Bedrijfsvloeren met slijtlaagdoor L. F. Dammers Jr., Medewerker Instituut T.N.O. voor Bouwmaterialen en BouwconstructiesInleidingUitsluitend naadloze beconvloeren, die in het werk worden ge-maakt en afgewerkt, zullen hier worden besproken.Voor dit soort oeren zijn twee methoden van uitvoering:vlA. monolietB. als dekvloerUitvoeringA. monolietBij deze methode wordt de verse betonspecie na het begin vanbinding van een bovenlaag met slijtvast materiaal voorzien. Deaf te werken specie, die meestal niet door het bedrijf, dat devloer afwerkt, wordt gestort, maar bijv. door de hoofdaannemervan het werk, moet aan bepaalde eisen voldoen. Gezien de nauwesamenwerking, die er moet zijn tussen de beide aannemers.dienen er door het vloerenbedrijf bindende voorschriften teworden gegeven ten aanzien van de uitvoering van het onder-beton.Deze voorschriften voor ondcrbeton moeten luiden:a. specie niet schraler dan I : 5 (in volumedelen);b. niet meer mengwater (d.i. inel. het in vochtige toeslagstoffenaanwezige water) gebruiken dan voor de verwerkbaarheidvan de specie noodzakelijk is, hetgeen overeen moet komenmet een watercementfaktor van ca. 0,50 cot maximum 0,70(o.a. afhankelijk van het soort cement);c. na 2 uur n.m. geen af te werken beton meer storten ;d. uitvoering in overdekte ruimten, bij voorkeur glasdicht;e. vrije beschikking over de ruimten wanneer moet wordenafgewerkt.Punt b. moet zijn aangevuld met een getal voor de w.c.f. : de aan-nemer die het onderbeton stort, zou, slechts gebonden aan deomschrijving 'verwerkbaar' een hoeveelheid mengwater kunnentoepassen, die hij voor het storten van de specie meent nodig tehebben, waarna vloerafwerkers dan maar moeten zien, hoe ze devloer afwerken.Een lage w.c.f. maakt het meten van de zetmaat met de zetkegelvan Abrams tot een zeer onnauwkeurige bepaling. Overigensgeeft de zetmaat onvoldoende inzicht in de verwerkbaarheid vande specie. De hoeveelheid mengwater zal dus of berekendmoeten worden of tijdens het draaien van de specie dienen teworden bepaald volgens aanwijzingen van de vloerafwerkers.Uiteraard is dit geen waarborg voor een goed beconspecie-mengsel: de verdichtingsarbeid en de wijze van afwerken zullende tekortkomingen in hoofdzaak moeten ondervangen.De eerste behandeling, die het topmateriaal na het instrooienondergaat, is het inschuren. Dit inschuren brengt de specie inbeweging, waardoor het grovere toeslagmateriaal zakt en delichtere bestanddelen naar boven komen. Bij een te schralespecie komt dan niet alleen het water, maar ook een ceveel aanzand naar boven. Dergelijk onderbeton is, afgezien nog van dekrimp, niet met redelijk resultaat af te werken. De vloerafwerkerskunnen in dit geval maar ??n verstandig ding doen: hun spullenpakken en naar huis gaan. Er kan niet van hen worden ge?ist, datze mo?ten knoeien. Om verhaal achteraf te voorkomen, verdienthet aanbeveling van een dergelijke onderbetonspecie een monstervoor een proefkube uit de vloer te scheppen.Bij niet-vrijdragende vloeren wordt vaak zonder werkvloergestort. Om nu verontreiniging van de specie en te snel weg-zakken van het voor de verharding benodigde mengwater tevoorkomen, wordt dan veelal op een laag asfaltpapier. sisalkrafc-papier e.d. gestort. Nu komt het nogal eens voor, dat er in plaatsvan specie van een juiste consistentie 'erwtensoep'1) wordt ver-werkt. Hoewel bij het oplichten van de wapening meestal gatenin de papierlaag komen, blijft dan het overtollige mengwater inplassen op de specie staan. Daar bij het tegenwoordige loonpeilde vloerafwerkers niet zozeer behoefte hebben aan overuren,gaan dezen, na enig wachten tot de specie enigszins is opgestijfd,toch hun topmateriaal instrooien. Op plaacsen, waar na het in-strooien nog plassen staan, wordt dan om het overtollige waterte binden extra cement en evtl. zand ingestrooid (dit is goedkoperdan slijtvast materiaal) met alle gevolgen van een plaatselijk tevette toplaag. Een betere methode is de natte plekken met1) Vrij vertaald naar Hummel, die o.a. ?n Das Beton-ABC do omschrijving'Suppenbeton' bezigt.jute-zakken af te dekken en daarop een mengsel van cement-zandte strooien om zo het overtollige mengwater aan de top te ont-trekken; dit behoort strikt genomen nie: tot de taak van devloerafwerkers, zodat deze laatste methode vrijwel nooit wordttoegepast.Nu is er bij wel of geen toepassing van de eerst omschrevenmethode een grote kans, dat de vloer bij een dergelijk nat onder-beton niet nog dezelfde dag wordt afgepleiscerd. Indien het devloerafwerkers nl. te laat wordt met wachten tot de vloer zoveris opgestijfd, dat deze kan morden afgepleisterd, wordt dezeafwerking tot de volgende morgen uitgesteld. Dit kan dan nogdoordat, zij het soms met kracht, voldoende specieslijm naarboven is te werken om te kunnen pleisteren. Het resultaat isechter, dat er een dood gepleisterde laag van topmateriaal encement kan ontstaan, wat de kwaliteit v.in de vloerafwerkingdubieus maakt.Omdat het zeer gewenst is, dat bij monolie: afwerking de onder-betonspecie zo droog mogelijk wordt gestort, waarbij eenw.c.f. < 0,50 mogelijk ?s, kan voor de verdichting van dezespecie een crilnaald of trllplaa" worden gebruikt. Door het trillenkomt cementwater naar boven en is er gevaar voor plaatselijkeontmenging, redenen te meer om juiste specieverhouding ?nconsistentie toe te passen en ook om de voorschriften voor hettrillen nauwkeurig aan te hojden.De uitvoering in de open lucht geschiedt niet voor risico van defirma die de vloer afwerkt, tenzij dit uitdrukkelijk in de order-bevestiging is vastgelegd. Eventuele afscherming is voor rekeningvan de hoofdaannemer of diens principaal. Wanneer op een juistafgewerkte vloer een regen- of hagelbui komt, wordt het opper-vlak 'mottig'. Van het schuren van een dergelijke verhardebetonvloer met slijtvaste toplaag komt achter niets terecht.Ten koste van veel tijd en een groot aartal vernielde schuur-stenen zouden slechts de toppen in het oppervlak door de stenenvan de schuurmachine kunnen worden geraakt. Het resultaatzou een vlekkerig geheel zijn van geschuurde en ongeschuurdeoppervlakjes. Bovendien bevat regenwater opgeloste zouten engassen, die de uiteindelijke hardheid en d chtheid van de vloernadelig be?nvloeden: ter plaatse van iedere regendruppel vormtzich als het ware een slechte ste? in het oppervlak.Alle theorie?n ten spijt heeft een ploegje ita iaanse vloerafwerkersenige jaren geleden, op een werk in de leerstreek van Nrd.-Brabant, een stuk betonvloer met succes weten af te werken,waar de plassen regenwater op stonden. Zij drukten door deplassen heen de cop van de verse specie dich: met het ingescrooidemateriaal, zonder daarbij een teveel aan water in de top te druk-ken. Bovenstaande is niet beschreven als voorbeeld dat navolgingverdient.Het aantal m2vloer, dat per dag wordt gescorc, moec van tevorenworden overeengekomen, opdat deze m2nog dezelfde dag kunnenworden afgewerkt. Overuren zijn in het algemeen in de m'2prijs gecalculeerd,Tot de taak van de hoofdaannemer behoort ook het op juistehoogte aanscampen en afrijen van de ondervloerspecie. Devloerafwerkers brengen nl. hun maceriaal in de cop; de afgerijdehoogce wordt dus de bovenkant van de afgewerkte vloer. Devloerafwerkers kunnen bij de oplevering dan ook niet aansprake-lijk worden gesteld voor eventuele oneffenheden in het vloer-oppervlak, tenzij bijv. kan worden aangecoond, dac ze mee eenafwerkmachine ce lang op ??n plaacs zijn blijven staan.Een euvel --dac nogal eens voorkomt-- is, dat tijdens het scorcende door de hoofdaannemer gescelde rijen gaan zetten: met zorgis het stelwerk uitgevoerd en als het dan op storten aankomt,worden de kruidelen rechtstreeks op de rijen gelegd. Een vollekruiwagen met een man er achter weegc ca. 350 kg en als eendergelijk gewichc een aancal keren over een rij wordt heen-gekruid, gaac deze zecten, met piketten en al, waardoor de juisteafrijhoogte verloren gaat.Zodra de vloer