O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i e
T u n n e l b o u w
76 cement 2007 5
De liningdikte van een boortunnel
in slappe grond wordt meestal
ongeveer gelijk genomen aan 1/20
van de tunneldiameter D. Deze
vuistregel is voortgekomen uit
ervaringen bij de bouw van derge
lijke tunnels in het buitenland. Bij
de Groene Hart Tunnel, met een
binnendiameter van 13,3 m, is de
liningdikte daardoor 600 mm
(D/22). In de literatuur worden
diverse invloedsfactoren verant
woordelijk gehouden voor de line
aire relatie tussen tunneldiameter
en liningdikte. Een ondubbelzin
nige verklaring hiervoor wordt
echter niet gegeven. De twee
meest genoemde factoren zijn de
introductie van vijzelkrachten
vanuit de tunnelboormachine
(TBM) en het optredende buigend
moment tijdens het zogenoemde
groutgedrag. Beide aspecten
hebben betrekking op de bouw
fase.
B o o r t u n n e l m e t 1 4 , 9 m
d i a m e t e r
In [1] is ingegaan op het ontwerp van een mogelijke boortunnel voor de toekomstige autosnelweg A13/16 ten noorden van Rotter
dam. Door alleen per
sonenauto's en bestel
wagens in de tunnel
toe te laten, wordt de
vereiste breedte in het
profiel van vrije ruimte
sterk verlaagd en is het
mogelijk beide rijrichtingen in
Ultra-hogesterktebeton in de tunnelbouw
Reductie liningdikte
boortunnels
ir. T.W. Groeneweg, Movares Nederland bv 1)
dr.ir. C.B.M. Blom, Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam / TU Delf t,
faculteit CiTG
prof.dr.ir. J.C. Walraven, TU Delf t, faculteit CiTG
Boortunnels zijn in Nederland reeds negen maal aangelegd voor spoorwegen
of relatief minder belangrijke wegen, nog niet voor autosnelwegen, omdat
het profiel van vrije ruimte van dit soort wegen een grote tunneldiameter
vereist. En daar ligt het probleem. Zowel de omtrek van de tunnelbuis als de
liningdikte is recht evenredig met de tunneldiameter. Het product van beide,
een maat voor de benodigde hoeveelheid beton, is daardoor kwadratisch
evenredig met de tunneldiameter. Kosten voor productie en logistiek zullen
met dezelfde snelheid toenemen. Grote tunneldiameters voor autosnelwegen
worden hierdoor zeer kostbaar.
De aanleg van boortunnels voor autosnelwegen komt een stap dichterbij als
de liningdikte kan worden gereduceerd. In dit artikel wordt beschreven of en
in welke mate de nieuwe betonsoorten zeer- en ultra-hogesterktebeton aan
een dergelijke reductie kunnen bijdragen.
1) T.W. Groeneweg is op dit onderzoek afge
studeerd aan de TU Delft; de studie is uitge
voerd bij het Ingenieursbureau Gemeente
werken Rotterdam. De afstudeercommissie
bestond uit prof.dr.ir. J.C. Walraven, dr.ir.
C.B.M. Blom, dr.ir.drs. C.R. Braam en dr.ir.
O.M. Heeres.
1 | Re d u c t i e l i n i n g d i k t e vo o r
e e n b o o r t u n n e l m e t e e n
b i n n e n d i a m e t e r v a n
1 4 , 9 m
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eT u n n e l b o u w
cement 2007 5 77
één tunnelbuis met een binnen
diameter van 14,9 m onder te
brengen (fig. 1). Uitgaande van de
eerder genoemde vuistregel, zou
de vereiste liningdikte voor
normaal gewapend beton dan ver
moedelijk tussen 675 mm (D/22)
en 750 mm (D/20) liggen (fig. 1,
links).
In dit artikel zullen liningdikten
aan de orde komen die kleiner
zijn dan uit de vuistregel volgen.
Zoals vermeld bestaat geen duide
lijkheid over het belastingsgeval
dat de liningdikte dicteert. Wel
zijn verschillende belastingsgeval
len bekend die verantwoordelijk
zijn voor waargenomen schade
aan boortunnels. Voor die geval
len wordt voor drie verschillende
betonsterkteklassen gezocht naar
de individuele relatie met de ver
eiste liningdikte. De gekozen
betonsterkteklassen zijn:
?
