WONINGBOUW RENOVATIEJ.S.Duursma, Rijksuniversiteit GroningenNa de eerste wereldoorlog is beton op grote schaal toegepast in de volkshuisvesting.Het bekendste voorbeeld is tuindorp Watersgraafsmeer in Amsterdam. Het meestomvangrijke project werd vanaf 1921 uitgevoerd in Rotterdam-Zuid. Er werden daarin twee fasen volgens het stapelbouwsysteem Isola en het gietbouwsysteem Kosselbijna 1300 woningen gebouwd.In dit artikel staat het Rotterdamse experiment centraal; de omstandigheden dieleidden tot de proememing, de locatie, het ontwerp en de uitvoering van de bouw.Bijzondere aandacht is er voor de Kossel. Het jongste deel van de Kossel, Kossel , isin de afgelopen jaren gerenoveerd. Naar de mogelijkheden tot behoud van hetoudste stuk van de buurt wordt op dit moment onderzoek gedaan. De uitkomstenhiervan zullen deze zomer op de Manifestatie Stadstimmeren wordengepresenteerd.oningbouw was tot de eer-ste wereldoorlog een parti-culiere zaak. De uitvoeringwas in handen van kleine aannemers,die zich slechts lieten leiden door hetmarktprincipe. Door de hoge investe-ringen, het lange termijn-rendement enhet opkomen van grondspeculatie washet voor hen onmogelij b grote aantallenwoningen tegelijk neer te zetten. Detrek naar de steden had echter voor eengrote vraag naar betaalbare huisvestinggezorgd. In de eerste wereldoorlog raak-te de woningmarkt overspannen; eengrote vraag ging samen met een tekortaan hout en baksteen en een gebrek aangeschoolde bouwvakkers.De overheid, die vanaf het begin van deeeuw door invoering van de Woning-,Huur- en Gezondheidswet het belangvan een goede volkshuisvesting had er-kend en deze door subsidies en het ver-vaardigen van voorbeeldplannen hadgestimuleerd, werd na 1915 gedwongenzich actief met de arbeiderswo-ningbouw te bemoeien. Niet alleen om-dat de particuliere bouw stilviel, maarook omdat de invoering van de Wo-ningwet tot meer onbewoonbaar-ver-klaringen en saneringen leidde, wat eenverkleining van de woningvoorraad inde stadscentra tot gevolg had. In de grotesteden werden daarom rond 1915 ge-meentelijke woningdiensten opgerichtdie de woningbouw ter hand moestennemen.Toen de materiaalvoorziening aan hetbegin van de jaren twintig weer op gangkwam werd de woningbouw opnieuween particuliere zaak. Het korte optre-den van de overheid op de woningmarktheeft de volkshuisvesting rond 1920toch een aantal belangrijke impulsengegeven, zowel op het gebied van de ar-chitectuur, de ontwikkeling van de plat-tegrond en het bouwblok, als op de ra-tionalisatie van de uitvoering.Vernieuwing van de woningbouwIn 1918 werd in Amsterdam een congresgehouden over normalisatie in de wo-ningbouw. Er werd onder meer gepleitvoor een sterke normalisatie van wo-ningtypen en bouwmaterialen en eengecentraliseerde materiaaldistributie.Dit idee werd onderschreven door deinvloedrijke architecten H.P. Berlage,K.P.C. de Bazel en door de jonge J.J.P.Oud. De laatste schreef naar aanleidingvan het congres in 'De Stijl' dat de utili-taire waarde van een huis groter was dande esthetische en dat 'stijl voortkomt uitde stand van de techniek in de samenle-ving, dit geldt het sterkst bij massahuis-vesting'. Dit beginsel huldigde hij in zijneigen werk, maar probeerde hij vanaf1918 ook te bevorderen als architect vande Rotterdamse Gemeentelijke Wo-ningdienst.72 Cement 1990 nr. 4WIn Rotterdam was de woningproduktieteruggelopen