ir.D.MooijRijksuniversiteit Leiden, hoofd Project-bureauTen geleideMomenteel is de bouw van het nieuwe uni~versiteitscentrum in Leiden in volle gang.Deze bouw omvat vijf afzonderlijke bouw-werken die een sterke onderlinge samen-hang vertonen.Voor elk onderdeel (cluster) is een architectaangetrokken. Samen dragen zij de ver-antwoordeli?kheid voor het totale stedelijkeontwerp.Het water van de Witte Singel scheidt declusters 1 en 2 van de andere die op hetDoelenterrein zijn gelegen.Oe bouwwerken die samen de clusters 1 en 2vormen, ontworpen door de architectenJ. van Stigt en B. van Kasteel, staan centraalin de nu volgende vier artikelen.Redactie1Leiden in de 17e eeuw2Academiegebouw in de 17e eeuwCement XXXIII (1981) nr. 12Nieuwbouw RiJksuniversite.itLe.idenA. Het Witte Singel DoelenprojectGeschiedenis van de huisvesting van de universiteitDe Rijksuniversiteit Leiden werd in 1575doorWilIem van Oranje gesticht, en kele maanden nahet ontzet van Leiden, destijds een stad met een bevolking van ca 10 000 inwoners en eenoppervlakte van ruim 100 hectare. Door de langdurige belegeringen in 1573 en 1574 enbuitenlandse concurrentie waren de bronnen van inkomsten (lakenindustrie en bierbrouwe-rij) opgedroogd en was de bevolking uitgedund. Destichting van de Universiteit markeert hetbegin vaneen periode van wederopbloei. De legende zegt dat Leiden, als beloning voor haarstandvastigheid tijdens het Spaanse beleg mocht kiei!:en tussen enkele jaren vrijheid vanbelastingen of de Universiteit. In werkelijkheid was het besluit een Hollandse Universiteit testichten reeds eerder gevallen. Bij de plaatskeuze (er waren ook andere gegadigden) zal hetLeidse verzet tegen de bezetter mogelijk een rol hebben gespeeld.Wat de universitaire huisvesting betreftwarenerweinig problemen. De huisvestingsbehoeftewas gering, terwijl enkele kloostergebouwen leeg stonden. Allereerst w~rd het Sint Barbara-klooster aan het Rapenburg betrokken, dat na twee jaar verwisseld werd voor de FaliedeBagijnenkerk (onderdeel van de oude universiteitsbibliotheek). Zes jaar na de oprichtingwerd het enigszins verbouwde klooster van de Witte Nonnen aan het Aapenburg betrokken,datookthans nog middelpuntvande Universiteit is (fig. 2en 3). Opeensteenworpafstand vandit gebouw wordt thans het Witte SingelDoelencomplex gebouwd.De tussenliggende vier eeuwen geschiedenis vertoont perioden van bloei en verval voorLeiden en de Universiteit. In de 17eeeuw was Leiden gegroeid tot een stad met ca 70 000inwoners, aan het einde van de 18e eeuw, na een periode van verval, bedroeg het aantalinwoners nog slechts ca 30000. Halverwege de 1ge eeuw brak een periode van nieuwe bloeiaan. Diverse universitaire bouwprojecten werden gedurende deze periode gerealiseerd,zoals het Sterrenwachtcomplex, het Kamerlingh Onnes Laboratorium en het AcademischZiekenhuis (thans het Museum voor Volkenkunde). De groei van Leiden en de Universiteit inde 20e eeuw is aanzienlijk. De stad groeide van ca 54 000 inwoners in 1900 naar ca 100 000thans en de Universiteit van ca 1000 studenten naar bijna 16 000 thans. De universitairehuisvesting omvatte rond het jaar 1900 ca 16 000m2 netto en is aangegeven in figuur4.ln hetbegin van deze eeuw werden voornamelijk laboratoriumgebouwen in de binnenstad ge-bouwd.In de jaren twintig kwam een nieuw gebouwencomplex voor het Academisch Ziekenhuisgereed en dit was heteerste complex bu iten de binnenstad. Ook de faculteitderGeneeskundewerd ter plaatse gehuisvest. De huisvestingssituatie in 1950 is aangegeven in figuur 5.Gedurende de enorme groei van de Leidse Universiteit in de jaren vijftig en zestig, werd eencomplex voor een deel der betawetenschappen gerealiseerd aan de westkant van Leiden, enwerden diverse gebouwen gehuurd rond het Leidse station ten behoeve van de faculteit derSociale Wetenschappen en het Bureau van de Universiteit. In de binnenstad bleven voorna-melijkgehuisvest de alfafaculteiten en de Universiteitsbibliotheek. De huisvestingssituatie in1970 is in figuur 6 aangegeven. In 1927 (in het toenmalige Bouwkundig Weekblad enArchitectura) liet de architectC.J.Blauw zichtamelijk kritisch uit over het 'bouwbeleid' van deUniversiteit: 'van eenuniversiteitscentrum (dat tochhiereen architectonisch middelpuntzoumoeten zijn) is geen sprake. De gebouwen zijn overal verspreid en vormen nergens eenopmerkenswaard geheel', en voorts: 'zievooruit, zorg voorflinketerreinen, die een waardigeligging mogelijk maken en dan ..... voor goede architectuur'. Het in de jaren vijftig geformu-leerde huisvestingsbeleid luidde in grote lijnen, dat de b?tafaculteiten niet in de bestaandebeh uizing in debi nnenstad konden worden gehandhaafd (onder meer vanwege deverwachteexpansie, de te grote spreiding en problemen van huisvestingstechnische en miHeutechni-sche aard) en voorts dat de alfafaculteiten in de binnenstad gehuisvest dienden te blijven(onder meer omdat deze faculteiten weinig specifieke ruimten nodig hebben en derhalvegoed in het patroon van de stad passen). Dit beleid, dat gedeeltelijk gerealiseerd is, geldtheden ten dage nog in versterkte mate. De redenen zij,. nog duidelijker geworden: deb?tafaculteiten zouden de binnenstad in omvang, stedebouwkundig, verkeerstechnisch,milieutechnisch enz. te veel belasten. De situering van alfafaculteiten inde binnenstad geeft7653Academiegebouw thans4Gebo?wenbestand omstreeks 19005Gebouwenbestand omstreeks 19506Gebouwenbestand omstreeks 1970Cement XXXIII (1981) nr. 12uitdrukking aan de wens de universitaire activiteiten niet te isoleren in campusachtigecomplexen, maar meer te integreren met de stedelijke activiteiteiten (wonen, werken,sociaal-culturele activiteiten enz.).Wat het huisvestingspatroon betreft kan de Leidse universiteit gekenmerkt worden als eenzich lineair ontwikkelende stedelijke universiteit (fig. 6).Dat een universiteit op een stad een zeker stempel drukt, wordt door sommigen als negatiefervaren en ditis, zoals de situatie zich inde jaren vijftig en zestig ontwikkelde, nietonbegrijpe-Iijk. Door de beleidswijzigingen sindsdien worden door meer en meer mensen de positieveaspecten (werkgelegenhe[d,sociaal-culturele activiteiten, instandhouding van historischegebouwen) zwaarder gewaardeerd. Ook de bouw van het Witte Singel Doelencomplex zaldaartoe - naar wordt gehoopt - bijdragen, niet alleen vanwege de aard van het huidigeproject, maar ook omdat daarmee een aantal historische panden weer een woonfunctie zalkrijgen (fig. 7). Veel van dergelijke woonpanden dienden namelijk door de expansie van dealfafaculteiten in de laatste decennia noodgedwongen voor onderwijsdoeleindenin gebruikte worden genomen. De uitbreiding van de alfafaculteiten en van de daaraan gekoppeldeUniversiteitsbibliotheek kon slechts zeer ten dele worden opgevangen in de bestaandeuniversitaire huisvesting en in vrijkomende b?tagebouwen in de binnenstad (waarin defaculteit der Rechtsgeleerdheid grotendeels kon worden ondergebracht). Dit probleem werdin de jaren vijftig al onderkend, maar het vinden van oplossingen daarvoor verliep zeker nietvoorspoedig.Samengaan van alfafaculteiten en USEen eerste plan om de relatie tussen alfafaculteiten (Letteren, Godgeleerdheid, Wijsbegeerteen Prehistorie) en de Universiteitsbibliotheek (UB) gestalte te geven in de vorm van eenuitbreiding van debestaande bibliotheek aan het Rapenburg