'normaal' beton C 35/45;
?
zeer hogesterktebeton
C100/115;
?
ultrahogesterktebeton
C180/210.
De 'normale' betonsoort C35/45
dient als referentie en kan tevens
duidelijkheid geven welk belas
tingsgeval of welke belastingsge
vallen daadwerkelijk verantwoor
delijk is/zijn voor de vuistregel
D/20. De betonsoorten C100/115
en C180/210 zijn met staalvezels
versterkt. Initieel wordt hieraan in
deze studie geen traditionele
wapening toegevoegd.
K r a c h t s w e r k i n g e n
b o o r t u n n e l
Boorproces
Om te kunnen voortbewegen zet
de TBM zich via drukvijzels af op
de rand van de reeds gebouwde
tunnel. Hierbij worden zeer grote
axiale drukkrachten in de tunnel
ingeleid. Een bekende oorzaak van
schade aan tunnelsegmenten is de
overschrijding van de toegestane
druk
en splijtsterkte van het
beton onder de vijzels.
Tunnelsegmenten worden binnen
het schild van de TBM opge
bouwd tot ringen. De buitendia meter van het schild moet daarom
groter zijn dan de buitendiameter
van de tunnel. De zo ontstane
staartspleet wordt opgevuld met
het
semivloeibare materiaal
grout. Na verloop van tijd zal het
grout uitharden doordat het water
bestanddeel wordt uitgeperst
en/of chemische binding optreedt.
Zolang het grout nog niet is
verhard, zal de tunnel willen
opdrijven. De tunnel zet zich
daardoor af tegen het grout aan de
bovenzijde, wat een lokaal piek
moment in de tunnelring tot
gevolg heeft. Door diverse oorza
ken kan het voorkomen dat de
tunnel niet langs de volledige
omtrek contact maakt met het
grout. Dit zogenoemde 'incom
plete grouten' zorgt voor een extra
piekmoment.
Indien de TBM zich voortbeweegt,
wordt aan de achterkant van de
machine een nieuwe ring blootge
steld aan spanningen uit de grond
en uit het grout. Hierdoor ver
vormt de ring tot een ovaal. Het
gedeelte binnen het schild wordt
echter nog niet belast en zal
daarom initieel niet vervormen.
De segmenten zullen zodoende in
tangentiele richting worden getor
deerd, waardoor scheurtjes aan
het oppervlak kunnen optreden.
Deze zijn echter niet het gevolg
van een constructieve trekkracht,
maar van een opgelegde vervor
ming, en zijn daarom geen directe
aanleiding tot bezwijken. Als de
TBM zich verder van de
beschouwde ring heeft verwijderd,
verdwijnt de torsie en worden de
scheuren dichtgedrukt.
Gebruiksfase
Voor een boortunnel wordt aange
nomen dat deze zich in de
gebruiksfase bevindt als het grout
volledig is uitgehard. Het resultaat
is dat de tunnel volledig is
ingebed in de omringende stijve
grond. Zowel de tunnel als de
grond zal in dit meervoudig sta
tisch onbepaalde systeem samen
werken
om de grond en grondwa
terlasten te dragen.
Door gewelfwerking in ronde
boortunnels spelen dwarskrachten
bij het ontwerpproces geen rol van
betekenis. Zodoende richten bere
keningen aan het ringgedrag zich
vooral op de combinatie van bui
gende momenten en normaal
krachten. Hierin wordt de
momentcapaciteit significant
beïnvloed door de normaalkracht.
De normaalkracht op zijn beurt
volgt direct uit de diepteligging
van de tunnel, die daardoor van
invloed is op de vereiste lining
dikte.
Voor een breed scala aan tunnel
diepten zijn voor de drie beton
sterkteklassen de volgende belas
tingsgevallen onderzocht:
?
moment bij een ingebedde
tunnel (gebruiksfase);
?
moment bij een tunnel in semi
vloeibaar grout (bouwfase);
?
druk en splijttrekspanningen
door de introductie van vijzel
krachten (bouwfase);
?
scheurvorming door torsie in de
segmenten (bouwfase).
