Voor wie retro en vintage verwart: retro zijn nieuwe gebouwen die zijn geïnspireerd door het verleden. Denk aan de vele nieuwbouwwijken die de grond uit rijzen, die de illusie geven dat ze organisch gegroeid zijn. Met uitspringende rooilijnen, afwisselende nokhoogten, geschakeerde dakvormen en alternerende kleuren, als het even kan in de stijl van de jaren 30. Vintage daarentegen is echt oud, maar niet zomaar oud. Vintage refereert aan nostalgie, kwaliteit en duurzaamheid: "zo bouwden we vroeger", "vroeger was alles ...", "mooi als we dit gebouw kunnen hergebruiken".
Dit themanummer gaat over transformatie: vintage gebouwen die met aanpassingen constructief en economisch gezien weer mee kunnen met de tijd, waarbij de nostalgie hopelijk niet verloren gaat. Ik noem drie voorbeelden. De Fenixloods gaat over de nostalgie van migratie en toont een mix van oud én nieuw. Boven een gerestaureerde historische havenloods in de Rotterdamse Kaap is een nieuwe tornadotrap toegevoegd. Dan, een oud pand van de V&D. Kan het nog nostalgischer? Het oorspronkelijke gebouw in Groningen is behouden, maar dan wel met de nodige constructieve ingrepen. En, de voormalige faculteit Mijnbouwkunde van de TU Delft krijgt een nieuwe bestemming als hoofdkantoor van Haskoning. De grootste uitdaging was de transformatie tot een Paris Proof-gebouw. Ik zal mijn nieuwe Delftse buren wat tijd geven om te settelen alvorens ik ga aanbellen.
Deze en ook alle andere projecten in dit themanummer laten zien dat de constructeur een steeds breder takenpakket krijgt: niet alleen meer doorrekenen van de constructie zelf, maar ook nadenken over erfgoed, behoud, hergebruik, aanpassingen en uitbreidingen. De randvoorwaarden die vintage gebouwen hierbij opleggen, vragen om creatieve vondsten. De constructeur als arts: het zijn de ingenieurs die de gezondheidsverklaring van oude gebouwen afgeven en ze weer toekomstbestendig maken.
Max Hendriks
Lees alle artikelen van deze editie of bekijk het hele nummer.
Reacties