bleek al in 1954 onuitvoerbaar,met name vanwege de snelle groei van genoemde faculteiten en het boekenbezit. Een in datjaar door de minister van 0, Ken W ingestelde werkgroep kwam tot de conclusie dat voor deUB en de alfafaculteiten naar een nieuwe vestigingsplaats in de stad diende te wordenuitgezien. Later werd de voorkeur uitgesproken voor het westelijk deel van de stad, om derelatie met andere universitaire eenheden te waarborgen. Interessant is daarbij dat reeds ineen vroeg stadium werd gedacht aan het Doelenterrein, dat in 1860 door"de Gemeente voormilitair gebruik ter beschikking werd gesteld en de koksschool huisvestte. De pogingen omdit terrein beschikbaar te krijgen strandden echtervoorlopig om diverse redenen. Toch werdhet idee om het Doelenterrein te gebruiken in feite nooit geheel opgegeven, ook niet toenbleek dat een terrein langs de Witte Singel te verwerven was (het zgn. Witte Singelterrein). Deterreinen zijn aangeduid in figuur 8.In 1962 werd overwogen de UB en enkele faculteitsgebouwen alsmede een aula, te realiserenop het Witte Singelterrein naast gemeenschappelijke functies op het Doelenterrein, zodra ditter beschikking zou komen. Besloten werd aan architect P.Zanstraopd racht te geven voor hetmaken van een schetsplan 'voordebouw van deliteraire faculteit, detheologische facu Iteitende universiteitsbibliotheek, op te richten aan de Witte Singel te Leiden'. De opdracht omvatteruim 40000 netto m2, terwijl het terrein de afmetingen van ca. 60 x 260 m had. Het zgn. WitteSingelproject dat werd ontwikkeld, moest onvermijdelijk hoogbouw opleveren en omvatteonder meer een torengebouw van 125 m hoog, dat tegen de achtergrond van het stedebouw-kundig en architectonisch denken van de jaren zestig acceptabel werd geacht, ja zelfs veelwaardering oogstte. Dit plan werd danookbesteksgereed gemaakt. Tot aanbesteding is hetdoor de in 1971 aangekondigde bouwstop echter nooit gekomen. Zich wijzigende maat-schappelijke inzichten begonnen doorte werken in stedebouwkundige en architectonischeopvattingen: het eens gewaardeerde ontwerp kwam onder grote druk te staan. Grootschalig-heid, monotonie, geen relatie met gebouwde omgeving, anonimiteit, afgeslotenheid van deomgeving, horizonvervuiling en dergelijke waren steeds meer gehoorde kritiekpunten. Hetnaastgelegen Doelenterrein wordt duidelijk in de discussies betrokken.Naar een nieuw ontwerpEen en ander leidde er uiteindelijk toe dat de universiteit het plan terugnam en dat in 19740pinitiatief van de toenmalige staatssecretarissen Klein en Schaeffer een nieuw begin werdgemaakt. Een interdepartementale werkgroep onder leiding van JW.F.Hoffman, directeurInstellingen en Opleidingsziekenhuizen Wetenschappelijk Onderwijs, werd ingesteld. Indeze werkgroep waren vertegenwoordigd de Ministeries van O&W, CRM, Financi?n,Defensie(in verband met de kazerne ophet Doelenterrein), de Gemeente Leiden en de Universiteit. Dewerkgroep bezag een aantal aspecten alvorens tot conclusies te komen, bijvoorbeeld hetprogramma van eisen. Aanbevolen werd het oppervlak 16% te verkleinen dooreen intensive-ring van het gebruik; daarbij dienden tevens meer studenten en personeelsleden gehuisvestte worden. Na de formulering van een aantal uitgangspunten en criteria werden enkeleterreinen daaraan getoetst. De vestiging op het WitteSingelterrein samen met het Doelenter-rein bleek uiteindelijk het enige alternatief te zijn' dat aan de uitgangspunten en criteriavoldeed. Inmiddels vermeldde de Defensienota van minister Vredeling dat men voornemenswas de koksschool te verplaatsen. Uit een stedebouwkundige verkenning door ir.F.E.Kuykenvan het adviesbureau Stad en Landschap, bleek de haalbaarheid van het project bij hetuitgangspuntdat 1f3 deel van het Doelenterrein voor niet-universitaire functies (bijvoorbeeldwoningbouw) bestemd zou worden.De door de interdepartementale werkgroep geformuleerde en later uitgewerkte uitgang-spunten en criteria bleken voorts van groot belang voor de architectenkeuze en het vervol-gens te ontwerpen structuurplan.7667Vrijkomende panden na de ingebruiknemingvan het Wdte SingelDoelencomplex8Wdte Singelterrein en Doelenterrein9Structuurplan met aanduiding vanclusternummers10Het toekomstige pleintje op hetDoelenterrein (links cluster 4, op deachtergrond cluster 5)Cement XXXIII (1981) nr. 12Samengevat kwamen de uitgangspunten neer op:? een menging van universitaire en stedelijke functies;? doordringbaarheid van het complex en toegankelijkheid van de terreinen voor het publiek;? stedelijke gebouwen in schaal, hoogte, verscheidenheid, geledingen herkenbaarheid, dietoch een eenheid vormen;? passend in het stedelijk weefsel en infrastructuur.Vijf architecten voor vijf onderdelen (clusters)Deze uitgangspunten zijn ook bepalend geweestvoor de beslissing vijf architecten iedereenonderdeel (cluster) van het plan te laten ontwerpen, op basis van een door de architectengezamenlijk te maken structuurplan, zodat enerzijds een goed in zijn onderdelen en op deStad afgestemde total iteit zou ontstaan, waarbin nen anderzijds de versch illende onderdelenzich met een zekere diversiteit en herkenbaarheid zouden manifesteren.Na de keuze van vijf architecten, te weten Bosch, Dijkstra, van Kasteel, Van Stigt en dearchitectencombinatie Ahrens en Kleyer werd in de zgn. Projectco?rdinatiegroep waarinnaast de Rijksgebouwendiensten de Rijksuniversiteit ook de gemeente Leiden participeerde,onder voorzitterschap van de toenmalige RijksbouwmeesterQuist, met de eerste fase van hetontwerpproces begonnen: het maken van een structuurplan.Dit gebeurde op basis van een reeds eerder ontwikkeld globaal programma van eisen, dat inlatere stadia steeds verdergedetailleerd werd. Het programma van eisen omvatte defacultei"ten der Letteren en Godgeleerdheid, deCentrale Interfaculteit, de Int?rfaculteitderPrehisto-rie, de Universiteitsbibliotheek, een drietal aanverwante niet-universitaire instituten, hetLeids Academisch Kunstcentrum alsmede diverse centrale faciliteiten en ging uit van 3000studenten (in werkelijkheid zullen meerstudenten van hetcomplex gebruikmaken), ruim 800personeelsleden, ruim 4 miljoen boeken, 320 auto's en 1100 fietsen. Nadere programmati-sche gegevens zijn hierna per cluster vermeld.Belangrijke aspecten van het structuurplan zijn de volgende (fig. 9). Wanneer men door deDoelensteeg vanuit de binnenstad komt wandelen offietsen (autoverkeerbehalve bedienendverkeer zal op de terreinen niet voorkomen), zal als eerste in het oog springen de centrale,ronde koepel van de universiteitsbibliotheek. Vervolgens zal men een pleintje bereiken datgrenst aan cluster 4 en cluster 5 (met aan die zijde de hoofdingang, een theater en eenboekwinkel) en woningbouw (fig. 10). Door de centrale ligging en het diverse karakter van deaangrenzende functies zal een levendige ontmoetingsplaats kunnen ontstaan. Langs deWitte Singel zijn op het Doelenterrein verschillende groene verblijfsplekkengemaakt. Overtwee bruggen kan men het Witte Singel complex bereiken over twee grote voorpleinen diedoor bomen ook het groene karakter van de Witte Singel hebben en ditca. 