MATERIALENMINDER GRINDEFFECTEN VAN DE GRINDSCHAARSTE OP MARKT, TECHNIEKEN REGELGEVINGingJE.J. de Jong, Betonvereniging, GoudaOp het gebied van de grondstof?envoorziening zijn enkele ontwikkelingen gaande,die elkaar gedeeltelijk versterken en gedeeltelijk tegenwerken: toenemendeschaarste aan traditionele materialen zoals zand en grind, de druk vanuit dereststoffenhoek om restprodukten te gebruiken, de nationale milieuregelgeving(Bouwstoffenbesluit) en de harmonisatie van de Europese regelgeving.In dit artikel wordt een beeld geschetst van deze ontwikkelingen, zowel afzonderlijkals in hun samenhang.e Nederlandse bouw gebruiktjaarlijks grote hoeveelhedengrondstoffen. De bulk hiervanbestaat uit zand en grind: te zamenjaar-lijks circa 45 miljoen ton, of 3.500 kg perNederlander! Verwacht wordt dat dezevraag de komende jaren niet zal veran-deren.In het navolgende zal vooral worden in-gegaan op de ontwikkeling van degrindvoorziening en -behoefte, met demogelijke alternatieven.De winning van zand en in sterkere ma-te nog van grind, ondervindt steedsmeer weerstand. Wordt zand nog ver-spreid over Nederland gewonnen; grindkomt hoofdzakelijk uit Limburg. Ditbetekent dat uit Limburg jaarlijks 10miljoen ton grind uit de bodem ver-dwij nt, met achterlating van gaten in hetlandschap. Daarbij komt ook nog dehoeveelheid zand die onlosmakelijk bijde grindwinning wordt meegenomen.Ondanks de recreatieve bestemming dieaan de met water gevulde gaten kanworden gegeven, zal het duidelijk zijndat deze winning niet meer verant-woord is.Inmiddels heeft de bouwsector onder-vonden dat de toevoer van grind stag-neert. Indeloop van 198 9 zij de veront-rustende geluiden over onze nationalegrondstoffenvoorziening regelmatigbijgesteld. Bestond er aan het begin vanhet jaar nog de verwachting dat er inprincipe voldoende grind ontgonnenzou kunnen worden, ook vastgelegd inde verschillende aangegane inspan-ningsverplichtingen van de provincies,al in het voorjaar bleek dat de ontgin-ning van het Stevol-gebied niet meer in1989 zou plaatshebben. Een flinkestreep door de rekening van producen-ten en afnemers.Maar, zo dachten velen, dit is een tijde-lijke zaak, want na afronding van deMER-procedure zal het grind bovenge-haald kunnen worden. Aan het eind van1989 is duidelijk geworden dat zelfs dezwartste zwartkijker te positief was. Uitde provincie Limburg zal in 1990 geen12 (prognose voorjaar 1989), geen 8(prognose zomer 1989), geen 7 (progno-se najaar 1989), maar maximaal 6 enwaarschijnlijk slechts 5 miljoen tongrind komen. De kans dat deze hoeveel-heid de komende jaren sterk wordt ver-hoogd moet als irre?el worden afge-daan.Uiteraard leidt deze stagnatie tot prijs-verhogingen. Een ander effect is een ver-hoogde aandacht voor eventuele alter-natieven.De grootste hoeveelheid zanden grind wordt verwerkt in asfalt- en ce-mentbeton: jaarlijks wordt 7 miljoenton asfaltbeton geproduceerd, waarincirca 4 miljoen ton grind en 2,5 miljoenton zand, en circa 30 miljoen ton ce-mentbeton, waarin circa 14 miljoen tongrind en 9,5 miljoen ton zand.In tabel 1 is een overzicht gegeven van degrindbehoefte en -voorziening in 1989.Wat zijn de alternatieven?De alternatieven zijn te verdelen in ma-terialen die uit Nederland komen enmaterialen die ge?mporteerd kunnenworden. Allereerst de mogelijke Neder-landse produkten.In een afzonderlijk kader is, in alfabeti-sche volgorde en voorzien van een kortetoelichting, een overzicht gegeven vaneen aantal produkten die als grindver-vanging geschikt zijn of het mogelijknog worden. Opgemerkt wordt dat dezelijst geen volledigheid suggereert.Op dit ogenblik kunnen er circa 3,5 mil-joen ton grindvervangende restproduk-ten worden ingezet. Op basis van de hui-dige kennis is te verwachten dat op ter-16 Cement 1990 nr. 5DOVERZICHT SECUNDAIREGRONDSTOFFENAsfaltgranulaatJaarlijks komt een nagenoeg constantehoeveelheid van 1 miljoen ton vrij. Dezehoeveelheid wordt hergebruikt via war-me recycling of gebruikt als cementge-bonden wegfundering.AVI-slakDe hoeveelheid zal van 0,65 miljoen tonthans toenemen tot 2 miljoen ton rondde eeuwwisseling.Op