?Alles wat in de krant staat is waar, behalve als het over cabaret gaat? moet Wim Kan ooit hebben gezegd. Aan deze uitspraak moest ik denken bij het lezen van de column in Cement 2009/1. Onder de titel ?De problematiek van het universitaire onderwijs? werd ingegaan op wat er mis was aan de universitaire opleidingen [1]. Vooral aan de TU Delft zou het niet goed gaan. In de columnist lijk ik een medestander gevonden te hebben voor een aantal van mijn zorgpunten. Toch geeft de column meer dan voldoende reden om ook een aantal kanttekeningen te plaatsen. Opgemerkt wordt alvast dat, anders dan de titel doet vermoeden, in de column meer aandacht wordt besteed aan onderzoek dan aan onderwijs. Aangezien aan de universiteit onderwijs en onderzoek nauw gekoppeld zijn.zal ik op beide ingaan.
Universiteit in perspectief5200964Universiteit inperspectief"Alles wat in de krant staat is waar, behalve als het over cabaret gaat" moet Wim Kan ooit hebben gezegd.Aan deze uitspraak moest ik denken bij het lezen van de column in Cement 2009/1. Onder de titel "Deproblematiek van het universitaire onderwijs" werd ingegaan op wat er mis was aan de universitaire oplei-dingen [1]. Vooral aan de TU Delft zou het niet goed gaan.In de columnist lijk ik een medestander gevonden te hebben voor een aantal van mijn zorgpunten. Tochgeeft de column meer dan voldoende reden om ook een aantal kanttekeningen te plaatsen. Opgemerktwordt alvast dat, anders dan de titel doet vermoeden, in de column meer aandacht wordt besteed aanonderzoek dan aan onderwijs. Aangezien aan de universiteit onderwijs en onderzoek nauw gekoppeld zijnzal ik op beide ingaan.sommige ontwikkelingen dwongen een reactie af. Niets zeggenmaakt je immers medeplichtig. Meestal heb ik mij daarbijgevoeld als een roepende in de woestijn, met dit verschil dat ikvaak op instemming van collega's kon rekenen, iets waaropmen bij roepen in de woestijn niet hoeft te rekenen.RankingVoor een direct betrokkene is het lastig een objectief oordeel tevellen over de kwaliteit van de opleiding waarvan hij zelf deeluitmaakt. Voor het meer objectieve oordeel wordt daarom demening gevraagd van visitatiecommissies en worden ook onge-Het geval wil dat ik in de periode 2004 2008 vier jaar langopleidingsdirecteur van de faculteit Civiele Techniek enGeowetenschappen ben geweest. Dat heeft mij ten minste deschijn opgeleverd dat ik van het universitaire onderwijs op dehoogte ben en beweringen die hierover worden gedaan kanwegen en zonodig weerleggen. In elk geval was die periode langgenoeg om van nabij mee te maken wat er in onderwijslandgebeurt. Niet alleen binnen het universitaire onderwijs, maarook in de vooropleidingen. In die periode heb ik ook regelma-tig aanleiding gevonden zelf kritiek te uiten op ontwikkelingenop onderwijsgebied of mijn bijval te geven aan kritiek vananderen. Niet omdat ik niets anders te doen had, maarOpinieUniversiteit in perspectief 52009 65vraagd door internationale panels rankings gepubliceerd. Visi-tatiecommissies bestaan uit nationale en internationale expertsop het vakgebied. De meest recente visitatierapporten over hetonderwijs en onderzoek van de faculteit Civiele Techniek enGeowetenschappen zijn zonder meer positief tot zeer positief.Op onderdelen zijn verbeteringen mogelijk, maar waar is datniet zo. Wel wordt de vinger gelegd bij een aantal bedreigingen,waarover later meer. Voor het oordeel van vooral buitenlandseexperts over de TU Delft kunnen we kijken naar QS WorldUniversity Rankings [2] of we kunnen de World Science &Engineering University Portal [3] raadplegen. De QS WorldUniversity Rankings geeft een mondiale ranking van 100topuniversiteiten. Niet alleen technische, maar ook algemeneuniversiteiten worden vermeld. Van