hogere waarden ingevoerd moeten worden,wijst reeds in die richting.De veronderstelling, dat bij de bepaling vande hoeveelheid wapening ter plaatse van denegatieve momenten stilzwijgend rekeningis gehouden met de gunstige invloed van debetontrekspanningen, lijkt gerechtvaardigd.In dat geval is het echter principieel juisteren, ter vermijding van het dubbel in reke-ning brengen van de gunstige invloed van debetontrekz?ne, wenselijk, de werkelijkoptredende momenten in te voeren in devoorschriften. Indien de, voor de bereke-ning van de betondrukspanningen vermelde,verhoogde, negatieve momenten wordeningevoerd, stemt de momentensom, vol-gend uit de voorschriften, vrijwel overeenmet de theoretische momentensom, doorNichols bepaald uit statistische overwe-gingen.Zoals uit het gemeten verloop van de bui-gende momenten blijkt, is het bovendienbeter, de hoeveelheid wapening niet gelijk-matig over een kolomstrook te verdelen,maar meer te concentreren bij het hart vande kolom.6e. Zowel uit de proeven van T.N.O. alsuit die, uitgevoerd door Prof. Ros volgt, dathet buigende moment ter plaatse van eenniet te sterk geconcentreerde last ongeveergelijk is aan ? P of 1/5? Dit laatste wijst erop, dat het gedrag van paddestoelvloerent.a.v. geconcentreerde lasten niet ongun-stiger isdan dat van gewone platen.Als de geconcentreerde last geplaatst is inhet veldmidden, dan bedraagt het grootstenegatieve moment op 0,4a vanaf de kolom-as 1/20 P en het negatieve, zowel als het posi-tieve moment midden tussen de kolommen? P. In de omliggende velden kan de in-vloed van de puntlast worden verwaarloosd.Staat de last midden tussen de kolommenop de grens van twee velden, dan bedragende momenten onder de last, op 0,4a vanafde kolomas en in het midden van de aan-grenzende velden resp. 1/5 , 1/10 en 1/40 P?7e. Een publicatie, verzorgd door het DelftsHogeschoolfonds, en betrekking hebbendop het eenvoudig in rekening brengen vanverschillende kolomkopvormen, door hetinvoeren van een equivalente inklemmings-straal, kan binnenkort worden verwacht.Getracht zal worden het gedrag van rand-velden te bepalen met behulp van de moir?e-methode. Verder zal op dezelfde wijze hetgedrag van paddestoelvloeren, bij ver-schillende soorten van belasting, onder-zocht worden.Litteratuurdr. ?r. A. M. Haas, Ontwerp en berekeningvan paddestoelvloer, Den Haag, 1949, MartinusNijhoff3. R. Nichols, Statical limitations upon thesteel requirement In reinforced concrete flatslab floors. Transactions of the American So-ciety of Civil Engineers, Vol. 77, 1914M. Ros und A. Eichinger, R?sultats demesures de d?formations et de tensions surdalles ? champignons, E.M.P.A., Bericht Nr 99dr R. A. L Bosschart, Structuur-sterkte bijongelijkmatige materiaalsterkte, Cement, 15-16,1952ir F. K. Ligtenberg, Over een methode,om door een eenvoudig experiment de mo-menten in stijve platen te bepalen, De Inge-nieur, No 9, 1952.Toelichting op conclusies der betonproefhamer-metingenIn zijn artikel (zie blz. 42-48) over een ,,Voetbrug in voorgespannenbeton" vermeldt D. J. van Dorp enige interessante conclusies omtrenthet door hem geconstateerde verband tussen dep roefhamer-metingenen de metingen van kubendruksterkten.Aangezien de lezer mogelijk in twijfel kan geraken en uit de vermeldegegevens niet kan te weten komen, welke van deze conclusies alge-meen geldig zijn, meen ik enige toelichting niet achterwege te mogenhouden, daarbij vooruitgrijpend op een nadere publicatie van verschil-lende mij ter kennis gekomen ervaringen.In de eerste plaats is het verheugend te mogen constateren, dat ookeen serie mij uit de U.S.A. toegezonden proefhamer-metingen aan ??nobject als eerste kenmerk toonden, dat de gemiddelde terugslag-waarden*) lineair evenredig zijn aan de logarithme van de tijd na hetstorten, terwijl afwijkingen van dit verloop klaarblijkelijk samen-hangen met de temperatuur en regenval. In dit opzicht kan ik de ver-meldingen van de heer Van Dorp dus zonder voorbehoud steunen.Een nadere beschrijving van de waarnemingen uit de U.S.A. zal t.z.t.in het Journ. Am. toner. Inst. worden gepubliceerd.Met de door de heer Van Dorp geconstateerde evenredigheid van dekubendruksterkte met de repulswaarden dient men echter voorzichtigte zijn: bij de Amerikaanse metingen, die aan drie verschillend