R e l a t i e s m e t d e
l i n i n g d i k t e
Voor alle vier genoemde belas
tingsgevallen heeft een continu
spel plaats tussen de weerstand
van de tunnel (capaciteit van de
lining of het materiaal) en de
belastingen (resulterende krach
ten). Dit spel is uit te drukken in
een veiligheidsfactor
? :
? = weerstand __________ belasting
De hoofdvariabelen in dit krach
tenspel zijn:
?
liningdikte;
? tunneldiepte;
? betonsterkteklasse;
? krachtenmechanismen.
Elke variabele beïnvloedt de weer
standscomponent en/of de belas
tingscomponent en zodoende de
verkregen veiligheidsfactor. Door
voor elke mogelijke combinatie
van tunneldiepte, betonsterkte
klasse en beschouwd belastingsge
val de ontwikkeling van de veilig
heidsfactor te onderzoeken, zal
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i e
T u n n e l b o u w
78 cement 2007 5
ergens bij een bepaalde lining
dikte de veiligheidsfactor voldoen
aan het vereiste veiligheidsniveau.
Deze liningdikte is daardoor een
randvoorwaarde aan de vereiste
liningdikte. Door de randvoorwaar
den uit alle combinaties bijeen te
brengen, is een figuur samen te
stellen die in één oogopslag inzicht
geeft in de voor boortunnels maat
gevende mechanismen. Het begrij
pen van deze mechanismen schept
de mogelijkheid maatregelen te
ontwikkelen om optredende proble
men het hoofd te bieden en
daarmee de liningdikte succesvol te
reduceren.
Alvorens conclusies te kunnen
trekken, is echter inzicht vereist in
de resulterende randvoorwaarden
voor alle individuele belastingssce
nario's.
Randvoorwaarde liningdikte
gebruiksfase
In de gebruiksfase nemen grond
en tunnel gezamenlijk de momen
ten uit de belastingen op. Hoe
hoger de stijfheid van de tunnel
ten opzichte van de grond, des te hoger is het buigend moment in
de tunnelwand. Met andere
woorden: hoe dikker de lining, hoe
groter het moment. Zo'n toename
hoeft echter niet per definitie voor
problemen te zorgen. Ook de
momentcapaciteit wordt namelijk
beïnvloed door de dikte van de
lining. Het is dan ook de vraag of
déze stijging de toename van het
optredende moment kan compen
seren.
Dit blijkt niet het geval te zijn.
Z
owel voor gewapend beton met
'normale' sterkte als voor de met
staalvezels versterkte betonsoorten
z
eer en ultra hogesterktebeton
geldt dat de veiligheidsfactor
afneemt met een toenemende
liningdikte. Voor de betonsterkte
klassen C 100/115 en C 180/210
ontstaat dan ook binnen het onder
zochte scala aan liningdikten een
waarde waarboven de veiligheid
onder het vereiste niveau (bijv.
? = 1,5 ) daalt (fig. 2). Hier ontstaat
een bovengrens aan de toepasbare
liningdikte. Dunnere liningdikten
zijn dan veilig, dikkere niet. Het
buigend moment in de gebruiks
fase kan hierdoor per definitie niet
maatgevend zijn voor de lining
dikte. Volgens dit principe kan het
namelijk altijd dunner. Er moeten
dus andere belastingsscenario's
zijn die de liningdikte van een
boortunnel bepalen.
Randvoorwaarden liningdikte
bouwfase
De kracht die de tunnelboorma
chine via drukvijzels in de tunnel
segmenten inleidt, is niet of nau
welijks afhankelijk van de
liningdikte. Door toename van de
liningdikte is wel meer beton
voorhanden om deze krachten op
te nemen en zullen de resulte
rende
druk en splijttrekspan
ningen dus lager uitvallen, waar
door de veiligheidsfactor
toeneemt. Hierdoor ontstaat een
ondergrens aan de vereiste lining
dikte.
Voor de overige mechanismen uit
de bouwfase gaat dit eveneens op.
Ook zij laten een stijgende veilig
heidsfactor bij een toenemende
liningdikte zien, waardoor een
ondergrens aan de liningdikte
wordt gevonden.
B o u w f a s e m a a t g e v e n d
De grenzen aan de vereiste dikte
voor de tunnellining worden
bepaald door de verzameling van
randvoorwaarden uit de gebruiks
fase en de bouwfase. Hiertoe zijn
alleen
de sterkteeisen (uiterste
grenstoestand (UGT), momenten
en vijzelkrachten) beschouwd.
