Spherulite-isolatiebetondoor Dr. R. A. J. Bosschart, DelftSAMENVATTING. Spherulite is een volgens Belgische octrooien vervaardigde nieuwe toeslag, voor het maken vanlichtbeton, welke het uiterlijk bezit van zeer licht fijn zand.Uit de beproevingsresultaten blijkt, dat niet alleen de isolerende eigenschappen van dit beton zeer goed zijn, maar dattevens de druk- en de bulgsterkte zo hoog zijn, als met de gegeven fijnheidsmodulus van het materiaal ten hoogste magworden verwacht.1. SpheruliteHet Be!gische product spherulite, dat aanvoelt als een soort zeer licht en lijn zand,blijkt onder het mikroskoop te bestaan uit louter holle bolletjes (foto 1), soms met eenv.ljwel glash?der door-zichtige, soms met een meer troebele wand. Aan deze bolvormvan de deeltjes ontleent het dan ook zijn naam (sph?re = bol; sph?-rule = bolletje). Inhet doorvallende licht, waa.blj is gefotogra-feerd. schijnen de troebele bolletjes alleendaarom zwait, omdat zij donkerder zijn dan da achteg ond (foto 1).Op de mikrofoto 2, die het afgestreken oppervlak van spherulite-beton laat zien kanmen op veie plaatsen zelfs een reflex van de lamp zien spiegelen in het glasachtigoppervlak van de bolletjes. Andere korrels op foto 2 zijn na het verhardenstukgestoten, zodat men duidelijk kan onderschelden, dat zij gelijken op lege eier-schalen.Blijkbaar zijn de bolletjes ontstaan door een gesmolten as- of sintelmassa teversproeien tot druppeltjes, die zich nog in vloeibare toestand door inwendigegasontwlkkellng hebben opgeblazen tot een soort glazen ballonnetjes.Het is dus begrijpelijk, dat deze bijna ideaal ronde korreltjes bijzonder gemakkelijkweg-ollen. vooral wanneer zij geheel droog zijn. Als toeslagstof voor beton mag mendus gunstige eigenschappen verwachten, omdat:1a. de b?lleles een zeer klein oppervlak hebben;1b. er zeker geen vocht-absorberende pori?n In aanwezig zijn;1c. de bollet/es gemakkelijker over elkaar schuiven tot de zo ge-wenste dichtstepakking.Men kan deze welhaast ideale toeslag-eigenschappen echter weer niet ten volleuitbuiten, doordat:1d. de diameters van de bolletjes slechts vrij weinig vari?ren: de de grootsten zijnslechts ca driemaal groter dan de kleinsten, zodat spherulite als enige toeslagstofeen verre van Ideale korrelveideling bezit [vgl. voetnoot*)].1e. de grofste korrel in spherulite slechts ca 0 20 mm meet, en de fijnheidsmodulusdus nog lager Is dan die van zeer fijn akkerzand;1f. de spherulitebetonmortel natuurlijk niet zo effectief kan worden*) Zojuist meldt het 'Bureau d'?tudes et laboratoires annex?s Inst. MEURICE CHIMIE'te Brussel, dat het als uiterste waarden de vol-gende granulomere heeft gevonden:foto 1. losse spherulite korrels in doorvallend licht vergroting 100xsoo t spherulite grover fijner10 % 3 %van 0 3 tot 0,21 mm .............................................. 3 % 1 5%van 0 21 tot 0,15 mm .................................: ......... 73 % 35 %van 0 15 tot 0,125 mm .......................................... 8 % 19 5%van 0,125 tot 0,100 mm ........................................ 2 % 18 5%van 0 100 tot 0,088 mm ........................................ 2 % 12 %van 0 088 tot 0 075 mm ........................................ 1 % 5 %van 0,075 tot 0,064 mm ........................................ 0,3% 1 %fijner dan 0,064 mm .............................................. 