Stoomverhardingdoor ir S. J. Meijn c.i., adj. -dir. Gemeente Werken, KampenBij de industri?le productie van betonartikelen heeft men (naastandere) grote belangen bij een zo effici?nt mogelijk gebruik vande vormen en bij zo klein mogelijk oppervlak in de bedrijfs-ruimten, als het om het bereiken van concurrerende prijzen gaat.Vooral als bedrijven zich willen wagen aan de productie van niet-gestandaardiseerde elementen, waarbij men meer of minder ge-lukkig kan zijn met de omvang van series, hebben de kosten aanvormen of mallen te besteden een grote invloed.De tijd, die de betonspecie nodig heeft om te verharden, is in feiteverloren tijd voor het gebruik van de vormen, omdat ze tenslottealleen nodig zijn om de vormgeving van de elementen tot stand tebrengen. Direct na het storten zijn de vormen met hun inhoudtransportabel en kan men hen op een plaats brengen, waar de ver-harding kan worden afgewacht. Na dit transport zou men eigenlijkde vormen weer beschikbaar willen hebben om nieuwe elementente storten. Deze wens wordt nog versterkt, doordat een voor ver-harding weggelegd element de volgende in de weg ligt, zodat mengenoodzaakt is een grote productie tot nader order op een omvang-rijk oppervlak uit te leggen. Daaraan zijn niet te verwaarlozen kos-ten verbonden, omdat de bedrijven aldus gedwongen worden metzwaar transportmateri?el het beton intern over bepaalde afstan-den te vervoeren. De interne transportkosten hebben dan ook inelke betonindustrie een zodanig aandeel in de opbouw van dekostprijs, dat men niet overdrijft door te zeggen, dat een dergelijkeindustrie eigenlijk geen beton- maar een transportindustrie is.Uit dien hoofde zal de leiding van een dergelijke industrie ersteeds op uit zijn, door verkorting van de verhardingstijd zowelde kosten van de vormen als die van het intern transport te ver-lagen. Dit streven uit zich in het toepassen van B-cement, on-danks dat het gebruik van A-cement door de lagere prijs en deperfecte productiecontr?le alsmede de toepassing van effectieveverdichtingsmethoden op het eerste gezicht beter verantwoordlijkt. Ook blijkt dit streven uit het meer en meer in zwang komendgebruik van verwarming in de verhardingsruimten. Sommige be-drijven zijn er zelfs toe over gegaan, zowel B-cement als verwar-ming van de verhardingsruimte bij hun productiemethode voorte schrijven. Het schijnbaar kostbare blijkt op de duur toch voor-deliger uit te komen, een inzicht dat echter niet algemeen wordtgedeeld.Dit verschil van inzicht kan in beginsel worden verklaard door opte merken, dat het niet zou bestaan, als de kwaliteit van de gang -bare cementen minder goed was en de keur op betonartikelenscherper werd toegepast. De industrie zou dan gedwongen wor-den, haar productiemethoden objectiever te bezien, m.a.w. hetverschijnsel van de bedrijfsblindheid bij zichzelf beter onder-kennen. Nu zijn er betonartikelen, die in scherpe concurrentiestaan, zowel binnen de eigen kring als tegen artikelen van anderegrondstoffen. Hierbij wordt gedacht aan bouwsteen, bestratings -materiaal en dergelijke.Bij de vervaardiging daarvan heeft de industrie het probleem vanhet gebruik van de vormen opgelost door het vers gevormdebeton op pallets af te zetten. De receptuur is uiterst nauwkeurig,want de keur is streng en de marge tussen kostprijs en verkoop -prijs is in het algemeen gering. De massa van de productie maakteen op dergelijke artikelen ingericht bedrijf exploitabel. Men zietdan ook in het algemeen, dat bedrijven met deze soort