de vier Nederlandseuniversiteiten die in 2008 op deze lijst voorkwamen stond deUvA op plaats 53, Leiden op 64, Utrecht op 67 en de TU Delftop 78. Voor de liefhebbers: Harvard stond op 1, ImperialCollege op 6 en MIT op 9. Als wij bedenken dat er wereldwijdruim 8000 universiteiten zijn, dan is een 78ste plaats voor deTU Delft echt niet slecht.In de World Science & Engineering University Portal wordenalleen de technische opleidingen beoordeeld. In de ranking van2009 staat de TU Delft op plaats 17 (in 2006 op plaats 12).Opnieuw voor de liefhebbers: in deze lijst staat MIT op plaats1, Imperial College op 7 en Harvard op 19. In figuur 1 is aange-geven hoe de eerste 50 universiteiten op deze lijst scoren,uitgaande van een score 100 voor MIT. Opvallend is dat na deeerste 10 op de lijst veel universiteiten qua score dicht bij elkaarliggen. Een afrondingsfout kan een universiteit al met stip in detop vijftig brengen of daar uit doen verdwijnen. Dat geeftmeteen ook het betrekkelijke van deze statistieken aan. Met een17de plaats in 2009 staat de TU Delft wel 5 plaatsen lager danin 2006, maar deze duikeling is vermoedelijk toch niet de redenwaarom de columnist zich zorgen maakt over de TU Delft. Watis er dan wel aan hand?Invoering van de BaMa-structuurIn 2002 is in Nederland naar Amerikaans model het Bachelor-Master systeem ingevoerd. Het besluit om dat te doen vloeitvoort uit het Bologna-akkoord van 1999. De landen van deEuropese unie hebben toen besloten om op het BaMa-systeemover te gaan. Nederland heeft vooraan gestaan bij de invoeringervan. Bij de BaMa-structuur is de bestaande vijfjarige oplei-ding opgedeeld in een driejarige bachelorfase en een tweejarigemasterfase. Verschillende redenen hebben aan de keuze voorde BaMa-structuur ten grondslag gelegen. Een daarvan was demogelijkheid voor studenten om na het behalen van hunbachelordiploma over te stappen naar een andere, bij voorkeurhoog aangeschreven universiteit. Ook zou het voor buiten-landse studenten aantrekkelijk kunnen worden hun horizon teverbreden door hun master aan een gerespecteerde universiteitin het buitenland te doen, bijvoorbeeld in Delft. Het openstel-len van deze mogelijkheid voor buitenlandse studenten vereistewel dat de master volledig in het Engels moest worden gegeven,hetgeen inmiddels ook het geval is.Volgens de columnist zou de invoering van de BaMa-structuurzeer nadelig zijn geweest voor de kwaliteit van het onderwijs."Een nuchter mens zou het op zijn klompen kunnen aanvoelendat dit systeem een vervlakking van het onderwijsniveau totgevolg zal hebben", aldus de columnist. Harde bewijzen wordenhiervoor overigens niet gegeven en de vraag is of die er ook welzijn. Nu heb ik aan de TU Delft al heel wat onderwijsverande-ringen meegemaakt. Om de vijf à zeven jaar is het weer zover.prof.dr.ir. Klaas van BreugelTU Delft, fac. CiTG1 Ranking technische opleidingen in 2009 [2]0102030405060708090100MITBerkeleyStanfordCaltechCambridgeCarnegieMellonImperialCollegeGeorgiaTechTokyo(1)TorontoSingaporeTsinghuaETHOxfordPrincetonCalifornia/LATUDMcGillHarvardIllinoisTokyo(2)KyotoBritishColumbiaCornellHongKongNanyangNewSouthWalesMelbourneTechnion(I)WaterlooÉcolePolytechniqueTexasatAustinPurdueKaist(Kr)California/SanDiegoBombay(IITB)AustralianNat.MichiganPekingTUMünchenSydneyDelhi(IITD)SeoulNat.EPFL(S)ManchesterAlbertaMonashShanghaiJiaoTongSc.