0,7% 4,5%aangestampt in de vorm als een gewone betonmortel; men zou dan een grootdeel van de bolletjes stukstoten.2. Ruimtevulling en uitlevering van spherulite als toeslagDe fabrikante beveelt aan, het spherulite als toeslag voor licht-beton te gebruiken insamenstellingen met een verbruik van 1 kg cement op 4 tot 10 liter spherulite.In verband met de Nederlandse gewoonte, de samenstellingen op te geven in litersluchtdroog afgemeten materialen, zijn door het Proef-station voor Bouwmaterialen vanhet Gem. Bouw- en Woningtoezicht in Den Haag proefstukken gemaakt in de op tabel1 aangegeven samenstellingen.Tabel 1 Ruimtevulling in spherulite-lichtbeton proefstukken gemaakt door het Proefstation Gem. . & W. T. in Den Haaga mengverhouding: I cem./I spherulite; luchtdroog .............................................................. 1:4 1:5 1:6 1:6 1:8 1:10kg cem./I spherulite; luchtdroog ...................................................... 1:3,2 1:4 1:4,8 1:4,8 1:6,4 1: 8b water cementfactor 0,94 0,92 1,31 1,12 1,68 2,00Voor 100 I aangemaakte betonmortel werden gemengd:luchtdroog spherulite (met ca 18% vochtgeh.) ...........................................................kg38 4 40,1 39,8 39,2 40,8 40,4becattend: d.oog spherulite 31,5 32 9 32,6 32,1 33,4 33,1d vochtgehalte 6,9 7,2 7,2 7,1 7,4 7,3e met: cement 38,4 32 0 26,5 26,2 20 4 16 2f en: aanmaakwater 36,0 29.5 29,7 29,4 34,2 32,4totale gewicht van 100 l aangemaakt .........................................................................kg112,8 102 5 96,0 94,8 95,4 89,0N? het mengen bestond de mortel uit de volgende volume-hoeveelheden:g cementdeeltjes (wegend ca 2,2 kg/l) ................................................................... 17? 14? 12 12 9? 7?h spherulltedeeltjes (schijnb. s.g. 0,80) ................................................................... 39? 41 41 40 42 41?i voch uit spherulite (zie d) .................................................................................................... 7 7 7 7 7? 7?i aanmaakwater (zie f) ........................................................................................................... vol.% 36 29? 29? 29? 34 32?ingeslagen lucht ..................................................................................................vol %0 8 10? 11? 7 11100 100 100 100 100 100I het totaal aanwezige watergehalte (dus i + j) .......................................................................vol.% 43 36? 36? 36? 41? 40m nhiervan ehem. gebonden ca 0,40 ? e ..................................................................vol %15? 13 10? 10 86?zodat theoretisch nog verdampbaar .....................................................................l %27? 23? 26 26? 32?gemeten gewichtsverlies (110 d. drogen)1) ..................................................... 19 22? 20 25? 23? berek. holle ruimte, volkomen droog (k + n) ......................................................... 27? 31? 36? 38 32? 44?q gemeten wateropneming, geforceerd2) ............................................................ 18 27? 28 33? 37?berekend litergew. droog (c + e + m) : 100 .............................................................. 0 85 0,78 0,70 068 0 62 0,56s gemeten litergew.: droog, Lab. B. en W. T.3) ...................................................... 0,81 0,69 0,67 0,64 0,57t droog, Inst. v. Warmte-Econ.4) ...................................... 