling toe.Als eerste laag wordt uitgegaan van een zeer dunne oplossing, dieuitsluitend als hechtlaag aan het beton dienst doet. Deze oplos-sing moet het vermogen bezitten in de pori?n te dringen en zich inhet beton volkomen vast te zetten.De droogtijd van de eerste laag bedraagt, afhankelijk van de weers-gesteldheid, 12--24 uur.Nadat deze laag volkomen droog is, dus als al het oplosmiddel isverdampt, brengt men een tweede laag aan.De samenstelling van de tweede laag moet zodanig zijn, dat na uit-strijken een volkomen dichte laag wordt verkregen. De oplos-sing moet dus visceuzer zijn. Deze laagdikte wordt dus ook groterdan die van de eerste laag.De producten moeten samengesteld zijn uit oplosmiddelen meteen niette laag kooktraject. Gaat men bijvoorbeeld uit van benzol,dan zal door de snelle verdamping aan de oppervlakte een vliesontstaan, waardoor het verdampen van het oplosmiddel uit dedieper gelegen gedeelten veel moeilijker wordt: hierdoor wordtdus de mogelijkheid groter, dat er kleine hoeveelheden oplosmid-del achterblijven, waardoor na zonbestraling mogelijkheden totvorming van blaasjes ontstaan.Daarom gaat men meestal uit van solvent naphta of terpentina meteen hoger kooktraject, waardoor een meer gelijkmatige verdam-ping door de hele laag plaats kan vinden. De droogtijd van deze laagis daarom veel langer en duurt meestal ten minste 48 uur.De derde laag bestaat uit dezelfde oplossing als de tweede en dientom eventuele onvolkomendheden in de tweede laag te bedekken;het is dus voor extra zekerheid.Waarom wordt nu de hechtlaag aangebracht?Dit is een zeer dunne oplossing en kan dus gemakkelijk in de pori?ndringen. Dit is niet het geval met de tweede laag. Deze is te dik enzal de pori?n alleen maar overbruggen, waardoor het aanrakings-vlak van bitumen en beton veel kleiner is. Tevens zou de lucht, diedeze pori?n vult, zulk een kracht op de dunne laag uitoefenen, datdeze loslaat van het beton.De hechtlaag verbindt zich dus met het beton. De tweede laagweekt nu de hechtlaag op en vormt met deze ??n geheel, zodat detotale laag op deze manier stevig vast zit.Het is dus zeer belangrijk, dat de hechtlaag goed wordt aange-bracht. Een eerste voorwaarde, waaraan moet worden voldaan, isdat het beton aan de oppervlakte geheel d roog moet zijn, daaranders bitumen in opgeloste toestand niet aan het beton hecht.Daarnaast moet het droge beton stofvrij worden gemaakt, daar ditlosse stof anders een goede hechting tegengaat.Ondanks de driemalige bescherming is er, omdat er met oplos-Cement 7 (1955) Nr 1-2singen wordt gewerkt, een dunne bescherming, die erg kwetsbaaris.Wordt de behandelde installatie later met grond afgedekt, danbestaat de mogelijkheid, dat steentjes de laag beschadigen, waar-door het grondwater toch in aanraking met het beton kan komen.2. Bescherming met asfait-emulsiesEen betere bescherming wordt dan ook verkregen, indien mendikkere lagen kan aanbrengen. Deze soort bescherming heefthet voordeel boven die met asfaltoplossingen, dat men hierbijwerkt op vochtig beton. Als het beton droog is, moet het eerstmet water worden besprenkeld. Na bestrijking met een emulsiewordt het oppervlak door een laagje bitumen gedekt. Dit ontstaatdoordat de emulsie wordt gebroken, d.w.z. dat de asfaltfaze en dewaterfaze worden gescheiden. Afhankelijk van de stabiliteit van deemulsie treedt deze breking onmiddellijk, dan wel na langere tijdna het aanbrengen op. De waterfaze verdwijnt door droging aan debuitenlucht en gedeeltelijk door het indringen in het beton.Ook hier moet eerst met een sterk verdunde emulsie worden ge-werkt, die dienst doet als hechtlaag. Daarna wordt als beschermen-de laag een emulsiepasta toegepast, die vulstoffen bevat. Dezeemulsies zijn zeer dik, waardoor gemakkelijk een behoorlijk be-schermende laag van 2-3 mm ineens kan worden aangebracht. Dezeemulsies behoren tot het stabiele type, die een langere uitvlok-kingstijd hebben.Niet alle stabiele en pasta-achtige emulsies kunnen als beton be-scherming dienen, vooral niet als ze in dunne lagen worden aange-bracht. De bruikbaarheid van dit soort emulsiepasta hangt af vande aard van de vulstof. Levert bijv. een kleiachtige vulstof uitste-kende resultaten op als bindmiddel voor koudasfaltvloeren, voorhet beschermen van beton in dunne lagen zijn ze ongeschikt; deervaring heeft geleerd, dat juist klei een prima overbrenger vanwater is.Vermijdt dus voor betonbescherming klei-emulsies!Het voordeel van het gebruik van emulsies is, dat men onder alleweersomstandigheden hiermee kan werken. Het nadeel is, datalle emulsies opgebouwd zijn uit zachte, zgn. 