Tijdens de jaarvergadering op 3 mei jl. werdprof.ir.A.GIerum gekozen tot de nieuwevoorzitter van de Betonvereniging. Hij is de7e voorzitter sinds de oprichting van de ver-eniging in 1927.Misschien zal het enige tijd duren voordatde leden van de Betonvereniging aan depersoon van de nieuwe voorzitter gewendzijn geraakt. Zijn voorganger prof.dr.ir.A.S.G.Bruggeling heeft de Betonvereniging ge-durende 7 jaren geleid en er tevens eenstempel op gedrukt. Goede voorzitters doendat altijd. Aan Glerum nu de taak het werkvan zijn voorganger voort te zetten. Dat ge-beurt op een wijze die kenmerkend zal zijnvoor zijn persoon en daarin heeft men allevertrouwen, blijkens de grote instemmingmet zijn benoeming.Prof.Glerum is zowel laconiek als voorzich-tig. Toen wij hem de vraag stelden waaromhij zich voor het voorzitterschap beschik-baar heeft gesteld, was zijn reactie dat `ie-mand het toch moest doen'. Hij voelde erechter weinig voor om nu al uiting te gevenaan de wijze waarop hij als zodanig denkt tefunctioneren. Hij verwijst, als grapje, naarde Romein Cicero die bij het streven naarhet openbare ambt van consul aan zijn broervraagt hoe hij zich daarop het beste kanvoorbereiden. Cicero kreeg als antwoorddat hij op zoek moest gaan naar een sjchan-daal van zijn tegenstander om dat in de pu-bliciteit te brengen. Bovendien moest hij inzijn beloften aan het volk vaag blijven.Hoe realistisch dit advies ook vandaag mo-ge zijn, het voorzitterschap van de Beton-vereniging is gelukkig geen politieke keuzeen schandalen zijn in dit verband weinig re-levant. Voorts vormen vage beloften, sterkernog, in het geheel geen beloften, een goedstartpunt. De nieuwe voorzitter begint ge-heel onbevangen aan zijn taak en de tijd zalGlerum is zich ervan bewust dat hij voorzit-ter wordt van een goed functionerende or-ganisatie, waarbij het dagelijks werk in han-den ligt van een professioneel bureau datvoor deze taak is berekend. Voor een goedgeoliede machine is gemakkelijker een ma-chinist te vinden.Het bestuur van de Betonvereniging heeftde opvolging enkele jaren geleden zorgvul-dig voorbereid. Aan zijn benoeming gingeen kennismakingsperiode vooraf, toenGlerum in 1982 werd benoemd tot lid van hetdagelijks en het algemeen bestuur.Om verder op de persoon van prof. Glerumin te gaan, moet worden vooropgesteld dathij een prominente persoonlijkheid is diezowel binnen als buiten de betonwereld alsdeskundige op waterbouwkundig gebied al-gemeen wordt erkend. Hij is thans 50 jaaroud en begon 25 jaar geleden zijn loopbaanbij de Rijkswaterstaat. Toen hij in 1980 daarafscheid nam als Hoofdingenieur in Alge-mene Dienst, was dat vanwege zijn benoe-ming tot hoogleraar in de Constructieve Wa-terbouwkunde aan de Afdeling CivieleTechniek van de TH-Delft.Zoals zovelen van zijn leeftijd en niveauheeft hij een rijke bouwpraktijk achter derug. Als hoofd van het bouwbureau van dedirectie Benedenrivieren was hij van 1966-1968 betrokken bij het definitieve ontwerpvoor de Havenmond Hoek van Holland en bijhet in gang zetten van de uitvoering. Eengeavanceerd werk dat destijds gold als eenschoolvoorbeeld voor de integratie van ont-werp en uitvoering bij grootschalige kunst-werken. V??r 1966 en n? 1968 was hij indienst van de directie Sluizen en Stuwen. Indie gesplitste periode heeft hij meegewerktaan vele kunstwerken van waterbouwkundi-ge aard, zoals sluizen (o.m. Haringvlietslui-zen), viaducten en onderdoorgangen, kade-muren en tunnels. Uiteraard verschoof zijneigen inbreng in het teamwork van reken-technische onderwerpen naar meer alge-mene constructieve zaken en beleidsaspec-ten. Zijn