productiewarmteverharding toepassen en dat hun oplossing van ruimte-entransportproblemen interessant is. Fabrikanten achten het meest-al de moeite waard, over een naar verhouding tot het aantal ar-beiders vrij omvangrijke staf te beschikken, terwijl veelal eenklein, maar doelmatig ingericht laboratorium niet ontbreekt.Vraagt men in dergelijke bedrijven naar het voo rdeel van warmte-verharding, dan blijkt men hierin voordeel te zien op grond vanruimte- en dus interne transportbesparingen, alsmede beper-king van kosten voor pallets en afzetrekken. Hierbij moet men depallets zien als de uitwisselbare bodenis van de vormen, welkelaatste veelal ingebouwd zijn in betonverdichtingsmachines endaarmee ??n constructief geheel vormen.Anderzijds is bekend, dat men juist met de verharding van die pro -ductie vaak voor moeilijkheden en verrassingen komt te staan.Het versnellen van het verhardingsproces heeft in de regel nietten doel op zo kort mogelijke termijn de zgn. eihdsterkte van hetbeton te bereiken, maar om het verse beton spoedig hanteerbaarte maken, zonder dat ondersteuning van pallets e.d. nodig is omschade aan het product te voorkomen. In Amerika, en ook inDuitsland, kan een andere bedoeling voorzitten, nl. om de sterktedoor het warmteverharden zo hoog op te voeren, dat het verseproduct rechtstreeks naar de bouwwerken afgevoerd en aldaardirect verwerkt kan worden. Dat is dus overeenkomstig aan degang van zaken, die hier te lande bij tijd en wijle met kalkzand-steen voorkomt. Voor zover deze methode in Amerika en Duits-land voorkomt, maakt men dan dikwijls gebruik van geslotencompartimenten geschikt om een druk van 10 at te doorstaan,welke druk opgewekt wordt door stoom toe te laten. Het is opdeze wijze mogelijk na 24 uur een goed verhard product te ver-krijgen en men heeft ontdekt, dat de afwijkingen in sterkte tot inde natuur verhard beton van 28 dagen minimaal zijn. Zelfs bleekdat het verhogen van het kooldioxyde-gehalte In de atmosfeer vande compartimenten aanleiding kan geven tot het bereiken van noghogere sterkten.Indien echter gebruik wordt gemaakt van compartimenten, waarinde normale atmosferische druk gehandhaafd blijft, dan komen dehiervoor aangeduide moeilijkheden veelvuldig voor en heeft deopvatting betekenis, die zegt, dat het minder gunstig voor dekwaliteit van het beton is om belangrijke temperatuursverhogin-gen toe te passen. Hier staan fabrikanten vaak voor het probleemom de meest rendabele temperatuur te kiezen; er is een sterkeneiging om dan een hoge temperatuur van bijv. 60-90 ?C toe tepassen. Dan wordt verwacht dat met een kortere stoom- of ver-hardingstijd va n het beton in de compartimenten volstaan kanworden. De ervaring is, dat men dan het risico loopt een brosproduct te krijgen. De oorzaak van die brosheid -welke zich vaakniet uit in een geringe druksterkte, maar wel door wat men vaakaanduidt als 'weinig kantvast'- wordt (m.i. terecht) gezocht ineen tekort aan vocht tijdens de verharding.Het is in dit verband interessant, het door A.G.A. Saul, B.Sc. op-gestelde rapport van de 'Cement & Concrete Association' teraadplegen. Hierin worden de resultaten van een uitgebreidonderzoek op proefkuben van 10x10x10 cm 3beschreven. Saul hadvoor zijn onderzoekingen de beschikking over een kleine, ther-misch goed ge?soleerde stoomkast, waarin hij de temperatuurnauwkeurig kon regelen. Hij was bovendien in staat, de tempera-tuur in het verhardende beton te meten.De gang van zaken was nu deze, dat een groot aantal