Op basis van uitvoerig onderzoek naar mechanisch gericht en gepunt- of gehechtlast betonstaal Ø12 en Ø16 mm, zijn nieuwe normeisen voor de vermoeiingssterkte vastgesteld. Hierbij is meer onderscheid gemaakt tussen staafdiameters omdat de vermoeiingssterkte bij kleinere staafdiameters hoger is.              
                
             
                              
                                      
                      Nieuwe normeisen 
vermoeiingssterkte  betonstaal 	
Op basis van uitvoerig onderzoek naar mechanisch gericht en 
gepunt- of gehechtlast betonstaal Ø12 en Ø16 mm, zijn nieuwe  normeisen voor de vermoeiingssterkte vastgesteld. Hierbij is 
meer onderscheid gemaakt tussen staafdiameters omdat de  vermoeiingssterkte bij kleinere staafdiameters hoger is.	
1 Lassen van de wapening voor de pijlers van de fly-over in het klaverblad Kerensheide, Geleen (bron: Van Noordenne)	
1	
44?	CEMENT  5 2020
Globaal 5 ? 10% van de gewapende 
betonconstructies wordt dyna-
misch belast, zoals bruggen, tun -
nels, bedrijfsvloeren en windmo-
lens.	
 Bij deze constructies worden eisen 
gesteld aan de vermoeiingssterkte van het 
betonstaal. Ook moderne slanke hoogbouw 
moet steeds vaker worden getoetst op dyna -
mische belastingen.  Belangrijk gegeven daarbij is dat de 
vermoeiingssterkte in enige mate nadelig 
wordt beïnvloed door het mechanisch rich -
ten van betonstaal (vanaf rollen, inmiddels 
toegepast t/m Ø20 mm). Hoewel dit gerichte 
betonstaal nu algemeen wordt toegepast, 
zijn de bestaande normeisen hierop nog niet 
aangepast. Belangrijker nog is het feit dat bij 
puntlassen of hechtlassen, toegepast bij mo-
derne prefabricage van betonstaalwapening, 
sprake is van relevant lagere vermoeiings-
sterkte in de normen. Dit kan leiden tot ver-
bod van hechtlassen waardoor moet worden 
teruggegrepen op het traditionele vlechten  en niet-toegestane gepuntlaste wapenings-
netten. Deze beperkingen zijn zeer nadelig, 
want traditioneel vlechten leidt tot minder 
vormvaste wapening en is arbeidsintensief 
en onderhevig aan Arbo-beperkingen. Ge-
puntlaste wapeningsnetten zijn bijvoorbeeld 
voor bedrijfsvloeren vrijwel noodzakelijk.  
Een ander belangrijk aspect bij de ver-
moeiingssterkte van betonstaal is het feit 
dat de kleinere staafdiameters een hogere 
vermoeiingssterkte hebben, wat in de be-
staande normen niet wordt benut. Het be-
lang van de vermoeiingssterkte is al geruime 
tijd verschoven naar de kleinere staafdiame-
ters, zoals voor infrastructurele constructies 
met voorspanstaal als hoofdwapening, maar 
ook voor windmolens en bedrijfsvloeren met 
transportlorries. De precieze achtergrond 
van de hogere vermoeiingssterkte door afne-
mende kans op scheurinitiatie en/of tragere 
scheurgroei bij de kleinere diameters is (nog) 
niet algemeen bekend, maar mogelijk het ge-
volg van meer 2D- dan 3D-spanning.	