260 m lange terrei nopdelen.Via verschillende straatjes en pleintjes kan men vervolgens de Trekvliet bereiken. DezeTrekvliet die in de jaren zestig Werd gedempt in verband met de toenmalig gedachte aanlegvan een autoweg, zal weerworden opengegraven in de vorm van een grachten als zodanig eenstedebouwkundig verbindende werking hebben (de bebouwing van de Rijn- en Schiekadewordt daarmee bij de stad betrokken) als ook een verkeersscheidene functie (de auto's vanen naar de ingangen van beide parkeergarages onder custer 1 worden door het watergescheiden van het woonerf Rijn- en Schiekade).In figuur 9 zijn de verschillende onderdelen van het Witte SingelDoelenproject aangegeven;hierna volgt per onderdeel (of cluster) een beschrijving. Omdat deze artikelenserie de bouwvan de clusters 1en 2 betreft, zullen de clusters 3, 4en 5slechtssummierworden besproken.Witte Singel terrein (fig. 11)Cluster 1Het aan de zuidkant van het terrein gelegen deel (1a) zal huisvesting bieden aan desubfacul-teit der Westerse Talen, het faculteitsbureau en de Centrale subfaculteit van de faculteit derLetteren. Het aan de noordkant gelegen deel (1 b) huisvest de Centrale Interfaculteit, defaculteit der Godgeleerdheid, het Lexicologisch Instituut, het Nederlands Instituut voor hetNabije Oosten en de vakgroepen talen en culturen van het Nabije Oosten. Het programma vaneisen voor deze onderdelen omvat ca. 8100 m2 netto vloeroppervlak en is gebaseerd op 380personeelsleden, ca. 1800 studenten en ruim 100 000 boeken. Voorts zullen parkeergaragesonder beide delen ruimte bieden aan 320 auto's en 500 fietsen.Architect Van Stigt heeft in zijn ontwerp een goede aansluiting gezocht met deSingelbebou-wing, zowel in schaal en maatvoering als in materiaalkeuze. Zijn ontwerp wordt verdergekenmerkt door de mogelijkheden die het zal bieden voor een goed sociaal functionerendank zij een aantal ontmoetingspunten intern en extern (pleintjes en hallen), verbindingen endoorloopmogelijkheden en door de herkenbaarheid vanwege de opdeling in 'huizen'. Destructuur van de gebouwen is in twee richtingen flexibel zodat deze zich leent voor zowelwerkkamers van ca. 12 m2 als voorbijv.werkcollegezalen van 30 tot 50m2 en vakgroepsbiblio-theken van bijv. 100 m2.Cluster 2Deze cl uster die de Universiteitsbibliotheek zal huisvesten, is centraal gelegen op het WitteSingelterrein. Het programma van eisen voor deUB omvat 17 000 m2 netto vloeroppervlak enbiedt plaats aan ruim 3 miljoen boeken, 160 personeelsleden en 700 studieplaatsen.Architect Van Kasteel heeft, om de massaliteit van het gebouw te beperken twee boekenkel-76711De bebouwing op het Witte Singelterrein(van links naar rechts cluster 1zuid, de UBmet koepel, cluster 2 en cluster 1noord)12De bebouwing op het DoelenterreinCement XXXIII (1981) nr. 12ders onder het gebouw geprojecteerd. Aansluiting op cluster 1 is verkregen door eenvergelijkbare structuur. De perdefinitie strijdige eisen van openheid c.q. goede toegankelijk-heid en van geslo?enheidin verband met bewaking en interne relaties, heeft de architectdoorbroken door drie interne vides en het interne circulatiesysteem dat aansluit op verschil-lende toegangen. Op de begane grond zijn onder meer gesitueerd het uitleenbureau, decatalogi en de bedrijfsafdelingen; op de verdiepingen de studiezalen met aan de buitenzijdede studieplaatsen en naar binnen de boekenstellingen. De kern van het gebouw wordt op deverdiepingen gevormd door een gekluisd magazijn voor de kostbare boeken.De bouw van de clusters 1 en 2 is medio 1979 begonnen en zal inde tweede helft van 1982worden voltooid.BrugDe door Hans Bosch ontworpen brug verbindt het Witte Singelterrein met het Doelenterrein.Doelenterrein (fig. 10 en 12)Cluster 3In het aan de noordzijde van het Doelenterreingelegen gebouw, cluster3a (hetzgn. Arsenaal)zullen Sinologie, Japanologie en het Indologisch Instituut worden gehuisvest. Het program-ma van eisen voor deze onderdelen omvat 2300 m2 netto vloeroppervlaken is gebaseerd op50personeelsleden, 170 studenten en 270 000 boeken.Arch itect Di jkstra kreeg de opdracht het ontwerp voor de restauratie van dit gebouw, dat aande sloophamers wist te ontkomen, te maken. De restauratie is inmiddels voltooid.Inhet gebouw ernaast (cluster3n) zal het Koninklijk Instituut voorTaal-, Land-en Volkenkun-de worden ondergebracht, samen met de vakgroep zuid-oost Azi? en het ArcheologischCentrum. Aan vloeroppervlakte werd 3300 m2 geeist, hetgeen gebaseerd is op 90 personeels-leden, 35 studenten en 230 000 boeken.Met de bouw van dit carr?-vormige bouwwerk, dat wordt gesitueerd rond een naar de Singeltoe open hof, dateveneensdoorarchitectDijkstra isontworpen, moet nog worden begonnen.Cluster 4Dit gebouw, gelegen ten zuiden van hetwoningbouwterrein, zal huisvesten desubfaculteitenGeschiedenis, Kunstwetenschappen en Klassieke Talen. Het programma van eisen omvat3100 m2 netto vloeroppervlak en is gebaseerd op 130 personeelsleden, 985 studenten en85 000 boeken.Architect Bosch heeft het gebouw dat begin 1982 zal worden opgeleverd, als vierkantrondomeen gesloten binnenhof ontworpen.Cluster 5Dit gebouw, gelegen aan de zuidkant van het Doelenterrein, aan de zijde van de Witte Singel,zal een aantal centrale functies huisvesten, zoals collegezalen, een audiovisueel centrum, hetLeids Academisch Kunstcentrum, een boekwinkel, werkplaatsen, een centrale restauratievevoorziening en kantoorruimte. Het programma van eisen omvat 6000 m2 netto vloeropper-vlak,De architecten Ahrensen Kleyerhebben hetprogrammadateen groteverscheidenheid heeft,ondergebracht in een langgerekt, in de lengte geleed gebouw, waarin een binnenstraat inlangsrichting wordt opgenomen. Met de bouw is begin 1981 begonnen.BesluitGezien de belangen voor de omgeving en de stad als geheel, is naast het veelvuldig internoverleg inzake ontwerp en programma van eisen, regelmatig overleg gevoerd met externebetrokkenen zoals omwonenden. de Gemeenteraad enz.Ook is veel aandacht besteed aan het verstrekken van informatie, onder meer in de vorm vandiverse WSD-kranten. Een dergelijke openheid is met name inhoudelijk van groot belang,maar is ook bepalend voorde snelheid waarmee een dergelijk project kan worden voorbereid.De voorbereidingstijd kon ook worden bekort doordat de universiteit in een relatief vroegstadi um de budgetverantwoordelijkheid aanvaardde zodat de goedkeuringsprocedure ver-eenvoudigd kon worden (de totale kosten van het project zullen ruim 200 miljoen guldenbedragen). Een derde factor die bepalend is voor de kwaliteit en snelheid van voorbereidingvan een dergelijk project is uiteraard de inzet van alle betrokken personen en instanties:architecten en adviseurs, de Rijksgebouwendienst, het Ministerie van 0 & W, de gemeenteLeiden en de Rijksuniversiteit.Voo rts isde wijze waarop het proces en debesluitvorming gefaseerd worden en deinhoud vande verschillende fasen van grootbelang voor een goede gang van zaken. Het resultaat zal zijndat de voorbereiding en uitvoering van het Witte Singel Doelenproject in de huidige vorm,minder dan tien jaar in beslag zal nemen.Met de realisatie van dit project zal een eindkornen aan de versnipperde en zowel kwantitatiefals kwalitatief gebrekkige huisvestingssituatie van de alfafaculteiten en de UB.768J.van Stigt,architect BNA, AmsterdamB. Het ontwerp van cluster 1Relatie met de stadZoals eerder in de geschiedenis zoekt deUniversiteit huisvesting in de stad Leiden enwil zodoende een deel blijven van de verwe"venheid (totaal gebeuren) die het stadsbeeldbepaalt. In het verleden heeft de Universiteitaltijd gepoogd zich verdraagzaam te voegenbinnen de structuur van de stad en heeft zohaar bijdrage geleverd aan het karakter vanLeiden. Door de groei van de Universiteitwasdeze niet meer onder te brengen in de be-staande bebouwing.In het zoeken naar een vorm om deel te blij-ven van de verwevenheid van de stad, is ge-kozen voor bouwterreinen aan de Witte Sin"gel - de periferie van de stad - en aan deDoelen, binnen de oude stad.De oude stad Leiden binnen de Singel is voorhet grootste gedeelte ontstaan v??r 1500.Het gedeelte buiten de Singel is grotendeelsontstaann? 