dit moment zijn de meest voor dehand liggende toepassingen:ophoogmateriaal, wegfundering (al danniet cementgebonden) en gedeeltelijkegrindvervanging in betonwaren.Schone baggerspecie (en daarmee te fabrice-ren kunstgrind)Thans zou al rond de 14 miljoen tonkunnen worden verwerkt. In 1989 is erslechts een zeer geringe hoeveelheid inde bouw afgezet. Indien de rivieren doorvoortschrijdend milieubesef schonerworden, zal de potenti?le beschikbarehoeveelheid toenemen. Daarnaast spe-len financi?le aspecten een rol. De afzetblijft voorlopig via de produktie in degrondfabriek gericht op de vervangingvan klei als taludbekleding.Bodemas (van kolenverbranding)De thansjaarlijks vrijkomende hoeveel-heid van 65.000 ton zal geleidelijk toe-nemen tot rond 100.000 ton. Naast eentoename van de hoeveelheid zal de kwa-liteit veranderen. De bodemas zal ook inde toekomst voornamelijk als wegfun-deringsmateriaal worden afgezet.FosjorslakDe huidige produktie van 150.000 tonper jaar kan de komende jaren opge-voerd worden tot 300.000 ton per jaar.De meest kansrijke toepassing is in ce-mentbeton.Afvalgips van kunstmestproduktieHiervan komt thans 2 miljoen ton perjaar vrij. Vanwege het hoge gehalte ver-ontreinigingen en de oplosbaarheid inwater, zijn er nauwelijks geschikte toe-passingen in de bouw gevonden. Er be-staat onduidelijkheid over de ontwikke-lingen van de kuntsmestfabrieken waarhet afvalgips vrijkomt.Hoogovenslak, hoogovenstukslak enschuimslakDe bij Hoogovens in IJmuiden vrijko-mende hoeveelheden zullen in de ko-mende jaren nagenoeg volledig wordengebruikt bij de cementproduktie. Dezetraditionele bouwstoffen voor wegfun-deringen zullen nog vanuit Duitslandworden ge?mporteerd.MijnsteenAan de voorraden mijnsteen in Limburgheeft de provincie een landschappelijkebestemming gegeven.(Poederkoolvliegas en daarmee gefabriceerdegranulaten als Lytag en AardeliteMeer dan 80% van de thans geprodu-ceerde hoeveelheid van bijna 600.000ton poederkoolvliegas wordt verwerktals portlandvliegascement. De Vasimproduceert jaarlijks meer dan 150.000ton Lytag. Lytag is geschikt als grindver-vanging in lichtbeton.Aardelite is een produkt dat technischgezien kansen heeft. Economische over-wegingen hebben nog niet geleid tot deinvestering in een fabriek.Veranderingen in de elektriciteitscen-trales zullen leiden tot andere vliegas-kwaliteiten. Als deze vliegassen nietzouden passen in de cementproduktie,dan kunnen ze als gebonden wegfunde-ring of in ophogingen als zand vervan-ging worden toegepast.PuingranulatenDit is de groep materialen die, mededoor de professionele benadering van deproducenten, jaarlijks een toename vande afzet te zien geeft. Verwacht wordtdat de huidige produktie van 2,5 mil-joen ton geleidelijk toeneemt tot 6 mil-joen ton over 10 jaar. Wordt thans allesafgezet in de wegenbouw (wegfunde-ringen), op termijn valt te verwachtendat ook grotere hoeveelheden in ce-mentbeton worden toegepast. Deze ver-wachting wordt, naast de absolute toe-name van het aanbod, gebaseerd op derelatief sterke toename van het aandeelbetongranulaat en de nu al duidelijketechnische en economische mogelijk-heden.StaalslakHiervan komt thans jaarlijks 150.000ton vrij. In asfaltbeton zijn in 1989 deeerste werken met staalslakken uitge-voerd. Als deze toepassing doorzet, zalde verwachte toename van de produktietot 300.000 ton in asfalt- en cementbe-ton zijn weg vinden.mijn circa 9 miljoen ton beschikbaar zalzijn. Om markttechnische redenen zalhiervan 4 miljoen ton elders, bijvoor-beeld als wegfunderingsmateriaal, wor-den afgezet. Het is dus duidelijk dat vande behoefte van 20 miljoen ton, maxi-maal een kwart door Nederlandse rest-produkten kan worden gedekt.De import van gebroken natuursteen isde meest realistische optie om het tekortaan eigen materiaal op te vangen. Hier-bij kan worden gedacht aan porfier enkalksteen uitBelgi?, basalt uit Duitslanden zelfs aan graniet uit Groot-Brittan-ni?.De keuze voor een bepaald materiaalwordt voornamelijk bepaald door loka-le omstandigheden. De Nederlandse er-varing met grind komt voort uit de lo-kale beschikbaarheid