0,80 0,69 0.68 0,62 0,57u luchtdroog, Inst. Bouwm. T.N.O.2) ................................kg/l0,90 0,75 0,74 0,67 0,60348 Cement 4 (1952) Nr 19-20foto 2. mikrofoto van het a f g e s t r e k e n oppervlak vanspherulite-beton vergroting 100 xAl dadelijk valt daarbij op, dat het cementverbruik sterk afneemt van 38,4 kg/100 I (=384 kg/m3) voor de vetste samenstelling tot slechts 16,2 kg/100 I bij de armste, maardat het spherulite-verbruik geenszins In de daarbij verwachte mate toeneemt: van 38,4tot slechts 40,4 kg/100 I. Er moet dus wel lucht ?n de vers aangemaakte massa mitten.Ook het litergewicht van de armste samenstelling is na het mengen 20 laag (89kg/100 I), dat men hierin een aandeel ingeslagen lucht vermoedt. De aangemaaktemassa is trouwens ook maar licht met de hand in de vormen aangestampt, zodat mennatuurlijk lucht in de specie mag verwachten.Om een globaal Inzicht hierin te verkrijgen, is in tabel 1 getracht de ruimtevulling tereconstrueren, die zo goed mogelijk in overeen-stemming is met:het gemeten gewichtsverlies bij het natuurlijk drogen gedurende 110 dagen,de gemeten wateropneming, wanneer deze door herhaald evacueren onder wateris geforceerd,het gemeten litergewicht, zoals dit door de verschillende instituten is bepaald,alles aan de door het proefstation B. en W. T. gemaakte proefstukken. Het spreektvanzelf, dat deze berekeningen zeker niet nauwkeurig kunnen zijn, maar alleen eenindruk kunnen geven, hoe de verhoudin-gen ongeveer liggen.3. Het soortelijk gewicht van spheruliteHoewel spherulite in volkomen droge toestand slechts ca 415 kg/m3weegt4) en,evenals zand, door vochtopneming aan de lucht zelfs zwelt tot nog maar ca 312 kg/m33) en4), bestaat het volgens de chemische analyse voor 92% uit aluminiumsilicaten,die een soor-telijk gewicht van omstreeks 2 400 kg/m3moeten hebben.Het schijnbaar soortelijk gewicht van de losse spherulitebolletjes in water moetblijkens tabel 1 wel ongeveer 0,80 zijn (= 800 kg/m3); d.w.z. dat slechts 1/3 van hetvolume van de bolletjes door het sili-caat wordt ingenomen.Dan kan de wanddikte van de bolletjes maar ongeveer 6% van de diameter zijn;inderdaad klopt dit resultaat met de indruk, die men van foto 2 krijgt, ni. dat dewandjes zo dun zijn als de schaal om een ei.Uit deze gegevens volgt, dat spherulitekorrels zich in twee opzichten wel moetenonderscheiden van zandkorrels:3a. Spherulitekorrels kunnen in water of cementmelk niet uitzakken, maar zullen eengeringe neiging vertonen, boven te komen drijven. Vandaar, dat het afgestrekenoppervlak op de foto's 2 en 3 slechts ten dele door cementmortel is bedekt; in delichtere gedeelten is de mortel tussen de korrels weggezakt.3b. Spherulitekorrels moeten wel aanzienlijk elastischer zijn dan zandkorrels vandezelfde grootte.4. De druksterkte van spherulite-betonDe belangrijkste eig.enschap van het spherulite-beton is natuurlijk de bijzonder goedewarmte-isolatie, die men ermede kan bereiken.Van economisch belang is deze echter vooraf, wanneer het materiaal tevensconstructief kan worden gebruikt, d.w.z. wanneer het een vol-doende druk- enbuigsterkte bezit.Uit de druk- en buigsterktemetingen kunnen bovendien ook conclusies getrokkenworden omtrent de structuur van het beton en deze zijn het, die ons hier het sterkstinteresseren.Van de in tabel 1 aangegeven mengsels werden door het proef-station