1850.Het streven deel te blijven de stad, betekentook:- Rekening houden met de beperkingen vand ie plaats en met de eigen kenmerkende ele-menten van de gebieden Doelen en WitteSingel;- geplande en recente bestemmingswijzi-gingen eventueel ongedaan maken;~ de Witte Singel, een belangrijk ori?ntatie-punt van de stad, ook voor verkeersafwikke-ling behouden;- de Trekvliet herstellen als waterloop,waardoor de nieuwe bestemming op een or-ganische wijze met de stad verbonden blijften de bewoners van de Rijn- en Schiekadeniet door een verkeerstangent (ringweg) vande stad worden afgesneden.Het algemene beeld in de oudestad en de 1geeeuwse uitbreiding toont verticaal geledehuizen in horizontaal aaneengesloten gede-tailleerde gevels. Een karakteristiek verschiltussen de bebouwing van binnen en buitende Singelgracht is dat in de oude stad metnauwe straten en aaneengesloten gevelwan-den, de zerken en stoepen (als stenen erven)overgangen vormen van priv? naarcollectie-ve ruimten, terwijl in de 1ge eeuwse uitbouwvan de stad de bebouwingsdichtheid relatiefwat lager is en ruime en groene voorerveneen afstandelijker contact geven.De techniek van de bouwstructuur van deoude stad en de 1ge eeuwse uitbouw stem-men overeen: evenwijdig aan elkaar gemet-selde bouwmuren met loodrecht daarophouten balklagen.De gevels zijn evenals de dragende bouwmu-ren van metselwerk. De beperkingen van debouwmaterialen zijn de oorzaak van over-eenkomst in stramienmaat van woningen engevelbreedten.De techniek van afdekking van de kappen inde oude en de nieuwe stad lijken opelkaarende verticaal gelede percelen ondersteunende structuurmaat van de stad.De plaats van de deuren in de huizen in deoude en nieuwe stad is meestal dezelfde. Perperceel ??n ontsluiting aan de lange gevel"wanden, die een ritme vormt naast de verti-cale scandering van de topgevels.De Witte Singel was in de historie de grensvan oud Leiden. De bebouwing voor de Fa-culteit der Letteren en de Universiteitsbiblio-theek zijn gepland aan weerszijden van diescheiding, waardoor er sprake is van tweeafzonderlijke gebieden, ??n binnen de oudestad en ??n daarbuiten. Kenmerkendvoordeoude stad zijn een hoge dichtheid en geslo-ten bouwblokken met vlakke gedetailleerdegevelwanden aan grachten, straten, pleinenen stegen met groene binnenhoven en hof-jes. De bebouwing in de 1ge eeuwse uitbrei-ding aan de Witte Singel kronkelt mee langshet water met groene oevers en bomen,waarbij het groene beeld nabij het bouwter-rein nog wordt versterkt door het uitzicht opde tuinen van de Hortus Botanicus. De be-bouwing is open en de groene binnenruim-ten zijn zichtbaar met de openbare weg ver-bonden. Voortuinen, erkers, balkons en ter-rassen vormen een schakel- overgangsele-ment van binnen en buiten.Het stadsbeeldDe bebouwing aan de Witte Singel per per-ceel is vaak breder meerbeukig, maar er iseen zelfde bouwwijze als in de oude stad vandragendebouwmuren en gevels van metsel-Noordelijk gedeelte cluster 1, WitteSingelzijdeGement XXXIII (1981) nr. 12 769Situatie Witte Singelterrein, met links enrechts de facuiteitsgebouwen en in hetmidden de Universiteitsbibliotheekwerk met houten balklagen. De gevels zijnveel-vormiger en decoratiever dan in de ou-de stad en van meer soorten baksteen, vanrood tot geel, bezand en glad en soms metlagen speksteen doorregen. De hoogtegele-ding van de bebouwing is twee woonlagenmet een kap of een schijnkap en daarachtereen gewone verdieping met plat dak.Door een andere gebruiksintensiteit van hetWitte Singelterrein vanwege de huisvestingvan de Universiteit, zal het beeld van de WitteSingel hier zeker gaan afwijken van het ge-bruik elders aan deze singel, met per perceel(5,5 tot7,5 m) ??n deurwaarvan maarbeperktgebruik wordt gemaakt. Hiertegenoverkomtnu een grote concentratie van gebruikers testaan, die in golven komen en gaan, metintervallen van vakanties en weekenden..Afwijkend ten opzichte van het rapport Hof-man met het stedebouwkundige advies vanhet instituut Stad en Landschap, isde biblio-theek nu in het midden van het Witte Singel-terrein geplaatst, aansluitend op de tweebruggen over de singel, die de verbindingvormen met het Doelenterrein. De biblio"theek in het midden van het terrein geeftuitdrukking aan de plaats die zij in het uni-versitaire gebeuren inneemt.Het afwijkend gebruik van de stedelijke ruim-te en de centrale Iigging van de bibliotheek isvorm gegeven door tweeg rote voorpleinenals een entree met bomenbladerendak, diehet groene beeld aan de Witte Singel verster"ken. Twee groene pleinen die het gestrektegebied van het bouwterrein (250 m') aan deWitte Singel overzichtelijk indelen.Cement XXXIII (1981) nr. 12De Bibliotheek is een groot gebouw met ??ncentrale interne organisatie-structuur meteen enkele ingang. Naast zijn bewaarfunctie(boekenkelders) zijn veel grote ruimten,zoals leeszalen, uitleenboekverwerkingenz.benodigd.Bij de huisvesting van onder meer de facul-teiten der letteren, wijsbegeerte en godge-leerdheid is gekozen voor ??n eigen huisvoor elke vakgroep. Telkens zijn vier vak-770groepsgebouwen met hun ingang om eenbinnenhof gegroepeerd; door straten ver-bonden met groene entreepleinen aan deWitte Singel. Drie stedelijke pleinen en eengroen hofgeven een reeks van plekken waarplaats is voor een gesprek in de open lucht.Zoals op het Doelenterrein een aantal histo-rische ontsluitingen zijn, zo zijn hier denieuwe straten en pleinen verbindende ele"menten met het weefsel stad, die ook doorlo-Perspectivischeschetscluster 1zuid, gezienvanaf het DoelenterreinPlattegrond faculteitsgebouwen; op delinker bladzi?de cluster 1 zuid, hierondercluster 1 noordpen in de vorm van de overdekte straten enpleinen van de bibliotheek.Een vergelijking van de hoofdkenmerkenvan UH en facu Iteitgebouwen, beide hebbeneen zelfde gebouwinhoud, leert 't volgende:de US is een gebouw met grote ruimten en??n interne organisatie;de faculteits-huisvesting telt meerdere ge-bouwen -16 stuks - met veel indelingen enkleine ruimten, elk met een eigen deelorga-nisatie.De afmetingen van de collegezalen en devakgroepbibliotheken van 7,20 x 7,20 m, zijnals uitgangspuntgekozen, voor de stramien-maat, mede in verband met de daaronderliggende parkeervoorziening. Vanwege ka-bels, leidingen en kanalen is voor padde-stoelvloeren gekozen, waarbij de kolommenop de hoeken van de vloervelden zijn ge-plaatst. Telkens zijn drie van deze vakken-eenheden aan weerszijden om een centraleontsluitingshal gegroepeerd. Deze zevenruimte-eenheden samen zijn de bouwstenengeworden voor de gehele bebouwing aan deWitte Singel. Met deze 'bouwsteen' is eenruimtelijk instrument ge?ntroduceerd, waar-mee een overgang mogelijk wordt van eenzeer groot gebouw (de bibliotheek 100 x 75m) naar de maten van een historische woon-bebouwing aan de Witte Singel.Uitgangspunt voor stramienmaatUit het gedetailleerde programma van eisenvoor de huisvesting van de faculteiten blijktdat twee/derde deel van het programma be-staat uit werkkamers (400 stuks) van resp. 12,18 en 25 m2. De overige ruimten zijn bestemdvoor kleine werkcollege-zaaltjes (ca. 50 m2),vakgroepsbibliotheken en groepsruimten.Door elke vakgroep een eigen huis te gevenmet een eigen vakgroepsbibliotheek, werk-college-zalen en werkruimten, ontstaat ereen natuurlijke samenhang en geleding die@ @ ? (Jij aansluit op het ritme van de huizen aan de'T-T---=---"=-?