van dit materiaal.Dit geldt ook voor de ervaringen in hetbuitenland met de daar beschikbarematerialen.Tabel 1Grindbehoefte en -voorziening in 1989grindbehoefte grindvoorzieningcementbetonindustrie 14 000 000 tonasfaltindustrie 14 000 000 tonoverige 2 000 000 tonnederlandse produktieimport grindporfieroverigeexport grind10 000 000 ton10 000 000 ton1 000 000 ton1 500 000 ton- 2 500 000 tontotaal 20 000 000 ton 20 000 000 tonMATERIALENBij het zoeken naar alternatieven voorgrind kan worden gebruikgemaakt vande elders opgedane ervaringen met dezematerialen. Of deze materialen ook opgrote schaal in Nederland zullen wor-den verwerkt hangt af van:- de technische mogelijkheden in deNederlandse mengsels;- de prijs ten opzichte van andere alter-natieven.Dit laatste wordt voornamelijk bepaalddoor de logistiek en het te voeren afval-stoffenbeleid van de Nederlandse over-heden.Economische ruimte voor Neder-landse restproduktenIn tabel 2 is aangegeven hoe groot de in-vloed is van de kostprijs van het granu-laat op de kostprijs van een normaal be-tonmengsel, prijspeil voorjaar 1989.De meest kostbare ontwikkeling is dater geen grind meer te krijgen is en ver-vangen moet worden door ge?mpor-teerd materiaal. Het is niet te verwach-ten dat de kostprijs hiervan binnen af-zienbare tijd ingrijpend zal wijzigen.Deze verwachting is gebaseerd op degrote voorraden die wereldwijd voor-handen zijn en tegen vergelijkbare kost-prijs in exploitatie kunnen worden ge-nomen. De marge waarin de kostprijsvan grove aggregaten zich als gevolg vanmarktregels kan bewegen, is beperkt.Uit tabel 2 blijkt dat de kostprijs van degrondstoffen voor een m3beton met 11,00 ( = 15%) toeneemt, dat wil zeg-gen dat een prij sverhoging van het groveaggregaat met een factor 1,7 leidt tot eenprijsverhoging van het totaal van degrondstoffen met 15%. Als rekeningwordt gehouden met alle andere ele-menten die bij de berekening van dekostprijs een rol spelen (opslag, produk-tie, transport mengsel, verwerking) danblijkt de kostprijs met maximaal 5% toete nemen.Gezien de dominante invloed van dekostprijs van cement, zal niemand wak-ker hoeven te liggen van de prij seffectenvan grindvervanging door het meest du-re alternatief. De totale omzet van deNederlandse bouw bedraagt circa 45milj ard gulden. Hiervan was het aandeelaan grove aggregaten in 1988 circa 0,2miljard gulden. Wordt dit aandeel ver-hoogd tot 0,5 miljard, dan heeft dit opde totale bouwmarkt een nauwelijksmeetbaar effect van nog niet ??n pro-cent.De conclusies uit deze sterk vereenvou-digde rekenvoorbeelden en uit de ana-lyse van in Nederland vrij komende rest-stoffen zijn:- gezien de geringe verhoging van dekostprijs en de veelal bijkomendevoordelen als kwaliteit en aansluitingop Europese situaties, maakt de bouwzich geen zorgen over de grondstof-fenvoorziening op lange termijn;- toepassing van lokaal vrijkomendematerialen biedt kwantitatief onvol-doende perspectief om het tekort aangrind te compenseren.Hergebruik en nuttige toepassing vanrestprodukten zullen slechts van degrond komen als dit vanuit het afval-stoffenbeleid sterk wordt gestimuleerd.De huidige ontwikkelingen rond de re-gelgeving belemmeren juist deze toe-passingen. Hierbij wordt op de verant-woordelijke bestuurders een dringendberoep gedaan om helderheid in beleid.Anders zal binnen enkele j aren de infra-structuur voor ge?mporteerde materia-len tot stand zijn gekomen en kunnenmaterialen die wij kwijt moeten en diemogelijk toepasbaar zijn, slechts tegentorenhoge subsidies worden ingezet.Technische situatieOp het gebied van de traditionele mate-rialen zand en grind is in de loop van velejaren ervaring opgedaan. We kunnenmet deze materialen dan ook mengselsen constructies ontwerpen met eenvoorspelbare kwaliteit en levensduur.Het vervangen van deze traditionelematerialen door andere roept vragen opten aanzien van de duurzaamheid.Het zonder meer overnemen van debuitenlandse ervaringen lijkt in eersteinstantie eenvoudig. Toch zitten hierenkele adder(tje)s onder het gras. Over-name van de volledige mengselsamen-stellingen zal tot de