tot enkele honderden perjaar. De SDAP-wethouder A. Heykoopprobeerde op allerlei manieren de wo-ningnood te lenigen. Tegelijkertijd pro-beerde hij een halt toe te roepen aan debouw van de alcoofwoningen met hunbedompte tussenslaapkamers.Naast het ontwikkelen van nieuwe vor-men voor beproefde woningtypen werdook gezocht naar geheel nieuwe oplos-singen voor de woningnood. Een van deoplossingen was wellicht de betonbouw.De locatie bij uitstek was Rotterdam-Zuid.Linker Maasoever ontgonnenDe stormachtige ontwikkeling van dehavens rond de eeuwwisseling trokvooral uit Brabant en Zeeland groteaantallen arbeiders naar Rotterdam.Deze moesten worden gehuisvest, bijvoorkeur op de zuidelijke Maasoever.Hier waren immers de meeste nieuwehavens gegraven en ook de natuurlijkeomstandigheden waren daar het meestgeschikt. In tegenstelling tot de bodemtailleerd plan vastgesteld, omgewerktdoor Granpr? Moli?re en verbeterddoor Witteveen in 1926 (fig. l).Kernpunt was de verkeersstructuur: eenradiaal systeem van hoofdwegen dat be-halve naar de bestaande Maasbruggenook naar een nieuwe oeververbinding inhet westen (de pas in 1942 geopendeMaastunnel) moest leiden. In het planwas rekening gehouden met de al aan-gevangen bouw van tuindorp Vreewijkvan Granpr? Moli?re, Verhagen en Kok.De wens de arbeiders te huisvesten ineen gezonde groene omgeving, vlak bijhun werkplek en met voldoende voor-zieningen, bleek uitstekend te combi-neren met de kwaliteiten van de bodem.Deze adaptie van het aan het eind van de19e eeuw door Ebenezer Howard ont-wikkelde tuinstadmodel leidde rond1920 op Zuid tot een variatie van groteen kleine tuinwijken, zowel gebouwd inopdracht van particulieren, corporatiesals de gemeente.BetonexperimentenVoor 1920 betroffen de meeste experi-de Stijl-aanhanger R. van 't Hoff. OokOud hield zich met woningarchitectuurin beton bezig, maar pas toen hij in 1918architect werd bij de woningdienst ont-stonden er mogelijkheden tot daadwer-kelijke bouw.In het begin van 1920 bezocht Oud metHeykoop en Plate, directeur van de Ge-meentelijke Woningdienst, een tweetaldorpen bij Hamburg en Bremen waarmet betonwoningen werd ge?xperi-menteerd. In april 1920 verscheen in hetBouwkundig Weekblad zijn artikel 'Hetbouwen van woningen in (gewapend)-beton', over het daar geteste gietbouw-systeem van de fa. Kossel. De voornaam-ste opgave voor de uitvoerend ingenieurPaul Kossel was het aanpassen van hetgrindbeton aan de specifieke eisen vande woningbouw, door het verlagen vande resonantie en de warmtegeleiding,een betere spijkerbaarheid en het ver-groten van de condensopname van demuur. Volgens Oud was hij daar uitste-kend in geslaagd. Ook de gesystemati-seerde bouwwijze kon zijn goedkeuringop de rechter Maasoever die uit veen be-stond, was er op Zuid door overstromin-gen in de late middeleeuwen een ??n totdrie meter dikke kleilaag aanwezig. Ditwas voldoende om de geplande laag-bouw te dragen zonder een dure houtenpaalfundering.De Woningwet had de grote gemeentenverplicht tot het opstellen van een uit-breidingsplan voor de gehele stad. VoorZuid werd echter pas in 1920 een gede-menten met beton particuliere woon-huizen. Een voorbeeld is het 'gegotenhuis'te Santpoort, dat in 1911 met mede-werking van H.P. Berlage werd ge-bouwd. Het was een kleine woning vantwee verdiepingen, die in minder daneen week werd opgetrokken. Het giet-bouwsysteem maakte