? ? materialen ? voorschriftenir.M.R.J.Swinkels, Goudstikker-de VriesjACN bv, Zoetermeer (voorheen ACN construc-teurs bv, Dordrecht); rapporteur werkgroep 1 en 2Op de betonreparatiemiddag die op 7 oktober 1997 door de Betonvereniging werd geor-ganiseerd,iseen aantal nieuwe CUR-Aanbevelingen gepresenteerd betreffende betonre-paraties. DezeAanbevelingen, de nummers 53, 54, 55 en 56, vervangen een aantal oude-re Aanbevelingen. In dit artikel wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis en wordteen aantal achtergronden belicht.VERVANGINGVAN CUR..AANBEVELINGENBETREFFENDEBETONREPARATIETabel 1Vervanging van de CUR-Aanbeve/ingen42Enige tijd geleden verzocht de CUR een aan-tal direct betrokkenen op het gebied van be-heer en onderhoud van betonconstructiesom ervaringen en eventueel commentaarmet betrekking tot een aantal CUR-Aanbe"velingen kenbaar te maken. Het betrof deAanbevelingen 11,20, 21, 27 en 32. Daar-naast werd gevraagd naar ervaringen metAanbeveling 24, die regelmatig voor beton-reparaties wordt gebruikt.Het binnengekomen commentaar is ge?va-lueerd en er is een plan van aanpak opge-steld, aan de hand waarvan de Aanbevelin-gen zouden moeten worden aangepast. Inhet plan werd een aantal wijzigingen voorge-steld en een aantal knelpunten genoemd.Om de knelpunten op te lossen zijn werk"groepen in hetleven is geroepen.Naast specifieke suggesties voor de ver-schillende Aanbevelingen zijn ook sugges-ties gedaan om de structuur nog duidelijkerte maken. Deze suggesties zouden zulkevergaande wijzigingen tot gevolg hebben,dat niet kon worden volstaan met een her-druk. Daarom is besloten de Aanbevelingen11,21,27 en 32 te laten vervallen en te ver-vangen doorvier nieuwe Aanbevelingen meteenzelfde opbouwen structuur (tabel 1).Verder bleek dat Aanbeveling 20 voldeed engeen aanpassingen behoefde. Aanbeveling24 zou qua systematiek en opzetaan de an"dere Aanbevelingen moeten worden aange-past. Omdat deze Aanbevelingtevens slechtsgedeeltelijk relevant was voor betonrepara-ties, is besloten de desbetreffende delen opte nemen in de nieuwe Aanbeveling 54.In het onderstaande zal eerst de aanpas-sing van de structuur worden besproken.Vervolgens zullen de Aanbevelingen ??nvoor ??n worden behandeld. Aanbeveling54 wordt het eerst behandeld, omdat dezeook in het aanpassingsproces vooruitliep.Een grootaantal oplossingen voor deze Aan-beveling is voor de andere Aanbevelingenovergenomen.Aanpassing van de structuurDe structuur die voor het eerst is ontwikkeldvoor Aanbeveling 21 en die later is gebruiktvoor de Aanbevelingen 27 en 32, is verderuitgewerkt. Daarbij zijn de eisen gehergroe-peerd. Zo wordt nu duidelijk onderscheid ge-maakt tussen de eisen voor de basiskeu-ring, zoals genoemd in hoofdstuk 6 'Eisenaan materialen en grondstoffen'en hoofd-stuk 7 'Eisen aan de mortel', en de eisenvoor de uitvoeringscontrole, zoals genoemdin hoofdstuk 11 'Eisen aan de uit te voerenreparaties'. Ook de beproevingsmethodenvoor de basiskeuring (hoofdstuk 13) en deuitvoeringscontrole (hoofdstuk 14) zijn vanelkaar gescheiden.Daarnaast loopt de nummering in de Aanbe-velingen parallel. De teksten, eisen en be-proevingsmethoden zijn waar mogelijk gelijkgehouden. Op deze wijze zijn de Aanbevelin-gen voor de verschillende doelgroepen