Bij de aansluiting van een tand aan een balk ontstaat een discontinuïteit met een spanningspiek. Er kan hier scheurvorming optreden zonder de mogelijkheid van herverdeling. In dit artikel wordt aan de hand van drie voorbeelden het verschil inkrachtswerking tussen tanden en nokken toegelicht en wordt de invloed van verschillende wapeningsvormen bepaald. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de eindige elementenmethode.
thema
Tanden stijf in de beugels1 200922
thema
oplegging
te?on
meting kN
300 kN
vijzelkracht (nokproef )
335 kN
vijzelkracht (tandproef ) 500 kN
oplegging
te?on
meting kN
300 kN
oplegging (tand) oplegging (nok)beugels
Ø10-200
2Ø25
2Ø20
Om de krachtswerking in nokken en tanden in beeld te brengen
zijn drie voorbeelden uitgewerkt. Het eerste voorbeeld gaat in op
het verschil in gedrag tussen nok en tand, hiervoor is de model-
lering aangehouden zoals beschreven in Cement 2007/2 en 2007/3
door prof.ir. Cees Kleinman [2]. Voor het tweede voorbeeld is de
modellering aangehouden zoals beschreven in Cement 2004/5 [1]
door ing. Arne Middeldorp en ir. Paul Lagendijk. Met specifieke
wapening en wapeningsvorm wordt de scheurvorming bij de
tand beperkt. Voor het derde voorbeeld is hetzelfde model aange-
houden uit [1] waarbij een sparing aangebracht is in de balk met
als thema 'het gelijk van Blaauwendraad'.
Uitgangspunten
Voor de analyse is gebruikgemaakt van het eindige-elementen- programma Scia Engineer 2008. De volgende uitgangspunten zijn hierbij gehanteerd: ? in de niet-lineaire 2D-berekening kan het beton geen trek
opnemen;
? de wapening zit vast aan het beton via interne lijnen van het
2D-element;
? er is geen limitering aan de aanhechting van beton aan het
staal gesteld, binnen dit model is dit niet mogelijk;
? betonsterkteklasse is C20/25;
Tanden stijf
in de beugels
Bij de aansluiting van een tand aan een balk ontstaat een
discontinuïteit met een spanningspiek. Er kan hier scheurvor-
ming optreden zonder de mogelijkheid van herverdeling. In dit
artikel wordt aan de hand van drie voorbeelden het verschil in
krachtswerking tussen tanden en nokken toegelicht en wordt de
invloed van verschillende wapeningsvormen bepaald. Hierbij
wordt gebruikgemaakt van de eindige-elementenmethode.
ing. Rien de Rijke
VTH Zoetermeer, afdeling
constructies
ir. Willem Keesom
DMB Amsterdam, afdeling constructies
Drie voorbeelden uitgewerkt
? eigen gewicht wordt buiten beschouwing gelaten; ? voor de niet-lineaire combinaties wordt de belastingfactor 1
aangehouden;
? staalkwaliteit is FeB 500 met een bi-lineair spanning-rekdia-
gram;
? het oplegmateriaal vervormt zodat oplegkracht niet exact in
het midden van de oplegging aangrijpt; daarom is de onder-
steuning van de oplegging iets verschoven zodat de opleg-
kracht in het midden aangrijpt;
? de spanningen worden gepresenteerd in de knopen waarbij
middeling heeft plaatsgevonden.
1
Tanden stijf in de beugels 1 2009 23
alternatief is het opsluiten met verticale haarspelden haaks op
de drukdiagonaal uit de tand die de verankering van de opge-
bogen staaf verzorgt.
Conclusie
Het gedrag van tand en nok is bij belasting zodanig verschil- lend dat een aparte benadering is vereist. De beugel in de nok heeft meer een functie bij de 'splijtwerking' van de drukdiago-
naal. De wapening in de tand heeft een directe invloed op de
helling van de drukdiagonaal. Voor een goede belastingover-
dracht moet de ophangwapening de drukdiagonaal opsluiten.
