Het lage deel van ons land kan worden beschouwd alseen door de mens geschapen milieu dat voortdurendwordt aangepast om het leefbaar en welvarend te hou-den. 25% van het landoppervlak ligt beneden het gemid-deld zeeniveau (NAP), terwijl ongeveer 65% regelmatigzou overstromen bij afwezigheid van dijken en waterbe-heersingssystemen.Dit artikel richt zich op de waterbeheersingsmaatregelendie in de opeenvolgende stadia zijn genomen en die zeerbepalend zijn geweest en nog steeds zijn voor de ontwik-keling van het milieu in Laag Nederland.Toen de mens in de 9de eeuw ging ingrijpen, lag hetlage deel van ons land overwegend onder veenpak-ketten met het maaiveld op 2 ? 3 m boven NAP.Sindsdien zijn een aantal stadia doorlopen:? ontwatering;? passieve verdediging (terpen);? actieve verdediging (dijken, waterafvoer, land-aanwinning);? waterkwantiteitsbeheer (peilbeheer en water-afvoer);? waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer (peil-beheer, waterafvoer, waterzuivering);? integraal waterbeheer (ecosysteembeheer).W a t e r b e h e e r s i n g s s y s t e m e nDoor de eeuwen heen heeft zich een ingewikkelde,historisch gegroeide waterstaatkundige infrastruc-tuurontwikkeld,waarbijhetwaterpeilinonzesloten,kanalen en meren normaal gesproken tot op enkeledecimeters nauwkeurig beheerst kan worden.Hoofdsysteem is doorgaans het systeem voor hetlandbouwgebied. Daarnaast kunnen voor de sub-gebieden ? stedelijke gebieden, bossen en natuur-gebieden ? afzonderlijke systemen worden onder-scheiden. Vanouds waren daarbij de primairefuncties het bergen en afvoeren van overtollig waterin natte perioden. Daarnaast is het peilbeheer afge-stemd op het cre?ren van optimale groeiconditiesvoor de gewassen, of op een goede ontwatering vanhet stedelijke gebied. In de meest extreme gevallenpasseert het overtollige water tegenwoordig viergemalen, voordat het op de zee wordt geloosd.De waterbeheersingssystemen bestaan doorgaansuit een ontwateringssysteem (greppels, drains ofsloten), een afwateringssysteem (sloten, tochten envaarten) en een lozingssysteem (uitwateringssluis ofbemaling). De systemen hebben kenmerkende ele-menten zoals percentage open water, polderpeil engemaalcapaciteit,diezoweldoorhunwaardealsdoorA r c h i t e c t u u r & o n t w e r pWa t e r b e h e e rcement 2000 7 13Sturingsvariabele voor het milieu in Laag NederlandWATERBEHEERprof.dr.ir. E. Schultz, Bouwdienst Rijkswaterstaat, hoogleraar Land and Water Development, IHE, Delft1 | De wipwatermolen, hetmolentype waarmee nainvoering van de molen-bemaling de meestepolders werden droog-gemaakthun onderlinge afstemmingbepalend zijn voor het functione-ren ervan. In het verleden washierbij sprake van een groteberging, een lage bemalingscapa-citeit en grote peilfluctuaties. Inde loop der jaren is dit gewijzigdineenkleineberging,grotebema-lingscapaciteit en kleine peilfluc-tuaties.Aanvankelijk moeten de waterbe-heersingssystemen zijn aange-legd op basis van praktijkervarin-gen. Sinds het begin van de 19de eeuw is er sprakevan een zekere normstelling en zijn met name dewaterbeheersingssystemen voor nieuwe droogma-kerijen ontworpen op basis van normen die veelallangsempirischewegtotstandwarengekomen.Ookbij de landinrichtingsprojecten hanteert men empi-rische normen op grond waarvan de waterbeheer-singssystemen worden verbeterd. Ditzelfde geldtvoor het ontwerp van systemen voor stadsuitbrei-dingen, bossen en natuurgebieden. Dit normenstel-sel staat momenteel ter discussie in het kader vanhet rapport van de Commissie Waterbeheer in de21ste eeuw, dat onlangs is verschenen.D e e e r s t e m a a t r e g e l e nIn de eeuwen na 800 wordt de mens de bepalendefactor voor de ontwikkeling van het milieu. De veen-gebieden achter de kust werden door kunstmatigeontwatering ontgonnen. Hierdoor stopte de veen-vorming en daalde het maaiveld van de ontgonnenveengebieden aanzienlijk, veelal zelfs met enkelemeters. Tussen 800 en 1250 is dan ook sprakegeweest van een enorm landverlies, waarbij grotegebieden in het noorden en in het zuidwesten