IR. THEO BREEDIJK
onafhankelijk adviseur  betonstaal auteur 	
2	
2 Een van de pijlers van de fly-over in knooppunt Kerensheide (bron: Van Noordenne)	CEMENT 
5 2020	?45
Totstandkoming nieuwe  
normeisen
Om wapening toch te kunnen blijven prefa-
briceren, is 10 jaar geleden door de wape-
ningsbranche een onderzoek geïnitieerd om 
de normen voor zowel mechanisch gericht 
als gepunt-/hechtlast betonstaal nader te  
verifiëren. Vanaf 2011 is door een werkgroep 
vanuit RBW (Researchgroep Betonwapening), 
VWN (Vereniging Wapeningsstaal Neder-
land) en Rijkswaterstaat een grootschalig 
onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek werd 
voor 50% gesubsidieerd vanuit IPC (Innovatie 
Prestatie Contract voor samenwerkende  MKB-bedrijven). Hierbij zijn circa 700 ver-
moeiingsproeven uitgevoerd (waarover ver-
derop in dit artikel meer). Als resultaat van 
het onderzoek verscheen in 2014 een rap-
port [1]. Er bleek echter nog veel tijd nodig 
voor een aanvullende statistische evaluatie 
van de proefresultaten. Deze evaluatie is uit-
gevoerd in samenwerking met TNO. Na het 
verschijnen van dat rapport [2] in 2016 was 
er nog extra tijd nodig om tot de nieuwe 
normeisen te komen die inmiddels zijn  
opgenomen in de Eurocode (NEN-EN 1992-1-
1+C2/NB+A1 [3]) en de betonstaalnorm  
(NEN 6008+A1 [4]), beide van begin 2020.	
Vermoeiingseigenschappen  
betonstaal
De vermoeiingssterkte ?	? is het verschil  
tussen de boven- en onderspanning (= span -
ningsrimpel of spanningsamplitude) waarbij 
een bepaald aantal spanningswisselingen (N ) 
nog juist geen vermoeiingsbreuken levert 
(fig. 3a). Bij vermoeiingsproeven wordt door-
gaans een vaste bovenspanning 0,6R	
e ? fyk  
(= test 	
?max = 300 MPa) aangehouden en be-
paalt de onderspanning de spanningsrimpel. De spanningsrimpels ?	
? worden om -
wille van extrapolatie weergegeven in loga -
ritmische S? N-grafieken (fig. 3b). Hierin 
wordt de relatie tussen ?	
? en N benaderd 
met rechte lijnen (in werkelijkheid zijn ze 
vloeiend), met helling k? en k? (de relatie  
(?	
?)k ? N = constant). De linker tak k? omvat 
het gebied van vermoeiingsbreuken bij de 
gebruikelijke proeven met constante ?	
? die 
bij lage ?	
?-waarden overgaat in de horizon -
tale CAFL (constant amplitude fatigue limit) 
waaronder geen breuken optreden. De rech -
ter tak k? omvat het gebied waarbij aangeno-
men wordt dat breuken toch worden geïniti -
eerd door in praktijk optredende incidenteel   
hogere ?
? en vervolgens verder groeien bij 
lagere ?
? [5]. Omdat proeven met variabele 
?	
? nauwelijks uitvoerbaar zijn, wordt dit  
gebied tot op heden benaderd met de aan -
name k? = 2k? ? 1 (Haibach,1970 [6]).  De k	
1- en k	2-tak kruisen elkaar aan bij 
het knikpunt N*. Dit punt is door de grote 
spreiding in proefresultaten lastig te bepalen 
en wordt arbitrair gekozen als N* = 1, 2, 5 of 
10 miljoen spanningswisselingen. Dit be-
moeilijkt het vergelijken van de vermoei -	
VRIJE STAVEN OF INGESTORT
Reguliere vermoeiingsproeven van 
betonstaal worden sinds vele jaren 
uitgevoerd met vrije staven. Meer-
malen is aangetoond dat deze kriti-
scher zijn dan (zeer dure) proeven 
met in beton ingestorte staven. Bij 
vrije staven is de trefkans op een 
zwakke plek (scheurinitiatie) groter. 
Recent is theoretisch onderbouwd 
dat omhullend beton de scheuriniti-
atie gering verminderd en de 
scheurgroei redelijk vertraagd [7].