'straight-run' bitu-mina, waardoor ze tamelijk zacht zijn en waardoor dus gemakkelijkmechanische beschadigingen kunnen optreden.3. Bescherming met warm aangebracht asfaltbitumenDit soort beschermingen is zeer doelmatig, indien men hoge eisenstelt aan mechanische weerstanden. Meestal worden ze toegepastin combinatie met wapeningen bestaande uit met bitumen behan-delde weefsels. Ze z?jn echter zeer moeilijk goed aan te brengen,zodat dan ook gespecialiseerde vaklieden ervoor nodig zijn.Dit soort bekleding wordt in verschillende lagen aangebracht.Eerst moet men zich ervan overtuigen, dat de ondergrond vol-komen droog is, daar hierop een asfaltoplossing moet wordenaangebracht, waarop de later aan te brengen warme bitumenlagenweer verankerd moeten worden. Is nu de ondergrond vochtig, danmaakte men wel gebruik van een asfaltemulsie als onderlaag. Dit isechter om twee redenen verkeerd!1. brengt men door de emulsie op het beton te smeren meer waterin het beton, dat zich straks zal openbaren bij het aanbrengen vande warme laag, waardoor deze, zoals men dit in vaktermen noemt,'afgeblazen' wordt. Hierdoor ontstaat een zeer slechte hechtingaan de ondergrond, waardoor de bescherming waardeloos wordt;2. bestaat een emulsie uit een 'straight-run' bitumen, terwijl dewarme asfaltlagen veelal tot het geblazen type behoren, waardoorzich tussen hechtlaag en deklaag een oliefilm kan vormen, zodatgeen hechting aan de ondergrond wordt verkregen. Het optredenvan deze oliefilm noemt men het 'zweetverschijnsel'. Dit treedtvooral op, indien een dikke hechtlaag wordt aangebracht. Om ditverschijnsel te voorkomen, moet het asfaltbitumen van de hecht-laag van hetzelfde type zijn als de aan te brengen deklagen.Indien men er zich van overtuigd heeft, dat de ondergrond vol-doende droog is, dan moet men een hechtlaag aanbrengen. Na hetaanbrengen van deze laag moet ongeveer 12-24 uur worden ge-wacht -afhankelijk van het jaargetijde- totdat al het oplosmiddelis verdampt.Vervolgens wordt een deklaag van 1-2 mm geblazen bitumen metof zonder vulstof aangebracht bij een temperatuur van 180-200 ?C.De keus van gevulde of ongevulde bitumen is afhankelijk van detemperatuur, waaronder de bescherming, na aangebracht te zijn,komt te verkeren. Heeft men te maken met hoge temperaturen,dan zal de vulstof het vloeien van het materiaal verhinderen.Na het aanbrengen van deze deklaag zal men zien, dat ondanks allegenomen voorzorgsmaatregelen nog 'phinoles' in de laag voor-komen, d.z. kleine kratertjes, die doordringen tot op het beton-oppervlak. Voordat de bescherming nu verder wordt aangebracht,moet men met een benzine- of butagasbrander het totale oppervlakzeer zorgvuldig afvlammen, waardoor al deze phinoles dicht-31vloeien. Dit is een zeer essenti?el onderdeel van de bescherming,daar zich bij het achterwege laten van dit afvlammen openingenvormen (die lucht kunnen insluiten) en bij verschillende temperatu-ren verschillende volumina innemen en daardoor vooral bij hogeretemperaturen, in de bescherming spanningen doen ontstaan, diehet losdrukken van het geheel ten gevolge kunnen hebben, waar-door blazen ontstaan.Na het afvlammen wordt de tweede laag aangebracht, die meestalin ??n arbeidsgang met de wapening wordt aangebracht.Waaruit bestaat een wapening?De hiervoor in aanmerking komende materialen zijn in bitumengedrenkte jute, wolvilt, asbestvilt of glasdoek.Gedrenkte juteDit weefsel bestaat uit dicht op elkaar geweven draden. Het is nuonmogelijk de draden door de dichte structuur volledig te om-hullen. Dit heeft tot gevolg, dat het zeer gemakkelijk vocht zal op-nemen; dit vocht trekt door het gehele weefsel heen. Nu heeftjute tevens het bezwaar, dat het mazen heeft, waardoor het ge-makkelijk door de eerste laag heen gedrukt kan worden, zodat hetweefsel het betonoppervlak plaatselijk gaat raken, waardoorvochttransport van buitenaf naar het beton kan plaats vinden.Het euvel van het doordrukken kan men voorkomen, door voorafniet alleen het juteweefsel te drenken maar dit tevens aan beidezijden van een bitumenlaag te voorzien, zgn. 