proefkubenbij verschillende temperaturen verhardden en dat men de duurvan de verharding eveneens vari ?erde. De kuben werden dan be-proefd op druksterkte, waarbij deze waarde als maatgevend voorde mate van verharding, werd opgevat. Aangezien het aantal toe-gevoerde calorie?n geacht werd van directe invloed te zijn op demate van verharding en de uiteindelijke druksterkte van betoneerst na verloop van zeer lange tijd wordt bereikt, kwam Saul opde gedachte, de 'ouderdom' van zijn kuben uit te drukken ingraad-uren.Uitgangspunt vormde de verhardingskromme van het door hemgebruikte recept over 28 dagen bij een temperatuur van 16,6 ?C.De druksterkte na 28 dagen is dus de druksterkte na 28x24x16,6== 11 155,2 graad-uren, hetgeen op de dubbele scala langs deabscis van graf. I zichtbaar is.Indien dus proefkuben bijv. bij 80 ?C verharden, dan moet na,,. ' = 5,8 dagen of 139,4 uur dezelfd e druksterkte bereikt24x80zijn als na 28 dagen bij 16,6 ?C. Op deze manier is het dus mogelijk,voor elke willekeurige stoomverhardingstijd en de daarbij be-horende temperaturen, de ouderdom van de kuben te bepalen enhet overeenkomstige punt op het verhardingsdiagram te bepalen.Bij aandachtige bestudering van het rapport blijkt echter, datSaul niet in staat was, deze eenvoudige formule ongebreideld toete passen. Stilzwijgend gaat de formule ervan uit, dat bij 0 ?C deverharding stil zou staan. In feite is het echter zo, dat beneden4 ?C de binding nagenoeg stil staat, maar de verharding van reedsgraf. 1Cement 6 (1954) Nr 21-22 383graf. 2gebonden specie gaat bij --10 ?C nog door. Er is dus geen tem -peratuur nauwkeurig aan te wijzen, die voor het gebruik van deformule als nul-temperatuur kan dienen.Zo geeft graf. 2 het temperatuurverloop in de stoomkast aan voor2 series proefkuben A en B en het verloop van de temperatuur inhet beton tijdens de verharding, uitgezet tegen de tijd verlopenna het mengen van de specie. Het bleek Saul, dat het onmogelijkwas de temperatuur in het beton hoger op te voeren dan 100 ?C,ook al bracht hij de temperatuur in de stoomkast boven 80 ?C, dewaarde waarbij volgens de grafiek, door de exotherme reactie vanhet chemisch veranderende cement, het beton voldoende warmteontwikkelt om op 100 ?C te komen.Het is niet wel aanvaardbaar, dat het beton geen hogere tempe -ratuur zou kunnen bereiken, zodat voor het feit, dat geen hogeretemperatuur bereikt werd, een verklaring moet worden gegeven.Deze verklaring is in het rapport niet te Vinden. Nog merkwaar-diger is het, dat Saul bij het beproeven van de kuben uit de seriesA en B vond, dat de lang gestoomde serie B een veel hogeredruksterkte had dan die van serie A. De laatste bleef ca 25%beneden de waarde, die volgens de ouderdomskromme te ver-wachten was, terwijl de langer gestoomde kuben van de serie Bslechts 5% te kort schoten.Hieraan werd de conclusie verbonden, dat lang stoomhardenbeter is dan kort stoomharden, terwijl verdere proeven tot deslotsom voerden, dat langzaam opwarmen beter is dan snel op-warmen. Het is echter zeer de vraag, of deze conclusies gewettigdzijn, want zoals wij gezien hebben is het aanwijzen van een tem -peratuur, waarbij geen binding dan wel geen verharding plaatsvindt, onmogelijk zuiver te doen. Bijgevolg zal men Juist bij eenouderdom van weinig graad-uren een grotere fout maken bij hetaanwijzen van het vergeiijkingspunt op de ouderdomskrommedan wanneer men te doen heeft met beton van een veel grotereouderdom in graad-uren.Daar komt bij dat, waar het kiezen van het temperatuur-nulpuntal moeilijkheden oplevert, ook het bepalen van het tijd-nulpuntniet eenvoudig is. In het rapport is daarvoor het tijdstip van hetmengen genomen. Daarna volgt het zgn. bindingsproces, dat ge-leidelijk na ca 2? uur overgaat in het verhardingsproces. Al -hoewel schrijver dezes het principi?le verschil tussen binden enverharden niet kan inzien, en hij zich ??n vloeiend verlopendproces voorstelt, is het hem wel opgevallen hoe specie, die nahet mengen 1 ? 