3a
3b	
3 Spanningsrimpel ?? (a) en S?N-curven, met k	1 = 4 en k	2 = 7 en met k	1 = 5 en k	2 = 9 (b) 	46?	CEMENT 5 2020
ingssterkte tussen normen. De grote sprei-
ding in resultaten rond het knikpunt N* 
wordt vooral veroorzaakt door de wel of niet 
opgetreden breuken op moment van stop-
pen van de proef (doorgaans bij 2 miljoen 
wisselingen). Mede hierdoor is het bij certifi -
catie met toelatings- en audit vermoeiings-
proeven lastig om een statistische eis voor 
de vermoeiingssterkte aan te tonen.
Uitvoering IPC vermoeiings- 
onderzoek 
Na een vooronderzoek met diverse oriënte-
rende vermoeiingsproeven met onder ande-
re variatie van testfrequentie 20 ? 150 Hz, 
zijn, zoals gezegd, met het IPC-onderzoek 
circa 700 vermoeiingsproeven uitgevoerd. 
Dit betreffen proeven met testfrequentie  
50 - 75 Hz van Concrefy in Venlo (op de test-
banken HFP 550 en HFP 250). Over ruim 
500 van de 700 proeven is gerapporteerd. De 
overige proeven betreffen deels te lage aan -
tallen per testserie om uitspraken over te 
kunnen doen en deels mislukte proeven 
B500B-HWL (warmgewalst) wegens onge-
schikt gebleken materiaal.  De 500 gerapporteerde proeven be-
treffen voornamelijk betonstaal B500B-HK 
(koud nagerekt) in staafdiameters Ø12 en 
Ø16 mm, zowel mechanisch gericht als ge-
punt-/gehechtlast. Ook zijn B500A-HKN 
(koud geribd) Ø12 mm gelast en B500B-HKN 
(koud geribd) Ø12 mm gericht en gelast in 
beperkte mate onderzocht.  Er zijn verschillende methoden van 
mechanisch richten (met rollen en rotor) en 
lassen (gepuntlast en punt-/CO?-hechtlas) 
toegepast. Hierbij bleken de onderlinge ver-
schillen beperkt, waardoor alle resultaten 
voor 'gericht' en 'gelast' zijn samengevoegd. 
 
Nadat tegen het einde van het IPC-onder-
zoek bleek dat verhoging van de normeisen 
voor gelast betonstaal alleen voor diameters 
? Ø12 mm mogelijk is, is het idee geopperd 
om ook de mogelijke invloed van de test 	
?max 
van 0,4 f	
yk (200 MPa) in plaats van de gebrui -
kelijke 0,6 f
yk (300 MPa) te onderzoeken. Dit 
werd ondersteund door een uitgevoerde 
Stufib-enquête, waaruit bleek dat de ontwerp- 
bovenspanning 	
?max meestal relevant lager  
is (0,4 ? 0,5 f	
yk vanwege beperking scheur- wijdte) dan de test-bovenspanning 0,6 f	
yk. 
Helaas kon binnen het resterende budget 
van het IPC-onderzoek nog slechts beperkt 
onderzoek worden gedaan met test 	
?max van 
0,4 f	
yk bij gelast Ø16 mm.	
Methode van evaluatie proef- 
resultaten
Net als bij trekproeven, moet bij vermoei -
ingsproeven de karakteristieke vermoei -
ingssterkte ?	
?k (??Rsk) worden bepaald. Dit 
gebeurt meestal met 5% lineaire regressie 
van de k	
1-tak op basis van de optredende 
breuken van vermoeiingsproeven op ver-
schillende test-?	
?-niveaus [8]. 
Echter, richting lagere test-?	
?-niveaus 
(nabij het knikpunt N*) is steeds meer spra -
ke van geen breuk (zogenoemde doorloper) 
op het moment van stoppen van de proef 
(bij certificatie wordt ter beperking van de 
beproevingskosten meestal bij N = 2 miljoen 
wisselingen gestopt). Deze doorlopers kunnen 
niet worden meegenomen bij de lineaire re-
gressie en leveren maar beperkt inzicht van 
het gezochte niveau van de k?-lijn.   Meer recent worden ook ML-metho-
den (ML = maximum likehood) toegepast 
voor de probabilistische evaluatie van breu -
ken èn doorlopers [9]. Hiervoor heeft TNO 
een rekenprogramma (Bayesian) ontwik -
keld [2] waarbij vooral de doorlopers de eer-
der genoemde horizontale CAFL bepalen, 
wat meer inzicht van het knikpunt levert. 