--":.L....-:.-= Witte Si ngel.UitwerkingEen vakgroepgebouw heeft op het straat-pieinniveau de werkcollegezalen en de vak"groepbibliotheek (6 ruimte-eenheden van 50m2) om een hoofdhal gegroepeerd. Op deverd iepingen zij n de werkkamers van de vak""""'.c~~_ groepen gesitueerd. Per vakgroep zijn deze.I. ..-&.~.J...-,-!-.--..II.--...! verschillend van maat en samenstelling. Hetgrote aantal werkkamers vergt veel geveI-lengte."@@o?IIiJ"-(B",I,(~Cement XXXIII (1981) nr. 12 771GROEPERING VAKGROEPENKAPVERDIEPING720VARIANTEN7.207.20GROEPERING WERKKAMERSt~-----isOl'iI t'XI --It7.208 PARKEREN0CJc::=:Jc::::::::Jc::::::::J c::=Jc::=Jc::=J c::=Jc::=J0 o 0c::=J c::=Jc::=Jc:=:J c::=Jc::::::::J c=:Jc=J0 0 0729 720o~----__~_." -,.'-'-,'-.__......--_.....Indelingsvarianten van het 7,20 meterstramien; de dragers bevinden zich op dehoekenDe hoofdstramienmaat van 7,20 mis indeel-baar (op 3,60 m en 1,80 m), zodat werkver-trekken van 12, 18en 25m2 mogelijkzijn doorhet plaatsen van lichte scheidingswanden.De werkkamers zijn op eenzelfde wijze ge~groepeerd als een ruimtelijke hoofdruimte-geleding van de bouwsteen. Om aan steedszich wijzigende behoeften te kunnen vol~doen is er de vraag naar voorzieningen vanflexibele ruimte-indelingen. Collegezalenen bibliotheken moeten bijv. als werkkamerskunnen worden ingedeeld en werkkamerstot collegezalen worden samengevoegd.Daartoe zijn voorzieningen in plafondrastersopgenomen en zijn installaties voor ver~lichting en c.v. daarop ingericht.De gewapend-betonvloeren van de verdie-ping waarop men loopt en boeken stapelthebben een stramienmaat van 7,20 x 7,20 m.Bij de eerder genoemde hoofdgeleding vande bestaande bebouwing aande Witte Singelvormen ook hier twee lagen met een kap eenplastische hoogte-be?indiging, met dienverstande dat deze gemaakt zijn met de mid~delen van vandaag (gelijmde houten lig-gers), die een extra gebruiksdimensieen eenGevel langs ??n der binnenstraatjes methieronder een aansluitdetail kolomgevelCement XXXIII (1981) nr. 12 772De w?jze waarop een groot gebouw wordtgekoppeld aan de maat van de stad; en hetoverz?Chtelijk maken van een groot aantalwerkvertrekken / kamers/ collegezaaltjes? twee gebouwen worden gekoppeld door de kappen? ??n kap koppelt twee gevelvlakken? ??n gevelvlak koppelt 2 ramen horizontaal en 2 ramen verticaaleigen karakter geven aan de hoogste verdie"ping. De overstekken begeleiden het binnennaar buiten en laten het maken van ruimevensters toe.Het platte dak dat regen en sneeuw draagt iseen lichte houtconstructie die in de gevelsteunt en op de verdieping een kolomvrijeruimte per stramienfiguur (bouwsteen)heeft.De balkhoogten vormen een cassettepla-fond dat overeenkomt met de rnaten van destudievertrekken van resp. 12,25 en 50 m2 enveelvouden daarvan. De optische indelingdoor de constructie is een schakel van dekleine naar de grote maat, van werkvertrekvan 12 m2 naar een bibliotheek ter groottevan 1000 m2 ten behoeve van hetNederlandsInstituut voor het Nabije Oosten.Het metselwerk van de gevels en de padde"stoelvormige betonkolommen vormen eenritme en kleurstelling die verwant zijn metdievan de bebouwing elders aan de Witte Singelen Trekvliet. met dien verstande dat de hori-zontale decoratieve speklagen verticale on-misbare dragende functionele elementenzijn. Het vermogen van metselwerk om tekunnen omhullen en dragen is tevens benutCement XXXIII (1981) nr. 12om schakel te zijn met de omgeving. Destra"mienmaat 7,20 m minus kolomkop 1,80 mgeven een maat van 5,40 m, die telkens tweeramen naast en boven elkaar verbinden bin"neneen travee.De paddest?elkoppen, vari?rend van 1,80naar 2,40 m, verbinden als balkons de werk"vertrekken met de groene singels, straten enpleinen. De boogvormige ramen op de ver"dieping zijn in de werkvertrekken m?t deerkers een beproefd middel als hoogtegele"ding en geveldoorbreking en geven de werk"vertrekken van de eerste t.o.v. de bovensteverdieping een eigen karakteristiek.De binnenpleinen met de entrees van devak"groepen hebben op de verdiepingen eenrondgang, die de verdiepingen onderlingverbindt, zodat op elk niveau contact behou"den blijft. De pleinen zijn als grote poortenmet de stad verbonden. De verhardingenvoor binnenpleinen en straten is als klinker"bestrating in een patroon van waterlopen,lucht" en boomroosters gevormd, met eenzelfde kleur baksteen als de gevels. De ver"keerstoenarne als gevolg van de nieuwehuisvesting van de universiteit wordt afge"wikkeld aan de zijde van de opnieuw gegra"773ven Trekvl iet. Door het water geschieden zaldit geen verkeershinder voor de bewonersvan de Trekvlietkade geven,Twee parkeer"souterrains onder de beidedelen van cluster 1 bieden plaats aan 320auto's. In deze parkeer"souterrainszijn indeplafonds de geledingen van de daarbovenliggende gebouwen afleesbaar uit de ge?so"leerdeplafonddelen, die als cassettes dever"laagde straten en pleinen aangeven. De lei"dingcircuits in de blauwkleu rige kokers refe"reren aanhetbindendeelementvan deomIo-pen aan de binnenplaatsen. De gemetseldeafzuigluchtkanalen langs de gevels zijn metde lichtscheppende koekoeken elementendie de weg wijzen naar de toegangen en deop- en afritten voor de auto's.Ten slotteDe mogelijkheden van de reserve voor uit"breiding van de faculteiten der letteren zijngepland door de kapverdiepingen later aande nu gerealiseerde bebouwing toe te voe-gen (ca. 2500 m2). Een lichte constructie dieweinig verstoring zal geven bij de realiseringvan die uitbreiding. De voor"investering vande fundering is, mede door het gebruik alsparkeerkelder verantwoord.B. van Kasteelarchitect, Amsterdamc. Het ontwerp van de Universiteitsbibliotheek(cluster 2)Stedebouwkundig uitgangspuntIn verband met de omgeving zijn de gemid?delde hoogten voor de gebouwen Westersetalen en de Universiteitsbibliotheek, doorVan Stigten mij bepaald op drie lagen bovenstraatniveau. Het boekenbestand dat onge"veer 3 miljoen boeken omvat, is derhalvegrotendeels gehuisvest in twee kelderlagenonder straatniveau.Als stedebouwkundige maateenheid kozenVan Stigt en ik - na uitgebreid vooronder"zoek- voorhet bekende stramien 7,20 x 7,20m. 1,80 m betekent de ruimte voor een mensachter zijn werktafel, 3,60 m is een redelijkemaat voor een werkvertrek voor 1 of 2 perso-nen en 3 auto's kunnen binnen een 7,20 me-ter stramien worden geparkeerd.Het bouwprogramma voor de US eiste aanbedrijfsruimten en leesplekken zoveel op-pervlak, dat het bekende recept 'verkeers-ruimte geflankeerd doorbedrijfsruimtenmetdaglicht' niet opging.Hetprogramma van eisen leidde als het waretot grote oppervlakten per 'laag', die dooruithollingen in verticale zin toteen heldererelatie komen. Twee glazig overdekte bin-nenhoven bevatten liften en trappehuizen.De derde binnenhof, die alleen via de