? ? onderzoek ? funderingenir.A.A.Kirstein, Van Hattum &Blankevoort bv, Woerdendr.ir.C.van der Veen, Technische Universiteit, Delftir.M.W.A.M van Ha/deren, Schokindustrie bv, Zwijndrecht / HBWbv, GoudaIn de civiele techniek wordt veelvuldig gebruik gem.aakt van trekverankeringen. Horizon-tale constructieonderdelen, zoals door opwaartse druk belaste onderwaterbetonvloeren,worden doorgaansinjuistepositie gehouden doormiddel van trekpalen. E?n van demoge-lijke varianten hiervan is de ribbeIpaal. In het verdere verloop Van dit artikel') zal wordeningegaan op deze ribbelpaal. Met name de ribbelgeometrie die leidt tot een goede veran?kering tussen paal en onderwaterbetonvloer komt hierbij aan de orde.OPTIMALISERINGVANDERIBBELPAALSchokindustrie te Zw?ndrecht is een bedr?f dat onder meer ribbelpalen produceert. B? deproduktie van deze palen wordt gebruik gemaakt van kostbare stalen mallen. Als gevolg vanuiteenlopende idee?n en inzichten betreffende de krachtsoverdracht tussen ribbelpaal enonderwaterbetonvloer, wordt Schokindustrie door de diverse opdrachtgevers steeds gecon-fronteerd met andere eisen omtrent de ribbelgeometrie. Om niet steeds de stalen mallen temoeten aanpassen of vernieuwen, streeft de fabriek naar een uniforme en optimale ribbel-geometrie. Hiertoe is een afstudeeronderzoek uitgevoerd, waarin via analytische weg eeneerste aanzet is gegeven.Het onderzoek is voorafgegaan door een reeks prakt?kproeven b? Schokindustrie. Foto 1toont het principe van d6 proeven. Een geprefabriceerde paalkop is ingestort in een fictieveonderwaterbetonvloer. Van bovenaf wordt op de paalkop een drukkracht aangebracht en op-gevoerd totdat ??n van de onderdelen bezw?kt. Foto 2 toont de opstelling met drukpers.~')Dit artikel is geschreven naar aanleiding van een afstudeerwerk dat is geco?rdineerd door een commissieonder leiding van prof.dr.ir.J.CWalraven en bestaande uit leden van de TU Delft, HBG en opdrachtgever Schok-industrie. OP de Betondag van 16 november 1995 is aan dit afstudeerwerk de Studiepr?s 1995 toegekend.Q) Principe proefopstelling @ Proefopstelling bij SchokindustrieCEMENT1995/ 12 19? ? onderzoek ? funderingenBij het onderzoek is eerst gekeken naar de algemene wijze vankrachtsoverdracht tussen de ribbelpalen en de onderwaterbeton-vloer bij een belasting door opwaartse druk. Hierbij is gebruik ge-maaktvan vereenvoudigde tweedimensionale modellen. Vervolgensis vanuit het globale beeld een enkele paal!vloerribbel beschouwden is nagegaan opwelkewijzedeze kan bezwijken. Een reeks bezwijk-mechanismen was hiervan het resultaat. Tot slot is door middel vaneen spreadsheet-model, waarin de mechanismen zijn verwerkt, optheoretische basis gekomen tot een theoretisch optimale ribbelgeo-metrie. Combinatie met een aantal praktische randvoorwaardenheeft uiteindelijk geleid tot de optimale ribbelgeometrie.Van dit belastingsmodel is vervolgens een rekenmodel opgesteld,dat geschematiseerd aangeeft op welke wijze de opwaartse drukwordt teruggevoerd naar de ondergrond door middel van een trek-kracht in de paal.Uit een DIANA-model, dat door Rijkswaterstaat voor de stormvloed-kering in de Nieuwe Waterweg is opgesteld ter bepaling van de diktevan de onderwaterbetonvloer, is gebleken dat de lager gelegen ge-deelten van het contactvlak tussen paal en vloer voor een groterekrachtsoverdracht zorgen dan die erboven.Met behulp van de vakwerkanalogie en rekening houdend met bo-venstaande is een rekenmodel opgesteld zoals is weergegeven in fi-guur 4.Krachtsoverdracht tussel ribbelpaaien onderwaterbetonvloerHette