enigszins is opgestijfd, wordt met het instrooienmet de hand van het topmateriaal begonnen. Daarcoe wordenzonodig kruidelen over het verse beton gelegd om het gehelevloeroppervlak bereikbaar te maken. Wanneer een vloerafwer-ker naast de kruidelen stapt, moet het ontstane gat niet met om-liggende specie worden dichtgesmeerd, maar worden opgevuldmet een nieuwe schep specie en met een handje topmaceriaal erbovenop. Hetzellfde geldt voor de gacen in de specie, die bij hetultlichten van de piketten zijn ontstaan.Cement 9 (1957) Nr 5-4 193foto I. monsters van de voornaamste in Nederland toegepaste slijtvaste materialenDe hoeveelheden topmateriaal per m2komen in het algemeenniet boven de 5 kg; 2, 3, 4? en 5 kg zijn hierbij gebruikelijk.Onder verschillende benamingen in de handel gebracht, wordenals slijtvaste materialen in Nederland o.a. toegepast carborun-dum, ferro-si?cium en (elektro)korund, enkelvoudig of als meng-sel. Vrijwel zonder uitzondering worden deze slijtvaste materialenniet zuiver verwerkt; de gebruikelijke toeslag is 50 tot soms 80%gegranuleerde hoogovenslak, magnetiet, goedkoper slijtvastmateriaal, e.d. Het kan dus zijn, dat 2 kg topmateriaal per m2inwerkelijkheid slechts 0,4 kg carborundum e.d. per m2vloer levert.Daarnaast wordt een andere groep slijtvaste materialen in dehandel gebracht, waarvan het hoofdbestanddeel wordt gevormddoor natuurprodukten zoals basalt, flit, porfier, e.d. in gebrokenvorm (foto I).Het topmateriaal wordt gewoonlijk in zakken van 50 kg op hetwerk aangevoerd. Cement en zand worden zo mogelijk van dehoofdaannemer overgenomen, om geen moeilijkheden te krijgenals gevolg van kwaliteitsverschillen.Het topmateriaal wordt op het werk droog gemengd met cementen eventueel met zand, bij voorkeur in een tegenstroommenger(zgn. gedwongen menging, foto 2), of bij werk van geringer om-vang met de hand in een mengbak.Eerst worden de bestanddelen gemengd, die voor de druk- ofovergangslaag bestemd zijn. Deze dient om de top van de onder-betonspecie af te sluiten en tevens als overgang naar het altijd vrijvette mengsel voor de eigenlijke slijtlaag, die weer op de over-gangslaag komt. Voor deze overgangslaag kan worden genomen:foto 2. menger met zgn. gedwongen menging? (I). I zak p.c. : 2? zak gezeefd grindzand (op een schuin op-gestelde draadzeef met 5 mm mazen of een plaatzeef 5,6; deschadelijke stukjes kool en dergelijke verontreinigingen zijnmeestal zo groot, dat ze op deze zeven blijven liggen). Ditmengsel is bestemd voor 50 m2. Juist met het grindzand wordtook een korrel in de top verkregen in plaats van vrijwel uit-sluitend fijn toeslagmateriaa ;? (II). I zak p.c. : I zak schoon scherp zand : I zak topmateriaal(1:2) bestemd voor ca. 33 m2bij een vette onderbetonspecie.Is die specie wat schraler d n kan worden genomen:a? 1? i.p.v. I zak zand (I : 2?).Is de specie nogal nat gestorc, dan kan om meer water te binden(en om bij het afwerken ortmenging in de top tegen te gaan)worden genomen:? 2 zak p.c. : 3 zak scherp zand : I zak topmateriaal (I : 2), even-eens voor 33 m2.Na het instrooien moet het mengsel zich verzadigen met wateruit het onderbeton, waarra het wordt ingeschuurd. Direktdaarna wordt de eigenlijke ?lijtlaag ingestrooid (want die heeftook vocht nodig) voor:uitvoering 2 kg/m2op overgangslaag (/)? I zak p.c. : 2 zak topmateriaal, bestemd voor I00 m2, inschurenen zelfde mengsel daarover instrooien, dat na het schuren ? wordt gepleisterd met de stalen spaan.Ook wordt deze 2 kg/m2wel in ??n keer ingestrooid, waarvoorde cementhoeveelheid dan iets wordt verminderd tot:? 3/4 ? 4/5 zak p.c. : 2 zak topmateriaal, ingeschuurd en voor deeerste maal gepleisterd, bestemd voor 50 m2,uitvoering 3 kg/m2op overgangslaag (II) (er is dan reeds 1? kg/m2verwerkt:? I zak p.c. : 2 zak topmateriaal, bestemd voor ca. 67 m2, in-strooien, inschuren en I ? pleisteren,uitvoering 4? kg/m2;??n keer meer een engsel van I zak p.c. : 2 zak topmateriaalmper 67 m2inwerken,uitvoering 5 kg/m2op overgongslaag (/):? I zak p.c. : 2 zak topmateriaal bestemd voor 40 m2, instrooienen inschuren, gelijk mengsel er over heen, dat dan tevensI ? wordt gepleisterd.Niet meer dan 2? kg topmateriaal per laag instrooien bij mono-liet afwerking; laag voor laag nschuren.Het zand in de overgangslagen dient ook als aanvulling op degradering van het topmateriaal om de top van het onderbetondicht te kunnen krijgen. Soms wordt voor de overgangsiaageen topmateriaal genomen, dat in verhouding tot de eigenlijkeslijtlagen meer toeslagstoffen bevat, dus goedkoper is.De hier opgegeven verhoudinger gelden voor bepaalde topmaterialenen dienen alleen om een inzicht te geven.Na het instrooien wordt het materiaal, nadat het donker isopgetrokken, dus eerst ingeschuurd. Al naar de omvang van hetwerk wordt de vloer met de hand of gedeeltelijk machinaalafgewerkt.194 Cement 9 (1957) Nr. 5-6foto 4. het afpleisterenGebeurt dit met de hand, dan heeft de vloerafwerker tweezgn. kruipplankjes nodig, waarop hij met zijn knie?n en schoe-nen steunt; hij werkt al schurende en kloppende met het houtenschuurbord achteruit, waarbij hij met zijn andere hand op destalen spaan steunt, of andersom. Niet langer mag worden ge-schuurd dan nodig is om het gestrooide materiaal in de top teschuren en de bij het afrijen achtergebleven oneffenheden wegte werken,Voor machinaal schuren wordt een zgn. 'power-float' gebruikt.Het zijn machines met een metalen schuurplaat ? ca. 60 cm. Deboven de schuurplaat gemonteerde motor brengt tevens eenviertal hamers in beweging, die tijdens het schuren op de boven-kant van de schuurplaat kloppen voor het verdichten van despecie, 'Power-floats' zijn zowel met benzine- als elektromotorverkrijgbaar; totaal gewicht ca. 160 kg. In Nederland is naastenkele buitenlandse merken, ook een machine van binnenlandsfabrikaat verkrijgbaar, die in de handel wordt gebracht onder denaam van 'compacterende pleistermachine'. De 'power-float'wordt al schurende in banen van 5 tot 8 m breedte over devloer heen en weer gestuurd, waarbij de man, die hem bediend,achteruit loopt.De eerste maal pleisteren met de hand kan eventueel ook doormachinaal pleisteren worden vervangen. De pleistermachinebestaat uit een benzinemotor, gemonteerd op een drietal spanen,die op hun beurt stervormig zijn gemonteerd in een metalenband ? 90--120 cm, afhankelijk van het machinetype. De pleister-spanen zijn veelal dubbel en bestaan dan uit de zgn. voorwerkers,die bijv. afneembaar zijn bevestigd aan de daarboven in de metalenband gemonteerde afwerkers en onder een hoek zijn te stellen.(foto 3). Het gewicht van de machines kan vari?ren van ca.50 kg tot 105 kg. De bediening geschiedt als bij de 'power-float'.In de praktijk komt het er echter op neer, dat voor monolietafwerking alleen bij prima getrild onderbeton met een lage w.c.f.voor het ?nschuren van het topmateriaal van de 'power-float'gebruik kan worden gemaakt. Vrijwel zonder uitzondering moetdit ?f met de hand, ?f, bij een enigszins omvangrijk werk, met depleistermachine worden uitgevoerd, o.a. wegens het lichteregewicht van deze machine. Thans wordt ook gestreefd naar hetconstrueren van een pleistermachine van middelgrote capaciteiten met een totaalgewicht van ca. 50 kg, bestemd zowel voor in-schuren (met de voorwerkers) als voor voorpleisteren (met deafwerkers).Wanneer dan met de voorwerkers van de pleistermachine hettopmateriaal is ingeschuurd, worden deze spanen van de machineverwijderd en wordt direkt daarna met de afwerkers voor deeerste maal gepleisterd. Voor het pleisteren worden deze af-werkers onder een kleine hoek gesteld om 'open trekken' vande top van het onderbeton te voorkomen. Aan het in de speciezakken van de afwerkmachine is te zien, of op het juiste tijdstipmet afwerken wordt begonnen.Voor machinaal schuren moet de onderbetonspecie ?n een lagerew.c.f. hebben ?n wat verder zijn opgestijfd dan voor schurenmet de hand.Waar bij inschuren met de 