1? uur is blijven liggen, bij verwerking over meeraantrekkelijke eigenschappen beschikt dan vers gemengde specievan hetzelfde recept.Of men nu het tijdstip t=o kiest als samenvallend met het mengenofwel ca 2? uur later stelt dan de verharding inzet, c.q. ca 2 uurlater stelt dan het mengen nl. op het moment dat de specie ver-werkt is, na de aantrekkelijkste eigenschappen verkregen tehebben, dat moet toch wel enig verschil maken bij het bepalenvan het vergelijkingspunt op de ouderdomskromme. Saul staptover deze vraag heen door langzaam opwarmen aan te bevelen.Het eigen onderzoek van schrijver dezes voerde tot de conclusie,dat het voor de druksterkte van het beton onverschillig is of mensnel opwarmt of niet omdat, hoe warm men het beton ook maakt,binnen de eerste 2 ? 2? uur na het mengen geen resultaten be-reikbaar zijn (d.w.z. zonder toevoeging van bijzondere chemi-cali?n). Men zou het aldus kunnen uitdrukken: het bindings-proces laat zich niet versnellen door temperatuurverhoging vande atmosfeer na het mengen.Dan is er nog een punt van critiek, nl. dat Saul proefkuben be-nutte, waar uiteindelijk zijn onderzoek ingesteld werd met eenbezorgd oog in de richting van de betonsteen-industrie. Kubenzijn aan 5 zijden ingesloten door ondoorlatende wanden en aan1 zijde open. Betonstenen zijn meestal aan 5 zijden open, dus veelen veel gevoeliger voor de vochtigheid van de hen omgevendeatmosfeer.Teneinde die invloed na te gaan, werden dezerzijds voor de tem -peratuurkrommen van de kubenserie A de bijbehorende vochtig-heidskrommen gemaakt. Het verschil in dampspanning tussen diekrommen is uitgezet in graf. 3, lijn a. Deze lijn geeft dus aan hetverschil in dampspanning tussen de atmosfeer in het beton en dieom het beton. Blijkbaar werd de eerste 1? uur van net ver-hardingsproces nog water aan het beton toegevoegd door con-dens. Vanaf het tijdstip t= 2 uur begint een uitdrogingsproces,waarbij na 6? uur de waterdamp in het beton met niet minderdan 0,6 atm naar buiten wordt geperst.Zou men, zoals dat in veel bedrijven gebeurt, na 6 uur stomen deautoclaaf openen en het product gaan uitrijden, dan zou de tem -peratuur in de kast en om de stenen kunnen verlopen als de lijnbk aangeeft. Veronderstelt men, dat de betontemperatuur danzou dalen volgens de lijn bb, dan zou het dampspanningsverschilverlopen volgens de lijn b.Weliswaar zou dan een kort ogenblik dit verschil maar liefstI atm bedragen, zodat het vocht met die druk uit het betonwordt geperst, maar die druk zal dan echter ook zeer spoedigteruglopen. Men zou dan het product na afkoeling kunnen dom-pelen in water, met het doel de afbreuk, die het verdorsten aan hetverhardingsproces doet, zo snel mogelijk op te heffen. De curvec in graf. 3 geeft aan, hoe het dampspanningsverschil in de stoom-kast is blijven bestaan bij de volgens Saul gunstiger lange stoom-tijd, waarbij gedurende ruim 8 uur beslist verdorsting tijdens hetstomen plaats gevonden moet hebben. Indien men zich afvraagt,hoe dan toch een redelijke waarde voor de