Voorbeeld 2 Beperking van de scheurvorming
Om het effect van de wapening op het gedrag van de constructie in beeld te brengen is de voorbeeldberekening uit [1] uitgewerkt. De tand is onderdeel gemaakt van een betonligger met een over- spanning van 5 m en een puntbelasting van 420 kN. Het eigen gewicht van de balk wordt niet meegenomen. Van de volgende wapeningsvormen worden de effecten inzichtelijk gemaakt. ? Basismodel (fig. 4, links) waarbij de ophangkracht wordt
opgenomen met 3 beugels Ø12 verdeeld conform VBC art.
9.11.7.2 over een afstand h
2
cotg?
2
. Bij een ?
2
van 40? en een
tandhoogte van 340 mm mogen de beugels verdeeld worden
over een lengte van 405 mm. De opgezette onderwapening
doet niet mee vanwege gebrek aan verankeringslengte. Hierin
is wel de laatste wijziging verwerkt van VBC art. 8.1.4 waar-
door de onderwapening van de tand wijzigt naar 5Ø16 in
plaats van 6Ø12.
? Aparte ophangwapening 3Ø16 die zowel de drukdiagonaal
van de balk als die van de tand opsluit (fig. 4, rechts). Deze
gaat door als onderwapening in de tand. De verankering van
beide einden vindt plaats in de lengterichting van de balk.
Deze wapening wordt aangevuld met 1 horizontale haarspeld
Ø16 (staat niet op tekening). In totaal dus 5Ø16, gelijk aan de
tand links. Rechts is ter beperking van de scheurwijdte de
wapening geconcentreerd dicht bij de tand. Hier ontstaat de
1 Ligger uit voorbeeld 1, in het groen proef
met nok, in het rood de proef met de tand
2 Dwarskrachtspanningen van de diagonaal- kracht over de doorsnede bij nokbelasting (voorbeeld 1)
3 Dwarkrachtspanningen over de doorsnede bij tandbelasting (voorbeeld 1)
Voorbeeld 1 Gedrag van nok en tand onder
spanning
Met het eerste voorbeeld wordt het verschil in gedrag tussen
een nok en tand in beeld gebracht aan de hand van de ligger uit
[2]. Het linkerdeel (nok) en het rechterdeel (tand) worden
beurteling belast met een vijzelkracht (fig. 1). De reactiekracht
is zowel op tand als nok 300 kN. De vijzelkracht van 335 kN op
het linkerdeel van de constructie levert spanningen op die
kenmerkend zijn voor het gedrag van een nok. De vijzelkracht
van 500 kN op het rechterdeel van de constructie levert span-
ningen die kenmerkend zijn voor een tand.
Resultaten model
Figuur 2 geeft inzicht in de spanningsverdeling van de diago- naalkracht over de doorsnede bij nokbelasting. De beugel werkt hier als een soort splijtwapening.
Figuur 3 geeft inzicht in de spanningsverdeling over de door-
snede bij tandbelasting. De belastingafdracht is hier indirect en
er ontstaat een drukdiagonaal in de balk. Deze wordt met
ophangwapening naar boven in de balk gebracht. Vanuit dit
punt ontstaat een drukdiagonaal naar de oplegging. Opvallend
is de mooie opsluiting van de drukdiagonaal in de balk en de
horizontale afdracht aan de bovenzijde. De hechting van beton
aan het staal vindt plaats in de drukzijde van de diagonaal.
Deze hechting moet krachtsoverdracht verzorgen. Vanwege de
beperkingen van het 2D-model zijn de aanhechtspanningen
niet gelimiteerd.
Goed zichtbaar is de invloed van de linkerbeugel in de tand.