'power-float' vooral ook door hetkloppen van de hamers, het voor het inschuren en dichtdraaienvan de top benodigde cementwater naar boven komt, zal dit bij?nschuren met de hand nog grotendeels aanwezig moeten zijn.Het eerste gedeelte van de afwerking heeft als hoofddoel devloer dicht te krijgen.De laatste keer pleisteren mag om verschillende redenen nietmachinaal gebeuren.In de eerste plaats maakt de pleistermachine altijd spaanslagenin het oppervlak. Voorts komt, weliswaar ook door overmatigschuren, maar vooral door het pleisteren, een mengsel van water,het afgescheiden kalkhydraat van cement en het fijne gedeeltevan het topmateriaal en het toeslagmateriaal aan het oppervlak.Voor deze laatste keer pleisteren heeft de vloerafwerker zijnspaan met beide handen vast, die hij dan onder een kleine hoekmet kracht over het vloeroppervlak beweegt, waardoor hijspecieslijm aan het oppervlak trekt (foto 4). Heeft hij op eenvloergedeelte zoveel mogelijk specieslijm naar boven gewerkt,dan pleistert hij met een deel van dit slijm het vloergedeelte metregelmatige slagen dicht. Het teveel aan specieslijm, dat voor despaan blijft, moet worden verwijderd. Wordt bijv. op een naast-liggend, de vorige dag afgewerkt vloerveld de spaan afgeveegd,dan moet het daarvan spoedig worden verwijderd, anders wordthet zo hard, dat er een schuursteen aan te pas moet komen.Bij het machinaal afpleisteren wordt het teveel aan specieslijmover het oppervlak uitgesmeerd, met als resultaat dat de verhardevloer, na de ingebruikneming gaat stuiven. Dit stuiven zalvoortduren, totdat de slijmhuid volledig is afgesleten en hetslijtvaste materiaal aan de dag is gekomen.foto 3. het inschuren van een pantserlaag met behulp van eenpleistermachine (let op de brede voorwerkers)Bij het met de hand pleisteren kan ook gevoeld worden, wat erwordt gedaan: een grindkorrel, die boven het oppervlak uit-steekt en die tijdens het afpleisteren al door het bindmiddel wordtvastgehouden, zou door de pleistermachine uit het oppervlakworden losgesleurd; met de hand is hij ?f weg te werken ?f metde punt van de spaan uit te wippen, waarna het ontstane gaatjekan worden dichtgesmeerd met het specieslijm.De laatste keer pleisteren moet dus met de hand gebeuren enhet is zelfs beterom al het pleisterwerk met de hand te verrichten,waarbij dan door de vloerafwerker twee stalen spanen wordengebruikt. Bij het pleisteren wordt meer druk uitgeoefend dan bijhet schuren. Komt er bij het afpleisteren nog te veel specieslijmaan het oppervlak, dan is dit een teken, dat er te vroeg met delaatste pleistering is begonnen. In dit geval moet de vloer blijvenliggen tot hij nog met moeite is af te pleisteren, waarbij de spaandan een metalige klank moet geven.Wanneer van opstijven van de specie nog geen sprake is, heeftafpleisteren geen zin: de korrels moeten door het bindmiddelzo worden vastgehouden, dat ze door het afpleisteren niet meerin de top verplaatst kunnen worden.Door ervaring weten de vloarafwerkers, wanneer en hoe langte schuren, te pleisteren en af te pleiste-en, daarbij rekeninghoudende met het geheel met de hand of gedeeltelijk machinaalafwerken.B. als dek vlo erVoor deze uitvoering moet de in ieder geval beloopbare onder-vloer aan verschillende eisen voldoen. Als hoofdeis geldt, dat deondervloer stijf geconstrueerd moet zijn, zodat dekvloerenvrijwel uitsluitend op gewapend betonnen ondervloeren wordenaangebracht.Holle baksteenvloeren bijv. zijn als ondervloer meestal nietgeschikt: in ieder geval kan hierop onder geen enkele garantieeen dekvloer, zoals hier besproken, worden aangebracht.Voor dekvloeren dient een dikte te worden aangehouden vanca. 3 cm. Het onderbeton moet dus 3 cm beneden het uit-eindelijke vloerpeil worden afgerijd. Het oppervlak van deondervloer moet schoon, ruw en vrij van losse plekken doorhoofdaannemer of directie ter beschikking van de vloerafwerkersworden gesteld en mag geen grote oneffenheden vertonen.Dit 'ruw' is te bereiken door het oppervlak van de betonspeciena het begin van de binding, maar nog voor de specie in vastetoestand overgaat, uit te bezemen, mede om op deze wijze hetdoor het storten en afrijen naar boven gekomen cementwateronwerkbaar te maken, waardoor het na uitdroging tot stof wordt.Wanneer onderbetonspecie te nat is gestort, kan er een ernstiggevaar optreden voor de uiteindelijke hechting van dekvloer oponderbeton. Doordat in een dergelijke natte top de bezem-strepen niet blijven staan rraar weer dichtvloeien, wordt hetuitbezemen, wanneer tegen het einde van da werktijd het stortenis klaar gekomen, wel tot de volgende morgen uitgesteld. Dan isde specie echter reeds in vaste toestand overgegaan en aan deverharding bezig. De top van het onderbeton wordt dan zo diepals de haren van de bezem gaan, in zijn structuurvorming ge-stoord ; met de dan nog resterende bindkracht van het cementmoet deze bovenlaag opnieuw in vaste toestand zien over te gaan.Het resultaat is dan een als het ware doodgebezemde top vanhet onderbeton, dat een zachte laag tussen ondervloer en dek-vloer zou gaan vormen. Bij keuring van de ondervloer, bijv.met een hamer, is dit gebrek direkt vast te stellen. De enigeoplossing in zo'n geval is de verkankerde toplaag weg te hakken.Niet alleen de kosten voor het bruut hakken van de ondervloerkomen dan voor rekening van de hoofdaannemer, maar de dek-vloer wordt ook dikker dan 3 cm; hij mag dus ook het meerderebeton betalen aan het vloerenbedrijf.Losse plekken, plekken 'bomijs' e.d. in de ondervloer moetenworden uitgehakt, en niet door de hoofdaannemer wordenaangevuld. Plamuur, specieklodders e.d. moeten worden ver-wijderd, kortom de vloer moet schoon zijn. Dit alles is voorrekening van de hoofdaannemer; ook het volgende behoort striktgenomen daartoe, al zal het meestal wel worden uitbesteed aanhet vloerenbedrijf.Het betreft het verwijderen uit de ondervloer van de voor dehechting nadelige olie' en vetvlekken. Een goede methode is:ruim 1/4 kg caustische soda = natriumhydroxyde (bij iederedrogist verkrijgbaar) in een emmer warm water, goed door-roeren, op de vloer ultsprenkelen, goed uitbezemen en ?-1 uurlaten liggen; daarna vloer zo lang naspoelen met schoon water,tot de vloer niet meer vettig aanvoelt en weer stroef is. Dezebehandeling zonodig herhalen. Vrijwel alle vuil geworden onder-vloeren zijn op deze wijze schoon te maken. Er kan echter nietgenoeg worden nagespoeld met schoon water; de caustischesoda-oplossing dient men niet met de handen aan te raken,wegens het gevaar voor huidaantasting.Ook met verdund zoutzuur I : 10 zijn olie- en vetvlekken teverwijderen. De inwerkingsdiepte van geconcentreerd zoutzuuris niet groot, zodat --na grondig naspoelen met schoon water--geen doorgaande aantasting van het behandelde vloeroppervlakzal optreden. Zoutzuur lost de kalkbestanddelen in de boven-laag op, waardoor een wat ruw oppervlak kan worden verkregen.De dekvloer dient zo laat mogelijk te worden aangebracht omtijdens de verharding beschadiging door de afbouw te voor-komen; reden waarom dekvloeren meestal worden aangebrachtop verharde en grotendeels uitgewerkte ondervloeren. Des-noods zijn ook op betonvloeren, die het begin van verharding zijngepasseerd en beloopbaar zijn, dekvloeren aan te brengen.De voorkeur gaat echter uit naar een uitgewerkte ondervloer,want dan zijn ook mogelijke gebreken als scheuren en losseplekken beter vast te stellen. Verder geldt hier hetzelfde als bijmonoliet afwerking, wat betreft overdekte ruimte, glasdicht, enz.Wanneer de ondervloer is goedgekeurd door het vloerenbedrijf,kan het eigenlijke werk voor de dekvloer beginnen.Injieder geval dient de ondervloer ook door de vloerafwerkerscc worden schoongebezemd. Is er een 'power-float' naar het werkgestuurd, dan wordt de schuurschijf daarvan vervangen door eenschijf bezet met staaldraadborstels, waarmee de ondervloerintensief is uit te borstelen. Daarna vloer met water besprenkelenom