? ? ? voorschriftenVraag 1244.3.3 Opgelegde vervormingenVolgens 4.3.2 mag de toetsing van descheurvorming in milieuklasse 1 achterwe-ge blijven. In 4.3.3c wordt aangegeven datde invloeden van krimp en temperatuurver"anderingen onder bepaalde voorwaarden bijconstructies in milieuklasse 1 niet in reke-ninggebrachtbehoeven te worden. Zijn dezetwee artikelen niet met elkaar in tegen-spraak?AntwoordDein 4.3.3c gegeven voorwaarde is op heteerste gezicht overbodig en daardoor ver-warrend, maar bedacht moet worden dat ersituaties kunnen optreden waarbij scheur-vorming in milieuklasse 1 getoetst moetworden. Volgens 4.3.2. is dithetgevalbij toe-passing van herverdeling. In 4.3.3c is danookmet 'Constructies in milieuklasse l' be-doeld: 'Constructies in milieuklasse 1 waar-bij herverdeling is toegepast'.Vraag 1258.1.4 Gedrongen liggersIn figuur 16 zijn twee identieke situaties ge-geven. In figuur 16a moet het overstek alseen gedrongen ligger worden beschouwd enmoet de inwendige hefboomsarm wordenbepaald volgens 8.1.4. In figuur 16b is spra"ke van een 'gewone' ligger waarbij, althansbij het bepalen van de benodigde buigwape-ning, geen rekeningwordtgehouden methetfeit dat de geconcentreerde belasting dichtbij de oplegging staat. Voor de rechter figuurgeldtzodoende een grotere waarde van zenkan met minder wapening worden volstaan.Om dit onlogische resultaat te voorkomenzou ook in figuur 16b van eengedrongen lig-ger moeten worden uitgegaan. Is dit ook debedoeling van de VBC?AntwoordHetis niet de bedoeling van de VBC om bij devaststelling van de in rekening te brengen in-wendige hefboomsarm rekening te houdenmet de plaats van de belastingen.Ditzou na"melijk leiden tot onnodig ingewikkelde regel-geving. Dat dit uitgangspunt tot de in hetvoorbeeld gegeven onlogische resultatenkan leiden moetvoorHefworden genomen.Vraag 1268.2.1 Toetsingscriterium dwarskrachtVolgens 8.2.1 mag 7:d de waarde 7:2 nooitoverschrijden. Voor de berekening van 7:2moet de waarde van koworden bepaald, dieonder meer afhankelijk is van de hoek a tus-sen de dwarskrachtwapening en de as vanhet constructiedeel. Voor de definitie van aen Owordt in 8.2.1 doorverwezen naar8.2.4.Hierin staat onder a. dat bij gedrongen lig-gers volgens 8.1.4 voor a de waarde 90?moet worden aangehouden. Onderb. is ver-meid dat als ? ~ 0,4, de dwarskrachtwape-ning verticaal moet worden aangebracht,waardoor a = 90'.In een ligger die echter nette slank is om vol-gens 8.1.4 als gedrongen te moeten wordenbeschouwd, mag de dwarskrachtwapeningonder 45' worden aangebracht, terwijl de eisdat voor a de waarde 90' moet worden aan-gehouden dan niet geldt.In het eerstgenoemde geval is de waarde48+(~ = 540 kN W(iJ =594 kNI, 1 I I 1 1 I1 L04 40I'04 4.0 Ll l 4.4?I j L.I_a RA=540 kN bCEMENT1997/9van keongeveertweemaal zo klein als in hettweede geval, en daarmee de waarde van T2 ?Een zeer kleine verandering in de slankheidleidt dus tot een sterke verandering in de ca"paciteit. Wat is de achtergrond van deze'sprong' in het voorschrift?AntwoordDe dwarskrachtcapaciteit kan worden ver-hoogd door het aanbrengen van dwars-krachtwapening, totdat de ca paciteit van dedrukdiagonalen maatgevend wordt. Zoals inde toelichting bij 8.2.1 is vermeld, is T2 in fei-te een maat voor de sterkte van de drukdia-gonalen. Op grond van diverse onderzoekin-gen op slanke liggers is bekend dat de rich-ting van de drukdiagonalen en de hoeveel-heid en richting van de dwarskrachtwape-ning op een bepaaldemaniersamenhangenmet de sterkte van de drukdiagonalen. Inhet antwoord op VARCE-vraag 34 is hierop aleens ingegaan (Cement 1992, nr. 11).Doorhet aanbrengen van dwarskrachtwapeningondereen hoek metde Iiggeras die kleinerisdan 90' kan de waarde van T2 worden ver-hoogd. Dit wordt verdisconteerd