gebruik van eenbijzonder dure en zware ijzeren bekis-ting, naar een systeem van Thomas A.Edison. Enkele jaren later werd in Huister Heide de villa 'Nora' gebouwd doorwegdragen. Alleen op het uiterlijk vande met een traditioneel pannendak af-gedekte woningen had hij kritiek.In februari 1920 werd een rapport vanOud over het Kossel-systeem door Plateaangeboden aan de Commissie voor deVolkshuisvesting. De woningdienst stel-de voor op Zuid in de wijk Bloemhof bijwijze van experiment circa 200 wonin-gen te bouwen in het Kossel-systeem.De commissie keurde dit voorstel goed.Cement 1990 nr. 4 73WONINGBOUW RENOVATIEDe raad sloot zich hierbij aan, maar wil-de ook Nederlandse bedrijven in de ge-legenheid stellen plannen in te dienen.Dit leidde in het begin van 1921 tot hetaannemen van een viertal proj ecten. Be-halve de hieronder uitgebreid bespro-ken projecten Kossel en Isola (fig. 2} isverder alleen een blokje woningen enwinkels van de Rotterdamse 'Maat-schappij tot het Uitvoeren van Beton-bouwwerken' tot stand gekomen. Dewoningen bestaan nog steeds en zijn en-kelejaren geleden opgeknapt. Over hetsysteem is niet veel meer bekend dan dathet een stijl- en regelsysteem betrof, ge-vuld met betonnen panelen van circa0,50 1,00 m. Voor zover bekend heefthet nergens navolging gekregen.IsolaIn februari 1921 werd aan de Bredasefirma IGB (Internationale GewapendBetonbouw, v/h fa. Stulemeyer) op-dracht verleend tot de bouw van 93 wo-ningen op een driehoekig terrein inBloemhof, juist ten noorden vanVreewijk (foto 3). Voor het grootste deelwaren het boven- en benedenwoningenmet drie slaapkamers. De IGB had hetstapelsysteem 'Isola' ontwikkeld, be-staande uit holle blokken van 0,50 0,25 0,10 m3. De architect, J.M. van Harde-veld, kon bij het ontwerpen slechts te-ruggrijpen op de ervaringen die in Oos-tende waren opgedaan met het systeembij de bouw van een hotel. De beton-blokken werden in eerste instantie op defabriek in Breda vervaardigd; later ge-beurde dit op de bouwplaats (foto 4).Hetzelfde gold voor lateien, schoor-steenpijpen en drempels.De buitenmuren en dragende binnen-muren waren dubbel en voorzien vaneen spouw. De blokken werden met el-kaar verbonden door de halfronde sleu-ven op de kopse einden met beton tevullen, waardoor een onzichtbare voegwerd verkregen. Bij hoeken en bij despouwmuren werd gebruik gemaaktvan ankers ter versteviging. De blokkenaan de gevel waren van grindbeton (2delen cement, 5 delen grind en 5 delenzand), wat een pleisterlaag overbodigmaakte.Omdat de betonnen muren een derdelichter waren dan conventionele muren,kon op de kleibodem worden volstaanmet gewapende funderingsplaten van0,60 tot 1,00 m breed. Dit leverde bijbouw in ten hoogste twee lagen een ac-ceptabele bodemdruk op van 0,05N/mm2. Onder de lange muren werdendeze platen om de 0,30 m versterkt metgewapend-betonbalken om zettingenzo goed mogelijk op te vangen.De niet-dragende muren waren vanslakkenbeton(l deel cement op 10 delenslakken). Deze slakken waren afkomstigvan de gemeentelijke vuilverbranding.Het dak was, afgezien van de houtenbalklaag, eveneens van beton en wel vanbimsbetonplaten, waarover koolasbe-ton werd gestort. Dit werd afgedekt meteen mastieklaag, waarover grind werdgestort. De vloeren op de begane gronden de verdieping waren van hout.Ter verfraaiing van het grauwe betonwerd de gevel in een lichte tint geverfd.De plint, de