toe-gankelijker gemaakt.CEMENT1997j12AANBEVELING 54Tabel 2De belangrijkste wijzigingen in Aanbeveling 54 ten opzichte van Aanbeveling 21Aanbeveling 2i was de meest succesvollevan de reeks reparatie-Aanbevelingen. Ditblijkt uit het feit dat veel mortels volgens de-ze Aanbeveling een basiskeuring hebbenondergaan en dat hij de grondslag is voor decertificering van mortels. Daarnaast is hijveel in bestekken voorgeschreven en dooraannemers daadwerkelijk gebruikt. Daar-door is er veel ervaring opgedaan, zodat ereenvoudig suggesties voorverbeteringen enverduidelijkingen konden worden gedaan.Naast vele redactionele aanpassingen be-troffen deze suggesties de beschrijving vanbeproevingen, de wijze van keuren, de eisenen dekeuringsmethoden. Ook werd denoodzaak van bepaalde keuringen ter dis-cussie gesteld.Aanbeveling 54 heeft een breder toepas-singsgebied gekregen dan de oude Aanbe-veling 21. De essenti?le verbredingen zijn:? niet alleen slechts polymeergemodificeer-de mortels, maar ook niet-gemodificeerdemortels;? krimparme gietmortels voor toepassing inreparaties;? natte spuitbeton waarbij het spuiten nietessentieel is voor de kwaliteit.Volgens Aanbeveling 2i moest er tussen de5% en 20% polymeer ten opzichte van hetcementgewicht in de mortel aanwezig zijn.Geregeld bleken echtermortels zonderpoly-meren te worden toegepast; in die gevallenwerd CUR-Aanbeveling 2i van toepassingverklaard, met uitzondering van de eisenvoorde polymeren. Datis nu nietmeernood-zakelijk, omdat het minimale percentagevan 5% is geschrapt. Omdat mortels metminderdan 5% polymeergevoeligerzijn vooruitdrogen, is voorgeschreven dat zij zevenCEMENT1997/i2dagen dienen te worden nabehandeld, te-gen drie dagen voor de traditionele gemodi-ficeerde mortels.Het gebruik van krimparrne gietmortelswordt geregeld in Aanbeveling 24. Deze Aan-beveling is echter vooral gericht op ondersa-belen en grouten. Bij betonreparatiewerk-zaamheden wordt veel gebruik gemaaktvangietmortels, bijvoorbeeld bij het aanstortenvan balkonranden of bij grote reparaties.Men kan dan moeilijk uitde voeten metAan-beveling 24. Voor de adviseur is het in veelgevallen niet relevant of een reparatie metde hand wordt uitgevoerd of wordt gegoten;de technische eisen die worden gesteld zui-len gelijk zijn. Daarom is hetvoor de hand lig-gend om gietmortels en handmatig aan tebrengen mortelsvoortoepassing in betonre-paraties in ??n Aanbeveling op te nemen.Voor gietmortels zijn de eisen betreffendeconsistentie, schuimvorming, waterafschei-ding en zwelling overgenomen uit Aanbeve-ling 24. De eis voor de minimale zwelling isechter niet overgenomen, omdat zwellingvoor normale reparatiewerkzaamhedengeen relevante eigenschap is. Meestal is ernamelijk sprake van open toepassingen.Door deze aanpassing is Aanbeveling 24niet meerrelevant voor betonreparaties. Eris echter nog wel degelijk een bestaansrechtop andere terreinen.Natte spuitbeton valt binnen het toepas-singsgebied indien het spuiten geen essen-ti?le invloed heeft op de eigenschappen vande reparatie en indien verdichten na hetspuiten nog noodzakelijk is; in die gevallen ispraktisch gezien slechts sprake van verpom-pen. Een voorbeeld is een spuitmethodewaarbij de mortel wordt verpompt met eenstucadoorspomp en waarbij de mortel uit dekop 