ver-loren gingen. Door deze bodemdaling werden grotegebieden voor het getij toegankelijk. De zeegatengingen uitschuren, waardoor de zee gemakkelijktoegang kreeg tot het nu laaggelegen land. Stormin-vloeden versnelden het proces van de toegenomenzeeinvloed. Toen overstromingen in toenemendemate een probleem begonnen te worden, wierp menaanvankelijk in een aantal gebieden verhoogdewoonplaatsen op, de terpen. Geleidelijk werd dezepassieve vorm van verdediging vervangen door eenmeer actieve: de aanleg van dijken.A c t i e v e v e r d e d i g i n gIn de 11de eeuw ontstonden de eerste dijken; daarnais het dijkensysteem steeds verder uitgebreid en ver-beterd. Tevens begon men met de grootschalige ont-ginning van de natte veengebieden, vooral inWest-Nederland. De ontwatering van de venenleidde echter tot een aanzienlijke verdere daling vanhet maaiveld. In de periode tussen 1250 en 1600bracht de introductie van de molenbemaling eenoplossing, zodat de steeds lager komende grondenvoor landbouwkundig gebruik benut konden blijven(foto 1).Hierbij deden ook de boezemkanalen hun intrede inons landschap. Kanaalsystemen met een peil vanenkele decimeters beneden NAP, waarop de polderslozen en waardoor het water wordt afgevoerd naarde Noordzee, de rivieren of het IJsselmeer. Aanvan-kelijk kon de lozing vanuit deze systemen plaats-hebben door uitwateringssluizen (foto 2). Door desteeds zwaardere eisen die aan de peilbeheersing indeboezemkanalenwordengesteld,zijnbijdemeesteuitwateringssluizen inmiddels gemalen geplaatstA r c h i t e c t u u r & o n t w e r pWa t e r b e h e e rcement 2000 7142 | De spuisluizen bij Den Oever in de Afsluitdijk,waardoor water van het IJsselmeer op deWaddenzee wordt geloosd. Binnenkort zullendeze sluizen worden vergroot omdat voor depeilbeheersing op het IJsselmeer inmiddels eengrotere capaciteit nodig isfoto: Rijkswaterstaat, Meetkundige Dienst3 | Het gemaal bij IJmuiden, het grootste gemaal inNederland (150 m3/s), waarmee water uit deNoordzeekanaal-boezem kan worden uitgesla-gen op de Noordzee. Binnenkort zal de gemaal-capaciteit met 50 m3/s worden vergroot(foto 3). Interessant is dat terwijl in de polders hetpolderpeil steeds is aangepast aan de lagere maai-veldligging, het streefpeil in de boezems door deeeuwen heen nagenoeg onveranderd is gebleven.De windmolen en zeker ook de molengang maaktehet sinds het begin van de 16de eeuw ook mogelijkom meren droog te malen (foto 4). In die periodewerd veel land aangewonnen door de bedijking vanopgeslibde gronden langs de kust en de binnen-zee?n. Technische vernieuwingen luidden eennieuw tijdperk in. Stoomtractie, later gevolgd doordiesel en elektriciteit maakten grote gemalen moge-lijk,waardooromvangrijkeprojectentechnischreali-seerbaar werden. Zo werd het Haarlemmermeer ?circa 18 000 ha ? tussen 1848 en 1852 drooggepomptmet behulp van drie stoomgemalen (foto 5).W a t e r k w a n t i t e i t s - e nw a t e r k w a l i t e i t s b e h e e rVoor het waterkwantiteitsbeheer zien we door deeeuwen heen een verzwaring van de normenwaaraan de systemen moeten voldoen, alsmede eenverschuiving naar minder bergend oppervlak, eengrotere bemalingscapaciteit en een betere peilbe-heersing. Van de oorspronkelijke waterbeheersings-systemen is niet echt bekend welke condities hier-mee gerealiseerd werden. Veel beter bekend is dit bijde molenbemaling. In deze periode, die in elk gevaltot aan het begin van de 19de eeuw heeft geduurd,werdernaargestreefddatdelandenbeginaprildroog-vielen, waardoor een gewas kon worden verbouwdvoordat de landen in de loop van oktober en novem-berweerdraswerden,ofgeheelonderwaterstonden.De invoering van de stoombemaling in het middenvan de 19de eeuw leidde tot veel grotere mogelijk-heden en in die tijd veranderden de inzichten oplandbouwkundig gebied. Hierdoor werd er vanaf heteind van de 19de eeuw naar gestreefd om een rela-tieflaagwinterpeiltehandhaven.Ditheeftzichdoor-gezet toen de diesel- en elektrische bemaling aan hetbegin van de 20ste eeuw hun intrede deden, waarbijtevens een