Nieuwe constructies voor hijstransport in betonwarenf abriekendoor A. M. ZijlBij het bezoeken van verschillcnde betonwarenfabrieken zagen wij nicuwo, zeer ecnvoudige enbijzonder praetische hijsgereedscbappen voor allerlei soorten betonwaren. De initiatiefnemer vandeze constructies is de heer A. M. Zijl te Zaandijk. tevens ondernemer van Techn. Bureau ,,Zaan-stad" aldaar. die ons zijn geoctrooi'eerde apparaten demonstreerdc. In dit nummer zullen door hem3 typen van grijpers voor het intern transport van trottoirbanden worden behandeld, voorafgegaandoor enige algemene opmerkingen. Red.Algemeen1. Het intern transport van het gerede productHet interne transport van het gerede productvorrnt in de betonwarenfabriek een belangrijkaspect; in veel bedrijven laat de economie van dittransport nog te wensen over.De bedrijven beschikken doorgaans wel over hijs-inrichtingen en werktuigen. doch in tal van ge-vallen zijn deze te moderniseren, terwijl mede nogzeer veel plaats vindt door handkracht (bijv. hetladen van tegels).Dat de economie van dit transport vaak te wensenoverlaat, wordt ten dele veroorzaakt door ,,deaard van 't beestje"- Betonwaren zijn namelijk alstransport-object in het algemeen betrekkelijklomp, waardoor het bijzondere aandacht vergtom voor de ukeenlopende gevallen te komen totde gunstigste oplossing, welke niet alleen aan-vaardbaar is uit een oogpunc van economie,doch ook uit overwegingen van veiligheid enhandigheid.Ter voorziening in een betere hanteerbaarheid enhet verkrijgen van een beter houvast worden insommige gevallen de producten vervaardigd metuitspringende ogen of haken, of met ingelatenopeningen of sponningen, doch het behoeft geentoelichcing. dat deze toevoegingen. waar moge-Mjk, vermeden worden. Hierop zijn uitzonderin-gen, bijv. de openingen in platen.Het interne transport van het gerede product inde betonwarenfabrieken omvat in het algemeenhet transport van fabriek naar opslagplaats en. bijaflevering. het transport van de opslagplaats naarauto of schip.2. Welke tronsportmiddelen komen in aanmerkingvoor dit transport 7Deze vraag kan en mag niet eenzijdig worden be-antwoord, aangezien er hiervoor verschillendemogelijkheden zijn. A priori mag nimmer wordengesteld, dat ??n bepaalde oplossing voor alle be-tonwarenfabrieken in aanmerking komt; de om-standigheden verschillen daarvoor teveel vanbedrijf tot bedrijf.In sommtge gevallen zal men sterk moeten pre-fereren het vervoer door forklifttrucks te doenplaatsvinden, in andere gevallen zal de voorkeurmoeten gaan naar hijstransport, waarbij overigensvoor wat aangaat de hijskraan of hijsinstallatie nogtal van uitvoeringsvormen mogelijk zijn. Combi-natie van methoden is in deze vanzelfsprekend ookmogelijk. bijvoorbeeld alleen reeds door het feit,dat de forklifttruck verschillende mogelijkhedenin zich bergt; zowcl het vervoer op de vorken,als door hijsen, door klemmen, enz.De aanvullende middelen. die in aanmerkingkomen voor transport van het gerede product,zijn talrijk; smalspoorvervoer, vervoer op lucht-band-plateauwagens met motortrekker, diversetypen handwagens, enz.3. Het nut van aandacht voor eenvoudige,efficicnte transportmiddelenIn verband met de bovengestelde vraag is het vanbelang een bepaald algemeen punt naar vorcn tobrengen. zijnde een opmerking over het copierenvan methoden, die het in het buitenland zeer goed,,doen". We willen wijzen op het gevaarlijke hier-van: in Nederland