'blubbert' en het noodzakelijk is om demortel nog verder te verdichten.Indien het spuiten wel een essenti?le in-vloed heeft, geldt Aanbeveling 53.Deze uitbreiding van hettoepassingsgebiedhad geen invloed op de gestelde eisen.De hoogte van de hechtsterkte-eisVolgens [i] kunnen de spanningen in hethechtvlak van reparaties met een cement-gebonden mortel oplopen tot 2,5 N/mm2?Dit is bijvoorbeeld hetgeval bij snel afkoelendoor regenbuien. De huidige eis voor de ka"rakteristieke waarde van 0,6 N/mm2 is danveel te laag. Er zijn echter berekeningen ge-maakt die aan zouden tonen dat hogerehechtsterkten niet nodig zijn en dat de uit-komststerk afhankelijk is van de gekozen re-kenmodellen en parameters. Het laten uit"voeren van berekeningen met verschillendeparameters viel echter niet binnen de op-drachten mogelijkheden van de werkgroe-pen.De haalbaarheid van hogere eisen werddoor de werkgroep betwijfeld, vooral geziende overtuiging dat in zeer veel gevallen dekwaliteit van de betonondergrond bepalendis en dat die kwaliteit vaak slecht is. Daar-naast heeft men geen aanwijzingen dat re-paraties met cementgebonden mortelsvaak falen door een slechte aanhechting.Omdat uit de verschillende gegevens en me-ningen geen ondubbelzinnige conclusie konworden getrokken, is besloten de hoogtevan de eis (een karakteristieke waarde vanten minste 0,6 N/mm2) nietaan te passen.43? ? materialen ? voorschriftenDe omschrijving van de hechtsterkte-eisIn de werkgroepen werd naarvoren gebrachtdatde eis aan de karakteristieke waarde vande hechtsterkte vaak problemen veroor-zaakt. Hetkomt namelijkvoor, datbij beproe-vingsresultaten die op zichzelf hoog genoegzijn, door de grote spreiding zelfs negatievekarakteristieke waarden ontstaan. Menwijdt dit aan de spreiding in de kwaliteit vande ondergrond, deverschillende breuktypenen aan hetfeit dat door het breuktype ongel-dige resultaten wel worden meegenomen.Hoewel statistisch niet verantwoord wordendeze waarden w?l met elkaar vergeleken. Eris besloten om in plaats van een eis aan dekarakteristieke waarde, een eis voor het ge-middelde te stellen van 1,3 N/mm2en voorde minimale waarde van 0,6 N/mm2? Dehoogte van deze eis is vrijwel gelijk aan deoude eis.Het risico op afkeuring voor met name deaannemer wordt bij meer beproevingen ho-ger; de aannemers vonden dit acceptabel.Deze aanpassing is ook doorgevoerd in deandere aanbevelingen.Thermische uitzettingsco?ffici?ntUit onderzoek bleek dat diverse mortels diein de praktijk goed voldoen, niet voldedenaan de gestelde eis dat de thermische uit-zettingsco?ffici?nt ten hoogste 15 x 10-6 ?C-1mag bedragen. Uit de literatuur blijkt dat dethermische uitzettingsco?ffici?nt sterkwordt be?nvloed door krimp- en zwelgedrag.De oorzaak hiervan zijn de optredende wa-terverplaatsingen en -spanningen bij tempe-ratuurswijzigingen.Deze invloed is vooral zichtbaar indien nietin droge of verzadigde omstandighedenwordt gemeten. Indien bijvoorbeeld de co?f-fici?nt wordt bepaald bij een relatieve voch~tigheid van 65% op het traject 20-80 ?C enaansluitend op het traject 80-20 ?C, blijkt deuitkomst op het tweede traject lager ten ge-volge van een blijvende krimp.Doorde Stichting BMC was al eerder voorge-steld om de thermische uitzettingsco?ffi-ci?nt te bepalen op