daklijst en een lijst boven devensters op de begane grond kregen eendonkere kleur en ook werd tussen deverdiepingsvensters een aantal donkerebanen aangebracht. Ook de binnenmu-ren werden geschilderd, om het inscha-kelen van schaarse stucadoors te vermij-den. De plafonds werden voorzien vaneen latwerk waarop gekleurde stoffenwaren gespannen.Behalve de betonelementen werden ookde trappen, de betonnen regenpijpen ende kozijnen geprefabriceerd. De laatstewerden compleet met sponningen, deu-ren en hang- en sluitwerk gesteld.74 Cement 1990 nr. 4Een maand na goedkeuring van het eer-ste plan kwam er al een voorstel voor debouw van vijf- ? zeshonderd woningenop een terrein in Hillesluis, ten oostenvan Bloemhof. Doordat de financi?leruimte kleiner was moesten de kostenper woning omlaag. Toen in april '23met de bouw van Stulemeyer II werd be-gonnen waren de woningen kleiner, zehadden een slaapkamer minder en bo-vendien was er een extra bouwlaag toe-gevoegd. Door deze derde laag en doorde ontsluiting door middel van portie-ken kreeg dit Isola-project een veel ste-delij ker, monumentaler karakter. Erwerd ook op de details bezuinigd: de be-tonnen regenpijpen waren verdwenenen de gevels waren niet geschilderd.Aangezien de geluidsisolatie van heteerste complex te wensen overliet, wer-den de muren en plafonds weer gestuca-doord. Een verbetering, doorgevoerdom de lengte van zettingsscheuren tebeperken, was het in verband metselenvan de elementen. Volgens de bestekbe-palingen was het eveneens verplicht destenen ten minste zes weken te laten uit-harden voor gebruik.KosselHet bouwterrein van de fa. Kossel slootaan op het eerste project van de Ge-meentelijke Woningdienst, dat in 1917verrezen was in het noorden van Bloem-hof. Het is niet bekend wie het straten-plan van de Kossel heeft ontworpen. Ophet uitbreidingsplan van A.C. Burg-dorffer uit 1917 is het nog niet ingevuld.Vermoedelijk is het ontwerp, evenals bijIsola, door de architect gemaakt. Kosselhad inmiddels een filiaal in Rotterdamgeopend en F.G.H. Hulsbosch aange-trokken voor het ontwerp van de wo-ningen in Rotterdam. Hij zou in 1923ook de 57 Kosselwoningen in Beton-dorp Watergraafsmeer ontwerpen.Hulsbosch heeft in het omvangrijkeproject in Rotterdam, zeker in aanmer-king genomen dat het zijn eerste zelf-standige ontwerp was, een plan gemaaktwaarin architectuur, verkaveling envormgeving van de openbare ruimte opeen bijzonder geslaagde wijze op elkaaraansluiten. Vermoedelijk hebben de be-tonwoningen van J. Wils in de HaagsePapaverhof als inspiratiebron gediend.Hulsbosch was tekenaar bij de gemeenteDen Haag toen Wils zij woningen ont-wierp.In augustus 1921 werd begonnen met deeerste 238 woningen, in 1923 gevolgddoor nog eens 550. In de Kossel I wordthet sterkst de associatie met een tuin-dorp opgeroepen door de ruime tuinen,het vele groen, de verspringingen in derooilijn en de variatie in de gevels.Er staan eengezinswoningen met eenpannendak, deze zijn met vier slaapka-mers het grootst. Een deel van de wonin-gen heeft dakkapellen van beton, terwijlde rest een houten beschieting heeft. Opgeregelde plaatsen komt een variatievoor met dwarskap.De etagewoningen (foto 5, fig. )hebbeneen plat dak en een slaapkamer minder.Bij dit type is de vormgeving duidelijkmeer voortgekomen uit de mogelijkhe-den van bekisting en gietmethode. Er iseen grote variatie doordat de blokkenhet