van het Gem.. en W. T. in Den Haag proefstaven gemaakt van 1 0 x 1 0 x 3 0 cm ter bepalingVan de buigsterkte; aansluitend werd op de gebroken helften een drukproef op 10 x10 cm belast oppervlak uitgevoerd5).Tabel 2 geeft de gevonden druksterkten aan, elk gemiddeld uit 6 waarnemingen,waarbij voor de goede orde dient te worden ver-meld, dat dergl. drukproeven opkuben van 10 cm ribbe gewoonlijk tot 15% hogere uitkomsten plegen te geven dan devoorgeschreven proeven op kuben met 20 cm ribbe.foto 3. dezelfde plaats als foto 2 loupe-vergroting 10 xZwoIsma moet laten berekenen. Het betekent dus ook, dat het spherulite zich in ditopzicht niet onderscheidt van massief zand. in het Laboratorium te Gent zijn lageredruksterkten gevonden; wan-neer men echter opmerkt, dat het in Gent gevondenlitergewicht voor een mengverhouding 1:6 overeenkomt met het litergewicht, dat inDen Haag bij een mengverhouding van ca 1:9 zou zijn gevonden, dan vermoedt men,dat in Gent de hoeveelheid ingeslagen lucht wellicht groter is geweest of dat in eenander opzicht de omstandig-heden bij het vervaardigen van de proefstaven iets mindergunstig waren.Wanneer wij, naar aanleiding daarvan, ook bij de Haagse proeven eens vergelijken,hoe de waarde van d28(w.c.f.)2zich verhoudt tot de in tabel 1 op regel c berekendehoeveelheid ingeslagen lucht, dan blijkt ook daar de hoogste waarde van dit productvoor te komen bij de mengsels met de kleinste hoeveelheid ingeslagen lucht enomgekeerd.De druksterkte bij een bepaalde mengverhouding en een bepaalde water-cementfactor is dus duidelijk afhankelijk van de hoeveelheid ingeslagen lucht en hetzal de moeite lonen bij verdere proeven na te gaan, hoeveel lucht inderdaad in demassa wordt opgenomen, en middelen te overwegen om de schadelijke werking vandit lucht-gehalte op de sterkte-eigenschappen te ontgaan zonder de ?solerendeeigenschappen te verminderen.Er blijft in tabel 2 nog een ander opmerkelijk feit aan te wijzen: de druksterkte van decementarme mengsels 1:8 en 1:10 neemt na de eerste 28 dagen in verhouding veelmeer toe dan die van de cementrijke mengsels. Onder punt 6 zal nader wordentoegelicht, dat dit een gevolg is van de elasticiteit van de spherulitekorrels.Tabel 2 Kubendruksterktengemeten door: Proefst. Gem. . en W. T., Den Haag Lab. Univ. Gentmengverhouding I cem. : I spher......................... 1:4 1:5 1:6 1:6 1:8 1:10 1:6,2 1:5water-cementfactor ..................................................... 0,94 0,92 1,31 1,12 1,68 2,00 1,50 0,88litergewichtdroog0,81-- 0,69 0,68 0,64 0,57 0,60--druksterkte na: 7 d. d7 ........ kg/cm237-- 17 18 9 7? 12 3414 d. d14 ........ 49 29 33 13 1328 d. d28 ........279 70 .39 49 25 17 22 5070 d. d70 ........ 116-- 69 74 46 43-- --90 d. d90........-- -- -- -- -- -- 31? 67 d28 ? (w.c.f.)270 65 67 62 71 68 50 39De beide laatste kolommen tonen de resultaten van twee proefseries van het Laboratorium voor 5. De buigsterkte van spherulite-betonGewapend Beton van de Universiteit te Gent6).De laatste regel van tabel 2 toont, dat voor alle in Den Haag uit-gevoerde proeven deIn tabel 3 zijn de resultaten van de buigsterktemetingen van het Proefstation van hetdruksterkte na 28 dagen vrij nauwkeurig om-gekeerd evenredig is aan het kwadraat van deGem. . en W. T. in Den Haag weergegeven. Hierbij springen twee bijzonderhedenwater-cementfactor; dit betekent, dat de druksterkte van spherulitebeton zich tenminste in ditvooral in het oog:I. De buigsterkte van de samenstelling 1:4 is na 14 dagen zeer hoog en valt danopzicht volgens de gebruikelijke formules van Graf of van plotseling weer terug. Dit is zeker niet zomaar een toevallige uitkomst, want deTabel 3 Buigsterktenmetingen zijn in drievoud gedaan, waarbij werd gemeten:Proefst. Gem. . en W. T., Den Haagmengverhouding I cem. : I spher. 