de losgeborstelde deeltjes te kunnen wegbezemen.Minstens een dag van te voren moeten de ondervloeren metwater worden verzadigd, opdat, bij het aanbrengen van de dek-vloeren, een minimum aan water wordt onttrokken aan aan-brand en dekvloerspecie.Meestal zijn de vloerafwerkers de dag, v??rdat met het aan-brengen van de dekvloeren wordt begonnen, op het werk aan-wezig om hun voorbereidingen te treffen. Deze dag hebben zenodig om de molen op te stellen, afwerkmachines te monterenen aan te sluiten, evtl. grindzand te zeven, enz.De volgende morgen is aan het achtergebleven water te zien.of de ondervloer voldoende met water is verzadigd. Is de onder-vloer nog nat, dan worden evtle. plassen weggeveegd, alvorensmet de verdere werkzaamheden wordt begonnen. Blijkt echterdat de ondervloer nog 'zuigt' dan wordt deze opnieuw nat ge-maakt, waarna met aanbranden kan worden begonnen. Nieteerder mag worden aangebrand, dan wanneer de dekvloerspeciewordt gedraaid.Vaak wordt voor het aanbranden een emmer water genomen,waardoor dan een schep cement wordt geroerd; ??n of tweescheppen zand erbij kunnen geen kwaad. Het is beter aan tebranden met verdunde dekvloerspecie, waardoor wordt ver-meden dat een te vette film tussen ondervloer en dekvloer komt.Op de nog verse, goed uitgebezemde aanbrand wordt vervolgensde dekvloerspecie aangebrachc; deze specie bij voorkeur in eentegenstroommenger te draaier.Soms wordt de een of andere A.E.A. of S.A.A. aan het mengseltoegevoegd, maar het belangrijkste is en blijft, dat de specie goedgelijkmatig wordt gemengd zonder daarbij rekening te houdenmet mogelijke eigenschappen van deze toevoegingen.Voor de maximum korrelgrootte van het grove toeslagmateriaalgeldt als gulden regel: de helft van de vloerdikte min 2 mm. Datkomt dus neer op toepassing van kifgrind of spramex, bij de hieraangehouden 3 cm dikke dekvloeren. In de verschillende delenvan ons land zijn er afwijkingen, wat betreft deze benamingenen de daarbij behorende korrelgrootten ; wat de ene zand- engrindhandelaar kif noemt, heet elders parelgrind; de korrel-grootte moet dus worden opgegeven.Omdat niet overal in Nederland, in het bizonder in de noorde-lijke provincies, goed grind is te krijgen, moet soms gezeefdgrindzand worden toegepast.Voor dekvloerspecie is ook zo zeer geen behoefte aan een be-paald percentage fijn materiaal. Door de hier besproken inten-sieve verdichtingsarbeid (de d kte van de dekvloer mede in aan-merking genomen) is er niet alleen minder krimpgevaar, maarhet belangrijkste is, dat hierdoor een zekere mate van vrijheidis verkregen in de korrelopbouw of gradering. Vandaar dat inplaats van 'scherp' zand, schoon gezeefd grindzand kan wordentoegepast. Hierdoor wordt ook een korrel in de top verkregen,waartussen het topmateriaal kan worden verwerkt; tevens wordtdoor toepassing van grindzand een te grote overmaat aan specie-slijm vermeden, wat de vooriaamste oorzaak kan zijn van hetstuiven van de vloeren. Er komt door het grindzand en het top-materiaal al genoeg fijn toeslagmateriaal in de specie en bij hetafwerken dus in de top, zodat terwille van een discontinue gra-dering dit niet nog moet worden bevorderd door bijmengingvan fijn toeslagmateriaal. Daar grindzand ook minder holleruimte bevat, is minder cementlijm nodig, terwijl juist door detoepassing van fijn zand de hoeveelheid mengwater aanzienlijkgroter moet worden. De koireloppervlakken lopen tot in de10 000-den (te verkitten) m2/m3beton en daarvan neemt hettoeslagmateriaal < 0,2 mm het leeuwenaandeel voor zijn reke-ning.Overigens is een specie met een teveel aan fijn toeslagmateriaallastig homogeen te mengen. Er zou dan neiging kunnen zijn telangdurig te mengen, waardoor de kans wordt gelopen, hetgrovere toeslagmateriaal te vergruizen en aldus een stugge speciete verkrijgen.De invloed van het vochtgeha te op het voiumegewicht van hetgrove toeslagmateriaal is gering en kan worden verwaarloosd.Zand gaat bij toenemend vochtgehalte zwellen; het volume-gewicht is dus niet constant: bij toenemend vochtgehalte tenopzichte van de droge stof van 0-5% daalt het volumegewicht,bij 5-15% stijgt het weer. De specie met het drogere zand valtschraler uit dan die, welke is samengesteld net het nattere zand.Om een ongelijke graad van dichtheid te vermijden moet despecie niet in te grote hoeveelheden tegelijk op de ondervloerworden gestort; bij voorkeur dus niet met apanners. Overigenszal dit van meer invloed zijr, naarmate de specie in dikkerelagen wordt gestort.Als het goed is, heeft de directie de hoogtematen aangegeven opwanden en kolommen, bijv. I m uit het vloerpeil. van waaruitde vloerafwerkers eerst de zgn. gides aanbrengen. Dit Zijn smallebedden van dekvloerspecie, tlie op de juste hoogte wordenaangestampt en afgerijd.Zijn er geen hoogtematen aangegeven, dan zullen de vloer-afwerkers vanaf een bepaald pjnt, bijv. een drempel, de hoogtevan de dekvloer moeten bep:.len. Met behulp van een zuiver.liefst stalen, waterpas met maitverdeling worden de gides al ofniet onder afschot in een vakv;rdeling over het te maken vloer-gedeelte aangebracht, waarbij de vakken niet groter dan 3,5-4,0 min het vierkant mogen worden.Daarna worden de vakken tussen de gides aangebrand en metspecie gevuld, die gelijkmatig wordt uitgespreid, afgerijd en aan-gestampt, waarbij de rijen nog j jist de gides moeten raken (foto 5).foto 5. het afrijen en aanstampen van een onderlaagfoto 6. het trekken van een pantserlaag (let op gide links van decementwerker)Het voornaamste is nog altijd, of de man die afrijdt, gevoel heeftvoor de rij en voelt of hij vlak zit: dit is een gave, die weinigenbezitten. Steeds zullen de vloerafwerkers zich aan het bestaandewerk moeten aanpassen, bijv. ingestorte hoeklijnen, stelpottenbi| doorgangen, afvoerputten e.d.Bij het afrijen wordt de rij heen en weer bewogen om te voor-komen, dat de specie van de ondervloer wordt losgetrokken enom ontmenging in de top tegen te gaan. De specie moet in tweerichtingen, haaks op elkaar, worden afgerijd, om te voorkomendat zich na de oplevering golven vertonen in het oppervlak, watdan vooral langs de wanden is te zien.Niet meer specie storten en aanstampen dan telkens met de rijbereikbaar is. De rijen dienen aan de onderzijde iets schuin tezijn afgestreken en een maximum lengte te hebben van 3,0-3,5 m.De in Nederland toegepaste hoeveelheden topmateriaal zijn voordekvloeren I, 2, 3, 4?, 5 en 10 kg/m2. In Duitsland wordt voordit soort bedrijfsvloeren wel 25 tot 38 kg/m2verwerkt in zwarepantserlagen van 1? ? 2? cm dik.De specie voor dekvloeren ligt tussen de I : 2? en de I : 4. Aldeze specieverhoudingen, ook voor monoliet afwerking, zijn vet.Hier zijn echter dwingende redenen voor: ?n om de onvolkomen-heden in de korrelgradering te kunnen ondervangen ?n om eenovermaat aan specieslijm beschikbaar te hebben (wat nodig isom het vloeroppervlak dicht te kunnen krijgen, waarna hetteveel bij het afwerken wordt verwijderd). Bij dergelijke vettespecies is het cement niet alleen bindmiddel, maar ook vulmiddel :reden te meer waarom een minimum aan zeer fijn toeslagmateri-aal In het mengsei nodig is. Volgens Hummel is in species vanafI : 3? (hij stelt de grens op 400 kg cement/m3) in het geheel geenfijn toeslagmateriaal < 0,2 mm nodig.Bij dekvloeren is geen aanpassing aan de consistentie nodig.Hier hebben de vloerafwerkers de hoeveelheid mengwater en despecieopbouw geheel in eigen hand. De hoeveelheid mengwaterwordt zo laag mogelijk gehouden, al naar de afwerking geheel metde hand of gedeeltelijk machinaal geschiedt, want des te snelleris het tempo van afwerken.Voor het specieslijm is ook water nodig. Wordt voor het schurende 'power-float' gebruikt, dan kan met minder mengwaterworden volstaan, omdat de 'power-float' langduriger vocht naarboven haalt dan het afwerken met de hand. Bij een stijvere (geenstuggere) specie is bovendien veel minder kans op ontmenging.De specieverhoudingen, die hier worden opgegeven, zijn bedoeldvoor vloeren niet dikker dan 3 cm, tenzij er een vloerdikte bijis vermeld. Voor dikkere vloeren is de neiging de grindhoeveel-heid of eventueel de korrelgrootte van het grind iets op te voeren.Voor uitvoering van I en 2 kg topmateriaal per m- wordt een dek-vloer getrokken van :? I zak p.c. : 2? zak gezeefd grindzand (op draadzeef met 5 mmmazen, of op plaatzeef 5,6); daarop wordt I of 2 kg topmate-riaal gemengd met wat cement, bijv. ? deel, droog ingestrooid,na vocht uit de dekvloerspecie te hebben aangetrokken, in-geschuurd en I ? gepleisterd, enz.Vanaf het instrooien van het topmateriaal is afwerking van devloer gelijk aan de monoliet uitvoering.Of, indien kif of spramex ter plaatse verkrijgbaar is, voorlof 2 kg uitvoering:? onderlaag van I zak p.c. : 1? zak scherp zand : 2? zak grind ofI : 1? : 2?, (1:4), deze laag verdichten, bijv. met een trilplaat.Daarover komt een pantserlaag van ca. I cm, waarvoor op-nieuw gides moeten worden getrokken van :? I zak p.c. : 2? ? 