beschouwen belastingsmodel isgegevenin figuur 3. ?risspra-ke van een onderwaterbetonvloer zonderdenogaan te brengen con-structievloer. De onderwaterbetonvloer is reeds verhard en wordtgeacht waterdicht te zijn; dientengevolge kan het water boven devloer worden weggepompt met als gevolg een opwaartse druk onderde vloer. Het evenwicht van de vloer wordt in deze situatie verkregendoor de ribbelpalen die dienst doen als trekankers, ervan uitgaandedat de palen voldoende zijn verankerd in de ondergrond.Ten behoeve van een goede verankering tussen paal en onderwater-betonvloeris de paal over een gedeelte van de schacht voorzien vanribbels: twee-, drie- of vierzijdig.Uitgegaan is van een lineaire afname van de krachtsoverdracht. Op-vallend is dat de onderste ribbel van het contactvlak niet meedoetaan de krachtsoverdracht. In het model is namelijk rekening gehou-den methetontstaan van eenponskegelfje aan de onderzijdevan devloer.Stel dat het oppervlak LA van de driehoek de totale trekkrachtin depaal vertegenwoordigt. De deeloppervlakken Al t.m. An vertegen-woordigen de bijdragen van de ribbels 1 t.m. n afzonderlijk. Als blijktdat bij een eerste beschouwing de bijdrage Al van ribbel 1 leidt toteen ponskegel, dan valt deze ribbel af en wordt de totale trekkrachtgespreid over de daarboven gelegen ribbels. Deze iteratie loopt doortot het ontstaan van een ponskegelfje zich niet meer voordoet.Op hetmoment dat het aantal meewerkende ribbels bekend is, zijnde hoeken Yl en Ynvan respectievelijk de onderste en bovenste druk-diagonaal te benaderen.De verhoudingvan de bijdragen van de ribbels moetgelijk zijn aan deverhouding van de bijdragen opwaartse druk, ofwel numeriek moetvoor ribbel 1 gelden:constructievloerpLl Xl~ (1- 0)(la)? Belastingsmodel onderwaterbetonvloeronderwaterbeton(2b)(lb)(2a)1 1(2-~) (1-0)d - s + adal + ~bYn = arctanNa enig rekenwerk kan hieruit worden afgeleid:2n-l---- (1-0)4n2Yl = arctand- ns+ adal +~bEvenzo is vOor ribbel nte bepalen:waarin:n is het aantal meewerkende ribbels;s is de h.o.h.-afstand van de ribbels;d is de hoogte van de ribbelpaal in de onderwaterbetonvloer.De overige variabelen volgen uit figuur 5, waarin a de niet-meewer-kende hoogte is. In het rekenmodel is voor de tussengelegen waar-den Y2 t.m. Yn-l rechtlijnig ge?nterpoleerd.bodembijdrage krachtsoverdrachtper ribbel~~~_t...:..(,-I--=D-=-__~---,j'--fD=-+@ Rekenmodel onderwaterbetonvloer20 CEMENT1995/12? Twee-assige spanningstoestand ter plaatse van ribbel ionderwaterbetonfJ"yy,i (nyy,i)h+--._._.-.__._.iiiI bii cIx_as "\r-------bodem paaloverzicht -j-'--d?-ta-j[A~--~-Geval c. geeft de situatie weer dat er zodanig veel verplaatsing tus~sen vloer en paal heeft plaatsgehad, dat sprake is van plastisch ge-drag van het beton (scheuren). Op grond daarvan is gesteld dat hier-bij kan worden gesproken van een absolute bovengrens.Verdeling van de bijdragenIn het voorgaande is een lineaire verdeling van de bijdragen van deribbels aangehouden die van onder naar boventoe afneemt. Hoe dewerkelijke spanningsverdeling in hetcontactvlak op het momentvanbelasten en bezwijken is, kan nog nietmet zekerheid worden vastge-steld. Bij de optimalisering is daarom uitgegaan van onder- en boven-grensbenaderingen.De drie beschouwde gevallen zijn weergegeven in figuur 6:a. elastische ondergrens;b. elastische bovengrens;c. plastische bovengrens.De getekende normaalspanningsverdeling is geldig in verticale rich-ting en levert de directe bijdrage van krachtsoverdracht in dezelfderichting. Voor geval a. is een tweedegraads parabool