druksterkte kan wor-den gevonden, dan valt op te merken, hoe hier bewezen wordt,dat de druksterkte in wezen geen absolute maatstaf voor dekwaliteit van beton kan zijn. Dit feit is bij practici reeds langbekend en men is niet voor niets beducht voor de 'brosheid' ende geringe 'kantsterkte' van beton met een hoge waarde voorde druksterkte.Het zou dan mogelijk beter zijn om i.p.v. de druksterkte debuigtreksterkte van beton meer aandacht te schenken en het zouinteressant zijn de proeven van Sau| naar die maatstaf te herhalen.Mocht de voorgaande critiek op het onderzoek van Saul strenglijken, toch is er waardering voor zijn arbeid en waar aangetoondwerd, dat zijn methode om de ouderdom van beton in graad-urenuit te drukken niet feilloos is, daar moet ogenblikkelijk opgemerktworden, dat verbeteringen wellicht mogelijk zijn. Anderzijds kanzijn formule, als vuistregel opgevat -en zolang als de beton-techniek zich reeds heeft ontwikkeld, toch is zij nog lang nietaan dergeiijke regels ontgroeid- voor de betonindustrie bij hetopmaken van plannen voor nieuwe productielijnen goede dienstenbewijzen.Teneinde Saul recht te doen is het misschien wel van belang eenrelaas te geven van een onderzoek, waartoe schrijver dezes nahet lezen van het rapport werd ge?nspireerd.Van de productie van een betonsteen was bekend, dat deze naproductie op Zaterdag, 's Maandags optasbaar was, zij het datdan na 43 uur natuurverharding het percentage breuk iets groterwas dan normaal na 6 uur stoomverharden bij 60 ?C. Volgens devuistregel van Saul komt dat overeen met 43x16,6= ca 720 graad-uren. Aangezien in de stoomkast 60 ?C heerste, zodat het betonwellicht 70 ?C bereikte, zou men minimaal 10 uur moeten stomenom een even hard product te verkrijgen; de feiten wezen uit, datslechts 6 uren nodig waren en dat men dan bovendien nog mindertasbreuk ondervond.Een probleem, waardoor de schrijver veel zorgen had, was, datvooral 's winters de verse stenen verdorstingsverschijnselen ver-toonden, zodat de buigtrekcijfers dan lager bleven dan 's zomers.Nu deed zich het merkwaardige geval voor, dat bij vergelijkingvan stenen van een partij, die ruim een jaar op tas waren blijvenstaan, met stenen uit diezelfde partij, die geleverd waren, eengroot verschil bleek te bestaan. Die in de tas hadden een buig-treksterkte van gemiddeld 45 kg/cm 2, terwijl de geleverde90 ?100 kg/cm2bleken te bezitten. Toen stenen na een jaar uitgraf. 3384 Cement 6 (1954) Nr 21-22graf.4graf. 5de tas genomen werden en eerst 3 dagen in water werden gelegdalvorens hen te beproeven, bleken zij tot 70 kg/cm2gevorderdtezijn.Uit dit verschijnsel werden twee conclusies getrokken nl.:1. stenen in massale tassen verharden niet verder bij gebrek aanwater, omdat de buitenste stenen alle vocht voor zich houden;2. de verharding gaat weer door, zodra de stenen voldoendewater ontvangen, dus zo goed als de buitenste stenen atmos-ferisch vocht onthouden aan de dieper in de tas aanwezigestenen, zo goed beletten zij ook de uitdamping van die bin-nenste stenen.Het antwoord op dit verschijnsel was, de stenen voor het op -tassen alle te dompelen of te besproeien. Tevens kreeg de schrij-ver hierdoor minder angst voor het verdorsten van de stenen,nadat zij uit de kasten werden gehaald, alhoewel hij zich bewustbleef van de mogelijkheid, dat zelfs een korte dorstperiode tochgevolgen kon hebben, zodat hij op middelen bleef zinnen, daar-aan zoveel mogelijk paal en perk te stellen. Die middelen kondenzijn:1. de temperatuur in de kasten