1:4 1:5 1:6 1:6 1:8 1:10water-cementfactor .......................... 0,94 0,92 1,31 1,12 1,68 2,00buigsterkte na: 7 d. p7 ...................................... kg/cm29,8-- 4,9 6,0 3,3 2,614 d. b14 ............................ kg/cm215,6-- 7,5 9,1 5,5 3,928 d. b28 ............................. kg/cm29,6-- 7,8 8,2 6,0 4,870 d. b70 ............................ kg/cm29,2-- 10,2 7,4*) 9,2 9,7*) Slechts ??n staaf werd beproefd; deze brak ver buiten het midden, waar zij dus klaarblijkelijk een zwakke plek had.Cement 4 (1952) Nr 19-20 347Tabel 4 buigsterkte cem./spher. 1:4gemeten na 7 14 28 dagen9,9 16,2 9,4 kg/cm210,2 16,0 11,7 kg/cm29,2 14,5 7,8 kg/cm2gemiddeld 9,8 15,6 9,6 kg/cm2herhalingsproef met een w.c.f. = 0 989,1 10,8 . 7,0 kg/cm2II. De cementarme mengsels bezitten in het begin wel veel lagere buigsterkte, maardeze blijft juist na meer dan 28 dagen zozeer toenemen, dat alle soorten tenslotteongeveer even sterk zijn.6. De elasticiteit van de toeslagdelen11. vroegere publicaties wees ik er al op, dat de druksterkte van beton moet afnemen,naarmate er een groter verschil is tussen de elasticiteit van de toeslagdeeltjes en vanhet omringende cement7) en dat voorl de buigsterkte deze invloed in nog hogeremate moet ondergaan8).De ideale toestand zou zijn bereikt, wanneer alle bestanddelen de-zelfdeelasticiteitsmodulus zouden bezitten; dan zouden de toeslag-deeltjes onder trek- ofdrukkrachten namelijk precies evenveel ver-vormen als. het omringendecementgeraamte, zodat er geen afschuif-krachten in het grensvlak tussen deze tweestoffen zouden optreden.Zo zijn ook stukjes glas in sommige vloeistoffen vrijwel onzichtbaar, omdat debrekingsindex van beide stoffen vrijwel gelijk is en de lichtstralen dus ongestoord doorhet mengsel vallen; analoog kun-nen ook de spannings- en deformatielljnenongestoord rechtuit verlopen door een elastisch homogeen"mengsel."Wanneer de elasticiteitsmoduli van cement en toeslag echter verschil-len, dan tredenzijdelings gerichte afschuifkrachten op. zoals in het optische geval dan zijdelingseverstrooiing van de lichtstralen op-treedt.Het verloop van de buigsterkte van het spherulitebeton 1:4 is nu vermoedelijk zo teverklaren, dat de spherulitebolleties juist even elastisch zijn als het cement na 14dagen verharden. V??r dit tijdstip is het cement nog zachter en erna wordt het cementharder dan het spherulite.Verhoogt men de water-cementfactor, dan ontstaat een ijler cement-geraamte,hetwelk dus elastischer is: bij de samenstelling 1:6 met een w.c.f. van 1,31 is hetcement ook na 70 dagen nog niet of nauwelijks harder geworden dan het spherulite.Bij de nog armere samenstellingen bemerkt men alleen nog, dat de buigsterkte flinkblijft toenemen,.omdat niet alleen het cement nog harder en sterker wordt, maarbovendien de toenadering van zijn elasticiteit tot die van de vulstof de buig-sterktehelpt verhogen.Zoals reeds gezegd, is de invloed hiervan op de druksterkte veel