&Tech.ChinaTaiwanTU/eOsakarelatievescoretechnischeuniversiteiten1Universiteit in perspectief5200966BedreigingenDe columnist zou mijn man zijn als hij niet de invoering van deBaMa-structuur als bedreiging voor de kwaliteit had aangewe-zen, maar zijn zorg had geuit over de kwaliteit van de instroomuit zowel het VWO als het HBO. Ik hoef dat hier niet breed uitte meten. Als de kredietcrisis vorig jaar niet had toegeslagen enal onze aandacht had opgeëist, dan zou 2008 misschien wel degeschiedenis zijn ingegaan als het jaar van het doorbrekendeinzicht dat de reeks van onderwijsveranderingen, die met en nade invoering van de Mammoetwet het Nederlandse onderwijs-stelsel hebben bepaald, niet louter winst heeft opgeleverd.VWO-scholieren zijn massaal gaan klagen bij de minister. DeTweede Kamer, die in al die veranderingen ooit winst heeftgezien, stelt nu ook vragen. Weliswaar laat, maar terecht. Hieris echt reden voor zorg. Collega-docenten, die hun stof aaneerstejaars studenten moeten slijten, zien zich regelmatiggenoodzaakt reparaties uit te voeren en inhaalslagen te maken.Aangezien je je tijd maar één keer kunt besteden, gaat extraaandacht voor bijspijkeren ten koste van andere vakken. Daarzie je inderdaad het gevaar van kwaliteitsverlies.Niet alleen de instroom vanuit het VWO baart zorgen. Ookdie vanuit het HBO. Maar daar ligt de zaak nog gecompliceer-der. In het aprilnummer van De Ingenieur is een kritischeanalyse gegeven van ontwikkelingen binnen het HBO-onder-wijs [4]. In die analyse echoot de stem van HBO-studentendoor, die volgens de studentenkeuzegids 2008 in toenemendemate ontevredener zijn geworden over de kwaliteit van hetHBO-onderwijs [5]. Het weerwoord in het julinummer vanDe Ingenieur nuanceert deze analyse, maar overtuigt niet echt[6]. Het niveau van de HBO-opleiding staat echt enorm onderdruk. En dat zet per saldo ook de kwaliteit van de universi-taire opleiding onder druk, en wel om de volgende reden. Eenvan de oogmerken van de invoering van de BaMa-structuur isdat HBO-ers direct kunnen doorstromen naar een universi-taire masteropleiding. Op dit moment is het nog zo datHBO-ers eerst een schakelklas van een half jaar moetenvolgen. De aangeboden stof in de schakelklas is in hoge mateWe hebben een minister gehad die vond dat wij zonder verliesaan kwaliteit van een vijfjarige naar een vierjarige opleidingzouden kunnen gaan. De Tweede Kamer vond dat ook. Zezullen er goed over nagedacht hebben. Dus werd het ingevoerd.Een nieuwe regering trad aan. Die vond vier jaar toch te kort.De Tweede Kamer vond dat ook. Ze zullen er weer goed overnagedacht hebben. Dus gingen we weer terug naar een vijfja-rige opleiding. Niet de TU Delft heeft dit destijds allemaalbedacht, maar de regering. Vraag niet wat het allemaal heeftgekost. Nuchter denkende mensen zouden zo'n traject nooithebben willen lopen. De TU Delft, en andere universiteitenevenmin, hebben weinig reden om trots te zijn op hunmeegaandheid met van overheidswege opgelegde slechteplannen. Toegegeven, hen werd ook geen keus gelaten.Maar was de invoering van de BaMa-structuur nu ook zo'nslecht plan? Ik meen te kunnen zeggen van niet. Van alleveranderingen die ik totnogtoe voorbij heb zien komen is deinvoering van de BaMa-structuur de enige geweest die hetcurriculum vrijwel onaangetast heeft gelaten! Er is geschoven,maar er is geen curriculumonderdeel gesneuveld. Wel moetenstudenten nu eerder in de opleiding een keuze maken vooreen bepaalde afstudeerrichting (`droog', `nat' of `transport'),maar echt dwingend is die keuze niet. Van vervlakking isbeslist geen sprake, eerder van verdieping, zij het ten koste vande breedte. Verder hebben we de afgelopen jaren kunnenvaststellen dat de mobiliteit van studenten inderdaad is toege-nomen, maar dan wel in de vorm van eenrichtingsverkeer.Civiele Delftenaren, die hun bachelor in Delft hebben gedaanen vervolgens voor de keuze staan hun studie voort te zettenaan een topuniversiteit in het buitenland, kiezen toch massaal(meer dan 95%) voor Delft! Waarheen zou je ook andersmoeten? Waar is het beter dan in Delft als je Civiele Techniekwilt