verschillen de omstandighedenvan bedrijf tot bedrijf. doch van land tot land kun-nen ze zetfs tot een geheei andere oplossing leiden.Het is dan nuttig te wijzen op een tweetal waar-schuwende opmerkingen, welke voorkomen inhet rapport van de C.O.P. ,,Betonwaren in deVerenigde Staten": b!z. 79: ,,The relationshipsbetween wages and prices in Holland do not com-pel mechanization to the same degree as they doin America"; biz. 75: ..At the end of 1950 this itemof equipment (forklifttruck) was costing $ 2 000 inthe States, which considering the standard of liv-ing in the larger cities, is equivalent to aboutf 2 000,--. In the Netherlands, an item of this sortwas costing about f 13 000.-- then, whether it wasimported or assembled in Holland."Bovenstaande waarschuwingen zijn daarop ge-grond, dat de productie-omstandigheden, de inves-teringskosten, de loonkosten en de bijkomendekosten (bijv. brandstofkosten) op totaal anderniveau liggen dan in Nederland.Conclusie: het is voor de Nederlandse bcdrijfs-leider noodzakelijk voor intern transport die op-lossing tot verwerkelijking te brengen, die voorzijn Nederlandse omstandigheden verantwoordis, zonder klakkeloos copieren. Voor het Neder-landse bedrijf zal het van belang zijn, aandacht tegeven aan efficiente oplossingcn met kleine in-vesteringen, omdat hier geldt: ,,Let op Uw saeck".Hijstransport van trottoirbandenDe omstandigheden voor het intern transportvan de gerede trottoirbanden liggen soortgelijkals aangegeven voor de betonwaren in het alge-meen, namelijk doorgaans vanaf de fabriek naar de,,tas" en van hier bij aflevering op de auto of inhet schip.De tasvorming vindt bij de verschillende fabriekenin het algemeen op dezelfde wijze plaats, namelijkdoor parallel naast elkaar liggende banden. waar-bij de hoi en dol steeds zichtbaar blijven, of althansbereikbaar, en waarbij afstandlatten worden ge-bruikt voor scheiding van boven elkaar liggendelagen. Afstandlatten worden in het algemeen ookgebruikt bij het neerzetten van banden op auto'sof in het schip, waarbij het ter wille van econo-mische benutting van de laadruimte wenselijk is,dat de banden -ook wat de einden betreft- aan-eengesloten komen te staan.Daargclaten de gevallen, waarbij de trottoir-banden door handkracht worden getransporteerdmet inschakeling bijv. van ecnvoudige handwagens.worden de banden gewoonlijk vervoerd doorhijstransport, hetzij door meerdere tegelijk op tenemen per staaldraad, hetzij door een schaar-constructie, waarvan bijv. de bekken bestaan uithoekstalen, welke laatste kunnen grijpen onderde last in de ruimte verkregen door de afstand-latten. Met behulp van deze laatste methode kanmen wel gaan tot lasten ineens van 2 000 kg enhoger, afhankelijk van de max. hijscapaciteit vande kraan. Deze methoden zijn van oudsher be-kend.De economie en handigheid van een hijsapparaatworden cvenwel niet uitsluitend bepaald door" degrootte van de last, die tegelijk kan worden op-genomen. De handigheid van werken en de ma-noeuvreerbaarheid liggen voor een kleiner appa-raat gunstiger dan voor een groot apparaat. Enwat bijv. te denken, indien na het neerzetten opauto's of in het schip alle trottoirbanden moetenworden herplaatst of verschoven?De nieuw ontworpen apparaten, welke zijn af-gebeeld in de foto's 1-3, berusten op hetzelfdesysteem als in sommige bedrijven wordt coe-gepast voor het hijsen van I of 2 trottoirbandentegelijk, waarbij de banden