balkon soms aan de voorzijde ensoms aan de achterzijde hebben, door deprominente vormgeving van de schoor-stenen en doordat de hoekwoningen,waarin in enkele gevallen een winkel isaangebracht, een afwijkende vorm heb-ben.Voorbij een poort (foto 7), die de over-gang markeert naar het deel dat alleenetagewoningen bevat, splitst zich de ste-debouwkundige as die centraal doorBloemhof loopt (introfoto en fig. 2) en diede symmetrische opbouw van de heleKossel bepaalt. De as wordt afgeleid viaeen driehoekig pleintje dat het hart vande buurt vormt. De splitsing wordt on-der meer geaccentueerd door het ver-schuiven van de rooilijn, het vooruitste-ken of terugwijken van hoekvolumes ende plaatsing van de schoorstenen en bal-kons. In het tweede deel van de Kosselwordt de as nog wel aangeduid, maarveel minder expliciet.Evenals bij het tweede Isola-complexmoest ook hier worden bezuinigd. Deblokken, die in Kossel I nog een grotevariatie en speelsheid kenden, zijn inKossel II strak getrokken en verlengd.Cement 1990 nr. 4 75WONINGBOUW [RENOVATIEDe woningen zijn kleiner en er is deelsin drie lagen gebouwd. De betonnenschoorstenen zijn vanaf de straat nietlanger zichtbaar. Een van de weinige ar-chitectonische accenten wordt gevormddoor een band van een iets afwijkendetextuur en lichtere tint, ter hoogte vande verdiepingsvensters (foto 8). De tegel-plint is in Kossel II vervangen door eencementlaag.Het beton werd op de bouwplaats ge-mengd. Er was een verbrandingsin-stallatie voor het bouwafval aanwezig,waarvan de restprodukten als toeslagwerden gebruikt. Na menging werd hetbeton over rails met de hand naar deplek van bestemming vervoerd (foto 9),waarna het met behulp van kranen op degewenste hoogte werd gebracht (foto 10).Daarna werd het beton in de eveneensop de bouwplaats vervaardigde ruw-houten bekisting gestort. Deze bekistingwas slechts vijfmaal achtereen bruik-baar.Het beton van Kossel bestond uit 2 de-len cement, 7 delen gegranuleerdehoogovenslakken, 9 delen verbran-dingsslakken, 4 delen zand, 8 delen bimsen 4 delen grind. Dit gaf een poreuze,spijkerbare maar sterke muur. De bui-tenmuur was op de begane grond 0,26 men op de verdieping 0,24 m dik.In de muren werden op regelmatige af-stand houten bekistingen van 80 150mm2aangebracht, waardoor spouw-openingen ontstonden. De bekistingbleef in de muur aanwezig. Bij het twee-de deel van het Kossel-complex werdenmassieve iets tapse palen meegestort inde buitenmuren. Deze werden er tijdenshet verhardingsproces uit verwijderd.De vloeren waren van sintelbeton (1deel cement op 10 delen sintels), waar-over een houten dekvloer werd gelegd.De kruipruimte werd opgevuld metklei.De daken van de plat afgedekte typenvan Kossel I werden extra zwaar uitge-voerd, omdat hiermee in Duitsland noggeen ervaring was opgedaan.Het was van 100 mm dik bimsbeton (1deel cement, 2 delen zand, 4 delen bims)dat een vrije overspanning had van tweemeter. Hier overheen kwam een mor-tellaag en een isolatielaag, die voor hetgrootste deel uit verbrandingsslakkenbestond. Dit werd afgedekt met asfalt-papier en grind. Bij op de bouwplaatsgedane proeven bleek dat pas bij eendruk van 2500 kg/m2 scheuren in ditdak ontstonden.De daken van Kossel II hadden een hou-ten balklaag en houten beschieting,waartussen bimsplaten waren aange-bracht, afgedekt door een mastieklaagmet grinddek. Bij de lange bouwblok-ken