studeren? Ook buitenlandse studenten weten dat. Sindsde masteropleiding in Delft in het Engels wordt gegeven, zienwe een flinke toestroom van buitenlandse studenten naarDelft. Voor een goede opleiding in de civiele techniek kun jein Delft nog steeds uitstekend terecht!1 2 3 4 5 5 7 8 9 10 111 2 3 4 5 5 7 8 9 10 11VWOHAVOTU - BScHBO (incl. schakelminor)TU - MScTU - MSc0510152025303540buitenlandsebeurzenNederlandseoverheidEuropeseprojectenindustrie -algemeenindustrie - bouwpercentage[%]32OpinieUniversiteit in perspectief 52009 672 Trajecten die toegang geven tot een universitaire MSc opleiding3 Financiering promovendi sectie Materials & Environment4 R&D budget van verschillende landen. Peildatum 2006 [7]OnderzoekDe columnist sprak niet alleen zijn zorg uit over het onderwijs.Ook bij het onderzoek aan de TU Delft werden vragen gesteld.Ik citeer: "Promotieonderzoek wordt al jaren door voornamelijkbuitenlandse studenten uitgevoerd omdat de vergoedingen te laagzijn en het Nederlandse bedrijfsleven niet zit te wachten op eenpromovendus en zeker niet op de onderzoeksonderwerpen zelf.De financiële middelen van het Nederlandse onderzoeksysteemworden dus ingezet op promoties waarop in het algemeenniemand zit te wachten. Bovendien vertrekken de promovendidaarna weer naar hun thuisland. Een verkapte vorm vanontwikkelingshulp?" Tot zover het citaat. Een citaat dat feitenveronderstelt en een waardeoordeel bevat over het onderzoek.De vraag is of de feiten kloppen en, als dat zo is, of zevoldoende reden vormen voor een waardeoordeel. Ik betrekhet citaat gemakshalve op de situatie bij de sectie Materials &Environment (M&E), de sectie waarbij ik nu het nauwstbetrokken ben. Het is inderdaad zo dat het onderzoek groten-deels door buitenlandse studenten wordt verricht. Zes van deacht afstudeerders bij de sectie M&E komen uit het buitenland.Van de zes postdocs komen er vijf uit het buitenland. Van deruim dertig promovendi komt het merendeel uit het buiten-land. In totaal herbergt de sectie meer dan vijftien nationalitei-ten. Dit is het rechtstreeks gevolg van de toenemende internati-fundamenteel en is nadrukkelijk afwijkend van wat men ophet HBO gewend is. Het is de wens van beleidsmakers deschakelklas als schakelminor in het HBO "te laten indalen",zoals dat heet. Als dit zijn beslag krijgt dan zullen straksstudenten aan een universitaire masteropleiding kunnenbeginnen met een vooropleiding die bestaat uit een vijfjarigeHAVO-opleiding plus een vierjarige HBO-opleiding. Daar-naast is er een stroom studenten met een vooropleiding diebestaat uit zes jaar VWO plus een driejarige universitairebacheloropleiding. Beide trajecten duren negen jaar (fig. 2).De tijd ligt nog niet zo heel ver achter ons dat er voorHBO-ers een vierjarig traject bestond om een universitairekop op hun beroepsopleiding te zetten. Straks kan het in tweejaar. Het is mijns inziens volstrekt irrealistisch om te veron-derstellen dat de huidige HBO-student in twee jaar kan doenwaar zijn oudere collega's destijds vier jaar voor nodighadden. Zelf heb ik daarom gepleit voor het oprekken van hetschakelklas van een half jaar tot een schakeljaar [8]. Zondersucces. Dat deze ontwikkeling het risico van vervlakking enkwaliteitsverlies van de masteropleiding met zich meebrengtis vrijwel onontkoombaar. Immers, universiteiten wordengeacht iedereen die op formele gronden recht heeft om in demaster in te stromen, ook te accommoderen. Dat zal ertoeleiden dat in de MSc-opleiding óf gerepareerd moet wordenóf men zal de lat wat lager gaan leggen. Dat laatste houd ikvoor onacceptabel. Dat zal onmiddellijk worden afgestraftmet een daling op de rankings en reputatieverlies. Per saldozal de consequentie zijn dat weinig HBO-ers in staat