3 zak gezeefd grindzand, waarop I of 2 kgtopmateriaal, gemengd met ca. ? deel cement per m2wordtingestrooid, enz. Het gedeelte van het grindzand, dat voor dezeef blijft, wordt dan gebruikt als grof toeslagmateriaal: watdoor de zeef valt, wordt voor de pantserlaag gebruikt.Om met I of 2 kg topmateriaal per m2toch nog een goed slijtvastevloer te krijgen wordt gezorgd, dat er in de bovenlaag (pantser-laag) uitgezeefd grindzand aanwezig is. De grindkorrels hiervanzijn, mits met een hoog kwartsietgehalte, tamelijk slijtvast;tussen deze korrels wordt dan het topmateriaal ingewerkt,waardoor de slijtweerstand van de grindkorrels wordt aan-gevuld.Voor 3 en 4? kg uitvoering:al naar de korrelgrootte van het grind (dus ook naar de diktevan de dekvloer) wordt een specie gedraaid:? I zak p.c. : I zak scherp zand : 2 zak grind (1:3)? I zak p.c. : l? zak scherp zand : 2 zak grind (I : 3?)? I zak p.c. : I? zak scherp zand : 2? zak grind (I : 3?)Na spreiden, aanstampen en afrijen van de specie wordtdaarop een droog mengsel gestrooid van:? I zak cement : 2 zak topmateriaal, bestemd voor ca. 67 m2. Intwee lagen voor de 3 kg en in drie lagen voor de 4? kg uit-Cement 9 (1957) Nr. 5-6voering. Laag voor laag na het instrooien inschuren en delaatste laag bovendien pleisteren. Bij de 4? kg uitvoering kunnende eerste twee lagen worden gecombineerd voor wat betreftinstrooien en inschuren.Voor de 5 kg uitvoering:specie dekvloer? I zak p.c. : I? zak scherp zand : 2? zak grind (I :4) Voor dek-vloeren dikker dan 3 cm de specie in 2 lagen aanbrengen enaanstampen.Voor 4 cm dekvloer:? I zak p.c. : l? zak scherp zand : 2? zak grind (1:3?)Hierop een droog mengsel van:? I zak p.c. : 2 zak topmateriaal, bestemd voor 20 m2, in tweelagen instrooien en elke laig opnieuw inschuren. Voor meerdan 5 kg/m2?s dit laatste mengsel niet droog te verwerken.Wanneer een dergelijke verhouding in de slijtlaag komt, ishet gevaar voor krimpscheuren niet denkbeeldig: zorgvuldigeafwerking en een goede nabehandeling zijn hier wel zeerbelangrijk.Voor de 10 kg uitvoering:specie 3 cm dekvloer:? I zak p.c. : 1? zak scherp zand : 2? zak grind (1:4), afrijen enaanstampen (foto 5).Hierop komt een pantserlaag van:? I zak p.c. : 3 zak topmaterioal, bestemd voor ca. 17 m2, afgerijden ingeschuurd (foto 6), waarna wordt afgestrooid met eendroog mengsel van:? I zak p.c. : 2 zak topmateriaal, bestemd voor 100 m2. Voordit laatste mengsel kan een topmateriaal met minder toeslagworden gebruikt.Voor afwerking enz. geldt hier hetzelfde als voor de 5 kguitvoering.Een bizondere uitvoering, waarbij de pantserlaag tevens defunctie van overgangslaag heeft, krijgt totaal ook 10 kg top-materiaal per m2bij een vloerdikte van 3 cm. Eerst wordt eendekvloer getrokken van :? I zak p.c. : 1? zak scherp zand : 2? zak grind (1: 3?). Daaropkomt een pantserlaag van-? I zak p.c. : I zak scherp zand : 2 zak topmateriaal, bestemd voor11 m2, dat --na eerst droog gemengd-- met water (+ evtl.een A.E.A. of S.A.A.) wordt aangemaakt tot het ongeveeriets droger is dan de dekvloerspecie I : 3?.Voor deze laag worden opr.ieuw gides getrokken, dan wordende vakken gevuld, waarna de specie wordt aangestampt,afgerijd en geschuurd.Daarop komt dan weer een droog mengsel van:? I zak p.c. : 2 zak topmateriaal, bestemd voor 100 m2.Deze uitvoering wordt ook voor gekleurde vloeren toegepast.Bij deze vloeren is veel meer gevaar voor krimpscheuren danbij naturel vloeren, vandaar deze overgangslaag. Terwijl dezeovergangslaag bij monoliet afwerking dient voor overgangvan de vette slijtlaag naar het onderbeton, die de vloerafwer-kers niet in eigen hand hebben, dient hij hier voor overgangvan de bovendien met zeer veel fijn materiaal samengesteldegekleurde lagen naar de dekvloerspecie, die weliswaar in eigenhand is, maar waarvan de sterkte weer moet zijn aangepast aande uitgewerkte dragende ondervloer om spanningsverschillentijdens de verharding tot een minimum te beperken.In de overgangslaag en de pantserlaag wordt zo mogelijk eentopmateriaal verwerkt, d?t in vergelijking met het daaropkomende topmateriaal meer toeslagstoffen, dus minder slijt-vast materiaal bevat.De hier aangegeven verhoudingen gelden ook weer voor bepaaldetopmaterialen.199Algemeen voor A enNabehandelingNadat een vloerveld is afgewerkt, wordt de volgende morgen,nog voordat aan een nieuw vloerveld wordt begonnen, met denabehandeling een begin gemaakt.Het is van belang, dat te grote temperatuurswisselingen en tocht(vooral bij ramen en deuren) tijdens de verharding worden ver-meden; vandaar dat het gewenst is dat de ruimten ook glas-dicht zijn.De beste wijze van nabehandeling is de vloer af te dekken metschoon zand: een laagje van I cm is voldoende, ter plaatse vandeuren wat dikker. Alleen vloerafwerkers mogen deze zand-afdeklaag aanbrengen. Dit zand moet met behulp van een tuin-gieter gedurende ten minste 10 tot 12 ? 14 dagen worden natgehouden, al naar het jaargetijde. Geen waterslang er op zetten,want dan wordt het zand weggespoeld.Indien voor de nabehandeling geen zand mag worden toegepast,bijv. met het oog op machineschade, dan kan de vloer, wanneerhij beloopbaar is, met banen viltpapier met elkaar overlappendenaden worden afgedekt. Bij een dergelijke methode van nabehan-delen moet erop worden gerekend, dat zich alle mogelijke stre-pen en vegen in het vloeroppervlak gaan vertonen.Wanneer geen vloerafwerkers meer op het werk aanwezig zijn,moet de hoofdaannemer de vloer nat houden en wanneer denabehandeling ten einde is, ook het zand verwijderen; ?f hijdient daarvoor een rekening in bij het vloerenbedrijf, ?f hij moetwat doen voor zijn 10%.De nabehandeling dient om het gelijkmatig uitdrogen van devloer, dat van het oppervlak naar binnen toe verloopt, in de handte kunnen houden, om o.a. het optreden van krimpscheuren tevoorkomen. De vochtige zandafdekking heeft ten doel zowelde invloeden, opgewekt door de gesteldheden van de damp-kring tegen te gaan (fysisch) als de verharding (vooral in het be-ginstadium) gelijkmatig te laten ontwikkelen (chemisch).Indien temperatuurswisselingen samengaan met het voorhandenzijn van water, dan wordt het mogelijke optreden van krimpgrotendeels te niet gedaan.De nabehandeling moet de bij de verharding optredende trek-spanningen reduceren; wat er dan nog overblijft moet bij dek-vloeren grotendeels door de hechting van dekvloer op onder-vloer worden opgenomen; bij monoliet afwerking moet ??nvloerlichaam de resterende trekspanningen kunnen opnemen.Nabehandeling moet worden voortgezet, tot het beton vol-doende treksterkte heeft om de bij verdere verharding optre-dende trekspakningen te kunnen opnemen. Zo mogelijk moeteen vloer ca. 14 dagen, nadat de nabehandeling is stopgezet, nogniet met transportmaterieel in gebruik worden genomen.Losliggende dekvloeren en scheurenGeheel hierop aansluitend is het probleem van losse plekken ineen vloer of een geheel losliggende