van Kossel II werd om de veertigmeter een dilatatievoeg toegepast diewerd opgevuld met asfaltpapier. Ook bijde Kosselwoningen kon worden vol-staan met een fundering van gewapend-betonplaten van 0,60 tot 1,00 m breed en0,10 m dik. De portiekwoningen in drielagen in het westen van het plan werdengefundeerd op doorlopende platen.De afwerking van de buitenmurenvormde een belangrijk onderwerp. Ermoest gelet worden op de vochtwerendeeigenschappen, maar ook op een aan-trekkelijk uiterlijk. Er werd besloten toteen laag kalkzandspecie. Cementspeciezou een te grauwe muur hebben opgele-verd. Uit het oogpunt van besparing isgeen kleurstoftoeslag toegevoegd, hoe-wel dit technisch wel mogelijk was. Eengroot nadeel van de kalkzandspecie washet vlekkerig worden van de muren naregenval. Tegen spatwater is er aan devoorgevels een per blok verschillend ge-kleurde tegelplint toegepast. Bij eenaantal typen is deze plint ook op de zij-gevels aanwezig.76 Cement 1990 nr. 4Oorspronkelijk wilde men de plint gla-zuren. Een doorlopende strook zou be-ter bij de monolietbouw gepast hebbendan een tegelstrook. Het bleek echteronmogelijk op een verticaal vlak eengoede glazuurlaag aan te brengen.Behalve aan de lambrizering was ookaan de deurkozijnen en vensters te ziendat er geen sprake was van een gepleis-terde baksteenmuur. Doordat deze an-ders dan de gangbare bouwpraktijk pasna het optrekken van de muur werdengesteld en ze geen constructieve functiehadden, konden ze van een veel fijnerprofiel worden voorzien.Uit details blijkt dat de bouwers nogweinig ervaring hadden met gietbouwin beton. Zo is er bij de renovatie vanKossel II, evenals bij Stulemeyer, om debouwblokken een ringwapening ge-vonden die de verwachte spatkrachtenmoest opvangen. Ook verzakten uitspa-ringen voor ramen en deuren in de be-kistingen ongelijkmatig, doordat menhet verhardingsproces niet onder con-trole had, waardoor de vensters niet opeen lijn kwamen te liggen. Het gietenvan de woningen met topgevels leverdezoveel problemen op, dat tijdens debouw besloten werd de nos; resterendegevels maar te metselen.Kossel gerenoveerdAan het begin van de j aren tachtig warende zestig jaar oude betoncomplexen toeaan renovatie. Als eerste was een van deIsola-complexen aan de beurt. De reste-rende woningen staan op het program-ma voor de jaren negentig.De Kossel wordt eveneens in twee ter-mijnen opgeknapt. Men is begonnenmet het jongste deel, daar dit zowel voorhet binnen- als het buitenwerk hetminst gecompliceerd was.Met de voorbereidingen werd begon-nen in 1981. De portiekwoningen metdrie bouwlagen waren te veel verzaktom te kunnen renoveren en zijn vorigjaar gesloopt. Ook de twee blokken tenzuiden van het plein moesten verdwij-nen, niet om technische redenen, maarom een vergroting van het plein moge-lijk te maken. De resterende 438 oudewoningen zijn deels samengevoegd tot332 nieuwe. De renovatie vond plaats invijf verschillende fasen en was in 1988voltooid. De bewoners konden kiezenuit verschillende varianten. In de eerstefase is er hoofdzakelijk aan cascover-betering gedaan. De woningen werdenhierbij voorzien van buitenisolatie enverder werd er een instandhou-dingsbeurt voor een periode van 15 jaaruitgevoerd. In de volgende fasen werdsteeds vaker overgegaan tot hoog- enmiddenniveau-renovatie, dat wil zeg?