tam"bour door daglicht wordt verlicht, duidt hetcentrum aan waar de primaire informatiesomtrent de boeken verkrijgbaar zijn. Hetcentru m van het gebouw bevat op de beganegrond het uitleenbureau en catalogi"ruimten. Op de eerste en tweede verdiepingis een boekenkluis voor kostbare werken.Ook op de begane grond zijn verschillendeCement XXXIII (1981) nr. 12bedrijfsruimten, alsmede een kantine meteen binnen" en buitenterras.Om de drie eerder genoemde binnenhovenop de eerste verdieping bevinden zich destudiezalen voor de verschillende 'normale'taalgroepen in het algemeen. De leesplek"ken zijn aan de raamkanten, de boeken staanom de binnenhoven. Voor de tweede verdie"ping geldt hetzelfde. Daar zijn debijzonderestudiezalen gehuisvest met in de zuid-oosthoek de beheersafdeling.774Gevel aan de Witte SingelzijdeUitgewassen beton en beige"rose kalksteenzijn kenmerkend voor de gevelsPlattegrond 1e verdieping endwarsdoorsnede oost-westCement XXXIII (1981) nr. 12De paddestoelvloer-constructie op een stra-mienmaat van 7,20 m is een evenwichtigekeus voor bedrijfsruimten met een hoge nut-tige belasting zoals boeken veroorzaken.Om deze constructiewijze aan de buitenkantaan te duiden, staan de gevelkolommen opde eerste laag boven het straatniveau buiten.Op de verdiepingen zijn ze omgeven doorerkerachtige half-cirkelvormige raampartij-en.Teneinde constructie en 'gevels', dus rib-benkasten huid, teonderscheidenentochteverbinden, is voorde buitenwanden gekozenvoor een redelijk hanteerbaar industrieelvervaardigd gevelelement, bekleed metfran-se kalksteen van een beige-rose kleur. Voor-al mooi bij de ietwat grauwe gemiddeld be-775wolkte lucht die in ons land nogal eens voor-komt.Toch een groot gebouwOndanks de aanhef van het stedebouwkun-dige uitgangspunt (drie lagen boven maai-veld, twee boekenlagen in de kelder) bleefdeopzet een groot gebouw te maken voor eenprogramma dat daar redelijkerwijze omvraagt. In de ontwerpfase - 1975- was smallreeds beautifull, doch ik was nog onkundigvan de nieuwe truttigheid. Hoewel CarelWeeber hier min of meer aan meegedaanheeft, is hij - naar mijn mening terecht - deeerste zegsman van deze uitdrukking. Dusheb ik geprobeerd een groot gebouw mooi temaken. Hoe bereik je dat? In elk geval zouAanzicht gevel TrekvlietzijdeTrapconstructie in ??n van de met eenglasachtige kap afgedekte binnenhovenzonder Palladio, zonder het Rijksmuseum,zonder de samenwerking met Van Stigtenzonder de plantenkassen van de Hortus Bo-tanicus aan de overkant, het plan anders zijnuitgevallen.In de bibliotheek steken de kassen via deWitte Singel over op het dak van de biblio-theek. De twee nu gedichte hoven van hetRijksmuseum te Amsterdam blijven een ont-werper toch inspireren, dus zijnde hovenopen in de bibliotheek.De kozijnen en ramen zijn van hout, daarnader je van binnen de buitenkant. Het mate-riaal is plezierig om aan te pakken. Krankzin-nig, maar dit gevoel geven ook de stalenraampjes in de Roche-huizen van Le Corbu-sier in Parijs en ook die van het Brynn MawCollege van Louis Kahn in Philadelphia.De staalconstructies van de koepels zijnblauw geschilderd - waarom niet rood?Blauw geeft een gevoel van koelheid watvoor een plantenkas niet nodig is, maar welvoor een openbaar gedeelte van een biblio"theek.Deze lichthoven hebben een stenen vloerbe"dekking. Je kunt er koffie drinken, een ten-toonstelling bezien, je mag erook lachen, eris nog niet de religieuze stilte van de biblio"theek, van het lezen, in deze overgangen vanstraat naar werken en lezen en... overdrevenstilte.Op de diagonalen van de stramienen bereiktmen de werk- en leesplekken. Het statischestramien wordt 'verzacht' door verkeerswe-gen onder 45?. Ingangszones en overig ver-keer hebben de halve stramienmaat; mis-schien een rest van de oorspronkelijke ge-dachte het gebouw met eenbandstructuurteontwerpen, bijvoorbeeld 960-060 960-060enz. Het programma gaf hiergeen aanleidingtoe, bovendien vond Van Stigt dit geen ste-delijke maat voor Leiden.De uitwendige hoeken hebben grote raam-openingen, dus ook diagonaal op het stra"mien van gebouwen stedelijke situatie. Opde hoeken geven kwart-ronde koekoekenincidenteel licht in dediepe kelderen zeggende bezoeker 'een belangrijk deel zit onderdestraat'.C~ment XXXIII (1981) nr. 12's Avonds moet kunstlicht door de koekoe-ken mede als straatverlichting dienen. Ditonderdeel behoorde aanvankelijk ook tot deopdracht van Jan van Munster die in hetkader van de '1% regeling' opdracht kreegmede een bijdrage te leveren omtrent dewijze van kunstverlichting. Geen kunstwerk776dus in de traditionele zin, maar 'kunst'ver-lichting op de tafel, in de gang enz.Aangezien behalve Philips, voorschriften,adviseurs, installateurs, verder iedereendaar verstand van heeft, zijn wij blijalsnaonsnog eens een poging wordt gewaagd.Gezicht naar de Witte Singelir.H.W.BennenkAdviesbureau d3bnciviel ingenieurs,Amsterdamo. Constructief ontwerp van de alfafaculteiten en deUniversiteitsbibliotheekHet bouwterreinHet Witte Singel terrein is gelegen tussen de weg langs de Witte Singel (oostzijde), deGedempte Trekvliet (westzijde) en de Groenhovenstraat (zuidzijde) (fig. 1). De noordelijkegrens van het bouwterrein ligt openkele meters van de gebouwen van het Leidsch Dagblad endeels vlak naastwoningen aan de Witte Singel.InleidingMedio 1979 werd een begin gemaaktrnet de bouwactiviteiten van de Rijksuniversiteit aan deWitte Singel te Leiden. De aan deze groene omzoming van de binnenstad, schijnbaar immerheersende rust, werd daarmee voorenkele jaren verstoord. Najaren van overleg en voorberei-ding werd op dat moment begonnen aan de bouw van 2 van de 5 te bouwen clusters, die tezamenhet Witte Singel Doelenplan vormen.De gebouwen vooreen deel der Alfafaculteiten en de Universiteitsbibliotheek verrijzen ophetWitte Singel terrein; de overige gebouwen zijn thans in uitvoering op het Doelenterrein, dattotvoor enkele jaren in gebruik was bij het Ministerie van Defensie.Dit artikel beschrijft het constructief ontwerp, zoals dat in samenhang met het bouwkundigontwerp tot stand is gekomen.L38r----+-Ecluster 1 noord2728cluster 2cluster 1 zuid7771213A -+-~-=--EM1Het bouwterreinCement XXXIII (1981) nr. 122Stramienindeling van 7 vakken van 7,20 x7,20m3-4Kenmerkende beelden van dealfafaculteitsgebouwenUitwerking van hetprogramma van eisen; ontwerpHet programma van eisen is in de voorgaande artikelen belicht, zodat slechts enkele voor hetconstructief ontwerp bepalende punten zullen worden aangehaald. De te realiseren brutobouwvolumes konden, gezien:_ de gewenste bebouwingshoogte;-het beschikbare terreinoppervlak;- de door de architecten verlangde 'doorschrijdbaarheid' van het project, alleen wordengerealiseerd indien veel bouwvolume onder het maaiveld zou worden ontworpen.Deze kelderruimten worden benut voor het parkeren van ? 