vloer.Het euvel kan soms aan de dag treden, wanneer de vloer al ingebruik is genomen. Het kan dus voorkomen, dat een dekvloerbij oplevering overal vast zat aan de ondervloer, d.w.z. op hetgehoor, maar het kan ook zijn, dat hij overal steunde op deondervloer en desondanks toch los zat. Zit een dekvloer eenmaalvast, dan is het onmogelijk, dat hij door het in gebruik nemenlos komt te liggen, maar het kan wel maanden duren voordatlosliggen aan de dag treedt.Door vormverandering, veroorzaakt door de vloerbelasting,zou lostrekken van de ondervloer kunnen optreden, maar danwas de hechting in ieder geval onvoldoende : de constructie vande ondervloer moet nu eenmaal voldoende stijfheid bezittentegen de optredende belastingen en tegen eventuele zettingenbij niet vrijdragende vloeren; de dekvloer dient voor weerstandtegen afslijting, enz.Overigens behoeft een enkele losliggende plek, mits deze maarop de ondervloer steunt, geen reden te zijn om een dekvloer afte keuren.De wijze van verzadigen en van aanbranden is een veel belang-rijkere oorzaak van losse vloeren. Door onvoldoende verzadigingvan de ondervloer kan het water te snel aan de aanbrand zijnonttrokken, de aanbrand kan te lang zijn blijven liggen voor dedekvloerspecie werd aangebracht, de aanbrandlaag kan te vetvan samenstelling zijn geweest, enz.Gaat de dragende vloerconstructie scheuren, dan gaat de dek-vloer mee. Bij monoliet afwerking zal hier geen verschil van meningover kunnen cntstaan. Bij dekvloeren kan verschil van meningontstaan, of het krimpscheuren dan wel constructiescheuren zijn,die aan de dag zijn getreden. In zo'n geval kan de conditie wordengemaakt: hakken op kosten van ongelijk.Een met niet voldoende zorg uitgevoerde nabehandeling kan deoorzaak zijn van krimpscheuren, vooral bij doorgangen, waarhet altijd over de vloer tocht door te snelle uitdroging zijn dechemische reacties gestremd terwijl het beton nog niet opsterkte was.Gevaar voor krimpscheuren is altijd groter bij sterk wisselendevloerdikten dan bij gelijkmatige vloerdikte. Eveneens is dit hetgeval bij niet vrijdragende vloeren en bij vloeren in de open lucht.Wanneer de krimp reeds grotendeels is uitgewerkt, kunnen inhet vloeroppervlak alsnog haarscheuren optreden. Door proevenis indertijd vastgesteld, dat de diepte van haarscheuren gelijk isaan de dikte van de laag, waarin de vrije kalk door koolzuur isomgezet in calciumcarbonaat. Daar het krimpen van mortelsdoor koolzuur wordt bevordend, wordt wel aangenomen, dat deinwerking van het koolzuur uit de lucht de vorming van haar-scheuren veroorzaakt. Deze komen echter vol te zitten metcementstof en mogen als niet-nadelig worden aangemerkt.DilototievoegenDe dilatatievoegen in het onderbeton of in de ondervloer wordendoorgezet. Het verdient aanbeveling, na het uitlichten van devoeglatjes, de scherpe kanten aan weerszijoen van de voeg meteen schuursteen na te lopen, waardoor een veilingkantje wordtverkregen.Voor monoliet afwerking komt 600 tot 700 m2naadloos afgewerk-te vloer geregeld voor, zonder dat daarbij maar ??n krimpscheuroptreedt. Voor een dekvloer (met pantserlaag) ligt de grens vooreen naadloos oppervlak bij 70--80 m2. Kunren dergelijke opper-vlakken niet in ??n dag worden afgewerkt, dan moet er eenloodrechte afsnijding worden gemaakt, waar de volgende dagtegen aan wordt gestort en afgewerkt. Op deze wijze wordt daneen schijnvoeg geformeerd.Er bestaan ook speciale voeg:;panen met oplopende einden enin het midden onderaan een soort kiel ter dikte van ca. I cm.In Duitsland, waar met nog vettere species wordt gewerkt danin Nederland, wordt bij dekvloeren om de ca. 5 m in beiderichtingen een krimpvoeg (schijnvoeg) gemaakt tussen de uitde ondervloer doorgevoerde dilatatievoegen, terwijl langs dezevoegen de slijtlaag dikker wordt gemaakt.Gekleurde vloerenZowel monoiiet afgewerkte vloeren als dekvloeren zijn gekleurduit te voeren.Voor monoliet afwerking gaat dit echter veel lastiger dan voordekvloeren; het resultaat bij monoliet is dan ook vaak zeer on-bevredigend, als er iets van terecht is gekomen.Uitsluitend onversneden, zeer fijn gemalen, in water onoplosbaremetaaloxyde- of mineraalkleurstoffen mogen worden toegepast,van tevoren droog met het cement gemengc van 2 tot maximum5 ? 6%, in volumedelen van de hoeveelheid cement. Dit mengselmoet worden verwerkt in overgangslaag (pantserlaag) en slijt-laag, daar met ??n laag de vloer niet op kleur is te krijgen. Datdeze zeer fijn gemalen kleurstoffen moeilijk homogeen te mengenzijn, bewijzen wel de kleurverschillen, die bij deze vloeren nog-al eens voorkomen. In het buitenland worden ook wel synthe-tische kleurstoffen toegepast, waaraan voor een juiste kleur-verdeling een dispersiemiddel Is gevoegd.Voor gekleurde vloeren moet de nabehandeling extra zorg-vuldig worden uitgevoerd.V??r de oplevering worden ze door het vloerenbedrijf een keerin de gekleurde was gezet.BindmiddelBij de opgegeven specieverhoudingen is uitsluitend gesprokenover portlandcement. Hieraan wordt door de vloerafwerkersde voorkeur gegeven boven hoogovencement. De voornaamstereden, waarom aan portlandcement de voorkeur wordt gegevenis, dat hiermee ??n egale grijze tint te verkrijgen is, terwijl methoogovencement alle kleuren van de regenboog in het vloer-oppervlak kunnen worden verwacht.Natuurlijk wordt bij monoliet afwerking hoogovencement toe-gepast, wanneer dit ook voor liet onderbeten is gebruikt.Voor haastwerk en reparaties wordt wel eens van klassegebruik gemaakt, in alle andere gevallen wordt portlandcementA (of hoogovencement A) gebruikt, wegens de meer doelmatigewerkverdeling, die hiermee mojelljk is.Hoewel de mening, dat vers cement meer werkt, door proef-nemingen niet is bevestigd, geven bijv. terrazzowerkers toch devoorkeur aan zgn. belegen cement. Van dit cement is weliswaarde aanvangsdruksterkte lager geworden, maar de uiteindelijkedruksterkte echter niet altijd.200 Cement 9 (1957) Nr. 5-6Met het tegenwoordige streven naar hogere sterktecijfers,die worden bereikt door een fijnere maling toe te passen en doorhet kalkgehalte op te voeren, behoeft de bouwwereld niet altijdonverdeeld gelukkig te zijn. Immers: hoe fijner het cement,des te lastiger alle cementdeeltjes zijn te bevochtigen en despecie homogeen is te mengen, des te sneller het begin van debinding is bereikt (groter reagerend oppervlak), des te sterkerzal de krimp zijn, des te minder vorstbestendig het betonwerken des te duurder in prijs. Dit wordt dan gesteld tegenover devoordelen van het snellere verloop van de verharding en dehogere te bereiken (aanvangs)sterkten.Het specifieke oppervlak van cement moet altijd minstens 50%groter zijn dan het oppervlak van de toeslagstoffen. Dit in aan-merking genomen, verdienen de fijner gemalen cementen devoorkeur bij toepassing van fijnere zandsoorten; deze toepassingzal nog meer (moeten) toenemen, gezien de vanaf ca. 1957 jaarlijksnog beschikbare hoeveelheden rivierzand.Het moet echter worden betwijfeld, of de zo sterk opgeschroefdedruksterkten (van 350 kg/cm2en meer) wel in alle gevallennoodzakelijk zijn. Wat betreft de fijnheid van maling is vastge-steld, dat deze maar tot een bepaalde grens kan worden opge-voerd, te weten 4900 mazen/cm2(N 480-d-0,090). Direkt bovendeze grens lopen de druksterkten van enkele cementen nl.sterk terug. Door het opvoeren van het kalkgehalte ?s de nahydratatie aanwezige hoeveelheid vrije kalk aanzienlijk groterdan bij de 'tragere' cementen. De mogelijkheid van aantastingvan betonwerk is hiermee dus vergroot.De nadelen, die kunnen voortkomen uit de sneller verlopendewarmte-ontwikkeling, tijdens het afbinden van de fijner gemalencementen, en de daarbij mogelijke hoge afbindtemperaturen, zijnvan meer belang bij massieve betonconstructies en kunnen hierdus buiten beschouwing blijven.Het snellere verloop van de binding van fijn gemalen cementenis oorzaak van de noodgedwongen formering van een groteraantal