-gen het plegen van herstelwerkzaam-heden voor een periode van 40 of 25 jaar.De kosten van een hoogniveau-renova-tie waren in 1983 zo'n / 60.000,-. In1988, bij de oplevering van de laatste fa-se, was dit opgelopen tot 73.000,- perwoning.Er waren twee hoofdproblemen.Ten eerste waren de woningen te klein.Voor het overgrote deel bestond de Kos-sel II uit driekamerwoningen met wei-nig voorzieningen (geen douches, kleinekeukens). In dit deel van Rotterdam wasechter behoefte aan eengezinswoningenmet drie of vier slaapkamers. Om eenzekere differentiatie tot stand te bren-gen was de enige mogelijkheid wonin-gen samen te trekken. Boven- en bene-denwoningen werden met elkaar ver-bonden en woningscheidende murenwerden weggebroken. Een gevolg hier-van was dat een groot aantal voordeurenoverbodig werd. Ze werden vervangendoor panelen in dezelfde kleur om degevelritmiek niet te verstoren.Ten tweede waren er technische onvol-komenheden. Bij de renovatie van dewoningen in het Amsterdamse beton-dorp is geconstateerd dat het systeemKossel in de loop der jaren het minsteonderhoud aan daken en muren had ge-vergd. Ook de Rotterdamse Kossel-woningen waren nog in goede staat. Deveranderde isolatie-eisen maakten ech-ter een ingreep onvermijdelijk. Doorhet bouwsysteem kon men alleen over-gaan tot buitengevelisolatie, hetgeen toteen enkele tientallen millimeters dikke-re muur leidde. Aan de buitenkant is ditnauwelijks te zien, omdat de nieuwe ko-zijnen iets verder naar buiten zijn ge-plaatst. De daklijsten, oorspronkelijk1 Kossel na renovatie1 (foto 11 en 12: W. Ciere,Stadsontwikkeling Rotterdam)Cement 1990 nr. 4 771WONINGBOUW RENOVATIEgevormd door omgevouwen zinkslab-ben, werden vervangen door smalle alu-minium trimmen.De meest in liet oog lopende verande-ring was het aanbrengen van kleur op degevels. Oorspronkelijk was de gevel metgrijze specie afgewerkt. Bij de renovatieis aan het stucwerk een kleurstof toege-voegd. De kleuren zijn pastelroze, pas-telblauw, pastelgeel en grijs. De hoofdasen de aangrenzende blokken van dedwarsstraten zijn geel. Naar de buiten-kant van de buurt toe worden de kleu-ren steeds lichter. Lichte en donkerekleuren worden daarnaast binnen destraten nog afgewisseld om verwij din-gen en vernauwingen van het straatpro-fiel te accentueren. Tijdens de uitvoe-ring schakelde men uit financi?le over-wegingen over van een cement gebon-den, minerale pleisterlaag op een kunst-hars gebonden pleister. Helaas. Wantdeze bleek niet voldoende kleurvast,waardoor het zorgvuldig gekozen kleu-renplan gedeeltelijk is tenietgedaan.Binnen de financi?le mogelijkhedenzijn de bestaande kwaliteiten van deKossel II verder zoveel mogelijk geres-pecteerd (foto 11). De horizontale bandop de gevel, een van de weinige architec-tonische details, is gebleven en door hetkleurgebruik zijn bepaalde stedebouw-kundige accenten zelfs versterkt.Kossel I gerenoveerd?Kossel I (foto 12) heeft een veel groteraantal woningtypen bij een kleinerelengte van de bouwblokken, wat hetontwerpen van standaardplattegrondenen het koppelen van woningen bemoei-lijkt. Daarnaast maken de grote hoe-veelheid verschillende vensters, ver-springingen in gevels en de andere de-tails het aanbrengen van de onvermijde-lijke gevelisolatie een stuk gecompli-ceerder. Sloop van de Kossel I zou demogelijkheid bieden een extra bouw-laag toe te voegen en bovendien de dif-ferentiatie van het aanbod te vergroten.Om zicht te krijgen op deze