worden opgenomendoor zelfklemming, en in dit geval door klemmingop de hoi en dol.De afgebeelde apparaten houden evenwel ver-foto 2. Een grijper voor hijstransport van 6 banden ter breedte van 150 mmelk en ter lengte van 1,50 m; hijscapaciteit I 000 kg; hetzelfde als bijfoto I aangegeven geldt voor banden van andere bandbreedte.foto I. Een grijper voor hijstransport van 4 banden ter breedte van 150mm elk, bij bandlengte van I m; hijscapaciteit 500 kg; de band-breedte speelt overigens geen rol, slechts in zoverrc, dat bijsmallere bandbreedte dienovereenkomstig meer banden kunnenworden opgenomen (bijv. bij een bandbreedte van 50 mm I I a 12stuks tegelijk).134 Cemeni 5 (1953) Nr 9-10schillende bijzonderheden in. Tevens is aan demechanica-zijde van de klemming en aan de con-structieve uitvoering grote aandacht besteed,ailes om te komen tot een economisch, handig envailig apparaat, voor een aantal banden als men ophet oog heeft tegelijk te transporteren. De hijs-capaciteit kan desgewenst veel meer worden alsis aangegeven, maar dan wordt het apparaat van-zelfsprekend volumineuzer en zwaarder.De betreffende apparaten zijn alle zodanig uit-gevoerd, dat de grijper steeds in geopende standkan strijken op de last, met voldoende opening omeventueel ongelijk liggende bandeindentot gelijke stand te brengen. De klemmingvindt plaats op de hol en dol. Meerdere bandenworden tegeiijk opgenomen, waarbij evtl. lengte-verschillen in de banden t.g.v, krimp, enz. g??nbezwaren opleveren. De grijpers zijn geschikt zo-wel voor hijstransport van banden met normaai aismet verdekt hoi en dol. Bij het neerzetten opauto's of in schepen kunnen de banden naast el-kaar worden geplaatst, waarbij ook de eindenaaneensiuiten. Wat betreft het vervoer van defabriek naar de tas: de banden behoeven geen ex-tra verhardingstijd te ondergaan en kunnen ophetzeifde tijdstip worden getransporteerd, waar-op ze anders normaai per wagen werden vervoerd.Beschadiging van betondelen door de grijper komtniet voor. De bekken bezitten een bedekking vanpatentrubber. Bij opneming uit de tas kunnen ooikleinere aantallen dan de maximale worden op-gepakt.Uit bovenstaande beschrijving volgt, dat degrijperuitvoeringen geheel aansluiten op debestaande wijze van tasvorming.De grijpertypen van foto 2 en 3 zijn geschiktvoor opneming van de complete last van eenplateauwagen.in het volgende nummer van ,,Cement" zullenenige andere constructies worden behandeld.foto 3. Een grijper voor hijstransport van 9 banden ter breedte van 150 mm en ter lengte vanI m; hijscapaciteit 1000 kg; ook hiervoor geldt voor andere bandbreedte hetzeifde alsbij foto IBetononderzoek op het bouwwerk volgens niet-destructieve methodenBeitrag zur zerstorungsfreien Betonpriifungmittels des Kugelschlagfederhamrners; Dipl.Ing. Dr. A. Stadler. Allgem. Bau-Zeitung, Wien,8e jaargang nrs. 366 bl. 3 - 367 bl. 6 - 368 bl. 5.(Sept. 1953),Kenmerkend voor de belangstelling, welke ookelders bestaat voor niet-destructieve methodenvan betononderzoek, is wel, dat drie opeenvolgen-de nummer van dit Weense weekblad voor eengroot deel zijn gewijd aan een zeer uitvoerigoverzicht van Stadler over de tot nu toe bekendemethoden op dit gebied.Het is typerend, dat S. in beginsel drie mogelijk-heden ziet, om de sterkte van beton te weten tekomen:1. berekening uit de gegevens omtrent de samen-stelling,2. directe meting aan proefkuben of3. berekening uit metingen aan het