geringer: inderdaadviel ons in tabel 2 ook al wel op, dat de druk-sterkte van het mengsel 1:4 na meer dan28 dagen nog maar betrekke-lijk weinig schijnt toe te nemen (omdat de toenemendestarheid van het cement tegenwerkt), terwijl die van het mengsel 1:10 nog op-vallendsnel blijft aangroeien.Indien men er In zou slagen, de el a sti c i te i t van het verharde cement eenheel klein beetie te verhogen, dan moet het mogelijk zijn,spherulitebeton te maken met een uiteindelijke buigsterkte van 16kg/cm2en een druksterkte van meer dan 125 kg/cm2bij een l i te r g e -w i c h tvan niet meer dan 0,80 kg.Spherulite is als toe s l a g voor beton in elk geval gunstiger dan zandvan, dezelfde fijnheid, omdat de elasticiteit ervan weinig van die vanhet cement ver-schilt.7. Aanhechting aan betonstaalDoor het Proefstation van het Gem. . en W. T. in Den Haag zijn ook proeven gedaanbetreffende de aanhechting aan wapeningsstaal en wel met een mengselcement/spherulite 1:4 met een w.c.f. van 0,988) Tabel 5 toont de resultaten van drieproeven.Tabel 5 aanhechting aan betonstaalpr fstukoenostaafdiam.in mmaanhecht gsspanning |inin kg/cm21 6,3 11,42 80 16,53 10,0 12,28. Vrijwillige wateropneming en vorstbestendigheidDoor het Bouwmaterialen-Instituut T.N.O.2) is bepaald, hoeveel water de in tabel 1aangegeven proefstukken opnamen, wanneer zij, na drogen bij 110 ?C, gedurende 4dagen in water werden onderge-dompeld.Voorts werden de proefstukken 25 maal bevroren bij -10 ?C en telkens ontdooid inwater van 15 ?C.In tabel 6 zijn de resultaten samengesteld.Tabel 6 wateropnemingmengverhouding l/l 1:4 1:6 1:6 1:8 1:10vrijwillige water-opnemingvol.% 17,6 20,4 19,8 22,8 36,9geforc. wateropn. vol.% 17,9 27,5 28,0 33,6 37,3verzad. co?fficient 0,98 0,74 0,71 0,67 0,99vriesproevenafschilferen niet niet na 23x niet na 8xgewichtsverlies na 25x geen geen 5% geen 18%348Zoals het Bouwmaterialen Instituut in zijn rapport vermeldt, Is het opmerkelijk, dat hetmengsel 1:4 de vriesproeven geheel ongeschon-den doorstaat, ondanks de hogeverzadigingsgraad, terwijl van de monsters 1:6, die. een vrijwel gelijke verzadigingtonen, het ene wel en het andere niet heelhuids door de proeven heen komt.Vergelijkt men de gevonden vorstbestendigheid nu echter met de gegevens van tabel1, dan blijkt, dat het afschilferen juist werd ge-constateerd bij de twee mengsels,waarvan op regel is becijferd, dat zij de grootste hoeveelheid ingeslagen lucht In denatte massa bevatten. Het vermoeden dringt zich dus op, dat water, dat is binnen-gedrongen in ruimten, die oorspronkelijk luchtbellen in de mortel waren, meer gevaarvan kapotvriezen geeft dan water, dat eerst homogeen door de mortel was gemengd,er is uitgedroogd en toen weer is opgezogen in die mortel.Ook dit geeft dus een reden ernaar te streven het luchtgehalte in de mortel tebeperken.Dat het mengel 1:4, en zelfs de mengsels 1:6 en 1:8, geheel vorst-bestendig blijken tezijn, ondanks het hoge gehalte vrijwillig opge-nomen water, moet er wel op wijzen, datde massa aanmerkelijk meer elastisch is dan gewoon beton, zodat zij de uitzetting vanhet water bij het bevriezen veel beter kan doorstaan.9. KrimpZowel het Proefstation van het Gem. B. en W. T. in Den Haag als het Lab. v. Gew.Beton te Gent hebben aan de op tabel 2 vermelde samenstellingen het krimpentijdens het verharden en drogen vervolgd. De in tabel 7 aangegeven krimp na 