door deho-gere waarde van ke. Of dit ook opgaat b? lig-gers die gedrongen zijn is minder goed be-kend.Uit proeven is echter wel bekend dat schuingeplaatste dwarskrachtwapening in de vormvan opgebogen wapening ook een nadeligeffect kan hebben op de sterkte Van de druk"diagonalen. De reden daarvoor is dat de op-gebogen wapening, die min of meer dwarsop de richting van de drukdiagonaal staat,spl?tspanningen in de drukdiagonaal ver-oorzaakt. Om deze reden wordt in 8.2.4ge?ist dat indien Td > 2 Tl' ten minste 50%van de dwarskrachtwapening uit beugelsmoetbestaan. Dit geldt dus zowel voor slan-ke of gedrongen liggers.B? het opstellen van aanvullendebepalin-gen in 8.2.4 voor gedrongen liggers is beslo-ten de T2-verhoging door middel van de ho-gere waarde voor ke ' b? gedrongen liggersniet toe te staan. De reden hiervoor wasenerz?ds het ontbreken van voldoende ex-perimentele onderbouwing voor het gunsti-ge effect van schuin geplaatste wapening enanderz?ds de verwachting dat het genoem-de ongunstige spl?teffect sterker is. De'sprong' in het voorschrift is het gevolg vandit besluit. Dergel?ke sprongen komen overi-gens op meer plaatsen in het voorschriftvoor. Hoewel een geleidel?ke overgang na"tuurl?k mooier is, is daarnietalt?d voorgeko-CEMENT1997/9zen omdat daardoor het voorschrift te inge-wikkeld zou worden, dan wel omdat de on-derbouwing daarvooreigenl?k ontbreekt. Ditlaatste is het geval b? de sprong waar devraagsteller op doelt. Door het ontbrekenvan kennisz?n voor gedrongen liggers de re-gels aan de conservatieve kant gehouden.Vraag 1278.7.1 Toetsingscriteria scheurvormingIn 8.7.1 is aangegeven wanneer bij toetsingvan de scheurvorming moet worden uitge-gaan van een volledig ontwikkeld of een on-volledig ontwikkeld scheurenpatroon. Bepa-lend daarbij is of de optredende trekspan-ning in het beschouwde geval groter of klei-ner is dan fbm? Voor het geval dat de optre-dende spanning juist gelijk is aan fbm zoumen mogen verwachten dat beide toetsentot hetzelfde antwoord leiden. Dit is echterniet het geval. Kan hiervoor een verklaringworden gegeven?AntwoordDoor de vraagsteller is een voorbeeld gege-ven waarb? de optredende buigtrekspan-ning in de bruikbaarheidsgrenstoestandjuistgel?k is aan fbm en de benodigde wape-ning in de uiterste grenstoestand 0"20-155bedraagt. Deze wapening bl?kt te voldoenaan het in 8.7.3 gestelde criterium voor eenonvolledig ontwikkeld scheurenpatroon. B?toetsing aan de in 8.7.2 gegeven criteriavoor het volledig ontwikkeld scheurenpa-troon, bl?kt echter aanzienl?k meer wape-ning nodig te zijn. Wel kan de overdimensio-nering worden beperkt door het kiezen vankleinere kenmiddellijnen. De volgende wa-peningsmogel?kheden, met bijbehorendeoverdimensionering ten opzichte van devoor de sterkte benodigde hoeveelheid, bl?-ken te voldoen: 0"20-112 (39%), 0"16-81(23%) en 012"53 (6%).Uit dit voorbeeld bl?kt dat de VBC hier nietvoldoet aan het elementaire principe dat opde grens van twee criteria aan beide criteriamoet worden voldaan. Toch is daar bewustvoor gekozen omdat het anders niet moge-I?k was geweest om te voldoen aan een an-der elementair principe dat bij het opstellenvan voorschriften in acht moeten worden ge-nomen: de voorwaarde dat de rekenregelsniet te ingewikkeld mogen z?n.Algemeen geldt dat 'sprongen' in voorschrif-ten niet alt?dte verm?den z?n.ln dit verbandwordt ook verwezen naar het antwoord opvraag 126 over T2 b? gedrongen en niet-ge-drongen liggers.Voor een nadere toelichting op de toetsingvan de scheurvorming wordt verwezen naarhoofdstuk 11 van CUR-rapport 94-13 ?ch-tergronden bij de VBC 1990'.Rectificatie VARCE 15In tabel 1 dient de tekst achter 'randkolom'als volgt te worden gew?zigd:ar;x < 5d en ar;y ~ 5dofar;x ~ 5d en ar;y < 5d?49
Reacties