aangehouden,voor geval b. de reeds eerder vermelde lineaire verdeling en voor ge-val c. een constante waarde over de gehele hoogte van het contact-vlak.De schuifspanningsverdeling die per geval eronder is getekend, isbepaald met behulp van de elementaire mechanica.Uitgaande van de randvoorwaarde dat de normaalspanning boveninhet contactvlak nul is, geldt namelijk:Indien de normaalspanningsverdeling in verticale richting in het con-(3) tactvlakbekend is, kan met de relatieen de omschakeling van een continue naar een discrete verdeling,detotale bezwijktrekkrachtvan de ribbelpaal worden bepaald. Om tekomen tot een uitdrukking van de bezwijktrekkracht van de ribbel-paal is de verticale bijdrage van de onderste meewerkende ribbel ge-definieerd als:hetverschil in de normaalspanningvan twee tegenovergestelde vlak-jes op een oneindig klein blokje is gelijk aan de schuifspanning in de?zelfde richting (in dit geval de verticale richting).AI eerder is gesproken over het DIANA-model aangaande deze pro-blematiek. Op het moment van bezwijken bleek uit deze computer-berekening dat in het contactvlak een schuifspanningsverdelingaanwezigisdieligttussen deschuifspanningsverdelingvan de geval-len a. en b. (fig. 6). Hieruit is de ?onclusie getrokken dat geval a. alsondergrens enb. als bovengrens in hetelastische gebied kan wordenbeschouwd.F(y) = ayy(y) ? A (oppervlak A nader te bepalen)Py.1,U (= ayy,max ? A; zie fig. 6).Het resultaat voor de gevallen a., b. en c. is dan als volgt:(4)? Normaal- en schuifspanningsverdeling in contactvlakbelastischebovengrens( plastischebovengrenst:iyy,maxlTxy,maxit:iyy,ma2x?~~owbschuif-spannings-verdelinga elastischeondergrensnormaal-spannings-verdelingowby_asUyy,max~~CEMENT1995/12 21? ? onderzoek ? funderingena. elastische ondergrens:n'\""' ( Yi - a)2Pel, ond, u = Z Py, 1, u L 1 - ; _ ai = 1b. elastische bovengrens:nYi-aPel, bov, u = Z Py, 1, u I (1 - d - a )i = 1c. plastische bovengrens:nPpl,bOV,u = Z I Py,i,ui = 1naaI. Voordat een formule ter bepaling van de maximaal toelaatbaredrukkracht wordtgegeven, dienen een aantal uitganspunten te wor-(5a) den omschreven.Bij de bepaling van dekrachtsoverdracht tussen paal- en vloerribbelis geen rekeninggeho'uden met aanhechting in het contactvlak, in(5b) verband met de eventuele aanwezigheid van een sliblaagjeop hetpaaloppervlak op het moment dat de onderwaterbetonvloer wordtgestort. De uit de ondergrond stekende ribbelpaalkoppen staan im-mers tijdelijk onder water. Dit heeftgeleid tot de consequentie dat bij(5c) dit mechanisme geen rekening is gehouden met schuifspanningen.waarin de index st staat voorstuik, gezien de ??n-assige spannings-toestand.Op grond van de gegeven geometrie van de ribbel (fig. 7) kan vervol-gens voor de bijdrage in verticale richting voor een enkele ribbel wor-den afgeleid:Indien niet wordt uitgegaan van een ??n-assige maarvan een twee"assigespanningstoestand, is er wel sprake van schuifspanningen,ondanks hetfeitdat de aanhechting in het contactvlakook in deze si-tuatie is verwaarloosd.Figuur 5 geeft de optredende spanningen ter plaatse van een ribbelals gevolg van de drukdiagonaal.Stel dat de kracht in de drukdiagonaal is gedefinieerd als FD,i en datdeze aangrijpt onder een hoek Yi met de verticaal. Tevens geldt alsuitgangspunt dat de drukdiagonaal alleen aangrijpt op het schuinevlakvolgens figuur 5.ln datgeval is FD,i eenvoudigte ontbinden en omte rekenen in normaalspanningen in de richting van het gegeven or"thogonale stelsel:waarin:Z is het aantal geribbelde zijden;n is het aantaI meewerkenderibbels