320 auto's en voorboekenopslag.Met 'doorschrijdbaarheid' wordt hier kortheidshalve het navolgende aangegeven: de totalenieuwbouw van de Rijksuniversiteit is door de vijf bij dit project betrokken architecteningepast in het natuurlijk patroon van de stad Leiden. Het normale straatpatroon dienttussende gebouwen te worden voortgezet, ook daar waar onder de straatjes en pleinen kelderruim-ten aanwezig zijn.Uit organisatorische en stedebouwkundige overwegingen is de Universiteitsbibliotheekcentraal Op het bouwterrein geprojecteerd, met als gevolg dat het faculteitsgedeelte in eennoordelijk en een zuidelijke deel is opgesplitst. Hierdoor ontstond de bijzondere situatie dattwee architecten met iedereen eigen bouwprog ramma, op ??n terrein met ??n adviseur voorconstructies en ??n voor de installaties, drie hoofdbouwvolumes moesten realiseren.Als uitgangspunt voor het constructief ontwerp is gekozen voor??n hoofdopzetvoorde con"structie. Deze werd vervolgens naar de aard van de gebouwen aangepast.Globale opzet van de gebouwenUit voorstudies bleek voor beide bouwprogramma's een stramienafstand van 7,20 m totgoede gebruiksmogelijkheden te leiden. Uit constructief oogpunt is de keuze van 7,20 malsbasis optimaal. Destramienlijnafstand van 7.20 m wordt regelmatig afgewisseld met ??n van3,60m.Alfafaculteitsgebouw noord en zuidHet faculteitsdeel, dat zoals is vermeld ineen noordelijk en een zuidelijk deel is opgesplitst,omvat meerdere gebouwen. In de plattegrond van deze gebouwen is een basis van 7 veldenvan 7,20 x 7,20 m2 terug te vinden.(fig. 2).In enkele gebouwen komt deze basis meerdere malen voor, zodat daarmee grotere vloerop-pervlakken dan ca. 350 m2 ontstaan. Gerekend vanaf begane grondniveau bestaan dezegebouwen uit twee of drie bouwlagen. Vanwege de benodigde ruimte voor technischeinstallaties is in twee gevallen een extra bouwlaag toegevoegd.Vooreen mogelijke uitbreiding in de toekomst zijn inhet huidige plan bijenkelegebouwen diethans ??n of tWee bouwlagen hoog zijn, voorzieningen getroffen om naderhand nog eenlaag (de dakopbouw) toe te kunnen voegen.Om aan het vereiste aantal parkeerplaatsen te komen was het noodzakelijk zowel hetnoordelijke als het zuidelijke deel volledig te onderkelderen. De gebouwen van hetfaculteits-gedeelte staan derhalve op een volledige kelderdoos. De straten en pleinen worden op debegane grondvloer, dat is de dakvloer van de kelder, aangelegd. Wil de doorschrijdbaarheidechter effectief zijn, dan dient het niveau van de straten en pleinen in het plan weinig af tewijken van het straatniveau in de omgeving. Hiermee is dan ook het niveau van de beganegrondvloeren van dekeldervloermin of meerbepaald. Op de consequenties hiervan voor hetconstructief ontwerp wordt later in dit artikel nader ingegaan.Van alle gebouwen is de bovenste laag (dakopbouw) in hout ontworpen. Tussen en langs degebouwen, geplaatst rond de pleinen, vormen de in hout geconstrueerde galerijen op eersteen tweede verdiepingsniveau deverbinding tussen de diversefaculteitsafdelingen. De gevelsvan de gebouwen zijn in metselwerk opgetrokken.Cement XXXIII (1981) nr. 12 7785Geveldetail bij een binnenhof6Overdekt binnenhof in de ua7-8Houten kapconstructie boven videCement XXXIII (1981) nr. 12De UniversiteitsbibliotheekHet bouwprogramma van de bibliotheek vraagtom grote ruimten. Deze zijn in ??n, centraal ophet terrein gelegen, gebouw ondergebracht. Hoewel de omvang en de vorm van. het gebouwanders doen vermoeden is, conform ons uitgangspunt, de constructieve opzet gelijkaandievan de gebouwen van de Alfafaculteit. Ook hier zijn de plattegronden van de 3 bouwlagen(boven de begane grond) opgebouwd uit7velden van 7,20 x 7,20 m. Door het aan??nschake-len van deze eenheden, waarbij steeds een tussenstrook van 3,60 mis aangebracht, ontstaateen drietal vides: inwendige hoven.Twee van deze vides worden overspannen met in staal gecontrueerde spanten, die afgedektworden met een transparante dakafwerking (foto 6). De derde vide wordt afgedekt door eenhalve bol, in z'n geheel opgebouwd uit hout en afgedekt met koper (foto 7-8).De gevel op begane grondniveau bestaat voornamelijk uit achter de kolommen doorlopendeglaspuien, en op de twee daarboven gelegen bouwlagen uit geprefabriceerde betonelemen-ten bekleed met een natuursteen afwerking.Onder de begane grondvloer bevinden zich twee kelderlagen. Om het gewenste klimaat indeze boekenkelders met een gering energiegebruik te kunnen handhaven, is zowel op debuitenzijde van de wanden als onder de keldervloer isolatie aangebracht.De mogelijkheiddeze dubbele kelder te realiseren is sterk afhankelijk van de grondgesteldheid.GrondgestelheidTot op een diepte van 4,0 tot 5,5 meter ~NAP is klei en/of leem met veenhoudend zandaanwezig. Tot op 10,5 ? 12,0 meter - NAP bevindt zich verder een holoceen zandpakket vanmatig grof zand, dat klei- en/of slibhoudend is. In tegenstelling tot de eerstgenoemdebovenlaag is deze laag redelijk doorlaatbaar. Onder dit zandpakket bevindt zich een 1 ? 2 mdikke venige kleilaag (fig. 9). Deze laag is echter niet overal duidelijk aanwezig en varieertnogal in dikte. Niettemin functioneert deze laag als waterscheiding. Onder deze venigekleilaag bevindt zich tot op grote diepte zand. De stijghoogte van het grondwater boven deafsluitende laag is ca 0,6 m -NAP en van het zand daaronder ca 1,20 m - NAP. Het grondwateronder de afsluitende laag is matig ijzerhoudend en zwak mangaanhoudend, en heeft eenhoog chloridegehalte.Bouwput en keldersDeze nieuwbouw wordt in een stedelijke omgeving gebouwd. De omringende bebouwing,waaronder de drukkerij van het LeidschDagblad, isop staal gefundeerd. Het bemalenvan deopen bouwput voor de kelders zal zonder extra voorzieningen zettingen tot gevolghebben en aanzienlijke schade veroorzaken. Om dit te voorkomen is rond de gehele bouwputeen damwand geslagen die reikt tot in de afsluitende laag, tussen 12 en 14 m ~NAP. Een deelvan deze damwand is verankerd met groutankers. Op die plaatsen waar langs de kelder vanhet faculteitsgedeelte geen verkeerte verwachten was, isde damwand onverankerd uitge-voerd.In principe ontstaat door het aanbrengen van een damwand rondom de bouwput en deaanwezigheid van de afsluitende laag op 12 tot 14 m - NAP een gesloten bouwput.Het bemalen van deze bouwput, wat een verlaging van het grondwaterniveau van 0,60 m-NAPtot plaatselijk 5,00 m - NAP gedurende 1,5 jaar betekent, zal geen invloed hebben op degrondwaterstand in de omgeving als aan een aantal voorwaarden, zoals een goed in het slotgeheid damwandscherrn en weinig kwel van grondwater uit de dieper gelegen lagen, kanworden voldaan. Omtrent dit laatste punt (het functioneren van de 'afsluitende laag') kan vantevoren nooit volkomen zekerheid worden verkregen. Aan de hand van in het terrein gemaak-779r- 1\r- ~~, ,r--"\nLlTrT _ _1 . 12160+ f\--- r 1rIT 'r TI - -~Ilffi +LI-- - I I I- -~I~+LI-- --~I""" I I I11' I1TT]c 1200- ~ J 1500+ 1 1.-1" . .~{. .