voornaamste werkzaamheden be-troffen de bouw van tunnels, resp. alsplaatsvervangend hoofd en hoofd van dehoofdafdeling Tunnels. Hij heeft aandeelgehad in de bouw van de Benelux-, Vlake-,Drecht-, Kil-, Margriet- en Gouwetunnel,evenals de Hemspoortunnel en verscheide-ne leidingtunnels. Hierdoor wordt hij be-schouwd als een autoriteit op het gebiedvan de tunneltechniek.Hoe iemand functioneert in zijn dagelijkswerk valt af te meten aan zijn nevenfuncties.Deze waren bij Glerum zeer talrijk. Daaruitblijkt eveneens hoezeer hij in de wereld vanBetonvereniging en aangesloten organisa-ties is ingeburgerd. Hij was in vroeger jarenactief binnen STUVO, hij is een periode lidgeweest van het bestuur Betonmortelcon-trole en hij was voorzitter van de examen-commissie Betonconstructeur BV. Momen-teel is Glerum lid van de commissie Onder-wijs en voorzitter van de CUR/TAW-com-missie `Cementbetonnen dijkbekledingen'.In nog wijder verband treft men hem aan inverschillende centrale commissies van de, als docent bij de opleiding van wa-terstaatkundige ambtenaren van de Rijks-waterstaat en bij de International HydraulicCourses in Delft, als voorzitter van de SectieTunneltechniek van het Koninklijk Instituutvan Ingenieurs en als lid van het bestuur vande afdeling Bouw- en Waterbouwkunde vandatzelfde instituut. Ten slotte vindt men hemin internationaal verband terug in de PIARC(Permanent International Association ofRoad Congresses) als lid en als voorzittervan een working group. Bij buitenlandseprojecten is van zijn gespecialiseerde ken-nis vaak een dan kbaar gebruik gemaakt. Alsvoorbeeld daarvan moge gelden de TokyoBay Crossing, een oeververbinding van 15km lengte, bestaande uit 5 km lange brug-secties met daartussen een 5 km lange ge-zonken tunnel.prof.ir.A.GIerum,nieuwe voorzitterBetonverenigingAlles bijeen een indrukwekkende staat vandienst die nog lang niet is afgesloten. Datalles zal aan zijn benoeming hebben bijge-dragen. Men had ook uitsluitend op zijnpersoonlijkheid kunnen afgaan omdat degenoemde veelzijdige activiteiten daardoorzijn bepaald: persoonlijke kwaliteiten diezich uiten door een laconiek en be-dachtzaam optreden, door oordelen na rijpberaad en met een verrassende afstandelijk-heid, een belezenheid die ver buiten detechniek reikt.Wie Glerum van nabij meemaakt zal hemkenschetsen als een vriendelijk man waar-aan men zich gemakkelijk gewonnen geeft,die als het ware onafscheidelijk is van zijnpijp, alsof dat de bron van zijn inspiratie is.Die pijp draagt er toe bij dat hij een filosofi-sche indruk maakt. Maar het ontbreekt hemniet aan daadkracht.Zonder de hiervolgende vergelijking een teabsolute waarde te willen geven, kunnen deverschillende opeenvolgende voorzitterpe-riodes bij de BV als volgt worden gekarakte-riseerd: de periode Ophorst (1959-1972) alsde `goede gouden' tijd, de periode Sikkel(1972-1976) als de `aanpassing aan nieuwetijden' en de periode Bruggeling (1976-1983) als een `stormachtige ontwikkeling'.Misschien wordt de periode Glerum nader-hand beoordeeld als een `consolidatie', eenperiode van ogenschijnlijke stilstand diewordt benut om de vereniging aan innerlijkekracht te laten winnen.Toegegeven het is speculatief, anderzijdszijn er voortekenen dat een inspectie van hetwapenarsenaal welkom zou zijn: welk po-tentieel is binnen de Betonvereniging be-schikbaar en op welke wijze kan dat zo opti-maal mogelijk voor het gemeenschappelijkedoel - de bevordering van de betontoepas-sing -worden ingezet. Wij wensen prof. Gle-rum in zijn nieuwe functie veel succes toe.M.G.P.NelissenCement XXXV (1983) nr. 6 387
Reacties