Scheurvorming door torsie in de
segmenten is buiten beschouwing
gelaten. De reden hiervoor zal nog
worden toegelicht.
In de figuren 3, 4 en 5 zijn de
randvoorwaarden weergegeven
voor de drie beschouwde beton
sterkteklassen C35/45, C100/115
en C180/210. De grijze vlakken in
deze figuren, de zogenoemde
UGT
gebieden, geven het gebied
aan waarbinnen de liningdikte
zich moet bevinden om aan de
randvoorwaarden te voldoen.
C35/45
De liningdikte voor ondiepe
tunnels wordt volgens figuur 3
bepaald door de eis van incom
plete grouting. Bij een middel
diepe ligging is het echter de
introductie van vijzelkrachten die
de dikte bepaalt. Voor een zeer
diepe ligging is een additionele
ondergrens aan de gebruiksfase
maatgevend. Deze ondergrens
ontstaat doordat de normaalkracht
op deze diepten zo hoog is opgelo
pen, dat het beton niet genoeg
reservecapaciteit meer heeft om
daarbij ook nog het buigend
moment op te nemen.
In de figuur is de randvoorwaarde
van de splijttrekkracht door de
introductie van vijzelkrachten met
een stippellijn weergegeven. Aan
genomen wordt dat deze trek
krachten met behulp van wape
ningsstaven kunnen worden
opgenomen, waardoor ze geen
directe beperking aan de lining
dikte meer vormen.
Tot een diepte van de tunnelas van
ongeveer 55 m (gronddekking van
2,9 D) is de variatie in minimaal
vereiste liningdikten slechts zeer
0
0 200 400
800
600 1000
liningdikte [mm]
veiligheidsfactor M
u /
M
max
= 1,5
2
1
4
3 C180/210
C100/115
?
0 200 400 600 800 1200
1000 liningdikte [mm]
82,2 19,2
27,4
54,8
4,6D 2,9D
tunneldiepte vanaf hart [m]
vijzels druk vijzels tr ek
grout com pl.
grout incompl.
ringwe rking
tor sie in compl. torsie comp l. UGTgebied
2 | Ve i l i g h e i d s n i ve a u
g e b r u i k s f a s e
3 | R
a n d vo o r wa a r d e n vo o r
ve r e i s t e l i n i n g d i k t e n e n
U G T- g e b i e d b i j C 3 5 / 4 5
O n d e r z o e k & t e c h n o l o g i eT u n n e l b o u w
cement 2007 5 79
klein. Tot die diepte geldt dat een
liningdikte van D/20 een veilige
en goede benadering is voor de
vereiste minimale dikte. De vuist
regel is hiermee bevestigd en
blijkt te berusten op het in de
groutfase optredende buigend
moment en de drukspanning ver
oorzaakt door de introductie van
de vijzelkrachten.
Zoals vermeld is scheurvorming
door torsie niet meegenomen in
de
bepaling van het UGT gebied.
Deze vorm van scheurvorming
treedt slechts op in een zeer
kleine periode van de volledige
tunnellevensduur, namelijk als de
segmenten de tunnelboormachine
verlaten. Het zou daardoor zeer
oneconomisch zijn het ontwerp
van de segmenten op deze zeer
kleine tijdsspanne af te stemmen.
Zodra de torsie in de segmenten
voorbij is, zullen de scheuren
worden dichtgedrukt.
Echter moet wel in acht worden
genomen dat deze scheuren tot
een verlaging van de duurzaam
heid kunnen leiden. Vochttrans
port door het beton zal worden
vergemakkelijkt. Indien een
liningdikte wordt toegepast die
weliswaar
in het UGT gebied ligt,
maar zich bevindt onder de grens
waarde voor torsiescheuren,
dienen tijdens de bouw maatrege
len te worden genomen om deze
schade zoveel mogelijk te beper
ken of te voorkomen. Hiertoe
worden zogenoemde adjusters
(vakwerk aan de binnenkant van
de tunnel dat vervormen gedeelte
lijk verhindert) toegepast, of wordt
de injectie van grout zo aangepast
dat ovaliserende vervormingen
gedeeltelijk worden gecompen
seerd.