hettraject 80-20 ?C, om-dat dit eerder een uitdrogende constructiezou weergeven. Ditvoorstel is overgenomen.Het blijkt dat deze methode ongeveer 20%gunstigere resultaten geeft.BuigtreksterkteIn de praktijk is de eis voor de buigtreksterk-te bij minder dan twaalf proefstukken(xn - 3> f'kl, tezwaar gebleken. Naar aanlei-ding hiervan is het bepalen van de buigtrek-sterkte heroverwogen.44De eis was aanvankelijk opgenomen, omdatde treksterkte van belang werd geacht voorbijvoorbeeld de hechting, hettemperatuurs-gedrag en het gebruik van de mortel in detrekzone. Omdat de treksterkte zelf echtermoeilijkte bepalen iS,werd de buigtreksterk-te bepaald. In de werkgroep was men vanmening dat de treksterkte ondergeschikt isaan de hechtsterkte en dat de bepaling omdie reden niet nuttig is. Daarom is de bepa-ling van de buigtreksterkte vervallen. Dit isook in de andere Aanbevelingen overgeno-men.Toepassingen van mortels in de trekzonevormen hierop een uitzondering. Hiervoorkan echterin klasse Re 3 een aparte eis wor-den gesteld.WaterindringingIn de praktijk blijken mortels die volgens debasiskeuring voldoen aan de eisen voor dewaterindringing, moeilijk verwerkbaar te zijnen bij de uitvoeringscontrole problemen tegeven. Dit probleem was reeds langer be-kend. Daarom hoeven gecertificeerde aan-nemers op dit moment volgens het Natio-naal College van Deskundigen Betonrepara-tie voor de uitvoeringskeuring niet aan dezeeisen te voldoen.De waterindringing werd bepaald op eenproefstuk en niet in het werk. Het resultaatwas daardoor niet representatief voor dekwaliteit van de reparatie. Daarom is beslo~ten de bepaling van de waterindringing voorde uitvoeringscontrole te laten vervallen.Omdat voor de basiskeuring geen proble~men bekend zijn, blijftde bepaling daarin ge-handhaafd.Deze beslissing is niet overgenomen doorde werkgroep 'Spuitbeton'. Zij was namelijkvan mening dat de bepaling van de waterin-dringing voor spuitbeton een goed beeldgeeftvan de kwaliteit. Het blijkt ook dat voorspuitbeton het onderscheidend vermogenvan de proef groot is.Bestandheid tegen een alkalisch milieuDe oude beproeving bleek appels met perentevergelijken; de druksterkte en de buigtrek-sterkte werden bepaald, direct nadat eenproefstuk in een calciumhydroxyde-oplos-sing had gelegen. Dit werd vergeleken meteen proefstuk dat even lang onder kamer-omstandigheden was bewaard. De invloedvan de vochtomstandigheden bleek domi-nant te zijn. Daarnaast twijfelde men eraanof na 28 dagen al een invloed van het alka-lisch milieu te merken is. Besloten werd debeproeving die ook doorde technische com-misie van BMC wordt voorgeschreven, inenigszins gewijzigde vorm over te nemen.Na blootstelling aan het alkalisch milieuwordt het proefstuk nu bewaard, totdat hetvochtgehalte gelijk is aan dat van het refe-rentieproefstuk. Pas dan worden de druk~sterkte en buigtreksterkte bepaald en verge-leken. Daarnaast wordt de blootstelling aanhet alkalisch milieu bij 50?C uitgevoerd inplaats van bij kamertemperatuur. Hierdoorzal eventuele aantasting sneller optreden.Hoeveelheid te verwijderen betonIn de oude Aanbeveling is beschreven dathet beton rond roestend wapeningsstaal inde lengterichting moetworden verwijderd totin hetniet-gecarbonateerde beton. Hierdoorkon het noodzakelijk