Deze functioneert als ophangstaaf in een vakwerk met een
kracht van 95 kN. De drukboog wordt zodanig verplaatst dat
de kracht eerder aangrijpt bij de opgebogen wapening. Hier-
door ontstaat een grotere aanhechtlengte voor opname van de
kracht uit de drukdiagonaal. Duidelijk is dat de drukdiagonaal
niet wordt opgesloten. Bij gebrek aan voldoende hechting zal
deze afschampen op de omgebogen wapening. Hieruit blijkt
duidelijk dat een drukdiagonaal moet worden opgesloten. Een
2 3
thema
Tanden stijf in de beugels1 200924
4 Ligger uit voorbeeld 2: links drie beugels
Ø12 hoh 155 voor opvang oplegreactie,
rechts met de opgebogen onderwapening
3Ø16 verder omgebogen in tand
5 Trajectoriën van de hoofdspanningen (voorbeeld 2)
6 Detailweergave van de spanningen met een verdeelde ophangwapening (voorbeeld 2).
7 Krachten in de wapening (voorbeeld 2)
genoemde geconcentreerde drukdiagonaal zet zich mooi af in
de bocht van de 3Ø16. Figuur 10 geeft de krachten in de wape-
ningsstaven. Opvallend is de interactie tussen de tandbeugel en
de ophangstaaf. De kracht in de tandbeugel is gehalveerd in
vergelijking met links, waaruit blijkt dat de sterkste schouders
de zwaarste belasting aantrekken. De drukdiagonaal zet zich nu
af tegen de omgebogen 3Ø16 en hoeft niet zelf verspreid te
gaan zoeken naar verdeeld aanwezige verticale beugels. Dit is
dus een bevestiging van de gedachte achter het detail.
Vervorming
Dit 2D-model is niet geschikt voor het bepalen van scheur- wijdte. De VBC geeft geen regels voor een scheurwijdte schuin op de staaf ofwel dwarkrachtscheuren. Ook met een 3D-model is het bepalen van scheurwijdte lastig en afhanke- lijk van de meegegeven randvoorwaarden. Een praktischer
scheur en wordt de meest effectieve krachtswerking verkre-
gen om de scheurwijdte te beperken. Ombuigingen zijn in de
richting van de drukdiagonaal zodat deze goed wordt opge-
sloten.
Resultaten model
De puntlast in het midden levert een constante dwarskracht en maakt de werking van het vakwerk inzichtelijk. Figuren 5, 6, 8 en 9 geven inzicht in de spanningen die ontstaan in de balk. Links de originele wapening en rechts aparte ophangwape- ning. In figuur 9 is de drukdiagonaal te zien die zich uit de oplegging geconcentreerd afzet in die ombuiging van de 3Ø16. De intensiteit en het opstuiken op de afronding is hier mooi inzichtelijk. In figuur 6 lijkt de drukdiagonaal meer gespreid door het spreiden van de ophangbeugels over een zekere afstand.
Figuur 5 geeft de trajectoriën aan van de hoofdspanningen
links. Deze zoeken de eerste beugel op en bij onvoldoende
capaciteit buigen ze dan af naar de volgende beugel. Dat in de
balk een mooie drukdiagonaal ontstaat is eigenlijk niet zo
evident, het gaat erom hoe de kracht uit de tand de balk moet
worden ingeleid. Figuur 7 geeft de krachten aan in de wape-
ning. Opvallend is dat de kracht in de horizontale tandwape-
ning 5Ø16 links bijna 40% hoger is dan rechts. Hiermee is het
belang van een gecontreerde ophanging aangetoond. De
beugels zijn gemaximeerd op de vloeigrens van 500 MPa. De
eerste beugel in de balk vertoont plastisch gedrag en de andere
blijven elastisch. Door het plastisch gedrag van de eerste beugel
zal de scheurwijdte toenemen. De beugel in de tand functio-
neert als ophangstaaf in het vakwerk met een kracht van 42 kN
en beinvloedt daarmee de drukdiagonaal die de afdracht naar
de beugels in de balk moet verzorgen. Hiermee is het belang
van de beugelwapening in de tand aangetoond.