zullenzijn om een MSc-opleiding met succes te voltooien. Noch hetbedrijfsleven, noch de BV-Nederland, noch de studenten zelfzullen hierbij gebaat zijn.Daar komt nog iets bij. Sinds kort is in Delft de zogenaamdeminor ingevoerd. Het vijfde semester van de BSc-opleiding,dat is een half jaar, is leeggeruimd om studenten de gelegen-heid te geven om bij voorkeur elders een half jaar iets anderste doen. Niet helemaal niets, maar wel iets heel anders. Datgaat onvermijdelijke ten koste van het eindniveau van de BSc-opleiding. Dit zet ook het instroomniveau van de masterop-leiding onder druk. Op zichzelf heeft de invoering van dezeminor niets te maken met de keuze voor de BaMa-structuur.Maar juist de invoering van de minor zou een concreet feitzijn geweest dat de columnist had kunnen aanvoeren alsaanleiding voor zijn zorgen over het universitaire onderwijs.Daarmee zou hij hebben gesproken in lijn met de OCIB, hetklankbordorgaan van de faculteit uit het bedrijfsleven, dieook haar kanttekeningen heeft gezet bij het nut van de minoren daarin een bedreiging heeft gezien voor de kwaliteit vanhet onderwijs. Naar dat geluid is echter niet geluisterd.0,00,51,01,52,02,53,03,54,04,55,0IsraëlZwedenJapanFinlandZwitserlandIJslandVerenigdeStatenOostenrijkDuitslandDenemarkenFrankrijkEU-27BelgiëGroot-BrittanniëNederlandSloveniëTsjechiëNoorwegenLuxemburgChinaSpanjeEstlandItaliëHongarijePortugalLitouwenLetlandGriekenlandPolenBulgarijeRoemeniëR&Dbudgetin%vanBNP4Universiteit in perspectief5200968goede studenten in aanmerking komen voor een beurs en dathet om zeer gemotiveerde studenten gaat. Deze getallen latenduidelijk zien dat men in landen met opkomende economieënveel waarde hecht aan het verwerven van kennis en daarin ookdaadwerkelijk wil investeren.De onderwerpen waaraan buitenlandse studenten werkenworden in overleg met de uitzendende universiteit vastgesteld.Ze moeten passen binnen de hoofdthema's waaraan binnen desectie wordt gewerkt. Dat zijn onder andere duurzaamheid,duurzaam bouwen, ecologie, emissievraagstukken, onderhoud,corrosie, nieuwe materialen, diverse soorten vezelbeton,verhardingsbeheersing, kwaliteitaspecten, brand, impact, mate-riaalscheiding, recycling en hergebruik van secundaire grond-stoffen. Bij vrijwel al deze onderzoeken is een geïnteresseerdemarktpartij betrokken, doch slechts bij uitzondering alssponsor.Het grote aantal buitenlandse promovendi baart de columnistzorgen. Ik deel die zorg niet. Dat er veel buitenlandse studen-ten zijn is niet het probleem, maar het feit dat zich zo weinigNederlands talent aandient of bereid is om vier jaar lang tebikkelen is bedenkelijk. Dat geldt niet alleen voor technischestudies. Nederland is in Europa, met afstand, koploper als hetgaat om het adverteren in het buitenland om onderzoekvaca-tures bezet te krijgen [7]. Op de lange duur zal dit ertoeleiden dat er voor het bezetten van staffuncties op universitei-ten geen Nederlands potentieel meer beschikbaar is. Dieontwikkeling is in de Verenigde Staten al lang aan de gang enhoeft op zichzelf geen reden voor zorg te zijn. De vraag isnatuurlijk wel of je dit wilt. Een vraag die hier nauw meeverband houdt is of Nederland echt bereid is om te investerenin haar eigen kennisinfrastructuur. Als er ergens reden is voorzorg, dan is het wel op dit punt. Dat Nederland de ambitieheeft kennisland te zijn, is voldoende bekend. Maar wordtdeze ambitie ook daadwerkelijk vertaald in overeenkomstigeinvesteringen in hoogwaardig onderwijs en onderzoek? Decijfers die ons hierover informeren geven wat dit betreft eensomber beeld. Er is sprake van achterblijvende beleidsmaatre-gelen om de Lissabon-doelstelling te realiseren om in delanden van de Europese gemeenschap in 2010 op een R&D-budget