zijn dat grote delen wa-pening bloot moesten worden gelegd zon-der dat er schade was.Om een grote duurzaamheid en zekerheid tebereiken kan dit in sommige gevallen nogsteeds noodzakelijk zijn. Ineen beheersstra-tegie waar echter enig risico op vervolgscha-de wordt geaccepteerd, kan ook worden be-sloten om het gecarbonateerde betonslechts enkele centimeters verder dan hetroestende staal te verwijderen.Deze laatste optie isin de Aanbeveling opge~nomen. Indien men het nodigvindt om meerbeton te verwijderen, dient dit te wordenovereengekomen.CEMENT1997/12AANBEVELING 53Tabel 3De belangrijkste wijzigingen in Aanbeveling 53 ten opzichte van Aanbeveling 11plaats van 15 N/mm2? Deze kwaliteit kandoor iedere spuitbetonmortel probleemloosworden gehaald. Mocht een hogere kwaliteitnoodzakelijk zijn, dan kan deze worden voor-geschreven in toepassingsklasse Rs 3.ScheurvormingIn spuitbeton ontstaat vaak scheurvorming.Veelal gaat het om craquel?scheuren meteen zeer geringe scheurwijdte. In de meestegevallen hebben zij slechts esthetische ge-volgen en geen gevolgen voor de duurzaam-heid. Om discussie over de acceptati? vanscheuren te voorkomen, zijn eisen voor descheurwijdte opgenomen. Deze eisen zijnafhankelijk van de milieuklasse en gelijk aande eisen voor normaal beton.Opgemerkt wordt dat craquel?scheuren, ze-ker indien ze wijder zijn, een indicatie kun-nen zijn voor onthechting. Het verdient aan-beveling bij inspectie hier extra aandachtaan te besteden. ~VlakheidIn de praktijk ontstond bij het uitvoeren vanspuitbetonwerkzaamheden vaak discussietussen opdrachtgever enaannemer over hetgewenste afwerkingsniveau. In gevallenwaar vooraf afspraken over vlakheidseisenwerden gemaakt, werden eisen overgeno-men die gelden voor vloeren of stucwerk.Deze eisen zijn echter voor spuitbeton nietrealistisch. Indien een leer vlak oppervlakwordt voorgeschreven, bestaat zelfs grotekans op craquel?vorming.In deze Aanbeveling is de vlakheidseis ge-bruikt die ook al in het VABOR-referentiebe"stek werd toegepast. Hetis uitdrukkelijk nietde bedoeling om altijd eisen aan de vlakheidte stellen. Daarom zijn eventueel te stelleneisen in de toelichting opgenomen.Druksterkte-eisOm gebruik te kunnen maken van toepas-singsklassen en om de structuur gelijkvor-migte krijgen metde andere Aanbevelingen,was het wenselijk om een standaard druk-sterkte in te voeren. Spuitbeton wordt in te-genstelling tot handreparatiemortels vakervoor echt constructieve toepassingen ge-bruikt. Daarom werd voor een karakteristie-ke druksterkte van 25 N/mm2gekozen inClassificatieIn de andere Aanbevelingen werden toepas-singsklassen onderscheiden, waar dit inAanbeveling 11 nog niet het geval was. Er isdaarom ook in Aanbeveling 53 een onder-verdeling gemaakt in drie klassen.Klasse Rs 1 isvan toepassing voorgebruikinmilieuklasse 1 (droog milieu) en milieuklas-se 2 (vochtigmilieu) zonderwapening.ln de-ze milieus worden aan de waterindringinggeen eisen gesteld.Klasse Rs 2 kan worden toegepast voor demilieuklassen 2 t.rn.5. Hierin dient de water-indringing w?l te worden bepaald. De eis isafhankelijk van het te verwachten milieu.In klasse Rs 3 kunnen extra eisen aan desterkte worden gesteld.polymeren worden toegepast, worden hier-aan dezelfde eisen gesteld als aan de