problema-tiek is vorig jaar door de Dienst Stads-ontwikkeling, samen met de bewonersen het Gemeentelijk Woningbedrijf datde woningen beheert, het initiatief ge-nomen tot het uitvoeren van een haal-baarheidsonderzoek: een plan voor eenoptimale renovatie en een plan dat uit-gaat van vervangende nieuwbouw.Uitgangspunt bij beide varianten is hetbehoud van de bestaande, hoog gewaar-deerde woonomgeving en de samen-hang tussen architectuur en stedebouw-kundig plan. Op de Manifestatie Stads-12 Kossel I in 1989timmeren, die in mei wordt geopend inde voormalige vertrekhal van de Hol-land-Amerikalijn, zullen de uitkomstenvan de studie te zien zijn. Het onderzoekschenkt echter geen aandacht aan dehistorische betekenis van de Kossel.De door de Rijksdienst voor de Monu-mentenzorg ge?nitieerde landelijke in-ventarisatie van jongere bouwkunst, diein Rotterdam kort geleden is afgerond,heeft zo'n 1400 objecten opgeleverd,waaronder woningen en wijken, maarook fabrieken en waterstaatkundigecomplexen. Slechts een klein deel hier-van zal een beschermde status kunnenkrijgen en alleen monumenten van hetkaliber van het nabij de Kossel gelegenKiefhoek-complex van Oud zullen fi-nanci?le steun tegemoet kunnen zien.Erkenning betekent overigens niet datalle woonhuismonumenten vollediggerestaureerd moeten worden. Rotter-dam-Zuid telt naast de Kiefhoek zoveelandere bijzondere woonbuurten (tuin-dorp Vreewijk, tuindorp Heyplaat,Pendrecht) dat dit in het beste geval toteen gigantisch openluchtmuseum zouleiden.De opgave bij de meeste woningcom-plexen is daarom het verkleinen van deafstand tussen standaardrenovatie envolledige restauratie. De Kossel zou eenvoorbeeld kunnen worden van eennieuwe vorm van stadsvernieuwing,waarin stedebouw en monumen-tenzorg zijn ge?ntegreerd en waarbijmonumentenzorg zijn conserverenderol inruilt voor een participerende rol.Stadsvernieuwing is niet per definitieeen doel dat indruist tegen de belangenvan monumentenzorg, maar veel meereen proces, waarin monumentenzorg??n van de sturende krachten kan zijn.Het gaat daarbij in een geval als de Kos-sel niet om het beoordelen van details alshet plaatsen van kunststofkozijnen ofhet aanbrengen van gegalvaniseerdebalkons, maar om het defini?ren van deessenti?le kwaliteiten van een gebouwof complex.Bij de Kossel zijn deze voor een deel on-zichtbaar. De bouwwijze en de grotemate van mechanisatie van het bouw-proces zijn niet direct aan de uiterlijkeverschijning van de woningen af te le-zen, en helemaal niet meer na een even-tuele renovatie. Wel is te zien hoe door-dacht de architect de markante archi-tectuur in het totale plan wist te integre-ren.Bij de afweging de Kossel I al dan niet teslopen, zal het laatste waarschijnlijkdoorslaggevend zijn. Dit in weerwil vande eigenlijke betekenis van de Kossel,die van een bijzonder voorbeeld vanvooroorlogse woningbouwtechniek.Literatuur1. Kuipers, M., Bouwen in beton. Expe-rimenten in de volkshuisvesting voor1940, Staatsuitgeverij 's Gravenhage,1987.2. Bocanet, ., e.a., Betondorp ge-bouwd/verbouwd 1923-1987. StichtingWonen, Amsterdam, 1987.3. Cusveller, S., (red.), Tuindorp in be-ton: bouwexperimenten op Zuid, 1921 -1929. Stadsontwikkeling Rotterdam,19894. OudJ.J.P., Het bouwen van woningenin (gewapend) beton; Bouwkundigweekblad, 1920, p. 89-94.5. Sweys, A.H., Betonbouw te Rotter-dam; Bouwkundig Weekblad, 1925,p. 138-141.
Reacties