bouwwerk.S. behandelt deze drie mogelijkheden in het be-gin als gelijkwaardig.Van de eerste weg, die van de berekening volgensformules, zoals door Feret, Abrams, Graf-Crantz, Boiomey, Hummel en nog anderenontwikkeld, ziet S. als bezwaar, dat geen van dezeformules de mogelijkheid biedt rekening te hou-den met alle factoren, die tijdens het mengen,storten en verharden Van invloed zijn op de uit-eindelijke druksterkte d van de kubus.Bij dit standpunt is dus uitgegaan van de gedachte,dat de formules eigenlijk wel exact juist zoudenzijn, wanneerzij maar uitgebreid worden met nogmeer factoren en leden, die de ontbrekende om-standigheden in rekening zouden brengen.Zolang deze formules echter zuiver pheno-menologisch zijn, dient men er echter m.i.rekening mee te houden, dat bijv. de invloedvan de temperatuur of van de vochtigheidtijdens het verharden weer zeif af hankelijk zoukunnen blijken te zijn van de andere factoren,bijv. van de fijnheidsmodulus, en dat de for-mule dus steeds alleen een statistische benade-ring zal blijven. Dat wil zeggen: dat de be-rekende druksterkte wel gemiddeld zal klop-pen, maar nooit exact klopt voor de enkelekubus, zoals ook de druk- of treksterkte, zelfsbij de best homogene stoffen, altijd vrij aan-merkelijk spreidt en men onzeker blijft overhet resultaat, dat aan het eerstvolgende proef-stuk zal worden gevonden.Ook de systematische foutbronnen van druk-proeven, zoals de verschillen tussen cylinder- enkubendrukproeven, de invloed van de proefstuk-afmetingen en de verschillen tussen proefkubenen bouwwerk worden kort aangeduid, benevensde vele voorsteilen om daaraan tegemoet tekomen.Het beproeven van kuben, die uit het bouwwerkzelf zijn gehakt, is zo kostbaar en laat nog zoveeltwijfelpunten, dat deze werkwijze bijna nietwordt toegepast.Uitvoerig en zeer gedocumenteerd bespreekt S.de niet-destructieve methoden, beginnend met dehier weinig bekende methode van de Rus Skram-tajew, die van 8 meter afstand met een revolverop de te onderzoeken betonmuren schoot enconstateerde, dat de inhoud van de gevormdekogeltrechter verband houdt met d. Skram-tajew beschouwt de betrekkelijk grote indring-diepte (?tot 2 cm), die bij deze proef wordt ge-meten, als een voordeel, maar K. Gaede voelt alsbezwaar tegen deze o.i. erg ,,russische" methode,niet alleen, dat men het bouwterrein eerst moetontruimen en ook dan slechts een beperkt aantalproeven kan doen wegens de erop volgende re-paratiekosten, maar ook, dat de uitkomsten nogtot 25% van de werkelijke druksterkte blijkente kunnen afwijken.Anderen, ook meest Russische onderzoekers,laten bij het storten een stalen buis, schroef ofkopbout in het beton inzetten en bepalen dekracht, welke nodig is om deze na het verhardenlos te wringen of uit te trekken. Blijkbaar let menginds weinig op de kosten van apparatuur en vanreparatie die zoiets mee brengt.Overeenkomstig de titel vormen de kogel-in-drukproeven de hoofdschotel. Sinds Gaede dezedoor Brinell aangegeven methode, die eigenlijk al-leen op metalen werd toegepast, in 1932 het eerstvoor beton gebruikte, zijn wel alle denkbare vor-men daarvan onderzocht: zowel langzame sta-tische belasting van de kogel als snelle slaghamer-proeven, waarbij de een de indrukdiepte, eenander de diameter van de indruk meet.Ook de methode van het meten van de terugslag-energie, de terugslaghamer, wordt hierbij ver-meld. Hoewel de praktijk reeds sinds lang delangstelige hamer