poly-meren zoals toegepast in Aanbeveling 54.Omdat de variatie in vezels vrij groot is, zijnhieraan geen specifieke eisen gesteld. Demogelijkheid van gebruik van vezels is uit"drukkelijk opengelaten. De geschiktheid vande vezels moet wel worden aangetoond.In de praktijk worden ook vaak polymeren envezels in spuitbeton toegepast. In de nieuweAanbeveling is dit mogelijk gemaakt. IndienToepassingsgebiedDe laatstejaren hebbenzich diverse ontwik-kelingen voorgedaan in het gebruik vanspuitbeton. Een van de ontwikkelingen is hetgebruik van natte spuitbeton. Nattespuitbe-ton wordt, in tegenstelling tot de in Neder-land traditioneel gebruikte droge spuitbe-ton, reeds volledig aangemaakt verpompt.In het algemeen kunnen er dikkere laagdik-tes mee worden bereikt en ontstaater bij hetspuiten rninder stof.Veel discussie is gevoerd over de vraag wan-neer een natte spuitbeton ook wordt geac-cepteerd als echte spuitbeton en zo binnenhet toepassingsgebied valt. Uiteindelijkwerd de hoge snelheid waarmee spuitbetonde spuitkop verlaat, waardoor een hoge ver-dichting vyordt verkregen, als de essenti?leeigenschap beschouwd. Daarorn wordt al-leen natte spuitbeton waarbij geen verdereverdichting noodzakelijk is, door deze Aan-beveling gedekt. Andere natte spuitbeton,waarbij afwerken met de spaan noodzakelijkis om een voldoende grote verdichting te krij-gen, valt binnen Aanbeveling 54.Aanbeveling 11 stamt reeds uit 1987 en wasde eerste in een reeks op hetgebied van be-tonreparaties. Deze Aanbeveling heeft danook nietdestructuurdie laterin de Aanbeve-lingen 21,27 en 32 is gebruikten waarin dui-delijk onderscheid wordt gemaakttussen debasiskeuring en de uitvoeringscontrole.CEMENT1997/12 45? ? materialen ? voorschriftenAANBEVELING 55Tabel 4De belangrijkste wijzigingen in Aanbeveling 55 ten opzichte van Aanbeveling 27Aanbeveling 27 is op dezelfde wijze opge-bouwd als Aanbeveling 21. Hij is echter min~der succesvol geweest. Er zijn nauwelijksmortels meteen basiskeuring. Dit isten delete wijten aan de hoge kosten die met de be~proeving zijn gemoeid, maar ook aan de ei-sen, die (te) zwaar bleken. Het was noodza-kelijk om de relevantie van de beproevingente bepalen en de eisen te beoordelen.Gehalte vluchtige bestanddelenTer discussie werd gesteld of het noodzake-lijk is een eis te stellen aan het gehalte aanvluchtige bestanddelen. Het gehalte aanvluchtige bestanddelen heeft vooral invloedop de krimp, de elasticiteit en de porositeit,eigenschappen waaraan reeds eisen wor-den gesteld. Deze eisen worden echteral ge-toetst na zeven dagen. Op dat moment zijnnog niet alle vluchtige bestanddelen uitge-dampt. Eigenschappen zouden nog kunnenwijzigen. Daarom werd het noodzakelijk ge-acht de eis aan vluchtige bestanddelen tochop te nemen.Oorspronkelijk werd het gehalte aan vluchti-ge bestanddelen van de afzonderlijke com-ponenten van de mortel bepaald. In kunst~harsgebonden mortels zijn oOk vluchtige be-standdelen aanwezig die meereageren enzo bij een reactie niet-vluchtige stoffen vor-men; zij werden echter wel meegenomen inde beproeving. De beproeving is nu zo aan-gepast, dat het gehalte vluchtige bestand-delen pas wordt bepaald na verharding.Bestandheid tegentemperatuurswisselingenDe bepaling van de bestandheid tegen tem-peratuurswisselingen