schijnvoegen, dan bij verwerking van een 'trager', grofgemalen cement nodig zou zijn, waarmee grotere velden ineenszijn af te werken. Voor de uitvoering van de hier besprokenvloeren wordt dan ook, mede met het oog op een meer doel-treffende werkverdeling, de voorkeur gegeven aan cementenmet een grove maling, zoals die ook v??r de oorlog verkrijgbaarwaren. Hiermee dient dus voor het storten van het onderbetonbij monoliet uitvoering rekening te worden gehouden.HolplintenMoeten holplinten worden aangebracht, dan dienen deze eendag van te voren tegen de wand te worden voorgespritst --ookbij monoliet afwerking-- zodat ze als ??n geheel met de vloerkunnen worden aangebracht.Daartoe de muur eerst nat maken, dan stijf aanbranden, vervol-gens de specie met spaan aanbrengen en ca. 8 mm terug afrijen.De volgende dag worden dan de holplinten tot voorkant plint-latjes afgewerkt. Plintlatjes, ter dikte van het plint, dienen opde juiste hoogte door de hoofdaannemer te zijn aangebracht ent.z.t. door hem te worden verwijderd.Indien het topmateriaal in twee kwaliteiten wordt verwerkt,zal voor de plinten dezelfde kwaliteit worden gebruikt als voorde overgangslaag en pantserlaag.ReparatiesSlechte of door het gebruik vernielde plekken of vloerveldendienen te worden uitgehakt. De noodzakelijkheid van uithakkenkan zich eveneens voordoen bij interne reorganisaties, b.v. bijverplaatsing van machinerie?n; grote oppervlakken met lucht-hamer, kleinere oppervlakken met elektrische sloophamer of metde hand uitslopen.Om recht werk te krijgen is het het beste, de omtrek van de terepareren plek van te voren met een verrijdbare diamentzaag in tezagen tot de uit te slopen diepte. Daar deze methode per m1nogal wat kost, zal de vloer veelal langs de afgetekende omtrekmet de hand haaks worden uitgehakt en het veld dan verderbijv. met de elektrische sloophamer worden verwijderd.Uitslopen van dergelijke harde en dichte vloeren kost veel tijd,terwijl ook menige beitel opnieuw zal moeten worden gehard.Om het wegspringen van het materiaal tijdens het uitslopenenigszins tegen te gaan, zal het uit te slopen vloergedeelte voort-durend nat gehouden moeten worden, hetgeen niet kan voor-k?men, dat de grovere stukken toch wegspringen.Dekvloeren zullen meestal over de volle dikte worden ingezaagden uitgesloopt; bij monoliet afwerking wordt meestal niet dieperdan 1,0-1,5 cm uitgesloopt, waarbij dan vooral bij het inzagenrekening moet worden gehouden met de dekking van de evtle.bovenwapening.Cement 9 (1957) Nr 5-6Uitgesloopte gedeelten grondig uitborstelen bij voorkeur met'power-float' + borstelschijf: los geborstelde deeltjes verwijde-ren, zo mogelijk 24 uur var te voren met water verzadigen enaanbranden met verdunde reparatiespecie. Bij flinke stukken terepareren dekvloer kan portlandcement worden toegepast, bijkleinere stukken en bij monoliet bij voorkeur repareren metzgn. krimpvrij cement, d.i. een gering zwellend cement, waarbijde zwelling ongeveer gelijk is aan de krimp.Specie voor dekvloerreparatie, dus over een dikte van 3 cm,als omschreven bij B, waarbij dan zonodig portlandcement doorkrimpvrij cement kan worden vervangen. Bij monoliet reparaties,1,0-1,5 cm dik, de portlandcementspecie niet vetter dan I : 3?;bijv.:I zak p.c. : 2? zak scherp zand : I zak topmateriaal of I? zakkrimpvrij cement : 2? zax scherp zand : I zak topmateriaalvoor de pantserlaag en vervolgens droog afstrooien met I zakp.c. of krimpvrij cement : 2 zak topmate-iaal, voor ca. 67 m2, af-werken en zorgvuldig nabehandelen als omschreven.De gerepareerde plekken en vloervelden zonodig afperkenvoor het interne verkeer.VlokIndien een vloer, zoals hier besproken, onder een rij van 3 m geengroter afwijking vertoont dsn 3 mm, dan is de vloer prima vlakafgewerkt: dergelijke oneffenheden zijn niet zichtbaar en kunnenniet nadelig zijn voor transportmaterieel.Wanneer bij de oplevering de directie de vloer onder waterzet om oneffenheden vast te stellen, lijkt het soms, dat er plassenblijven staan, waar het water tot aan de enkels kan komen: eenkwartje of een gulden middenin geworpen zal de werkelijkediepte van de 'plas' veelal laten zien.Niet-glad afgewerktVoor afritten, transportbanen buiten e.d. is veelal een enigszinsruw oppervlak gewenst.Is het door de consistentie van de specie mogelijk de 'power-float' te gebruiken, dan wo-dt hiermee eerst het topmateriaalingeschuurd. De 'power-float' is normaal uitgerust met hamersom de vloer dicht te kunner krijgen. Daarna worden de hamersafgenomen, waarna de vloer met de 'power-float' wordt ge-pleisterd. Is hij voldoende opgestijfd, dan nogmaals op dezelfdewijze pleisteren.Moet het afwerken met de hand gebeuren, dan wordt het af-pleisteren vervangen door schuren met het houten schuurbord.Ook kan de eerste maal pleisteren vervangen worden doorschuren, waarna het oppervlak, wanneer het voldoende is op-gestijfd, kan worden geschuurd met de stalen spaan (zoals eenstukadoor dit doet).Een vereiste is, dat de vloer eerst dichtgeschuurd moet zijn al-vorens het oppervlak wordt afgewerkt.Wanneer de voorkeur uitgaat naar een oppervlak, waarin 'hetmateriaal spreekt', bijv. bij traptreden, dan kan de toplaag wordenuitgewassen. Ook hier moet het oppervlak eerst dicht zijn: ofuitsluitend geschuurd, of de normale afwerking waarbij de af-pleistering niet zo zorgvuldig behoeft te gebeuren en ook eerderkan plaats vinden. Er mag niet eerder worden uitgewassen, danwanneer de specie zover is afgebonden, cat zij de korrel in detop bij deze bewerking kan vasthouden. Uitwassen kan gebeurenmet een rubberspons, een viltprop of met een lap; ook met eenprop papier wordt het wel gedaan. Met dit uitwassen wordtalleen het bovenste cementhuidje verwijderd; de korrel blijftoverigens rondom in de specie zitten, mits hij maar niet te fijnen te rond is.Na verharding het oppervlak desnoods naborstelen met verdundzoutzuur I : 10 en goed naspoelen.Strooien van het aantal kg/m2Is overeengekomen een bepaald aantal kg topmaterlaal/slijtvastmateriaal per m2te verwerken, dan word: als regel op de plaat-sen, die het intensiefst zullen worden georuikt (bijv. ingangen)meer topmateriaal ingestrooid dan op plaatsen waar minderintensief verkeer zal plaats vinden (zoals langs de wanden).Gemiddeld wordt het aantal overeengekomen kg/m2wel ver-werkt, tenzij het vloerenbedrijf wat aan de normale m2prijs(die sterk afhankelijk is van het totaal aantal m2) 'heeft moetendoen'; als er wordt geknoeid, wordt dat wel zogedaan, dat hetzeer lastig is te constateren.WerktempoEen op elkaar ingewerkte ploeg van 4 man werkt per dag, mitsonder normale omstandigheden, ca. 160-170 m2monoliet af,of ca. 80 m2dekvloer. Staan de vloerafwerkers in aangenomen201werk, dan ligt het tempo ca. 25% hoger. Italiaanse vloerafwerkersstaan vrijwel nooit in loondienst van een vloerenbedrijf; zijmoeten het dus hebben van hun aantal gemaakte m2, wat metzich brengt, dat ze nogal eens ruw kunnen zijn met werken, alverstaan ze hun vak ook meestal perfekt.SlijtcijfersMet de amsler-beproevingsmachine, bij een natte slijtweg van500 m en een druk van 0,3 kg/cm2, worden voor de hier besprokenvloeren slijtcijfers behaald van 1,0 ? 