van 3% van het BNP uit te komen. Met een R&D-budget van 1,84% maakt de Europese Unie als geheel op ditmoment haar eigen doelstelling niet waar. Figuur 4 laat zienwaar Nederland in 2006 stond met haar R&D-budget van1,67%. Daarmee scoorde Nederland lager dan het EU-gemid-delde van 1,84% en aanzienlijk lager dan landen als Duits-land, Frankrijk, Zwitserland, USA en Japan.onalisering van academische opleidingen. Niet bij alle sectiesliggen de verhoudingen zoals bij de sectie M&E, maar eenuitzondering is deze sectie zeker niet. Wat de onderzoekprojec-ten van de promovendi betreft: dat het onderzoeken zijn waarniemand op zit te wachten lijkt mij niet slechts onjuist, maar ishet ook. Laat er geen misverstand over bestaan: onderzoekwaar mensen op zitten te wachten wordt aan een universiteitsowieso niet meer verricht, of het moet al bij hoge uitzonderingzijn. Alleen onderzoek dat wordt betaald wordt uitgevoerd. Devraag is dan natuurlijk wie er betaalt. Voor het antwoord op dievraag verwijs ik naar figuur 3. Deze grafiek laat zien door wiede promovendi van de sectie M&E worden gefinancierd. Ruimeen derde van het aantal promovendi wordt gefinancierd vanuithet buitenland. Een aanzienlijk aantal hiervan komt uit Azië,met name China. Via STW, NWO, SenterNovem etc. financiertde Nederlandse overheid een kwart van de promovendi. Debouwindustrie financiert slechts 4% van het aantal promo-vendi.Van de door het buitenland ter beschikking gestelde beurzenkomen er veel uit China. De Chinese overheid is in 2006 eenachtjarig programma gestart waarbij jaarlijks 5000 beurzenbeschikbaar worden gesteld aan getalenteerde studenten omdaarmee een promotieonderzoek uit te voeren bij een topuni-versiteit in het buitenland. Op die manier wil China in acht jaartijd het kennisniveau op alle wetenschapsgebieden op het peilbrengen van de topuniversiteiten in het buitenland. Op kleinereschaal doen andere landen hetzelfde. Dat verklaart meteen hethoge aantal buitenlandse promovendi bij de sectie. Vrijwelzonder uitzondering is het opleidingsniveau van de instro-mende studenten vergelijkbaar met dat van hun Nederlandsecollega's. Daarbij moet wel worden bedacht dat alleen de heel050100150200250EstlandLetlandLitouwenRoemeniëHongarijeTsjechiëIerlandSpanjeOostenrijkSloveniëBulgarijeFinlandGriekenlandDenemarkenPortugalEU-27LuxemburgGroot-BrittanniëDuitslandItaliëFrankrijkPolenZwedenBelgiëNederlandgroeiR&D-budget2000-2006(%)5OpinieUniversiteit in perspectief 52009 695 Relatieve groei R&D-budgetten van verschil-lende landen in periode 2000-2006 [7]niet omdat hij betaald wordt om te snoeien, maar alleen als datnodig is voor de groei van de boom. Hij geeft nieuwe takken deruimte om te groeien, maar de stam blijft staan. Stilstand isgroei! Met de boom als metafoor zou ik willen kijken naar deontwikkeling van het onderwijscurriculum en de onderzoek-portfolio van een universitaire instelling. Alles wat de ontwik-keling van een stevig curriculum en een goed onderzoekpro-gramma in de weg staat, dat geeft echt reden voor zorg. Als hetom de zorgen gaat die door de columnist zijn geuit dan deel ikdie deels, maar zie de echte reden voor zorg op een ander fronten op een ander niveau dan de columnist. Daarmee is de zaakniet afgedaan. Integendeel. De zorgen vormen, hoe dan ook,een reden voor belanghebbenden en verantwoordelijken omgezamenlijk op te trekken om te waarborgen dat er ook in detoekomst een solide universitaire opleiding in de civiele tech-niek blijft bestaan die, net als nu, excelleert op zowel toegepast-wetenschappelijk als academisch niveau. Ik heb overigens hetsterke vermoeden dat de columnist met het uiting geven aanzijn zorgen geen andere intentie heeft gehad dan ik in voor-gaande zin samenvattend heb