uitzonderingen be-horen. Men zal altij d trachten om zoveelmogelijk gebruik te maken van de opdat moment geldende plaatselij ke situa-tie. Men zal blijven zoeken naar de meesteconomische combinatie van materia-len die voldoen aan de technische eisenen die passen binnen de ervaringswe-reld.Ook de mogelijkheden van producen-ten liggen binnen de grenzen die demarkt hieraan toekent. Bij het uitgevenvan CUR-aanbeveling 13: 'Gebrokenharde kalksteen als grof toeslagma-teriaal voor beton', moesten graderings-eisen worden opgenomen. De Neder-landse graderingseisen zijn gebaseerdop rond grind. Kalksteen is echter eengebroken materiaal. Het zonder meerovernemen van de gradering zoals dievoor grind geldt, zou zeker tot verwer-kingsproblemen leiden. Dit was ??n vande aspecten die op voorhand tot emotio-nele weerstanden leidden, maar ook di-rect onderkend werd.Veel belangrijker zijn echter nog de vra-gen over de vergelijkbaarheid van dekwaliteit.Het volledig overnemen van de eisenvan het land van herkomst, in dit gevalBelgi?, paste niet binnen de Nederland-se situatie. In Belgi? wordt de kalksteenvoor meer doelen dan alleen beton-mengsels geproduceerd. De groevenhebben daar hun proces op afgestemd,evenals de producenten van beton.Daarom heeft de CUR gekozen voor de18 Cement 1990 nr. 5Tabel 2Invloed kostprijs aggregaat op de markt.kosten per m3betontraditioneel alternatief1100 kg grind ?/ 15,- / 16,501100 kg ge?mporteerde steen ? / 25,-- / 27,50750 kg zand ? / 6,- 4,50 / 4,50320 kg cement ? 160,- /51,00 51,00/ 72,00 / 83,00Belgische graderingen, echter bepaaldvolgens de Nederlandse zeefmaten.Deze pragmatische oplossing kan al optermijn tot conflicten leiden. Hoe dienter te worden gehandeld met graderings-eisen voor gebroken steen uit Duitsland,Frankrijk of wellicht Groot-B rittanni??Is het echt onwaarschijnlijk dat er grotehoeveelheden gebroken steen uit Fin-land, Australi?, Afrika of Zuid-Amerikaworden aangeboden? Dient er voor elkland een aparte set bepalingen te ko-men?Dit is slechts'een voorbeeld van ??n ka-rakteristiek voor ??n materiaal.De oplossing in Europees verband lijktsimpel: Pas in Europa ??n set zeefmatentoe. In het navolgende zal worden be-sproken hoe hieraan wordt gewerkt enwelke problemen zich daarbij voor-doen.RegelgevingOp nationaal gebied bestaan er vele vor-men van regelgeving. De eerste is de re-gelgeving zoals de opdrachtgever dezeop basis van eigen keuze hanteert. In ditverband mag het begrip opdrachtgeverzeer ruim worden ge?nterpreteerd.In het verleden is duidelijk gewordendat harmonisering van regelgevingnoodzakelijk is. Het hanteren van wille-keurige regels leidt tot kostenverhoging(per opdrachtgever produceren is duur)en tot fouten in de bouw (controle is,voorzover al mogelijk, kostbaar en leidtalleen daardoor al tot onvoldoende con-trole).Hiermee mag zeker niet alle regelge-ving die tot deze categorie behoort, alsinferieur worden beschouwd. Lokaleheiformules, gebaseerd op jarenlangeervaring, zijn tot op de dag van vandaagzeer goed bruikbaar. Bijna mag het be-grip 'wetenschappelijk verantwoord'hieraan worden toegekend.Over het algemeen zijn uniforme regelsgewenst.Groepen van producenten en afnemerszijn op diverse gebieden gekomen totafspraken over regelgeving. Mede hier-toe zijn overlegplatforms als CUR enCROW ontstaan waar, na onderzoek,voorstellen voor regelgeving wordengedaan. Na voldoende ervaring en inonderling overleg worden de voorstel-len verheven tot aanbeveling of stan-daardbepaling.Een ander instituut in dit verband is hetNNI. In het NNI komen partijen bij el-kaar om normen vast te stellen. In demeeste gevallen wordt eerst een norm-ontwerp uitgegeven, dat na enige jarenervaring en verwerking van ontvangenkritiek tot norm wordt verheven.Essentieel in regelgeving is de status diehieraan wordt toegekend, of: 'wat ge-beurt er als iemand zich er niet aanhoudt?' Ten aanzien van de aanbeve-lingen is het al diverse malen voorgeko-men dat bij schadegevallen de rechterhet oordeel baseerde op het al dan nietvolgen van de desbetreffende aanbeve-ling. Dit past in het begrip 'men had be-ter