C100/115
Voor het met staalvezels ver
sterkte C 100/115 zijn dezelfde
belastingsgevallen verantwoorde
lijk voor de maatgevende lining
dikte (fig. 4) als voor gewapend
beton C 35/45 . Het verschil
tussen de vereiste liningdikten
over de diepte is echter veel groter. Voor C
35/45 bestaat de
vuistregel D/20 , die de beno
digde dikte voor een normaal
spectrum aan diepten goed bena
dert. Voor het met staalvezels
versterkte materiaal gaat deze
regel echter niet op. De vereiste
dikte bij een gronddekking van
2 ,9 D is 380 mm ( D/39 ) en bij
een gronddekking van 0,7 D ,
855 mm ( D/17 ).
In staalvezelbeton is de trek
sterkte een eigenschap van het
betonmengsel zelf. Anders dan
bij gewapend beton kan de trek
kracht door de introductie van
vijzelkrachten nu niet worden
genegeerd. Bij zeer diepe
tunnels wordt daardoor de splijt
trekspanning, veroorzaakt door
de vijzelkrachten, maatgevend.
C 180 /210
Evenals bij C 100/115 zijn de
groutfase en de splijttrekspan
ningen door de vijzelkrachten
maatgevend voor C 180/210
(fig. 5). Wederom is een groot
verschil aanwezig tussen de ver
eiste dikten bij ondiepe en diepe
tunnels. Bij een diepe tunnel
met een gronddekking van onge
veer 4 D is de vereiste lining
dikte 255 mm ( D/58 ) tegen
805 mm ( D/19 ) bij de ondiepste
ligging.
In figuur 5 valt op dat bij een
tunneldiepte van maximaal 1 D
de bovengrens aan de liningdikte
in de gebruiksfase onder de
ondergrens voor de groutfase
terecht komt. Dit betekent dat
geen enkele waarde van de
liningdikte meer voldoet aan
beide randvoorwaarden en met
de hier toegepaste segmenten
dus geen tunnel gebouwd kan
worden met zo'n ondiepe
ligging.
Bij met staalvezels versterkt
C 100 /115 en C 180/210 is de ver
eiste liningdikte sterk afhanke
lijk van de tunneldiepte. Bij een
zeer ondiepe ligging kan dit
ertoe leiden dat geen tunnel kan
worden aangelegd. De maatge
vende belastingsgevallen zijn nu
echter bekend en daarom
kunnen maatregelen worden
getroffen om die beperking op te
heffen. Deze maatregelen zullen
zich eerst en vooral op de bouw
fasemechanismen voor ondiepe
tunnels moeten richten.
O p t i m a l i s e r i n g
t u n n e l o n t w e r p
Wapeningsstaven in met staalvezels
versterkt beton
De momentcapaciteit van met
staalvezels versterkt beton bij een
lage normaalkracht (ondiepe
ligging) is relatief laag. Toevoe
ging van traditionele wapenings
staven kan de capaciteit sterk
doen toenemen. Dit heeft bij
ondiepe tunnels een sterke reduc
tie van de vereiste liningdikte tot
gevolg. Daar is namelijk het
buigend moment uit de groutfase
maatgevend. Figuur 6 toont het
effect van de toevoeging van wape
ningsstaven aan C180/210. De
oorspronkelijke bovengrens vanuit
de gebruiksfase wordt hierdoor
ook beïnvloed en is al bij de
laagste hoeveelheid toegevoegde
wapening niet meer maatgevend
binnen het onderzochte spectrum
aan liningdikten. Dit betekent dat
0 200 400 600 800 1200
1000
82,2 19,2
27,4
54,8 4,6D 2,9D
vijzels druk
vijzels trek
grout com pl.
grout incompl.
ringwerking
torsie incompl.
torsie compl .
UGTgebied
vijzels druk
vijzels trek
grou t co mpl.
gro ut in co mp l.
rin ggedrag torsie incomp l.
torsie compl.
UGTgebied
200 0 400 600 800 1000
82,2
19,2
27,4
54,8 4,6D 2,9D
liningdikte [mm]
tunneldiepte vanaf hart [m]
liningdikte [mm]
tunneldiepte vanaf hart [m]
4 | Ra n d vo o r wa a r d e n vo o r
ve r e i s t e l i n i n g d i k t e n e n
U G T- g e b i e d b i j C 1 0 0 / 1 1 5
5 | R
a n d vo o r wa a r d e n vo o r
ve r e i s t e l i n i n g d i k t e n e n
U G T- g e b i e d b i j C 1 8 0 / 2 1 0
Reacties