90dagen toont, dat deze wel groter is dan men zou verwachten wanneer men per litercement niet 4-10 I spherulite, maar 4-10 I fijn zand zou hebben toegevoegd. Derge-lijke samenstellingen met zand komen helemaal niet voor, omdat iedereen weet, dateen dergelijk arme metselmortel reeds bij het drogen vanzelf inwendig kapotkrimpt: dezandkorrels kunnen helemaal niet meegeven bij het krimpen van het cementgeraamte.Het is dus ook hier weer de elasticiteit van de spherulitekorrels, die het mogelijk maaktzulke magere mengsels toe te passen.Tabel 7 krimpmengverhouding l/l 1:4 1:6 1:6 1:8 1:10 1:6.2 1:5krimp na 90 dagen %o 1,50 1,45 1,40 1,39 1,16 0,88 0,9610. Warmte-isolatieHet Inst. v. Warmte-Economie T.N.O. heeft de warmtegeleidings-co?fficient van de inDen Haag gemaakte monsters bepaald. Tabel 8 citeert de resultaten uit dit rapport4).Tabel 8 warmtegeleidingsco?mengverhouding ...................... l/l 1:4 1:6 1* 1:8 1:10warmtegeleidingsco?fficient inkcal/m h?C na drogen0,189 0,157 0,151 0,139 0,133met 13% vochtgeh. 0,248 0,234vergelijklngscijfers:10) beton..................................0 7-0.9 hout//vezelr. 0,3-0,5kalkzandsteen 0 6-0 8pleisterwerk 0 5-0.7h t l0,12-0,18klinkermuur 0,4-0,75Droog spherulitebeton isoleert dus in alle samenstellingen beter dan hout, dat maar ineen bepaalde richting even goed is. Zelfs in tamelijk vochtige toestand, ongeveer halfverzadigd, blijft de warmte-isolatie altijd nog beter dan die van hout in de vezelrichting,terwijl dit hout toch een lager soortelijk gewicht heeft.Ongetwijfeld speelt hierin een belangrijke rol, dat de holten in de spherulitebclletjesvolkomen afgesloten zijn, zodat het daarin aan-wezige gas niet vochtig kan worden,zelfs al wordt het cement met water verzadigd.De Isolerende eigenschaopen van s phe r ul i te -be ton blijven in eenvochtig milieu dus veel beter dan die van andere lichtbetonsoorten,waarin de isolerende luchtholten voor het vocht toegankelijk zijn.Om deze zelfde reden kan men met andere vulstoffen voor lichtbeton ook nietdezelfde druksterkte bereiken als met spherulite: wanneer de luchtholten in devulstofdelen voor vocht toegankelijk zijn, dan nemen deze holten ook bij hetaanmaken van de massa water op, d.w.z. zij veroorzaken een verhoging van dewater-cementfactor en daardoor een verlaging van de druksterkte.Litteratuurlijst1. Gemeentel. Bouw- en Woningtoezicht, Den Haag,Afd. Proefstation voor Bouwmaterialen,Rapport Ag. no. 42643, dd. 5 Mei 19522. Bouwmaterialeninstituut T.N.O.Rapport no. B-52- 51, dd. 16 Mei 195233. Gem. Bouw- en W. Toez., Proefst. v. Bouwmat., Den Haag,Rapport Ag. no. 39597, dd. 31 Maart '524. Instituut voor Warmte-Economie T.N.O.Opdrachten no 1294, rapport dd. 20-3-52no 1308, rapport dd. 10-4-52no 1314, ra ort dd. 25-4-52pp5. Gem. Bouw- en W. Toez., Proefst. v. Bouwmat., Den Haag.Rapport Ag. no. 6109, dd. 20 Febr. '5236. Universiteit te Gent, Laboratorium voor Gewapend Beton,Proces-verbaal no. 20.578. dd. 14-1-52no. 21.197, dd. 4-3-527. Structuursterkte bij ongelijkmatige materiaalsterkte.Dr R. A. J. Bosschart, Cement 4 (1952) 15/16-2848. Lucht in Beton, Dr R. A. J. Bosschart, Cement 3 (1951) 1/2-189. Gem. Bouw- en W. Toez., Proefst. v. Bouwmat., Den Haag.Rapport g. no. 47797, dd. 25 Juni '52A10. Bouwphysische Hoofdstukken, Prof. Dr K Zwikke r;Catalogus voor de Bouwwereld 1948. bl. 210Cement 4 (1952) Nr 19-20
Reacties