moeten weten'.Verder is het van belang dat in de werk-groepen of commissies personen zittinghebben die namens georganiseerde ach-terbannen kunnen spreken en, iets datin de praktijk soms wordt vergeten, deachterban regelmatig van de onderhan-delingsresultaten op de hoogte houden.De regelgevende instituten hebbendaarom reglementen waarin nauwkeu-rig omschreven staat waar commissiele-den aan moeten voldoen. Zo worden inNNI-commissies in de eerste plaats per-sonen op basis van hun kennis benoemd.Vervolgens dienen leveranciers/produ-centen, opdrachtgevers en opdrachtne-mers (uitvoerenden) erbij te zijn betrok-ken.Dit biedt aan alle partijen zekerheidover hun verantwoordelijkheid over detechnische eisen waaraan moet wordenvoldaan bij het bouwproces.In dit verband moet erop worden gewe-zen dat de hoeveelheid regelgevingsteeds verder toeneemt. In het voor-gaande is daarom bewust gekozen voorde beperking tot technische regelgevingvoor bouwmaterialen. Zou de regelge-ving worden uitgebreid met uitvoering,arbeidsomstandigheden of administra-tieve bepalingen, dan duizelt het hele-maal. Een uitzondering op de beperkingtot technische regelgeving wordt ge-maakt voor de milieuhygi?nische regel-geving voor bouwstoffen.Milieuhygi?nische regelgevingBij het zoeken naar alternatieven voorschaarser verkrijgbare materialen alsgrind, ontkomen we in Nederland nietaan verkenning van de mogelijkhedenvan materialen die niet specifiek voor debouw zijn gewonnen; de 'niet natuurlij-ke' materialen. Van veel van deze mate-rialen is het bekend dat zij door samen-stelling en uitlooggedrag invloed kun-nen hebben op de omgeving.Het zonder meer toepassen van dezematerialen is onverantwoord. De grenstussen verantwoord en onverantwoorddient te worden getrokken. Bij het trek-ken van deze grens is in de eerste plaatskennis van het milieu vereist. Of andersgezegd: wat zijn de effecten van toege-nomen concentraties elementen en ver-bindingen voor flora, fauna en de mens?Biologen en artsen dienen deze effectenaan te geven. Vervolgens dienen technicite bepalen wat er in concrete situatiesgebeurt. Dus welke elementen en ver-bindingen komen in een bepaalde situa-tie in het milieu terecht.BouwstoffenbesluitDoor de toename van de afvalberg en dedruk op het hergebruik en het toepassenvan restprodukten, is de roep om regel-geving op milieuhygi?nisch gebied zeersterk geworden.Tijdens het symposium 'WegenbouwBaanbrekend' op 2 en 3 november 1988te Rotterdam is als ??n van de grootstebelemmeringen voor hergebruik entoepassing van restprodukten in de we-genbouw, het gebrek aan adequate re-gelgeving op milieuhygi?nisch gebiedgenoemd. Dr. J.H. Dewaide zegde daarnamens de Minister van VROM toe,binnen een halfjaar met het 'Bouwstof-fenbesluit' als Algemene Maatregel vanBestuur in het kader van de Wet Bo-dembescherming te zullen komen. Indit Bouwstoffenbesluit zouden de aanbouwstoffen te stellen milieuhygi?ni-sche eisen worden vastgelegd.Helaas is bij de voorbereiding van hetBouwstoffenbesluit pas vlak voor deformele fase van commentaar de reactievan de civieltechnische bouwwereld ge-vraagd. De vele, vaak emotionele, reac-ties uit de bouwsector hebben er toe ge-leid dat het Bouwstoffenbesluit nogsteeds (begin 1990) niet voor publiekcommentaar kan worden uitgebracht.Gebleken is dat medici en biologen nogCement 1990 nr. 5 19MATERIALENover onvoldoende informatie beschik-ken om de grenzen te bepalen tussenwat wel en wat niet aanvaardbaar is.Waarschijnlijk is het milieu-effect vande toepassing van materialen in de(vooral wegen)bouw minimaal ten op-zichte van de gevolgen van het gebruikvan het gebouwde voor het milieu.Toch blijft de vraag of een bepaalde toe-passing wel of niet aanvaardbaar is alseen zwaard van Damocles boven debouwsector hangen. Effecten van mi-lieuhygi?nisch onaanvaardbare bouw-stoffen sijpelen langzaam door. Iedereenweet dat de gevolgen van ons handelenin het verleden pas vele j aren later merk-baar worden. En wie wil over enkele ja-ren het gevoel hebben verantwoordelijte zijn voor de vervuiling van ons mi-lieu? De reacties op het