per zijde;a isde niet-meewerkende hoogte;d is de hoogte van de ribbelpaal in de onderwaterbetonvloer;PY,l,U is het verticale aandeel van bezwijklast ribbel 1 (onderste);Py,i,u is het verticale aandeel van bezwijklast ribbel i.BezwijkmechanismenMetde formules 5a, 5b en 5c kan voor degegeven gevallen a., b. en c.de bezwijkkracht Pupas worden bepaald indien bekend is hoe grootde bijdrage Py,l,u van de onderste ribbel maximaal is. Ter bepalingvandeze maximale bijdrage is een enkele ribbel beschouwd. Nagegaanis op welke wijze een enkele ribbel kan bezwijken. Het mechanismemet de laagste bijdrage is maatgevend ten aanzien van hetbezwij-ken. De bezwijkmechanismen van de constructie als geheel, zoalseen ponskegel in de onderwaterbetonvloer en het op trek bezwijkenvan de paalschachtafzonderlijk, zijn in ditartikel achterwege gelaten.Bij die bezwijkmechanismen speelt de ribbelgeometrieimmers eenondergeschikte rol, omdat de verankering van de paal dan optimaalwordt verondersteld. Voor de optimalisering van de ribbelgeometriezijn deze mechanismen dus niet relevant.bsin (a+ Yi)Pst y i u = 0 cos (Yi) . f~,oWb'" cos a0xx,i = Px,/bD = PY,i (tanYi)/bD0yy,i = Py,/tD(6)(7a)(7b)Het eerste mechanisme is gebaseerd op een beschouwing van de??n-assige spanningstoestand (verwaarlozing van schuif- en nor-maalkrachten in orthogonale richting). Dat wil zeggen dat alleen isgekeken naar demaximaal toelaatbare drukkracht in de drukdiago-Tenbehoeve van debepalingvan deschuifspanningen is het noodza-kelijk het continue karakter van formule 3 om te zetten in een discre-te:([) t?n-assige spanningstoestand ter plaatse van ribbel i Txy,i = (Py,1 - Py,i_l)/h,D (8)D()(i\.., ","~"'? (eventueel spann ingsspreidingIn (8) is voor het schuifvlak de totale hoogte van een grondvlak vaneen ribbel genomen. Bij de beschouwing van de paalribbel moet gei-den h, = hp, en bij de vloerribbel h, = hvrOp deze wijze zijn de optredende spanningen ter plaatse van een rib-bel gedefinieerd en moeten deze worden getoetst aan de maximaaltoelaatbare.Hierbij is gebruik gemaakt van het Mohr-Coulomb criterium. In figuur8 is dit criterium weergegeven. De eerste tak is het afschuifbreukge-bied en wordt beschreven door de wrijvingswet van Coulomb:22Tu = c + o'tanlp (9)CEMENT1995/12De tweede tak is het cirkelvormige verloop van de breukhypothesevan Mohr-Coulomb. Deze is als volgt gedefinieerd:___ =gescheurde voeg__~)U'T?i~~lT? Mohr-Coulomb-criterium .(10)Zowel tak 1 en tak 2 van het criterium, als de optredende cirkel vanMohr zijn door middel van analytische vergelijkingen vast te leggen.Gelijkstellen van de vergelijkingen van tak 1 en tak 2 met de vergelij-kingvan de cirkel van Mohrleidttottwee uitdrukkingen voor de maxi-male bijdrage van een ribbel in verticale richting:Met behulp van de optredende spanningen is een cirkel van Mohr tebepalen die vervolgens dient te worden vergeleken met het Mohr-Coulomb-criterium. Valt de cirkel van Mohr binnen het criterium, danheeft geen overschrijding van de maximaal toelaatbare spanningenplaats. Toename van de optredende spanningen leidt tot een vergro-ting van de cirkel van Mohr. Theoretisch gezien gaat dit goed zolanghet Mohr-Coulomb-criterium riietwordtgeraakt. Op een gegeven mo-ment zal dit bij verdere toename van de optredende spanningen welhet geval zijn. Er zijn dan drie mogelijkheden. Of de lineaire tak wordtgeraakt, zodat sprake is van overschrijding van de toelaatbareschuifspanning, of de cirkel van Mohr raakt de cirkelvormige tak, zo-dat sprake is van overschrijding van de toelaatbare normaalspan-ning, of beide voorgaande situaties treden gelijktijdig op.