beter peilbeheer mogelijk werd.Na de Tweede Wereldoorlog is er de sterke verste-delijkingenindustrialisatie.Inveelgevallenwerden,waarnodig,degebiedendaarbijopgehoogdtotbovenboezempeil. De laatste decennia is dit steeds minderhet geval en kiest men in toenemende mate eenmaaiveldniveau ten opzichte van polderpeil. Het ste-delijk water heeft daarbij naast de waterbeheer-singsfunctie ook een duidelijke rol in het stadsbeeld(foto 6). De versnelde waterafvoer uit deze gebiedenis vanzelfsprekend van invloed op de eisen die aande berging en de bemaling in de desbetreffendepolders moeten worden gesteld.In de jaren zeventig lopen de waterkwaliteitsproble-men tot een zodanig niveau op, dat waterzuiveringop grote schaal noodzakelijk wordt. Hierbij doen dewaterzuiveringsinstallaties hun intrede, waarmeehet stedelijk en industrieel afvalwater zodanig wor-den gezuiverd dat een acceptabele belasting op openwater is verkregen. Ook in de landbouw zijn inmid-dels veel maatregelen genomen om tot een accepta-bele kwaliteit van het af te voeren water te komen.Hier zijn echter nog meer maatregelen noodzakelijkvoordat van een acceptabele situatie sprake is. Derecente discussie over het al dan niet toelaatbaar zijnvan bepaalde bestrijdingsmiddelen in de landbouwlaat duidelijk zien dat we er nog niet zijn.A r c h i t e c t u u r & o n t w e r pWa t e r b e h e e rcement 2000 7 154 | De nog bestaandemolengang bijLeidschendam5 | Het gemaal De Lijndenbij Halfweg, een van dedrie gemalen waarmeehet Haarlemmermeeris drooggemalenHoewel niet direct in de normen tot uitdrukkinggebracht, zijn zij er toch op gebaseerd dat met namede investeringen in waterbeheersing een optimumzijn tussen de kosten voor het waterbeheer en deopbrengstreducties aan de landbouwgewassen, ofschade aan bebouwing en constructies. De normendie ook thans nog worden gehanteerd zijn overwe-gend tot stand gekomen in de jaren vijftig en zestig.Sindsdien is de waarde per hectare zowel in het ste-delijke als in het landelijke gebied belangrijk toege-nomen, zodat inmiddels een zekere heroverwegingop zijn plaats lijkt te zijn. Deze heroverweging werdactueler na de verschillende gevallen van lokalewateroverlast in Noord-Holland, Delfland en hetNoordoosten van het land. Telkens laait er weer eenhevige discussie op als zich een extreme situatievoordoet waarop de systemen simpelweg niet zijnontworpen. Het echt ontwerpen op extremen zouook een zeer kostbare zaak worden. Wel is er sprakevan een hoger gewenste ontwerpnorm omdat vooralin het lage deel van Nederland de waarde in het tebeheersen gebied enorm is toegenomen.V a n n u n a a r d e t o e k o m s tDe vraag is nu hoe het verder moet met ons water-beheer. Hierbij spelen verschillende zaken zoals dediversificatie van het grondgebruik in Laag Neder-land, het streven naar ruimte voor de rivieren en dewensommeerbergingindepolderstecre?ren.Maarvooral ook speelt, zoals gezegd, de toegenomenwaarde per ha en daarmee de noodzaak om tot eenbetere waterbeheersing te komen. Maar oplossingenhoeven niet perse alleen in waterbeheersingsmaat-regelen te worden gezocht. De laatste decenniahebben wij bij de ruimtelijke ordening nagenoeggeen rekening gehouden met de maaiveldligging.Misschien moeten we weer terug naar onze voorou-ders en in elk geval onze nieuwe woonwijken hogergaan aanleggen. Vermoedelijk zal daarom hetrapport van de Commissie Waterbeheer in de 21steeeuw eerder de start zijn van de discussie, dan deafsluiting. Onze kwetsbare fysische situatie en onzehoogwaardige samenleving zullen voortdurendeaanpassingen vereisen in onze waterbeheersing. sL i t e r a t u u r? Schultz, E., Waterbeheersing van deNederlandse droogmakerijen. Rijkswaterstaat-rapport nr. 55, 1997.? Van de Ven, G.P., red., Leefbaar Laagland.Geschiedenis van de waterbeheersing enlandaanwinning in Nederland. Vierde herzienedruk. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 1996.A r c h i t e c t u u r & o n t w e r pWa t e r b e h e e rcement 2000 7166 | Stedelijk water in dewijk De Mare in Alkmaar
Reacties