ondeugdelijktoepassen van bijvoorbeeld lijmen in dewoningbouw leveren voor sommigebouwkundigen nu nog nachtmerriesop-is deze angst terecht? Helaas wel. Wiekon indertijd bevroeden welke effectenaanpassingen aan het veevoer zoudenopleveren op de drinkwaterkwaliteit?En de effecten van het open toepassenvan grote bergen afvalverbrandings-slakken achtte geen mens bezwaarlijk.Anderzijds moeten wij ons realiserendat de stoffen in de resten van een vuil-verbranding vaak niet meer zij dan eenconcentratie van algemeen voorko-mende stoffen, ook in materialen dierechtstreeks in de natuur voorkomen.De concentraties zijn echter het be-zwaar. Een hoge concentratie arsenicumleidt tot de dood. Lage concentraties ar-senicum zijn (samen met andere mine-ralen) noodzakelijk voor een goede ge-zondheid. In de homeopathie wordt ar-senicum, na een nauwkeurig omschre-ven proces van vele verdunningen, ge-bruikt als geneesmiddel.Hiermee wordt enerzijds aangegevendat de nodige voorzichtigheid moetworden betracht, maar anderzijds dui-delijk gemaakt dat het leven doorgaat enbeslissingen moeten worden genomen.Het uit de weg gaan van risico's kon niet,kan niet en zal ook in de toekomst nietmogelijk zijn. Het enige dat wordt ge-vraagd is op basis van de huidige kennisen inzichten tot zo verstandig mogelijkebesluiten te komen.Te pleiten is daarom voor het zo snelmogelijk uitbrengen van een milieuhy-gi?nische aanbeveling, een vorm waar-mee de bouwsector een traditie van velejaren heeft.Europese normeringDe Europese Commissie heeft CEN(Centre Europeen de la Normalisation)aangewezen als het platform waar Euro-pese regelgeving wordt vastgesteld.CEN is een particulier instituut, waarinde nationale normeringsinstanties zijnvertegenwoordigd. Voor Nederland isdat het NNI te Delft. Naast de landenvan de EG zijn ook Noorwegen, Zwe-den, Finland, Oostenrijk en Zwitserland(de landen behorend tot de EFTA: Euro-pean Free Trade Association) lid vanCEN.Bij de besluitvorming binnen CEN heb-ben de grote landen als Duitsland enFrankrijk 10% en de kleine landen alsNederland en Portugal 5% van de stem-men.Om de activiteiten van CEN draagvlakte geven hebben de leden van CEN zichenige verplichtingen opgelegd, zoals:- een onderwerp dat bij CEN in behan-deling is genomen kan niet meer door??n van de landen op nationaal niveauworden opgepakt; het zogenaamde'stand still'-besluit. Onderwerpen dieal op nationaal niveau in behandelingzijn hoeven niet te worden gestaakt;- resultaten in CEN-verband dienendoor de nationale normerings-instituten te worden overgenomen.Het NNI heeft voor de invulling vanhaar taak op het gebied van de bouwcontact met de stichtingen CUR enCROW over de inhoudelijke begelei-ding op het gebied van bouwstoffen.In CEN-verband zijn inmiddels enkeleTC's (Technical Committees) actief,waarvan de resultaten invloed op deNederlandse bouwsector hebben. Tenoemen zijn:TC 51 Cement;TC 104 Concrete;TC 154 Aggregates.Verder vallen ontwikkelingen te mel-den die als EVN (Europese VoorNorm)worden voorbereid, zoals EVN 206 'Be-ton'. Deze Europese voornorm kan wor-den vergeleken met de VoorschriftenBeton Technologie (VBT 1986) en deVoorschriften Beton Uitvoering (VBU1988).Een Europese norm dient door de lid-staten van de EG en de landen van EFTAdie er mee hebben ingestemd, te wordenovergenomen. Een EVN kent een perio-de van maximaal vijfjaar waarbinnenstudie en aanpassing van nationale re-gelgeving kan plaatshebben. Na deovergangsperiode wordt de voornormtot norm verheven.Sinds 1975 wordt er gewerkt aan eenaantal basisdocumenten voor het stelselvan normen: de Eurocodes (EC's). DeEurocodes richten zich op het construc-tieve aspect van de bouw en vertonengrote overeenkomst met de Nederland-se TGB's. Verliep de ontwikkeling vande EC's in eerste instantie traag, in 1989is een opvallende versnelling in devoortgang bereikt Verder mag wordenvermeld dat de Europese commissieheeft bepaald dat de Eurocode's bij CENworden ondergebracht. Binnen CENbestaan plannen om voor de EC's eenaparte TC op te richten.Een aantal nauw bij de ontwikkeling be-trokkenen hebben verslag gedaan op