Belangrijk aspect hierbij is dat bij het IPC-  
onderzoek vrijwel alle proeven pas gestopt 
zijn bij N  = 10 miljoen spanningswisselingen. 
Hoewel niet vastgesteld, bestaat de indruk 
dat bij de doorlopers van N  = 10 miljoen wisse-
lingen meestal nog geen scheurinitiatie heeft 
plaatsgevonden (vereist lastig onderzoek).	
Samenvatting van de resultaten
Voor een uitgebreide beschrijving en evalua -
tie van de proefresultaten met de S?N- 
grafieken wordt verwezen naar een bijlage 
bij dit artikel op Cementonline.nl. Hieronder 
in het kort de belangrijkste bevindingen. 
 Voor de vermoeiingsproeven met een con -
stante spanningsrimpel bij test 	
?max = 0,6 f	yk  
zijn de 5% karakteristieke S?N-curven be-
paald met lineaire regressie van de optre-
dende breuken (de k	
1-tak) én met probalis-	
Bij punt- of 
hechtlassen   
gelden lagere 
normeisen voor 
de vermoeiings-
sterkte
MECHANISCH RICHTEN
Omdat het mechanisch richten 
van rollen betonstaal de vermoei-
ingssterkte door beschadigingen 
nadelig kan beïnvloeden, vereist 
het mechanisch richten goede 
controle van het richtproces. Bij 
vermoeiingsproeven van rollen 
betonstaal worden de testmon-
sters in het testlab gericht (met de 
hand of laboratoriummachine).	
CEMENT  5 2020	?47
tische evaluatie van breuken + de doorlopers 
tot N = 10 miljoen wisselingen (de k?-tak t/m 
de horizontale CAFL). Voor de k?-tak is de 
Haibach-relatie k? = 2 ? k? ? 1 toegepast (aan-
genomen variabele spanningsrimpel door 
incidenteel hogere spanningsrimpels). De 
testresultaten tonen dat keuze van het reken-  
knikpunt  N* = 2 miljoen meer aannemelijk is 
dan N* = 1 miljoen en hiermee ook aansluit 
op het regulier testen tot N = 2 miljoen.
Bij de probalistische evaluatie bleek dat 
doorlopers tot voorbij  N = 10 miljoen niet 
meer van invloed zijn. Wellicht volstaan 
doorlopers tot N = 5 miljoen, waarmee dure 
beproevingskosten worden bespaard.	
Kleinere   
staafdiameters 
hebben een   
hogere   
vermoeiings-
sterkte, wat in 
de oude normen 
niet werd benut	
4 Wapening van een betonligger (bron: Wadro)	
 Uit de testresultaten met test 	?max = 0,6 f	yk 
blijkt dat eventuele invloed van verschillende 
methoden van mechanisch richten en punt- 
of hechtlassen overheerst worden door de 
spreiding in de resultaten. Om die reden 
kunnen die resultaten worden samenge-
voegd als 'gericht' en 'gelast'. 	
 Voor zowel mechanisch gericht als gepunt-/  
gehechtlast betonstaal is de vermoeiings-
sterkte bij staafdiameters Ø12 mm relevant 
hoger dan voor Ø16 mm. Dit heeft ertoe ge-
leid dat de hogere vermoeiingssterkte bij 
staafdiameters ? Ø12 mm in de nieuwe  
normen wordt benut. 
Verder onderzoek is nodig van staafdiameter 	
MET DANK AAN
Het IPC-onderoek is tot stand geko-
men dankzij de RBW/VWN/RWS- 
werkgroep waarin zitting hadden: 
Reint Sagel (voorzitter), Theo Breedijk 
(secretaris), Arie van Noordenne 
(RBW/VWN), Pieter Henstra (RBW/
VWN/Wadro), Ane de Boer (RWS), 
John Booijink (Van Merksteijn) en 
Frank Höpner (ZND). De probalistische 
evaluatie is uitgevoerd door Diego 
Allaix en gezamenlijk met Jan Gijsbers 
(beiden TNO) zijn de nieuwe normeisen 
ontworpen. Bij de lineaire regressie is 
hulp verkregen van Andreas Volkwein 
(voorheen MPA München). 