bleek een kostbarebeproeving, die door veel mortels moeilijkwerd gehaald. Hoe reparaties met kusthars-gebonden mortels op temperatuurswisse-lingen reageren, is een complexe materie.46De spanningen die ontstaan zijn onder meerafhankelijk van de thermische uitzet-tingsco?ffici?nt, de elasticiteitsmodulus ende glasrubber-overgangstemperatuur. Hoedeze afzonderlijke factoren bijdragen is nietgeheel duidelijk. Daarom werd het bij het op-stellen van Aanbeveling 27 noodzakelijk ge-acht om proefstukken aan temperatuurswis-selingen te onderwerpen. Ook uit hetveldon-derzoek van CUR commissie 835 kwam de-ze conclusie. Daarom vond ook de werk-groep het uitvoeren van proeven op tegelsnoodzakelijk.Een van de beproevingen op tegels (voortoepassingsklasse Rk2)moetworden uitge-voerd op een voorgevormde tegel met wape-ning. Het maken van de tegel is zeer kost-baar. Tijdens de discussie werd de werk-groep er echter op gewezen dat de tegels inDuitsland vooreen redelijke prijs te koop zijn.Ook de afmeting van de tegels werd ter dis-cussie gesteld. Uit [2] werd duidelijk dat demaximale spanningen in mortels in veel ge-vallen pas optreden bij tegels met een groot-ste maat van 600 mmo De spanningen ne-men daarna niet meer toe.Dit resulteerde in een voorstel om de groottevan deproeftegels aan te passen. Omdat dewerkgroep echter van mening is dattoepas-sing van deze mortels voordit soort grote af-metingen een uitzondering is, is de tegel nietaangepast.Wel is in een toelichting opgenomen dat eenreparatie normaal beperkt dientteblijven toteen maximale grootte van 200 of 300 mmoGrotere reparaties zijn ook mogelijk, mits demortel beproefd is op grotere proefstukken.Het proefstuk hoeft hierbij echter nooit gro-ter te worden dan 600 mmoBeproeving corrosiewerende werkingIn Aanbeveling 27 werd de corrosiewerendewerking van het staalbeschermingsmiddelbeproefd. Dit werd niet gedaan aan het ge-hele reparatiesysteem, maar slechts aanstalen staven. Ditisgeen realistische proef.De waterdichtheid van de mortels wordt inde andere beproevingen beoordeeld en opscheurvormingen roestwordtgecontroleerdbij de beproeving op temperatuursbestand-heid. Dit geeft voldoende garantie voor eencorrosiewerende werking van het systeem.CEIVIENT1997/12AANBEVELING 56Tabel 5De belangrijkste wijzigingen in Aanbeveling 56 ten opzichte van Aanbeveling 32Aanbeveling 32 heeftzeerveel kritiek gekre-gen, omdat een aantal proeven zeer kost-baar is, zeker met het oog op de relatief klei-nemarkt voor injectieharsen. Het bleek der-halve noodzakelijk alternatieven te vinden.Beproeving injecteerbaarheidIn Aanbeveling 32 was een praktijkproef op-genomen.ln dezeproefwerqen balken (3 men 4,5 m) belast tot scheurvorming, waarnade scheuren werden ge?njecteerd. Hieraanwerden dan onder meer de hechtsterkte ende waterdichtheid bepaald. Deze zeer kost-bare proef is er de oorzaak van dat er geeninjectieharsen met een basiskeuring zijn.De werkgroep is op zoek gegaan naar eenproef waarin met name de hechtsterktewordt getoetst. De bepaling van de water-dichtheid werd minder belangrijk geacht,omdat een niet-waterdichte hars zich in depraktijk snel diskwalificeert.Verroest!De hechtsterkte zal worden bepaald met be~hulp van de slant shear test. Hierbij wordt ineen proefprisma een