dedoor de Betonvereniging in samenwer-king met CUR en STUTECH geor-ganiseerde studiedag op 13 juni 1989.Kortheidshalve wordt voor de stand vanzaken op het gebied van regelgevingvoor de betontechnologie verwezennaar het verslag van deze studiedag [1].Slechts voor twee opmerkingen wordteen uitzondering gemaakt.1. Uitgangspunt van de Europese regel-geving is toetsing aan de gevraagde pres-tatie.Dit is niet vreemd, ook de RAW-syste-matiek gaat hier van uit. Ook op Euro-pees niveau bleek dat controle op helogenblik dat het gebouw of de weg ge-reed is, tot ongewenste situaties leidtDaarom worden er ook tijdens de bouweisen gesteld.2. Te laat = te laat.Deze vergelijking liet prof.ir. B.W. vander Vlugt zien. De betekenis is de vol-gende: De bouwsector is relatief sterkgesegmenteerd. Slechts zeer weinigenzullen zich verantwoordelijk voelenvoor de complete sector. Op het mo-ment dat in 'Brussel' wordt besloten eenstuk regelgeving op te pakken, moetende Nederlandse vertegenwoordigersdaar direct met de j uiste mensen contactop kunnen nemen om het belang te be-oordelen.Onderwerpen kunnen van zo groot be-lang zijn, dat het gewenst is het voorzit-terschap en het daaraan gekoppelde se-cretariaat te claimen. Ondanks dat ditformeel onafhankelijke posities zijn,blijken de meningen van deze twee zeerdominant bij de besluitvorming. Ditvoor wat betreft het voortraject.Vervolgens worden allerhande vergade-ringen belegd, verspreid over heel Euro-pa, en wordt een stuk tekst gepubliceerd.Reageren in deze laatste fase is uiteraardmogelijk, maar de kans op honorering isuiteraard nihil.Prof. van der Vlugt noemde in dit ver-band de voortgang van ENV 206, waar??n van onze bedrijfstakken het nietmee eens was. Voor de ENV was hetcommentaar te laat. Hiervoor is al aan-gegeven dat in een voornorm nog wijzi-gingen kunnen worden verwerkt, maarmet 5% van de stemmen moetj e het daarniet op aan laten komen; de kansen zijnnihil! Op Europees niveau gaat men ge-woon door.Waarom deze zeer uitgebreide en mo-gelijk langdradige aanloop?Voor de bouw en wegenbouw wordende resultaten van TC 154 'Aggregates'van groot belang. Nederland is het enigeland dat een groot tekort heeft aanagrega ten van natuurlijke herkomst,groter dan 2 mm. Verder is in geen vande andere landen het probleem van hetstorten van afval zo groot, of anders ge-zegd: de druk op het hergebruik en detoepassing van (industri?le) restproduk-ten.Omdat TC 154 nog maar kort geledenis ingesteld, in de taakomschrijving isaangegeven dat het resultaat in 1992moet worden voorgelegd, de activitei-ten aansluiten bij onze afvalstoffen- engrondstoffenproblematiek en alle par-tijen in de bouwsector hiermee te ma-ken krij gen, worden aan de hand van TC154 de activiteiten van CEN nader toe-gelicht.Organisatie TC 154 'Aggregates' ende Nederlandse inbrengTechnical Committee 154 kent:- plenair overleg;- voorzittersoverleg;- 6 sub-groepen;- 8 taakgroepen.Voor al deze commissies moeten men-sen bereid worden gevonden om hier-aan deel te nemen. De aan deze verte-genwoordigers te stellen eisen zijn zeerhoog. Ze dienen naast voldoende inhou-delijke kennis ook te beschikken overvaardigheden in het onderhandelen,kennis te hebben van de effecten op deNederlandse concurrentiepositie, maarook nog namens een voldoende grootdraagvlak uit de maatschappij kunnenoptreden. Met andere woorden: het be-kende schaap met de vijf poten.Het NNI, als formele Nederlandse ver-tegenwoordiger, heeft in samenwerkingmet CUR en CROW gezocht naar demeest effici?nte structuur. Hierbij is na-drukkelijk gekeken naar bestaandecommissies en werkgroepen, die alsklankbord voor de vertegenwoordigerszouden kunnen dienen. Uit deze groe-pen zou mogelijk gerecruteerd kunnenworden of een geschikte kandidaat zouhierin opgenomen kunnen worden.Daarnaast bleek het gewenst om een co-?rdinerende stuurgroep voor de Neder-landse inbreng te formeren.Tijdens de zoekactie bleek dat in ver-schillende situaties het scala van te be-spreken onderwerpen dermate breed is,dat meer vertegenwoordigers gewenstzij n. Dat dit geen uniek Nederlands ver-schijnsel is