- normaalspanning maatgevend: Pnorm, y,;, u = (11a)? Afschuiving van het contactvlak2 b t D f~, owb2 4 b t 8 2[ t.tan(Y;)-b] +[ .] +t?tan(y;)+b(d- a) hvrribbel geen trekspanningen mogen voorkomen. Met behulp van deelastische liggertheorie (discutabele methode) is bepaald dat geentrekspanningen optreden indien:t ,,:; b + c (voor variabelen zie fig. 5).- schuifspanning maatgevend: PSCh, y, ;, u =2 b t D cowb cos cp(11b) Mechanisme 5 is gebaseerd op de theorievan degetandevoegen bijprefab wanden. Vanuit deze theorie is bekend dat afschuiving vol-gens figuur 9 niet optreedt indien is voldaan aan de voorwaarde:2 4bts 2[ t.tan(Y;)-b] +[ _ ] -[t.tan(y;l+b].sincp(d a) hvrf3 :::; arctanf+ arctan(N/T;) (12)Deze formules zijn afgeleid voor het bezwijken van de vloerribbel.Voordepaalribbel gelden aangepaste formules, waarbij de geometri-sche- en materiaaleigenschappen van de vloerribbel moeten wor-den vervangen door die van de paalribbel. In principe is diteen afzon~derlijk derde bezwijkmechanisme.Tot slot volgen nog een tweetal mechanismen die niet resulteren ineen formule voor de bijdrage Py,; van een ribbel zoals bij de vorige me-chanismen, maar in een ribbelgeometrische begrenzing, Hierbijdient vermeld te worden dat de totstandkoming van deze restrictiesbij benadering is opgesteld en dientengevolge verder onderzoek ver-eist.Mechanisme 4 is gebaseerd op de situatiewaarbij de drukdiagonaaleen buigtrekscheurveroorzaakt aan de onderzijde van de paalribbel.Dit kan worden voorkomen doorte stellen dat in hetgrondvlakvan dewaarin:f is de wrijvingsco?ffici?nt = 0,7- 1,2;N; = Px,;= Py,;tany;;T; = Py,;'De bekende ondergrenswaarden voor de betreffende variabelenzijn:f = 0,7 en Yi = 35?Hieruit volgt:f3 :::; 70?, of ten opzichte van de verticaal beschouwd:a ~ 20?,Wil dit mechanisme echter optreden, dan moethet onderwaterbetontussen twee palen aanzienlijk worden samengedrukt. Dit vereist zo-danige krachten, dat aangenomen kan worden dat ??n der voor-gaande mechanismen eerder zal optreden.In tabel.! zijn de mechanismen samengevat. ~CEMENT1995/12 23? ? onderzoek ? funderingenTabe/lOverzicht bezwijkmechanismenOptimaliseringOm te komen tot de meest optimale ribbelgeometrie is gebruik ge-maakt van een spreadsheet"model. Op grond van het voorgaandekan voor iedermechanisme een drietal (gevallen a., b. en c.) bezwijk-trekkrachten van de ribbelpaal worden bepaald. Uitgezet in een ma-trix wordt duidelijk welk mechanisme maatgevend is.De formules voor de bezwijklasten zijn uitgedrukt in onder meer deribbelgeometrische variabelen. Dat betekent dat wijziging van ??nder variabelen een wijziging in de bezwijktrekkrachten tot gevolgheeft. Met behulp van een spreadsheet-model is op systematischewijze nagegaan bij welke ribbelgeometrie de gunstigste krachtsover-dracht behoort.Dezetheoretische beschouwing heeftgeresulteerd in eenribbelgeo-metrie zoals die is weergegeven in figuur 10.b =30 mm@ Theoretisch optimale ribbe/geometrie Naast detheoretische beschouwing dienteveneens rekeningte wor-den gehouden met een aantal praktische randvoorwaarden:? voldoenderibbeldiepte t, opdatookde grootste korrel tijdens fabri-cage in de ribbel kan lopen:~ 30 mm .,,; t ,,; tweemaal grootste korrelafmeting;? zodanige hoek a dat tijdens fabricage geen luchtbellen en/ofgrindnesten ontstaan:~ 2t "" b+ c;? voor het opnemen van buigende momenten tijdens transport iseen zo groot mogelijke inwendige hefboomsarm tussen staal enbetondrukzone gewenst; bij een inwendige ribbel betekent