BIJLAGE MET RESULTATEN
Op Cementonline.nl staat een bijlage 
met uitbereide informatie over de 
testresultaten.	
4	
48?	CEMENT  5 2020
200 ? 250 MPa bestaat al ruime tijd de wens 
vervolgonderzoek uit te voeren met test  
?max = 0,4 ? 0,5 f	yk (200 - 250 MPa). Dit zowel 
voor gericht (tevens check van bestaande 
constructies) als gepunt-/gehechtlast Ø10 ? 
Ø32 mm. Inmiddels bestaat er kans op een 
relevant gesubsidieerd vervolgonderzoek 
'Project Vermoeiing Betonstaal 2.0', maar dit 
vereist nog aanvullende financiering. 	
Nieuwe normen
Op basis van het onderzoek zijn nieuwe  
normeisen voor NEN-EN 1992-1-1+C2/NB+A1 
(2020) en NEN 6008+A1:2020 geformuleerd. 
Deze zijn opgenomen in tabel 1 en hierin 
vergeleken met de bestaande normeisen. 
Om de vergelijking goed mogelijk te maken 
zijn waar nodig via de betreffende k	
1/2-lijnen 
vergelijkbare getalwaarden (tussen haakjes) 
aangegeven. De belangrijkste wijzigingen 
zijn:	
 reken-knikpunt voor niet-gelast en gelast 
nu N* = 2 miljoen;
 voor niet-gelast en gelast diametergroep  
< Ø12 mm hogere vermoeiingssterkte;
 voor niet-gelast met meer diametergroe-
pen beperkt lagere vermoeiingssterkte; 
 voor gelast > Ø12 mm gelijkblijvende  
vermoeiingssterkte voor ?  N = 10 miljoen. 	
 	
?? in MPaEC 2:2004+NB 2011 NEN 6008:2008 EC 2: 2004 + NB 2020  
NEN 6008+A1:2020 Vergelijking met 
EC2 + NB 2011Vergelijking met 
NEN 6008:2008
niet-gelast N* = 1 mln, k	
1/2 = 5/9 
( N  = 2 mln)	1	N* = 1 mln, k	1/2 = 4/9
( N  = 2 mln)	1	N* = 2 mln, k	1/2 = 5/9
(B500B) N
* = 2 mln N* = 2 mln
alle Ø: 162,5 
           (~ 150)	
1   ? Ø28: 175 
           (~ 162)	1	
> Ø28: 145
           (~ 134)	1  ? Ø12:  160
> Ø12 ? Ø16 : 140
> Ø16 ? Ø20 : 130
> Ø20: 130 (niet gericht)	2	
                   + 10 (+ 7%)
-  10 (-7%)
-  20 (-13%)
-  20 (-13%)
- 2   (-1%)
- 22 (-14%)
- 32 (-20%)
? Ø28: - 32 (-20%)
> Ø28: - 4   (-3 %)
gelast	
3)	N * = 10 mln, k	1/2 = 3/5 
( N  = 2 mln)	1	N* = 1 mln, k	1/2 = 4/5 
( N  = 2 mln)	1	N* = 2 mln, k	1/2 = 3/5
 ( N  = 10 mln)1	N* = 2 mln  N* = 2 mln
alle Ø: 58,5
           (~ 100)	
1	alle Ø: 100 
           (~ 87)	1	? 12: 100 (~ 72)	1	
> 12:   80 (58,5)	1	? 10 mln	3: + 13,5 (+23%)  
? 10 mln3: +/- 0  (0%) + 13 (+15%)
 - 7  (-8%)
Tabel 1?Overzicht van de huidige en nieuwe normeisen	
1) 
Via de k	1/2-lijnen vergelijkbare waarden bij N  = 2 miljoen en N = 10 miljoen 	2) Richten van rollen > 20 mm wordt nauwelijks toegepast    3) Gelast = punt- en hechtlassen (CO	2)	
Ø10 voor met name gepuntlaste wapeningsnet-
ten in dynamisch belaste bedrijfsvloeren [10].