Figuur 8 geeft de trajectoriën aan van de hoofdspanningen
rechts. Hierbij zijn de drukdiagonalen opgesloten. De eerder
5
4
6
7
= 210 kN
5Ø16 waarvan 3Ø16 opgebogen3 beugels Ø12
5Ø16
= 22,5 kN
beugels Ø8-300
?ank Ø8
?ank Ø8
3 beugels Ø8 3Ø12
hd
vd
F
F
Tanden stijf in de beugels 1 2009 25
8 Trajectoriën van de hoofdspanningen
(voorbeeld 2)
9 Detailweergave van de spanningen met opgesloten drukdiagonalen (voorbeeld 2)
10 Krachten in de wapeningsstaven bij de rechteroplegging (voorbeeld 2)
Uitwerking:
kracht in ophangwapening: 167 kN
oppervlakte 3Ø16: 600 mm
2
aanhechtlengte per mm: ? ? 16 ? 3 = 150 mm
2
treksterkte: 2 f
b
= 5 MPa
aanhechtlengte: 167000 /150 / 5 = 222 mm
gemiddelde spanning over
de aanhechtlengte: 167000 / 2 / 600 = 139 MPa
vervorming rechterbeugel: 139 / 200000 ? 222 ? 2 = 0,31 mm
Reductie voor belastingfactor van 1,3 en voor de haakse meting
bij een dwarskrachtscheur van ?2 alsmede vergrotingfactor
voor scheurwijdte in de hoek met eerder genoemde factor 1,2
vanwege de wigvorm van de scheur, levert een scheurwijdte
rechts op van 0,20 mm.
Berekening volgens bovenstaand model levert bij de originele
VBC-wapening (links) een scheurwijdte op van 0,55 mm.
Hierbij is nog niet de plastische vervorming van de beugel in
rekening gebracht.
Om links bij de detaillering volgens de VBC de scheurvorming
tot 0,3 mm te beperken zijn 4 staven Ø12 haaks op de scheur
nodig. Wanneer de 3 beugels geconcentreerd bij de tand
worden geplaatst zijn 3 staven Ø12 voldoende. De uitwerking
hiervan valt buiten de reikwijdte van dit artikel.
Conclusie
Door de kerfwerking met bijbehorende spanningspiek zal vanuit de hoek een hoofdscheur ontstaan met een aantal klei- nere scheuren. Dwarskrachtscheuren laten zich niet verdelen maar kunnen alleen worden beperkt door de staalspanning te reduceren, het effect van herverdeling van scheuren zoals bij onderwapening in een balk treedt niet op. Voldoende stijfheid van een tand wordt bereikt door de wapening daar aan te brengen waar het meeste effect kan worden verwacht. Wapening moet dus zo dicht mogelijk bij de tand worden aange- bracht en de drukdiagonalen moeten goed worden opgesloten. De meest effectieve manier om de scheurvorming te beperken is het aanbrengen van een schuine haarspeld haaks op de dwars- krachtscheur (staat niet op tekening). Er is gekozen voor haar- spelden om verankeringproblemen in de tand te voorkomen.
Voorbeeld 3 'Het gelijk van Blaauwendraad'
In Cement 2007/8 [4] heeft prof.dr.ir. J. Blaauwendraad in zijn
artikel 'Cees' tandtechniek' aangetoond ? met zowel vakwerkana-
logie als met schuifelementen ? dat de kracht uit de tand voorna-
benadering is het beperken van de spanning in de ophangwa-
pening in de bruikbaarheidtoestand tot 200 MPa. Een andere
mogelijkheid is om de helft van de benodigde ophangdoor-
snede toe te voegen als schuine bijlegstaaf haaks op de dwars-
krachtscheur.
Een derde mogelijkheid is een rekenmodel, waarbij de elasti-
sche vervorming van de ophangstaaf over een lengte die nodig
is om de kracht over te dragen aan het beton bepalend is voor
de scheurwijdteberekening. Vanwege de wigvorm van de
scheur moet de berekende elastische vervorming van de staaf
worden vermenigvuldigd met een factor om de scheurwijdte
aan het betonoppervlak in de hoek te bepalen. Hiervoor is
zonder verdere onderbouwing factor 1,2 gekozen.
Uitwerking rekenmodel
Tussen de wapening en het beton treedt een aanhechtspanning op. Uit laboratoriumproeven is bekend dat de aanhechtspan- ning in de orde van 2 f
b
ligt. Met de kracht in de ophangstaaf
wordt de hechtlengte rond de scheur bepaald. De spanning in
de ophangstaaf wordt gebruikt voor het bepalen van de speci-
fieke verlenging ?. Met deze ? en de aanhechtlengte onder en
boven de scheur wordt de vervorming bepaald. Hierbij wordt
gerekend met een gemiddelde spanning omdat de spanning ter
plaatse van de scheur maximaal is en nul bij de volledige over-
dracht aan het beton.