weergegeven. FNiet alleen in absolute zin scoort Nederland relatief laag methaar R&D-budget, maar ook de inspanningen om in 2010 opde EU-norm van 3% uit te komen schieten vooralsnog te kort.Figuur 5 laat zien dat Nederland in de periode 2000 tot 2006geen relatieve groei heeft weten te realiseren van haar R&D-budget. Nederland is zelfs hekkensluiter als het gaat om inspan-ningen om de beoogde doelstelling te realiseren. Bij dit beleidzal het voor de Nederlandse universiteiten steeds moeilijkerworden om te excelleren en de competitie met het buitenlandaan te kunnen. Dit is mijns inziens het `grote verhaal' dat echtreden tot zorg geeft. EU-commisaris Janez Potocnik voorwetenschap en onderzoek wijst overigens met name naar hetlage niveau van investeringen door het Europese bedrijfslevenals oorzaak van het achterblijven van R&D-budgetten [7].Daarbij zal Potocnik hoogstwaarschijnlijk niet aan de Neder-landse Bouwindustrie hebben gedacht. Ik denk dat het voorveel bouwbedrijven ook heel lastig is om vast stellen hoe, waaren in welke omvang men in fundamenteel onderzoek moetparticiperen om competitief sterk te blijven. Bovendien, juisthet fundamentele onderzoek zou mijns inziens een zaakmoeten zijn waarom de overheid zich primair zou moetenbekommeren. Deze stelling raakt natuurlijk aan de lastigepositie die een technische universiteit heeft als het gaat om deprioriteitstelling tussen fundamenteel onderzoek en wat wijdan wel toegepast wetenschappelijk onderzoek noemen. Hetvoert te ver om daarop in dit artikel in te gaan. In een artike-lenserie over ontwikkelingen in materiaalonderzoek hoop iklater dit jaar uitvoeriger in te gaan op de verhouding tussenfundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek.BesluitEr verandert veel in onderwijsland. Voor het legitimeren vanveranderingen lijkt nauwelijks meer nodig te zijn dan de bewe-ring dat stilstand achteruitgang betekent. Daarbij komt datveranderaars altijd het gelijk aan hun kant lijken te hebben.Immers, een verandering die slaagt levert een veranderaaronmiddellijk een volgende opdracht op om nog meer te veran-deren, en een verandering die mislukt levert ook een opdrachtop om opnieuw te veranderen, aangezien wij van mislukkingenniet kunnen leven. Zo blijft men voortdurend veranderen,zeker in onderwijsland. Het zou mijns inziens beter zijnafscheid te nemen van het dogma `stilstand-is-achtergang', omons vervolgens af te vragen wat de voorwaarden zijn om eenboom te laten groeien. Geen hovenier zal de eik die hij geplantheeft om de vier jaar uit de grond trekken om te zien of dewortels er nog goed uitzien. Een boom laat je staan! Dan groeithij. Een hovenier snoeit waar en wanneer het moet. Hij snoeitI RefeRenties1 Ramler, H. (2009).`De problematiek van het universitaire onderwijs'.Cement, 2009/1, p 532 QS Qaucquarelli Symonds (2008). World Univerisity Rankings.`TheComplete Rankings'. www.topuniversities.com3 World Science & Engineering University Portal, Ranking 2009. http://www.universityportal.net/2007/09/world-university-ranking-of-engi-neering.html4 Dokter, C. (2009).`Opgeklopte competentiesaus Onderwijs worsteltmet reorganisatierompslomp'. De Ingenieur, 121, nr. 6, pp. 24-33.5 CHOICE Keuzegids 2008. (2008).`Groeiende kloof in tevredendheidtussen WO en HBO'. Centrum voor Hoger Ondewijs Informatie voorConsument en Expert. www.choi.nl6 Terpstra, P. (2009).`Kritiek op HBO-techniek onterecht'. De Ingenieur,121, nr. 10/11, p. 737 European Commission (2009).`A more research-intensive and integra-ted European Research Area Science, Technology and Competitive-ness Key figures report 2008/2009'. Directorate General forResearch, pp. 1678 Breugel, K. van (2007).`Schakeljaar hard nodig'DELTA, 21, nr. 21, p. 6
Reacties