laag houden;2. de stenen zo vlug mogelijk na het uithalen bevochtigen;3. de specie zo te ontwerpen, dat de verse, juist gevormde steneneen maximale druksterkte bezitten, ondanks een zo hoge w.c.f.als met het oog op de uiteindelijke kwaliteit en een zuinigcementverbruik toelaatbaar geacht kon worden.Inderdaad bleek het mogelijk het grind-zandmengsel door eenjuiste receptuur een maximale sterkte te geven, zodat een ge -ringe kittende werking van de cementlijm reeds voldoende zouzijn om de stenen te kunnen hanteren.Vervolgens werd graf. 4 geconstrueerd met de aanneming, dateen totale stoomkastcyclus van 4 uur i.p.v. 6 uur voldoende moestzijn en dat de betontemperatuur niet hoger dan 60 ?C zou mogenworden, zodat de temperatuur in de kasten ten hoogste tot 50 ?Czou mogen oplopen. Teneinde zo lang mogelijk water toe t?voegen aan de verhardende stenen was het ook nodig, van meetaf aan een zo hoog mogelijke temperatuur in de kasten te hebben.Hiertoe kon de aanwezigheid van ribbenbuizen voor verwarmingbenut worden. Met vrije stoom all??n, die bovendien duurder is,zou dat op allerlei bezwaren, o.a. condensvorming, stuiten. Aan -gezien de beschikbare kasten zeer goed waren ge?soleerd, konworden verwacht, dat de ontworpen manier van doen succes zouhebben, ondanks dat het bedrijfskader tegengestelde verwach -tingen had. Het dampspanningsverschil in en om de stenen zouwaarschijnlijk niet boven 0,2 atm stijgen.Teneinde na te kunnen gaan, of in werkelijkheid aan de verwach -tingen voldaan zou worden, werden de volgende temperatuur -metingen gedaan:a. een thermokoppel geeft de temperatuur in een steen in hetmidden van een rek met stenen aan;b. een thermokoppel tussen de stenen geplaatst laat de tempera-tuur van de atmosfeer tussen de stenen bepalen;c. een metaalthermometer wijst de temperatuur in de stoomkastop 5 cm van de kastdeur aan (de koudste plaats in de kast) aan,waar de meeste condens optreedt.Het resultaat van de metingen is weergegeven in graf. 5; daaruitblijkt, dat de temperatuur van 40 ?C in de kast binnen een kwar-tier werd bereikt, terwijl de metingen overigens in grote mateovereenstemmen met de ontworpen gang van zaken. Opmerkens-waard is, dat het breukpercentage bij het aftassen niets groterwas dan voorheen; integendeel.Uit de temperatuurkrommen werden de dampspanningsverschil-len berekend: de lijn a voor het verschil tussen steen en omgeving,de lijn b voor het verschil tussen de atmosfeer in de kast en dievlak bij de deur. Aangezien de verdorstingsdruk blijkbaar tenhoogste 0,07 kg/cm 2heeft bedragen, dus ca ? van hetgeen werdverwacht, kan hieruit het, met de verwachting van het bedrijfs-kader strijdige resultaat van de gunstige 'hardheid' van de stenenworden verklaard.Opvallend is, dat de temperatuur in het beton eerst 3? uur nahet aanmaken van de specie (ten tijde t=o) definitief boven dievan de omgeving ging stijgen. Weliswaar ging de temperatuur inde stoomkast op dat moment ook stijgen, maar dat was g??ngevolg van maatregelen van buitenaf. Bijgevolg was op dat mo-ment het beton tot warmtebron geworden, mogelijk tengevolgevan het intreden van het verhardingsproces na het be?indigenvan het bindingsproces. Zou dit inderdaad zo zijn, dan kan deconclusie volgen, dat het bindingsproces door de verwarmingnagenoeg niet wordt versneld. Zoals op de basislijn van de grafiekis aangegeven, werd ten tijde t= 1? uur, dus ca 1 uur na de aan-vang van het stomen, de ribbenbuisverwarming afgezet. Tussende tijdstippen 2 uur en 3 uur ziet men