'coating' opbrengen,zodat van de jute zelf niets meer te zien is; er ontstaat een geslotenbaan.Het voordeel van jute t.o.v. de andere wapeningen is, dat hetmechanisch zeer sterk is.Gedrenkt wolviltDit is een weefsel, dat opgebouwd is uit wol- en katoenvezels.Hierbij bestaat de mogelijkheid, het volkomen met bitumen teomhullen, zodat men hier als het ware te maken heeft met eenasfaltlaag, waarin zich volledig omhulde vezels bevinden.Daar dit gedrenkte materiaal een volkomen gesloten geheel vormt,is het euvel, dat men bij gedrenkte jute aantreft, nl. het door-drukken tot op het beton, hier uitgesloten.Zowel wol- als katoenvezels zijn aan rotting onderhevig. Kunst-matig kan men deze vezels 'rotproof' maken, door ze met verschil-lende preparaten te behandelen. Hierbij kunnen echter foutenontstaan, die men pas kan zien, als het te laat is. Vandaar dat deallerbeste uitvoering is een wapening bestaande uit een reeds rot-proof materiaal.Gedrenkt asbestviltDit materiaal bestaat voor 100% uit samengeperste asbestvezels,die op dezelfde manier te doordrenken zijn als wolvilt. Het grotevoordeel dat dit materiaal t.o.v. wolvilt heeft, is dat het van natureal 'rotproof' is. Het nadeel van dit materiaal is, dat de weerstandtegen mechanische beschadiging geringer is dan die bij wolvilt.Gedrenkt glasdoekDit is een van gesponnen glasdraden geweven glasdoek, dat vol-komen rotproof is en dat tevens het grote voordeel heeft volkomenbestand te zijn tegen mechanische beschadigingen in tegenstellingtot de zgn. glassluiers. Ook bij glasdoek hebben we het nadeel watjute heeft, nl. een open weefsel, maar aangezien glas niet hygros-copisch is, heeft het raken van het weefsel aan het beton geen na-delige gevolgen voor de bescherming.Dit is dus de beste wapening, die men kan toepassen, maar is nogniet algemeen, omdat de kosten ervan in de regel veel te hoogliggen.E?n van deze weefsels wordt nu tezamen met de tweede deklaagop de eerste afgevlamde deklaag aangebracht. Dit doet men nu alsvolgt:Het uiteinde van de rol wapeningsmateriaal wordt op de eerstedeklaag geplakt. Vervolgens wordt met gietkannen, die gevuld zijnmet bitumen van dezelfde samenstelling als de eerste deklaag, bijI80-200 ?C een kraal bitumen voor de rol uitgegoten en wel zo-danig, dat aan weerszijden van de rol een overmaat bitumen aan-wezig is. Daarna wordt de rol onder voortdurend gieten zoverafgerold, totdat het hele oppervlak is bedekt.Achter de rol wapeningsmateriaal bevindt zich een drukrol, die dewapening vastdrukt op de eerste en tweede deklaag, waardoor??n geheel wordt verkregen met het beton.Nadat de wapening is aangebracht, wordt deze nog eens extra af-gedekt met een laag bitumen, die dezelfde temperatuur en samen-stelling heeft als de andere deklagen. Op deze manier wordt eenbescherming verkregen, die tegen vele mechanische invloedenbestand is.Heeft men met grote drukken en zware mechanische invloeden temaken, dan past men enige wapeningslagen toe, waarbij men tussende wapeningen onderling weer een deklaag aanbrengt.Zo worden bijv. bij de isolatie van de tunnel te Velsen drie wape-ningen toegepast.Al deze beschermingen zijn zeer doeltreffend, als men bij de onder-grondse installatie niet te maken heeft met speciale soortenwortels. Hebben we boven deze isolatie bijvoorbeeld rietvelden,waarbij de rietwortels tot de isolatie kunnen doordringen, dan zalmen na korte tijd zien, dat de stengels door de isolatie heengroeien.Men kan dit euvel opheffen, door aan de bitumina speciale stoffentoe te voegen, die de wortels, als deze er mee in aanraking komen,doden. Het is evenwel zeer moeilijk dergelijke stoffen egaal overde bitumina te verdelen. Tegenwoordig brengt men daarom zgn.veredelde pekken aan de markt, die de aangename eigenschappenvan bitumen bezitten en tevens van nature stoffen bevatten, diewortel-ingroei voorkomen.Verschillende proefobjecten zijn hiermee behandeld; de ervaringmoet nog leren, of een dergelijke bescherming werkelijk effectiefwerkt.foto I. opbrengen van isolatielagen op de tunnelwand te Velsenmet behulp van een bouwliftDe isolatie bestaat uit 8 lagen: primer, deklaag, ruberoid-wolvilt, deklaag, ruberoid-wolvilt, deklaag, ruberoid-asbest-vilt, schutlaag.foto 2. tunnelbouw te Velsen32 Cement 7 (1955) Nr 1-2
Reacties