schuine scheur ge-vormd, die wordt ge?njecteerd. Vervolgensword de prisma gedrukt. Indien de injectievan mindere kwaliteit is dan het beton, zalafschuiving via het breukvlak optreden. Bijeen betere kwaliteit zal normaal bezwijkenvan de prisma optreden. Op deze wijze moetworden aangetoond dat de injectiehars eengrotere hechtsterkte heeft dan het beton.De beproeving wordt uitgevoerd meteen be-tonsterkteklasse B 45. Indien hogere sterk-teklassen worden ge?njecteerd en de hecht-sterkte van belang is, dient de hechtsterktemet prisma's van die bewuste betonsterkte-klassen te worden getoetst.VooronderzoekConstructief injecteren gaat vaak fout, om-datde oppervlakken te vuil ofvochtigzijn. Ditis aan de constructie zelf zeer moeilijk vastte stellen. De nieuwe Aanbeveling eist datdeopdrachtgever een vooronderzoek uitvoert,waarin wordt bekeken of constructief injec-teren mogelijk is. Hierdoor is op tijd duidelijkof de gestelde eisen realistisch zijn.Literatuur1. Bijen, J.M.J.M., P.E.Roelfstra en Th.A.M.Salet, Hechting van jong beton aan oud be-ton. Cement 1993, nr. 11.2. Borsje, H., Scheurvorming en onthechtingvan afwerklagen op beton. VABOR nieuw-brief nr. 12, oktober 1996.?Elk jaar is er wel een bericht in de krant ofop de televisie over doorroest vergane wapening in Kwaaitaal-elementen voor beganegrond-vloeren uit een grijs verleden. Ontdekt, niet omdat er iemand meteen kist boeken door de vloer zakt, maar door een monteur die in dekruipruimte alsnog de e.v.-leidingen gaat isoleren. De oorzaak vanhet roesten is bekend: toepassing van CaCI2 als verhardingsversnel-ler. In het kader van de vorstverletbestrijding werd dat destijds gepro~pageerd en zelfs gesubsidieerd. Waarom zakt er niemand door zo'nin wezen ongewapende vloer??Er steltzich een spanwerk in. In het midden van de overspanning kanhet ongewapende beton scheuren tot in de drukzone. De drukzone isgoed gedefinieerd als het bovenste deel van de boogvormige door-snede van de elementen. Het buigend moment Mis gelijk aan ~ qJ2.Bij de opleggingen moeten voor het evenwicht spatkrachten M/hworden geleverd. Deze spatkrachten worden door wrijving, haak-weerstand in de elementen ingeleid. Maar kunnen de spatkrachtenook worden geleverd? Meestal, tot nog toe gelukkig altijd, wel. Depaalkoppen kunnen niet zomaar opzij worden geduwd, er is wel watpassieve gronddruk tegen de funderingsbalken te mobiliseren, eendwarsbalk voor de fundering van een scheidingswand, enz.CEMENT1997/12Wanneer men de constructie in detail bekijkt, zijn er veel, min ofmeer toevallige, elementen die de nodige horizontale spatkrachtenkunnen leveren. Daar kom je wel uit. Veel moeilijker is de vraag ofdebelanghebbende eigenaar moet worden geadviseerd t?ch nog kost-baar herstel te plegen, ondanks de omstandigheid dat onvoorzienesamenhang in de constructie ervoorzorgt dat ergeen gevaar voor in-storting is. Deze vraag is in algemene zin niet te beantwoorden. Danmoet de adviseur de belangen van de eigenaar en de samenlevingafwegen tegen de achtergrond van zijn technische kennis, zijn erva-ring en het gestelde in voorschriften en Bouwbesluit. Dat is altijd detaak van een adviseur; en wanneer hij zich meer door kennis dandoor emoties laat leiden komt er een goed advies.lN.R. de Sitter?47
Reacties