8
9
10
thema
Tanden stijf in de beugels1 200926
?I LITERATUUR
1 Middeldorp, A. en P. Lagendijk, Korte console en tandoplegging. Cement 2004/5
2 Kleinman, C.S., Nokken met die tanden (2 en 3). Cement 2007/2 en 2007/3
3 Blaauwendraad, J., Cees' tandtechniek. Cement 2007/8
4 NEN 6720, VBC 1995, ontw. A4 2007
11 Ligger voorbeeld 3: links
met detaillering volgens
VBC artikel 9.11.7.2 en
overige artikelen met
laatste wijziging art. 8.1.4
12 Dwarskrachtspanningen bij linker oplegging, zon- der sparing (voorbeeld 3)
13 Krachten in de wape- ningsstaven bij linker oplegging, zonder sparing (voorbeeld 3)
14 Dwarskrachtspanningen bij de rechter oplegging, met sparing (voorbeeld 3)
15 Krachten in de wape- ningsstaven bij rechter oplegging, met sparing (voorbeeld 3)
melijk onder in de balk wordt opgenomen. Bovenin de balk
moet ruimte zijn voor het aanbrengen van een sparing van 500
mm breed en 200 m hoog. Om dit opmerkelijke feit te controle-
ren is dit aspect ingevoerd in het voorgaande balkmodel.
Bij dit model is gekozen om de opgezette onderwapening te
verankeren met verticale haarspelden.
Elke opgebogen staaf Ø16 wordt verankerd met een verticale
haarspeld Ø12 (staat niet op tekening). Hiermee ontstaat een
reductie van de staalspanning.
Figuur 11 geeft het belastingmodel weer. De overspanning is
5 m en belasting is 84 kN/m. Aan beide zijden is de opgezette
onderwapening 3Ø16 verankerd met 3 haarspelden Ø12. Aan
de rechterzijde is een sparing gemaakt van 500 x 200 mm
2
.
Links is de vanuit de VBC geïnitieerde drukdiagonaal ingete-
kend. Tevens is het maatgevende breukvlak ingetekend met een
?
2
van 40? en de breedte van het verdeelgebied van de beugels
van 405 mm. De drukdiagonaal loopt vanuit het hart van de
oplegging naar het zwaartepunt van de ophangwapening. Van
de horizontale tandwapening is de verankering in de drukdia-
gonaal aangegeven. Aan de rechterzijde zijn de spanningen
leidend geweest voor de vorm van de sparing.
Figuur 12 en 14 geven de spanningen weer die ontstaan. De
spiegelsymmetrie is verbluffend, de intensiteit van de spannin-
met q = 84 kN/m en e.g. balk nul
5Ø16 waarvan 3Ø16 opgebogen
beugels Ø8-300
?ank Ø8
?ank Ø8
3Ø122 beugels Ø8
verankering
= 210 kN
= 22,5 kN
hd
vd
5Ø16
4240 380380
5000
700
360
340
d
1
F
F
40°29°
11
12
13
14
15
gen zijn nagenoeg identiek. De werking van het vakwerk is wat
minder geprononceerd dan in het vorige model vanwege de
afnemende dwarskracht bij een gelijkmatig verdeelde belasting.
Figuur 13 en 15 geven de krachten in de wapeningsstaven bij
linker- respectievelijk rechteroplegging. Ook hier is nauwelijks
verschil te constateren tussen links en rechts.
Met de resultaten van deze rekenexercitie wordt 'het gelijk van
Blaauwendraad' onderbouwd. Met andere woorden: boven de
horizontale tandwapening in de balk vindt geen dwarskracht-
overdracht plaats.
Meer figuren online
Op www.cementonline.nl staan meer figuren waaronder voor
alle voorbeelden de trajectoriën en de esa-files, voor eigen
analyse en eventuele discussie. )
Reacties