blijkt uit de samenstellingvan de delegaties uit de andere landen.De commissies en het aantal Neder-landse afgevaardigden zij in een afzon-derlij kader weergegeven.FinancieringHoe de financiering moet worden gere-geld is nog niet bekend. Alleen al wat be-treft reis- en verblijfkosten mag er vanworden uitgegaan dat er per vergade-ring en per persoon 1.500,- wordt uit-gegeven. De totale begroting van de Ne-derlandse deelname aan TC 154 be-draagt / 350.000,-!Conclusies1. De Nederlandse grindvoorzieningkan niet meer in de behoefte voor-zien.2. Alternatieve c.q. secundaire materia-len kunnen slechts voor een deel hettekort opvangen en zullen alleen in-gang vinden indien vanuit het afval-stoffenbeleid duidelijk stimulansenCement 1990 nr. 5 21MATERIALENworden gegeven.3. Macro-economisch gezien is toena-me van de kostprijs bij het meest durealternatief, import van gebroken na-tuursteen, beperkt.4. Het opstellen van een milieuhygi?ni-sche aanbeveling door het Ministerievan VROM is op korte termijn nood-zakelijk.5. Regelgeving, zowel milieuhygi?nischals civieltechnisch, vraagt nog veel in-spanning, maar leidt de komende ja-ren tot grote veranderingen bij dekeuze vobr de grondstoffen.Literatuur1. Europese en Nederlandse regelge-ving voor betontechnologie. S & E - pu-blikatie 28, Betonvereniging, Gouda,1989.2. De toekomst van wegverhardingenmet asfalt tot 2010. Uitgave nr. 18,VBW-Asfalt, Breukelen, 1989.3. De zand- en grindbehoefte in Neder-land in de periode 1989 - 2000. Beton-vereniging, Gouda, 1989.4. Resten zijn g??n afval (meer) - Pri-mair gebruik van secundaire materia-len. Publikatie 17, CROW, Ede, 1989.5. Statistische gegevens over de bouw.Ministerie van VROM, 1988.6. Grindvervangend toeslagmateriaal,Betoniek, januari 1990.Organisatie TC 154 'Aggregates' en de Nederlandse inbrengTC 154Het comit? waar de offici?le vertegen-woordigers de norm vaststellen. Hierinhebben tevens de convenors (letterlijkevertaling: bij eenroepers) van de sub-committees zitting.Nederlandse vertegenwoordiging: 3personen.Chairmans panelVergadering van voorzitters van de sub-committees. Hier vindt de onderlingeafstemming van de sub-committeesplaats.Nederland is hierin vertegenwoordigdvia de voorzitter van Sub-committee 1,Aggregates for mortars, ing. . Souwer-bren.Nederlandse stuurgroep co?rdinatie CENTC 154Om al deze activiteiten te co?rdineren ishet noodzakelijk ook in Nederlandoverleg te plegen. In overleg tussen NNI,CUR en CROW is nagegaan hoe dit zoeffici?nt mogelijk kan plaatshebben.Veel vertegenwoordigers hebben zittingin nationale werkgroepen en commis-sies, waardoor zij elkaar regelmatig ont-moeten en afspraken over standpuntenkunnen maken. In onderstaande groepzijn alle vertegenwoordigingen inge-bracht:ing. J.P. van den Elshout,CUR-commissie VC 24;ir. C.J.W. Hooykaas,CROW-werkgroep funderingsma-Sub-committees'Werkgroepen' waar onderdelen van denorm worden besproken en vervolgensaan de TC-plenair worden aangeboden.TC 154 kent 6 sub-committees:terialen;ing-J? de Jong,CUR-commissie VC 13;ir. AL. Korteweg,CUR-commissie VC 24;ing. C. Souwerbren, Convenor SC 1 ;SC 1 Aggregates for mortars;SC 2 Aggregates for concrete;SC 3 Bitumen bound aggregates;SC 4 Unbound and hydraulic boundaggregates;SC 5 Light weight aggregates;SC 6 Test methods.In de Sub-committees zijn 13 Neder-landse afgevaardigden vertegenwoor-digd.TaskgroupsDe sub-committees kunnen aan detaakgroepen inhoudelijke vragen voor-leggen. In de meeste gevallen betreft ditonderwerpen die voor meerdere sub-committees van belang zijn. TC 154kent 8 task groups:TG 1 General;TG 2 Geometrical aspects, require-ments;TG 3 Strength and other physical re-quirements;TG 4 Chemical requirements;TG 5 Sampling and precision;TG 6 Geometrical test methods;TG 7 Strength and other physical testmethods;TG 8 Chemical test methods.In de Task Groups is in eerste instatie ??nafgevaardigde per group betrokken. Af-hankelijk van het onderwerp kan dezezich door een ander laten assisteren.ing. RRM. Verbeek;ir. W. Walters, NNI;ir.J.O. Zijlstra, CROW;dr.ir. Ch. E Hendriks, CUR.22 Cement 1990 nr. 5
Reacties