De stabiliteitsbeschouwing is een van de belangrijkste paragrafen in de berekening van een hoogbouwproject. Om horizontale belastingen en belastingen uit scheefstand op verantwoorde wijze af te dragen naar de fundering, moet een voldoende stijve stabiliteitsconstructie worden ontworpen, bijvoorbeeld een kern. De belangrijkste parameter hierin is de buigstijfheid EI. In een case wordt toegelicht hoe die buigstijfheid kan worden bepaald en wordt bekeken hoe met scherp rekenen de tweede-orde-effecten kunnen worden beperkt.
Deze case richt zich op het bepalen van de buigstijfheid van een kern en de invloed daarvan op het tweede-orde-effect. Er wordt een woongebouw beschouwd met een hoogte van 60 m en een grondoppervlak van 30 m x 30 m met één centrale stabiliteitskern van 6,0 m x 10,0 m (b x h) en een wanddikte van 0,3 m.
Reacties
Martien Tjallema - Sedgwick Nederland bv 19 februari 2021 13:29
Hartelijk dank voor de aanvullende reactie. Goede overweging.
Jorrit van Ingen - WSP Nederland 10 februari 2021 17:20
De n/(n-1) is uiteraard ook een prima methode om een tweede orde factor te bepalen, omdat dit een heel nauwkeurige benadering is. Voor berekening 1 met een constante buigstijfheid zou dit dan ook tot nagenoeg dezelfde vergrotingsfactor hebben geleid. Bij berekening 2 met een variabele EI is n/(n-1) uiteraard niet hanteerbaar. Om een goed vergelijk te kunnen maken, en om het artikel compact te houden, is daarom gekozen alleen rekensoftware te gebruiken die iteratief rekent aan tweede orde. Overigens geldt natuurlijk nog dat bij de n/(n-1)-aanpak de constructeur zelf een goede inschatting moet maken voor de kniklengte van de kern. Deze zal, afhankelijk van het zwaartepunt van de belasting t.o.v. de hoogte, ergens tussen 1L en 2L liggen. De oude NEN6720 kent hiervoor voorschriften (1,12L tot 2L), de Eurocode helaas niet meer.
Martien Tjallema - Sedgwick Nederland bv 26 januari 2021 09:14
Mooi artikel. Zou het niet aardig zijn om bij dit onderwerp de vergrotingsfactor n/(n-1) te tonen? Groeten