kent, waarmede een ervarenvakman het beton beklopt, om uit de klank en hetterugspringen van de hamer de kwaliteit van hetbeton te taxeren, meent S., aansluitend aan Gaede,deze proeftechniek te moeten verwerpen. Deoverweging daartoe is, dat de repulswaarde geenjuiste maatstaf is voor de hardheid, maar ook doorde eiasticiteitsmodulus wordt bepaald. Doordatverschillende betonsoorten met eenzelfde kuben-druksterkte enigszins verschillende elasticiteits-moduli kunnen bezitten, zouden volgens S. deresultaten van repulsmetingen meer moetenspreiden dan die van kogelindrukmetingen.Het is te betreuren, dat Gaede en ook Stadlerover het hoofd zien, dat niet de hardheidsme-ting het doel is, maar de druksterkte en dat dedoor Gaede opgestelde formule voor het ver-band tussen hardheid en druksterkte op eenonjuiste veronderstelling berust, zoals ik ruimeen jaar geleden toelichtte. Het begrip hard-heid is trouwens heiemaal vaag; er zijn ver-schillende maatstaven, die elk met evenveelrecht ,,de hardheid" worden genoemd '). Entenslotte is het verband tussen de druksterkteen de elasticiteit zeker zeer nauw, maar ookzeer ingewikkeld, zoals ik reeds heb getrachttoe te lichten2). Overigens bleek mij bij dezelaatste studie ook, dat de materiaaldikte, dieinvloed heeft op de uitkomst van een repuls-meting, geenszins beperkt is tot de kieinediepte van de achtergebleven deuk, maar enigecentimeters geacht moet worden.Alleen de feitelijke proeven kunnen ons leren,of dit ook voor de kogelindrukmetingen hetgeval is, resp. welke methode de beste uit-komsten levert.Tenslotte bespreekt S. de meting van de eiastici-teitsmodulus ter bepaling van d. Het is bekend,dat ? niet alleen van d afhangt, maar ook van degrootte van de spanning, waarbij men E meet enbovendien van de snelheid, waarmede deze span-ning wordt aangelegd.Dat juist deze, ook algemeen bekende feiten,de berekeningen van Gaede omtrent het ver-band tussen hardheid en sterkte tegenspreken,schijnt de auteur niet te hebben opgemerkt-Aangezien men aan eenzelfde proefstuk dusook verschillende elasticiteitsmoduli kanmeten, al naar gelang van de snelheid van demeting en de gebruikte spanningen, welk ver-band zeker voor verschillende materialen ver-schillend is, kunnen de experimentele formulesvoor het verband tussen deze modulus en ad,die S. citeert, ook slechts bij benadering geldigzijn.Terecht besluit S. met de opmerking, dat ook demetingen van ? slechts een gemiddelde waardevan ad kunnen leveren en niet de mogelijkheidbieden plaatselijke schommelingen in de druk-sterkte op te sporen.Ondanks de oorspronkelijk gesteide gelijk-waardigheid van de drie grondmethoden be-handelt S. de niet-destructieve methoden tochfeitelijk alle als ,,indirecte" methoden, waar-van de uitkomsten eerst getoetst dienen teworden aan de gemeten kubendruksterkten.Het lijkt mij consequenter en zeer mogelijkvooral het direct verband tussen de gevondenresultaten voor de niet-destructieve metho-den met de samenstelling van het beton enmet de feitelijke draagkracht van een gegevenconstructie te bestuderen, zonder de conven-tionele bepaalde kubendruksterkte a priorials een onaantastbare maatstaf hiervoor te er-kennen.BOSSCHARTLitteratuur1. Bosschart, Niet-destructief betononderzoek,Cement 4 (1952) nr 17/18 -biz. 3162. Bosschart, Elasticiteit en structuursterkte vanbeton, Cement 5 (1953) nr 5/6 - biz. 72 en nr 7/8 -biz. 107Cement 5 (1953) Nr 9-10 135
Reacties