~ 1,310 + '7 . .s?? u u."'"Ig0 . . . . . . . . . . . . . . ~I~ " - ~>"~O~1OOO0"'-alfafac lteiLzJJld universiteits bi bliotheek)j1 alfaf,T~ 09Opbouw van deondergrond; langsdoorsnedeCement XXXIII (1981) nr. 12te boringen en het oepalen van de doorlaatbaarheid van getrokken monsters, is door het RijksInstituut voor Drinkwatervoorziening een prognose opgesteld voor de hoeveelheid te ver"wachten kwelwater uit de diepere lagen. De voorspelde hoeveelheden bleken tijdens deuitvoeringsperiode goed overeen te komen met de gepompte hoeveelheden.Uitgaande van het niveau van de afsluitende laag en de opwaartse waterdruk tegen deonderzijde daarvan, is in verband met het voorkomen van het opbarsten van de bouwputbo-dem, het bemalings- en ontgravingsniveau via berekeningen bepaald.Het bleek niet mogelijk, om dan op het gewenste begane grondn iveau uit te komen, waardoorstraatjes en pleintjes in dit plan fors boven straatniveau zouden komen te liggen, wat strijdigwas met ??n van de uitgangspunten.Er bestaan technische mogelijkheden om het ontgravingsniveau nog te kunnen verlagen.Een bemaling van het diepe grondwater met retourbemaling zou zo'n mogelijkheid zijn.Zettingsinvloeden zijn hierbij niet uitgesloten. Deze oplossing is dan ook niet zonder risico's,zeker voor een bouwput van meer dan 20 000 m2. Het lage ontgravingsniveau is echter tochbereikt door in bestek en op tekening de wijze van ontgraven vast te leggen.Ontgraven werd tot 4,5 m -NAP, ruim boven het niveau van onderkant keldervloer. De poerenkonden daarna om en om worden ontgraven en gestort. De uitkomende grond werd rond de testorten poeren opgeslagen en eerst afgevoerd na het storten van alle poeren in een bepaaldgebied. Door deze uitvoeringswijze voor te schrijven en verder de constructiehoogten zoklein mogelijk te houden, kon het nagestreefde beganegrondniveau dicht worden benaderd.Om de bouwput al tijdens de ontgravingswerkzaamheden te kunnen bemalen zijn geperfo-reerde plastic buizen machinaal vanaf het maaiveld op zo'n 4 m -NAP ingebracht. De eindenvan deze ingebrachte drainage waren verbonden meteen ringleiding. De op deze ringleidingaangesloten zuigperspomp perste het opgepompte water zo'n 300 m noordelijk van hetbouwterrein in de Oude Rijn. Tijdens de ontgravingswerkzaamheden is ter plaatse van de temaken dubbele kelder een twee laag drains ingebracht.De paalfunderingVoor de palen is gekozen voor in de grond vervaardigdepalen die vanaf maaiveldniveau zijnaangebracht. Door v??r het ontgraven en het onstaan van een groot stijghoogteverschil vanhet grondwater bij de afsluitende laag, te heien, is bewerkstelligd dat lekkage door deafsluitende laag heen zoveel mogelijk is voorkomen. De paalpuntweerstand is bepaald metinachtneming van de afname van deze weerstand door de ontgraving.Gezien de grote diepte van de kelder van de Universiteitsbibliotheek zijn enkele naderebeschouwingen voor paalbelasting en -gedrag opgezet. In de bouwfase van de constructiezij nallepalen,zij het ongel ijk, op drukbelast. Om drukop de palen te houden kan metbemalenpas worden gestopt als de gehele ruwbouwbelasting aanwezig is.Na het opkomen van het grondwater worden de palen rond de, van de begane grond tot hetdak doorlopende vides, nauwelijksop drukbelast en de palen terplaatsevan devides, wordenop trek belast. De grondwaterdruk tegen de onderzijde van de keldervloerheeft grote invloedop de paalbelastingen. De kans dat in de toekomst het grondwaterniveau opnieuw zo'n 5meter zou worden verlaagd is klein. Het aantal palen is bepaald voor de volgende tweeomstandigheden:1. gebouw volbelast, normale grondwaterstand;2. gebouw zonder rustende en nuttige belasting, maximale grondwaterstand;3. gebouw in bouwfase.Voor de eerst genoemde onwaarschijnlijk geachte situatie (namelijk het ontbreken vangrondwater) is de vei Iigheid van depalen,benodigd voor de situaties onder 1,2en 3 gecontro-leerd. De veiligheidsfactor blijkt dan ca. 1,7 te zijn. Overigens kan voor deze situatie eenveiligheidsmarge van 1,4 voldoende geacht worden.Bij de vides is door meerdere palen te plaatsen de trekbelasting per paal laag gehouden.Zettingsverschillen als gevolg van de ongelijke paalbelastingen zijn in de berekeningen vandekeldervloeren verwerkt.78010Keldervloer In Ultvoenng11Doorsnede begane grondvloeraIfa faculteiten13Kolom na het stralen van het oppervlakCement XXXIII (1981) nr. 12VloerconstructiesKeldervloerenDe keldervloeren zijn 0,35 m dik. De keldervloer van de Universiteitsbibliotheek is rond depoeren nog verzwaard. De poermaatbreedte is namelijk groter dan 6maal de vioerd ikte, zodatvolgens de VB 1974bij de overdracht van dwarskracht niet meer gerekend kan worden meteen verhoogte Tl. Daarnaast zal demaatgevende bezwijklijn binnen hetpoervlak zijn gelegen,omdat de vloer, door grondwaterdruk belast, als het ware aan de poer wordt opgehangen(foto 10).Begane grondvloeren van de AlfafaculteitenDe begane grondvloeren zijn als vlakke plaatvloeren ontworpen en ter plaatse van degebouwen 280 mm dik en buiten de gebouwen, dus daar waar pleinen en straatjes boven dekelders gelegen zijn 260 mm dik (fig. 11).Bij de overgang van de gebouwen naar straatjes of pleinen ontstaat door het verschil inafwerking binnen en buiten in debetonvloereneenhoogteverschil gelijkaan eenkolomplaat-dikte. Deze vloerverzwaring draagt te zamen met de meewerkende vloerstroken naast denormale vloerbelasting tevens hetbuitenblad van het gevelmetselwerk. Erontstond zodoen-deeen kleine constructiehoogte. De consequentie was dat temperatuurvariatiesin deberekeningen moesten worden meegenomen voor de buiten de gevellijnen gelegen vloer-stroken.In principe is in destraatjesen pleinen een dilatatievoeg aangebracht op 1,80 m uitde gevels.Om de 'dak' vloer van de kelder waterdicht te kunnen afwerken, iseen fijne verdeling van descheuren met geringe wijdte noodzakelijk. Deze voorwaarde istevervullen dooreenzorgvul"dige keuze van de wapening en de detaillering.Ter plaatse van de straatjes en pleinen is de lager gelegen betonvloer aan de onderzijdegestraald. In het plafond vande parkeerkelder, datverderbestaatuit houtwolcementplaten, ishierdoor de ligging van de gebouwen, straatjes en pleinen geaccentueerd.Begane grondvloer van de UniversiteitsbibliotheekDe begane grondvloer van de Universiteitsbibliotheek is 270 mm dik. Doordat de bovenzijdevan deze vloer hoger gelegen is dan het normale maaiveld en ook 200 mm hoger dan debegane grond van het faculteitsdeel, ontstaan bij de straten en de overige aansluitingen opmaaiveldniveau sprongen (balken) in de vlakke plaatvloer van 700 mm hoogte (fig. 12,blz. 782).Deze sprongen in de vloer volgen de gevellijn, die ter plaatse van kolommen een cirkelvormbeschrijft, zodat de in deze sprongen geconcentreerde dwarskracht via een 'stijve' halvecilinderviade lagergelegenvloernaardekolomwordtgeleid. De straal van de cirkel is 1,80 m.KolommenDe kolommen voor het gehele project zijn te verdelen in 2 typen (foto 's 13 en 14). In deAlfafaculteiten hebben alle kolommen een diameter van 0 430 mm, een kegelvormigepaddestoelkop tot 01200 mm en een cirkelvormige kolomplaat, dik 200 mm tot onderzijdevlOer. De straal van de kolomplaat is 01800 mm en soms 0 2400 mmo Bij de vloerverzwaringenis deze plaat niet aanwezig. De kolommen worden alle gestraald.In de Universiteitsbibliotheek worden kolommen met paddestoelkoppen toegepast. Dediameter van de kolommen onder het eerste verdiepingsniveau is 0 600 mm en daarbovenweer0 430 mmo De kolommen worden gebouchardeerd. Doordat in het gehele werkslechts2typen kolommen voorkomen kon een hoog rendement van de voorgeschreven stalen bekis-ting worden bereikt.Verdiepingsvloeren van de AlfafaculteitenDestandaardvloer van 7 vakken van 7,20 x 7,20 m2 wordt ondersteund door twee binnenko-lommen en 12 rand- buitenkolommen. De aanwezigheid van slechts twee binnenkolommenmaakt dit concept voor de architect aantrekkelijk (foto 15).De buitenkolommen vormen een onderdeel van de gevel. Ze zijn als essentieel constructie-onderdeel in de gevel opgenomen. De expressie wordt versterkt doerde bouwkundige gevelachter de kolommen om te laten lopen. De kolomplaat die daardoor geheel buiten hetgevelvlak komt te liggen wordt benut als balkon.78126-t---- ----7200
Reacties