 De testresultaten met test	 ?max = 0,6 f	yk van 
mechanisch gericht betonstaal > Ø12 mm to-
nen een circa 10% lagere vermoeiingssterkte 
dan de bestaande normeisen (NEN-EN 1992-
1-1:2004), die voornamelijk zijn gebaseerd op 
het voorheen als rechte staven geproduceer-
de betonstaal. Deze circa 10% is verwerkt in 
de nieuwe normeisen door meer gedifferen -
tieerde groepen van staafdiameters.	
 De testresultaten met test 	?max = 0,6 f	yk van 
gepunt-/gehechtlast betonstaal > Ø12 mm 
bevestigen de bestaande normeisen van 
NEN-EN 1992-1-1:2004 en blijven daarmee bij 
dynamische belastingen een grote hindernis 
voor moderne prefabricage met hechtlassen 
en toepassing van gepuntlaste wapenings-
netten. Verder ontbreken tot op heden 
proefresultaten van gehechtlast betonstaal  
> Ø16 mm, dus met name voor staafdiame-
ters Ø20 ? Ø32 mm die onder andere bij de 
infra (zoals tunnels) bij voorkeur worden  
gehechtlast.	
 De oriënterende testresultaten met ver-
laagde test 	
?max = 0,4 f	yk (200 MPa) tonen  
opvallend hogere vermoeiingssterkte, zelfs 
mogelijk nabij die van mechanisch gericht 
betonstaal. Aangezien in de bouwpraktijk 
wegens beperking scheurwijdte meestal 
sprake is van maximale bovenspanning van 	
REFERENTIES
1?IPC-project Vermoeiing Betonstaal (2014), 
werkgroep RBW-VWN-RWS (R. Sagel,  
T. Breedijk, A. van Noordenne, P. Henstra,  
A. de Boer, J. Booijink, F. Höppner). 
2?Intern TNO report (2016). Bayesian 
estimation of characteristic S-N curves for 
reinforcement bars, TNO 2016 R10819  
(D.L. Allaix, F.B.J. Gijsbers).  
3?NEN-EN 1992-1-1+C2/NB+A1 - Nationale 
bijlage bij NEN-EN 1992-1-1+C2 Eurocode 2: 
Ontwerp en berekening van 
betonconstructies - Deel 1-1: Algemene 
regels en regels voor gebouwen.
4?NEN 6008+A1 - Betonstaal.
5?Intern TNO rapport (2011). Literatuuronder-
zoek naar de k	
2-tak voor vermoeiing van 
wapeningsstaal, TNO-060-DTM-2011-00388 
(J. Maljaars, F.B.J. Gijsbers). 
6?Haibach, E. (1970). Modifizierte lineare 
Schadensakkumulations-hypothese zur 
Berücksichtigung des Dauerfestigkeitsabfalls 
mit fortschreitender Schädigung. Technische 
Mitteilungen N. 50/70, Lab. für 
Betriebsfestigkeit, Fraunhofer-Gesellschaft.
7?Luijters, I. (2019). The effect of embedment 
in concrete on the fatique strength of 
reinforcing steel, Master's Thesis TU 
Eindhoven.  
8?Private information based on the Excel 
Program WoeVo from Andreas Volkwein, 
retired, former with MPA München. 
9?D'Angelo, L., Rocha M., Nussbaumer, A., 
Brühwiler, E. (2014). S-N-P fatigue curves 
using maximum likelihood. Method for 
fatigue resistance curves with application to 
straight and welded rebars. Proc. of 
EUROSTEEL 2014, September 10-12, 2014, 
Naples, Italy.
10?Verschoor, A. (2017). Eisen aan vermoeiing 
wapening te streng? Cement 2017/4, p. 39-41. 	
CEMENT  5 2020	?49                  
                 
                                
Reacties