enige variatie in de krom-men a en b. Dit kan worden verklaard door het verminderen vande stoomtoevoer in 2 etappes bij het pogen om de temperatuurconstant te houden. Men houde in het oog, dat de stoomtoevoerniet geheel werd afgezet om te voorkomen, dat de atmosfeer inde kast niet ten volle verzadigd zou blijven. De kastdeur immersis -zoals reeds werd opgemerkt- een warmtelek, hetgeen dekromme b ook duidelijk laat zien. Hoe dichter deze bij de nullijnblijft, hoe economischer het stoomverbruik zal zijn. Overigensmag over de warmtedichtheid van de hier gebruikte kastdeurniet worden geklaagd, blijkens het max. dampspanningsverschilvan 0,04 kg/cm 2. De deur was van dubbelgeklampt hout, aan-slaande op schuimrubber linten in de sponningen.Met het hier beschreven practijkvoorbeeld moge aangetoondzijn, dat het zoeken van het juiste regiem voor stoom verhardingvan groot belang is voor de bedrijfseconomie en het bereiken vangoede technische kwaliteiten. Anderzijds heeft het geen zin omdit te doen zonder zich rekenschap te geven van de vochtigheidin en om het verhardende beton.Steam-curingby S. J. Meyn, civil engineerThe article points out the economical advantages ofsteam-curing. Especially steam-curing under atmos -pheric pressure is described. The author refers to thepublications of the C.A.C.A., introducing the concep-tion of degree-hours as a basis of comparison ofsteam-cured concrete with normally set concrete. Headvises however not to follow everything recommend-ed in these articles without a certain reserve, as theinfluence of the humidity of the air is not accountedfor.An example out of his experience is given, whereindueconsideration was given to this humidity, giving verygood results both as regards the quality of the con-crete and the economy of fuel.Durcissement par ?tuvagepar S. J. Meyn, ing?nieurL'artide montre les avantages ?conomiques attray-ants, r?suhant de l'?tuvage. L'?tuvage sous pressionatmosph?rique est ?tudi? particuli?rement. On essayede comparer l'effet du traitement par la vapeur, audurcissement normal, ? l'aide de la conception'degr?s-heures'.L'auteur se r?f?re aux publications de la 'Cement andConcrete Association', mais il d?conseille par ailleursd'accepter les recommandations de ces publicationssans r?serves, car l'influence du degr? hygrom?triquede l'air y est n?glig?e. Il cite un exemple de la prati-que o? l'on a d? tenir compte express?ment du degr?hygrom?trique de l'atmosph?re ambiante, et o? debons r?sultats tant au point de vue de la qualit? dub?ton que de celui de l'?nergie calorifique mise enoeuvre, avaient ?t? atteints.Erh?rtung des Betons unter Dampfvon ir S. J. MeijnEs wird auf die anziehenden ?konomischen Aspekteder Betonerh?rtung unter Dampf hingewiesen. ImBesonderen wird mit Ben?tzung der Ver?ffentlichun-gen der 'Cement and Concrete Association' versucht,eine Basis zu schaffen, um den Effekt der Erh?rtungunter Dampf mit der nat?rlichen Erh?rtung zu ver-gleichen.Der Verfasser h?lt es f?r ratsam, nicht alle in diesenVer?ffentlichungen gegebenen Winke kritiklos zu?bernehmen, da er darin den Hinweis auf den Ein-fluss der Luftfeuchtigkeit misst (m?gliches 'Verdur-sten' des Betons w?hrend der Erh?rtung).Der Verfasser gibt ein Beispiel aus der Praxis, wobeiausdr?cklich mit der Luftfeuchtigke it rundum demverh?rtenden Beton Rechnung gehalten wurde. Hier-bei wurden sowohl mit Bez?g auf die Qualit?t desBetons als auch auf den W?rmeverbrauch guteResultate erzielt.Cement 6 (1954) Nr 21-22 385
Reacties