gelegenwanden van eenzelfde object waren uitgevoerd, bleek, dat de beideco?ffici?nten aenb in de door Van Dorp aangegeven formule R= a +b log t afhankelijk zijn van de omstandigheden bij en na het storten envan de weersgesteldheid.Ook wanneer mocht blijken, dat de kubendruksterkten ad eveneenseen verloop van d = A + B log t volgen, hetgeen ik persoonlijk intwijfel meen te mogen trekken, mag men zeker niet verwachten, dat deinvloed van de samenstelling en de omstandigheden op A en B dezelfdezal zijn als op a en b, want dit zou betekenen, dat de ijkcurve van debetonproefhamer een rechte lijn door de oorsprong zou zijn.Maar dan volgt tevens, dat het een toeval is, dat Van Dorp zowelvoor A\a als voor B\b een verhouding van ca 6 heeft gevonden en inzijn geval mag schrijven: d = 6R.In feite bleek mij het volgende:Varieert men de druksterkte van een betonmengsel door:a. de fijnheidsmodulus van de toeslag,b. het cementgehalte, ofwelc de watercementfactor stapsgewijze te veranderen,dan vindt men voor elk van deze series een ander verloop van de R-waarde met de ad, beide na 28 dagen gemeten.Volgens de regel van Ab rams, dat er voor elk cementgehalte ??n fijn-heidsmodulus F, bestaat, welke de laagste w.c.f. vergt voor een be-paalde plasticiteit, behoort men alle drie factoren in een bepaaldonderling verband te vari?ren.Hieruit kan men drie vermoedens putten, die echter zeker nog zorg-vuldige bevestiging door proefnemingen behoeven:1. De ,,ijkcurve" van de betonproefhamer is waarschijnlijk tevenseen illustratie van de genoemde regel van Ab rams.2. De spreiding van de uitkomsten, om de ijkcurve heen, zou dan ver-band houden met de afwijkingen tussen de werkelijke fijnheids-modulus Fm en de ideale fijnheidsmodulus F?.3. Niet alleen is F? natuurlijk enigszins verschillend voor verschillendesoorten van toeslagmaterialen, maar ook is F; afhankelijk van devorm van de zeef Kromme van de toeslag en zal zij voor toeslag metzgn. Ausfallkorn anders liggen dan voor toeslag met een zeer regel-matig stijgende zeef kromme.Men mag dus verwachten, dat ook de gemiddelde waarde, de ,,ijk-curve" voor de betonhamer, in verschillende landen resp. door ver-schillende waarnemers enigszins verschillend wordt gevonden endat de spreiding van de waarnemingen om dit gemiddelde in zekerezin een beeld geeft ervan, hoe ver de betreffende waarnemer is af-geweken van zijn eigen methodiek.In dit licht is het belangrijk, dat ook in ons land, zelfs van twee zijdenonafhankelijk van elkaar, een zorgvuldig onderzoek naar de ijktabelvan de proefnamer is uitgevoerd. Dat deze tabellen onderling en vande Zwitserse ijktabel wat afwijken, is een bevestiging voor het feit,dat men die ijktabel moet kiezen, die is ontstaan met soortgelijketoeslag en soortgelijke techniek, als men zelf pleegt toe te passen.Tegehjk_wijzen deze verschillen er ons op, dat men hier een middel inde hand heeft, om de invloed van de samenstelling, van het cement-gehalte en van de w.c.f. elk afzonderlijk te kunnen bestuderen.Zeker is, dat de repulswaarden voor een gegeven samenstelling minderspreiden dan de gemeten kubendruksterkten, dus dat de hamermetin-gen een beter middel bieden hiertoe dan de drukproeven.Het vervolgen van het verloop van de R-waarden als functie van detijd, zoals Van Dorp en ook anderen reeds uitvoerden, is een bijzondergunstig geval, waaruit men ongetwijfeld veel kan leren omtrent deInvloeden van de omstandigheden tijdens het verharden.Nog in een ander opzicht dient men echter voorzichtig te zijn met deformule R = a + b log t:Als zij streng juist zou zijn, zou de repulswaarde R steeds moetenblijven toenemen met de tijd, ook al wordt deze toeneming steeds tra-ger. Op mijn verzoek wordt dan ook door verschillende waarnemersnagegaan, hoelang de verharding van het beton deze regel blijftvolgen, in de hoop dat het gelukken moge een bruikbare regel tevinden voor het verband tussen het verloop van de R-waarden in deeerste tijd en de definitieve eindwaarde ervan.R. A. J. Bosschart*) Zowel in de Duits-Zwltserse als in de Engelse nomenclatuur blijkt deze reedste worden aangeduid als de R-waarde (Rilckprallwert-Rebound value); dienten-gevolge stel ik hier voor haar in onze taal als de repuls-waarde t? betitelen enook als R-waarde aan te duiden.54 Cement 5 (1953) Nr 3-4
Reacties