0,8 mm, tot zelfs 0,3 mm(zie N501 en N502).Niet uit het oog mag worden verloren, dat veelal speciaal ver-vaardigde monsters ter beproeving worden gegeven: het gaathier al precies zo als met proefkuben, waar ook wel eens eenspeciaal bedje voor wordt gedraaid.Welke beproevingsmachine ook wordt toegepast, de verkregenslijtcijfers hebben uitsluitend een vergelijkende waarde en gevengeen definitieve aanwijzing, hoe de vloeren zich in de praktijkzullen houden. De technische dienst van een grote nederlandseindustrie heeft een beproevingsmethode ontwikkeld, die depraktijk wel benadert. Het is een verbeterde methode van een in1945 door het Svenska Forskningsinstitutet for Cement ochBetong, Stockholm, gepubliceerde testmethode. Over een 2 mbrede cirkelvormige baan, uitwendige straal 4,5 m, samen-gesteld uit segmenten met verschillende vloertypen, wordenaan een horizontale arm wagentjes met verwisselbare wielenvoortbewogen bij verschillende wielbelastingen en snelheden.Door wijzigingen aan de bewegingsarm kan de leibaan ook eenandere dan cirkelvormige omtrek worden gegeven. De eerstebelangwekkende resultaten van deze testmethode zijn in augus-tus 1955 gepubliceerd.SlotopmerfcingenDe hier besproken vloeren voldoen aan hoge eisen, wat betreftweerstand tegen slijt- en stootkrachten, hardheid, dichtheid envlakheid.Door het harde en dichte oppervlak is geen aantasting doorweersinvloeden te vrezen, hoewel bij een uitgewassen toplaagdit gevaar niet geheel denkbeeldig zal zijn. Aantasting doorzouten en zuren zal door het dichte oppervlak niet snel plaatsvinden (hetgeen overigens niet inhoudt, dat bijv. in een melk-fabriek dit de aangewezen soort vloeren zou zijn): geregeldschoonspoelen is in deze gevallen een vereiste. Minerale olie, als bijv.machineolie, mag niet blijven liggen: zonodig met caustische sodate verwijderen. Dit soort vloeren is het tegengestelde van voet-warm en het elektrisch geleidingsvermogen is groot. Een 100%kering tegen optrekkend vocht vormen deze vloeren niet; welzal een dekvloer door zijn dichtheid veel minder vocht opzuigendan de dragende ondervloer.Zolang er geen staalsplit of gruis (dat overigens zeer taai is) inde toplagen is verwerkt, zullen deze vloeren geen roestplekkengaan vertonen. Beneden 3 ?C moet niet worden geprobeerddit soort vloeren af te werken, welke cementsoort ook wordttoegepast.Deze vloeren moet men (na redelijke droging) niet met kleurlozefluaten of oppervlakteverharders gaan behandelen om mogelijkstuiven tegen te gaan of om de weerstand tegen agressievestoffen te verhogen. Bij dergelijke dichte oppervlakken zal detoch al zeer oppervlakkige beiandeling met fluaten weinig uit-richten, terwijl bovendien de kans wordt gelopen, dat het opper-vlak glad wordt. Mogelijk stuiven zal bij dil soort vloeren tochvan tijdelijke aard zijn: het cementhuidje moet er nu eenmaaleerst worden afgesleten, wil het slijtvaste materiaal aan de dagkomen.In het voorgaande is nogal eers gewezen op duitse verwerkings-wijzen. De reden hiervan is, dai: de slijtvaste materialen veelal vanduits fabrikaat zijn.De besproken verwerkingswijzen zijn echter voor het merendeelhier ontwikkeld. Vele duizenden m2vloer met slijtvaste toplaagzijn reeds in Nederland gemaakt en met succes in gebruik.De uitvoering van dit soort vloeren staat hier op een zeer hoogpeil; uitgezonderd soms Duitsland, heeft het buitenland ons indeze weinig te leren.Het is niet zo zeer de naam, waaronder eer topmateriaal wordtverwerkt, als wel de wijze wa rop het worct verwerkt en doorwie: een stukadoor, enkel en alleen omdat die ook weet, hoe eenspaan vast te houden, moet dit soort vloeren niet maken.Vrijwel overal, waar vlakke slijtvaste vloeren zijn vereist, kunnende hier besproken vloeren worden toegepast. Waar ze nietmoeten worden toegepast, is ugger te omschrijven; om enkelevoorbeelden te geven: niet voor ruimten waar de vloeren metgloeiende voorwerpen in aanraking komen, ook niet voor ruim-ten waar bijv. zuurstofflesser worden opgeslagen, tenzij deopdrachtgever bereid is om voor deze laatste ruimten desnoods35 kg topmateriaal per m2te laten verwerken.Het in het werk maken van dit soort vloeren brengt specialemoeilijkheden met zich. Er moet altijd worden aangepast aan hetbeschikbaar gestelde onderbeton of aan de ondervloer, het juistegrind en zand moet ter plaatse maar te krijgen zijn, het hangtvan de hoofdaannemer af, of er voldoende zorg aan de nabehande-ling wordt besteed, enz.Met in een fabriek vervaardigde vloerplaten of tegels met slijtlaagzijn deze omstandigheden veel beter in de hand te houden;bovendien worden de platen in veelal perfekt gerichte ramenvan hoeklijn aangebracht. Toch valt een vergelijking tussen dezeplaten en de hier besproken in het werk gemaakte vloeren zekerniet ten nadele van de laatste uit, al was het alleen maar wat dem- prijs betreft.De monoliet uitvoering is aanzienlijk goedkoper dan de uitvoe-ring als dekvloer, ondanks het feit dat bij monoliet de vloer-afwerkers veelal pas na de middag aan het werk kunnen gaan enmeestal nogal wat overuren zullen maken, hetgeen voor dek-vloeren niet noodzakelijk behoeft te zijn. De monoliet uitvoeringvereist echter minder materiaal en is sneller af te werken;bovendien is het vloerenbedrijf niet voor het stelwerk en dus voorde uiteindelijke vlakheid van de vloer verantwoordelijk. Alsnadeel geldt weer, dat bij monoliet afwerking de vloerafwerkersop het werk aanwezig moeten zijn, wanneer de hoofdaannemerwil gaan storten.Bij dekvloeren kan 10 kg tot zelfs 45 kg topmateriaal per m2worden verwerkt, wat bij monoliet afwerking weer niet kan; degrens ligt hier wel bij 5 kg; 10 kg bijv. zou, afgezien nog dat eendergelijke hoeveelheid niet in de top is kwijt te , van hetonderbeton afkrimpen.In het belang van het werk is net zeer gewenst, dat --in iedergeval voor monoliet afwerking-- het vloerenbedrijf zijn op-dracht via de aannemer, die het betonwerk stort, ontvangt.Factory floors with wear-resistant layersby L. P. Dammers jr.Two methods are distinguished in the manufactur-ing of jointless concrete factory floors with awear-resistant layer which are used because oftheir great resistance against wear- and impactforces and their dense surface: (a) monolith, (b) asa floor-coating. According to the former method,che wear-resistant material is inserted into thetop layer of the newly cast concrete floor; ac-cording to the latter system, a separate coatinglayer containing the wear-resistant material isapplied to the floor. The different ways of treat-ment applied in both methods are dealt with atlength; at the same time, a number of frequentlyapplied mixing proportions is quoted. In conclu-sion. the article mentions some special subjectssuch as after-treatment, faults, joints, colouringmatters, types of concrete, finishing and wear-resistance.202Des sols d'at?lier en b?ton pourvus d'unecouche r?sistante ? l'usurepar L. F. Dommers JrL'ex?cution des sols d'atelier en b?ton avec couchesp?ciale offrant une densit? et opacit? plus grandesainsi qu'une forte r?sistance aux charges de chocet de l'usure, se pr?sente sous deux formes; (a) laforme monolithique, (b) la couche de recouvre-ment. Selon la premi?re m?thode la mati?re r?sis-tante est integr?e ? la couche sup?rieure du b?tonfrais, selon la deuxi?me, une couche ind?pendantese composant de mati?re r?sistante est port?e surle sol proprement dit. On traite en d?tail la miseen oeuvre des deux m?thodes, en citant un nom-bre des m?langes fr?quemment utilis?s. L'articlese termine par la discussion de certains th?mesparticuliers tels que le curing, les d?fectuosit?s.les joints, les couleurs, les sortes de ciment, lefinissage, et la r?sistance contre l'usure.Betriebsfluren mit aufgebrachter Abn?t-zungsichichtvon L. F. Dammers Jr,Bei der Ausf?hrung nahtloser, f?r Betriebsr?umebestimmter Betonfluren mit Abn?tzungsschicht.die wegen hres grossen Widerstandsverm?gensgegen Verschleiss und gegen St?sse. sowie zurErzielung einer dichten Oberfl?che ausgef?hrtwerden, uncerscheidet man zwei Methoden undzwar: (a) m t monolithisch hergestellter und (b)mit sp?ter aufgebrachter Deckschicht.Zufolge der ersten Methode wird das gegen Ver-schluss widerstandsf?hige Material in der oberstenSchicht der Betonflur verarbeitet, zufolge derzweiten auf die fertige Flur eine dieses Materialenthaltende Schicht aufbetoniert. Von beidenMethoden sind verschiedene Ausf?hrungen ein-gehend behandelt. wobei eine Reihe h?ufig ge-brauchter Mischungsverh?ltnisse genannt wird.Der Artikel schliesst mit der Besprechung ver-schiedener spezieller Themas wie: Nachbehand-lung. M?ngnl. Fugen, Farbstoffe, Zementsortenund Widersiand gegen Abn?tzung.Cement 9 (1957) Nr. 5-6
Reacties