dit eenzo klein mogelijke ribbeldiepte t:~ t zo klein mogelijk;? indien tijdens de uitvoering gebruik wordt gemaakt van een stalencasingwaarin de paal wordt afgehangen is hetzaak bij een uitwen-dige ribbel de ribbeldiepte t eveneens te beperken; een toenamevan de ribbeldiepte t betekent een toename van de buisdiametermet als nadeel zwaarder heiwerk:~ t zo klein mogelijk.Combinatie van de theoretische optimalisering met de praktischerandvoorwaarden heeft uiteindelijk geleid tot een ribbelgeometriezoals is weergegeven in figuur 11.b= 30 mmb = 30 mmc = 10 mmb =30 mmadal = 30 mmc = 10 mm24 CEMENT1995/12ConclusiesNaaraanleidingvan hetonderzoekzijn een aantal conclusies te trek-ken die betrekking hebben op zowel het gebruikte spreadsheet-mo-del als op de bezwijkmechanismen:Ten aanzien van het spreadsheet~modelgeldt:? de kwalitatieve waarden van de bezwijktrekkrachten zijn goed tegebruiken bij het vergelijken van de mechanismen en de ribbelgeo-metrie?n;? de kwantitatieve waarden van debezwijktrekkrachten zijn niet zon-dermeer bruikbaar; in iedergeval geldtdatde werkelijkheid ligttus-sen de onder- en de bovengrenswaarden;? in het model is sprake van een mechanische krachtsoverdracht,waarbij geen rekening is gehouden metaanhechtingin hetcontact-vlak.Ten aanzien van de mechanismen geldt:? in het maatgevende mechanisme bezwijkt de onderwaterbeton-vloer op normaaldrukspanning (lagere betonsterkteklasse dan deribbelpaal), waarbij rekening is gehouden met optredende schuif-spanning;? bij een in de praktijk gangbare onderwaterbetonvloerdikte van cir-ca 1 m is het op trek bezwijken van de paalschacht maatgevend;? het overschrijden van de toelaatbare schuifspanning ter plaatsevan de paal/vloerribbel (mechanismen 2b en 3b) treedt bij de ge-bruikte en optimale ribbelgeometrie?n niet op.11. Jansze, W., Gelijmde en gevoegde verbindingen in beton. Afstu-deerrapport TU Delft, 1993.12. CUR-rapport 136, Voegen in geprefabriceerde vloeren. CUR,Gouda, 1988.?Ten aanzien van de ribbelgeometrie geldt:? hetverdientaanbeveling bij het ontwerp uitte gaan van de in figuur11 aangegeven geometrie van de ribbels. Standaardisatie van devormgeving van de ribbels is dan mogelijk, hetgeen leidttoteen be~sparing van malkosten en van de voor het ontwerp benodigde in-spanning. @ Uiteindelijke optimale ribbelgeometrieLiteratuur1. Th?rlimann, B., Plasticit?tstheorie in Stahlbetonbau. Voordrach-ten in het kader van hetColloquium Technische Mechanica, TU Delft,afdeling der Civiele Techniek, oktober 1985.2. Rapport Rijkswaterstaat betreffende onderwaterbetonvloer pro-ject BMK. CTR-nr. 2145 a; Dokumentnr. 0-07-0014; 1992.3. Vrouwenvelder, A. en J. Witteveen, Het plastisch gedrag en de bere-kening van op buiging belaste platen. Diktaat TU-Delft, b19a,1982.4. Kirstein, A., Voorstudie: optimalisering ribbelpaai. Literatuurstudieafstudeeropdracht ribbelpalen. 1994.5. Van Halderen, M.W.A.M., Onderzoek ribbelpalen; Rapportage vanproeven van Schokindustrie te Zwijndrecht. 1994.6. Walraven, J.C., Staafwerkmodellen als basis voor het detaillerenvan betonconstructies. Cement 1988, nr. 11.7. CUR-rapport 102, Gewapend onderwaterbeton. CUR-VB, 1981.8. Van Halderen, M.W.A.M., Overzicht geproduceerde ribbelpalen.Rapportage van Schokindustrie te Zwijndrecht, 1994.9. Tr?ger in Segmentbauart mit verbundloser Vorspannung-Schub-tragverhalten. Beton- und Stahlbetonbau 89, Heft 6, 1994.10. Huis in 'tveld, M., Gewapend onderwaterbeton. AfstudeerrapportTU Delft, 1993.CEMENT1995/12b = 30 mmC = 10 mmb =30mmadal = 1S mmb =30 mmC =10 mmb =30mm25
Reacties